lEIltlBifattlll
'Tweede Blad.
Zaterdag 15 October 192!.
Goddelijke lankmoedigheid.
Daarom, zie. Ik zal u verza-molen
tot havo vaderen, en. gij zult met
vrede in uw gr ai verzameld worden,
'en uwe oog>en zullen al het kwaad
niet zien, dat Ik over dozo plaats
brengen zal.
2 Koningen 22 20.
Gods lankmoedigheid over zondaren is
groot. Zoowel over elk in het bijzonder als
'over een/ zondige wereld in haar geheel en
'over een zondig volk, dat Hem tot 'toorn
■verwekt. Eerst moet naar zijn heilig en
rechtvaardig oordeel de maat der onge
rechtigheid vol zijn, en/ dan niet eerder,
•maar ook niet later laat Hij zijn straf
fende roede op den schuldige neerkomen.
In al Gods gerichten treft -u -telkens
iwocr dat Goddelijk geduld, dat wacht en
nog eens wacht
Zoo was het in de eerste wereld voor den
zondvloed. Zoo was het tegenover de on
gerechtigheden van Sodom en Gomorrha.
JZJo© was het ten opzachte van Farao enten
iKpzichte van de volkeren, die Kanaan be
loonden.
Zoo deed de Heere jegens zijn volk "Is
raël, eer Hij het overgaf in de macht en
het geweld van hun vijanden.
Zoo doet God eeuiw in, eeuw uit. Ook in
deze -onze eeuw. f
Van die lankmoedigheid Gocte is eer* dui
delijk en krachtig blijk het antwoord,
dat de Heere door de profetes Hul da gaf
aan Josia, den/ laatsten godvreezende ko-
yning van Juda, toen' hij 'door haar des
Hoeren Woord vroeg over de oordeelen,
die in het wetboek van Mozes gedreigd
werden over het volk, indien zij do gebo
den des Heeren verlieten.
'Uit de geschiedenis, gelijk die ia de
boeken der Koningen ent der Kronieken be
schreven staat, is bekend, dat bij het her-
Mei van den Tempel, waartoe de -koning
last, had gegeven, het wetboek werd ge
vonden.
Dit was blijkbaar sinds langen tijd ver
loren -geraakt. Niemand wist of het zich
nog onder den/ tempel-invoentaris bevond.
En zoo er al waren, die dit meenden te
weten, dan wisten zij tobh niet te zeggen,
waar het gezocht moest worden.
Van den inhoud was men al even) on
kundig. En toen Josia het 'hoorde lezen,
ging hem een. geheel nieuw licht op over
derj hachelijtoen toestand, waarin het volk
zich bevond, zoodat hij in hevige ontroe
ring zijn kleed eren scheurde.
Wij kunneni ons zoo iets nauwelijks
Voorstellen, omdat na het Woord Gods
door den druk zoo veelvuldig is verbreid,
«Jat een spoorloos verdwijnen daarvan een
voudig onmogelijk is.
Maar vergeet niet, dat van de Heilige
Schriftuur des Ouden Testaments nog
slechts een gedeelte bestond, enj dat deel
was niet in een bündel verzameld', maar
was nog allerwege verspreid. Alleen de
eerste bijbelboeken, de vijf van Mozes
■'(misschien met het boek Jozua erbij) be
stonden als één geheel. Maar ook die waren
niet onder ieders bereik. En do geestelijke
kennis, die het volk bezat, was schier uit
sluiten/cl vrucht van mondelinge overleve
ring en van het onderricht der profeten.
Zoo verklaart zich te eerder de verslap
ping in den dienst des Heeren en de af
wijking van des Heeren geboden.
En zoo is het ook te verstaan, -dat de
vrome koning Josia wel naar de kennis,
die hij van den dienst des Heeren/ had, den
Tempel deed zuiveren en herstellen; maar
dat toch tegelijk het teruggevonden Wet
boek van Mozes hem dingen deed hooren,
idie hij nooit gehoord had".
Hierover wordt zijn hart week. .Hij ziet
zicli met zijn volk onder het oordeel Gods
liggen. De zonde en de schuld voor den
Heere is veel grooter. dan hij wist.
En nu verschuilt hij zich niet achter on
wetendheid. Hij tracht ook niet de schuld
van zich en/ zijn volk te verkleinen door
in die -onwetendheid eenige verschooning
te zoeken. Neen, hij gevoelt zich diep ver
slagen onder de schrikkelijke tegenstel
ling iusscbera \v,at de Wet des Heer.cn/ on
der bedreiging van zoo •schrikkelijke straf
fen eischt .en wat de toestand van land su
voilk era heiligdom te aanschouwen geeft:
„Want do grimmigheid des-Hoeren is groot,
dewelke tegen ons aangestoken is, om
dat onze ouderen niet gehoord hebben
naar de woorden dezes hoeks om te doen
naar alwat voor ons geschreven isi"
(vs. 13).
Maar ook, zonder tot wanhoop te ver
vallen, laat hij aanstonds den Heere vra
gen, of er nog (om liet u maar eens m-et de
voordon van onzen Catechismus te zeggen)
eenig middel is deze straffen te ontgaan
era wederom tot genade te komen.
»-
Het antwoord1 is, dat het kwaad niet
meer is af te wenden: het. oordeel komt
'zeker. Het is te laat; niets kan dit volk
meer roden van den ondergang. De zonde
is to hoog geklommen; en daarom, zegt de
Heere> „zall mijne grimmigheid aange
stoken worden tegen deze plaats, en/ niet
uitgebluscht" worden" (vs. 17).
Doch zelfs hier maakt de Heere nog
plaats voor zijn lankmoedigheid. Omdat
Josia zich onder het Woord Gods heeft
verootmoedigd, zal de Heere dat kwaad in
zijne dagen niet brengen. En de Heere
laat hem zeggen, dat Hij hem hierin ver
hoord heeft. Zijn verootmoediging is niet
le vergeefs noch zonder vrucht.
„Ik zal u verzamelen tot uwe vaderen,
era gij zult met vrede in uw graf verza
meld worden, en. uwe oogen zullen al het
kwaad niet zien, dat ïk over deze plaats
brengeni zal".
En mi zei de Koning met kracht zijn re
formatie door. En daaruit blijkt de op
rechtheid van zijn verootmoediging.
E-vtenrrain als hij wariihopig werd' bij het
hooren van Gods oordeelen, evenmin werd
hij' door de belofte van Gods lankmoedig
heid zorgeloos.
w t
Wij verstaan het wel, dat niet Josia's
boetvaardigheid de oorzaak van Gods
lankmoedigheid was, era dat ze niet het
oordeel heeft vertraagd. Hoe toch zou een
mensch God bewegen?
INeen, deze koning en zijn godsvrucht
was een; gave yan Gods lankmoedigheid
aan het volk des Heeren. Nog dertien) ja
ren daarna spaarde de Heere Jeruzalem en
Juda onder zijn regeering. En eerst na
zijn dood kwam het lang gedreigde en ten
volle verdien/do oordeel.
Maar de godsvrucht van dezen! koning
is d&n toch het middel geweest, waar
door de Heere zich heeft willen laten
weerhouden om het oordeel eerder te la
ten komen. En de Heere heeft zijn gods
vrucht willen belooiien, in de verhooring
van zijn ootmoedig smeekgebed. Hij heeft
het kwade niet gezHen.
Wat dunkt u; heeft dit exempel ook
voor Neerlands volk niet wat te zeggen?
Eh och, of er bij allen, die den| Heere
kennen, die verootmoediging werd gevon
den), waaraan de Heere de hetooning van
'Zijn lankmoedigheid wil verbinden!
NAAR HUIS.
"Wanneer de pelgrim doolt door ongastvrije dre
ven,
Grijpt hem een nieuwe heimwee aan naar va-
derlandsch© kost.
Déér, in den vriendenkring, zal hij eerst waar-!
lijk leven,
Déar wacht hem eigen haard «n lang ontbeerde
ru6t!
O troost, o vreugd, ale hij den blijden dag riet
blauwen,
Die hem tot de afreis roept! Het anker wordt
gelicht,
De koelte vult het zeaL Gezegende landouwen,
Goddank, hij heeft in 't eind uw kusten. in
't gezicht!
Waarom dan Mopt uw borst zoo weinig van ver
langen
Naar *t Hemelsei Vaderland, gij arme Kara
vaan,
Die zwobgt door 't stof dee doods met tranen
op de wangen?
Wat trekt uw hart dan toch in 't Land der
vreemden aan?
Houd moed! geloof en hoop! Haast wordt de
kust gevonden:
Maar kort is de overtocht. Uw hulk jen wan
kelt niet:
Uw Vader zit aan 't roer. Do rust van zorg en
zonden,
Do gr-oote Zaligheid verbeidt u in 't verschiet!
O Stuurman op den stroom van dood en lovoix
beide,
Wek Gij de zielzucht op naar de Eeuwgo
Lustwarand
Geef ons Uwe, Engk-n mee tot vriendelijk geleide,
En roep on6 't welkom toe in 't ware Vader
land!
Ten K a t o.
Uit de Pers.
De pauselijke nuntius.
Over dit onderwerp schrijft Prof:. H. H. Kuy-
per, 'die thans zijn arbeid aan de Heraut weer
heeft hervat liet volgende:
Het optreden, van den pauselijken nuntius bij
ons hof, was het natuurlijke gevolg daarvan,
dat onze Regeeiüng een vasten gezant accredi
teerde hij het Valioaan.
Dat er tijdens don oorlog aanleiding was
inet het oog op de vredesaotie, die van den
Paus uiiigii/ng en waarbij ook Nederland zooveel
•belang had, om tijdelijk een gezant bij den Paus
to 'benoemen, zullen we niet betwisten, al is
achteraf wel gebleken, dat de beteekenis van
den Paus bij deize vredesaotie verre overschat
is. Maar daA ex, toen de vrede gesloten was,
reden bestond, om dit tijdelijk gezantschap in
een vast gezantschap om te zetten, is ons nim
mer duidelijk geworden. Het ds dan ook de
vraag, of wanneer de f-ormateur van dit Kabi
net zelf niet tot de Roomschéh kerk had be
hoord en bet herstel van dit gezantschap bij
den Paus niet zulk een hartewensch der Room-
schen ware geweest, de Regeering wel uit
loirtor politieke motieven tot het blijvend maken
va® dat gezantschap had. besloten. Voor een
natie, waarvan het grooter deel Protestantsch
is, schijnt het. onderhouden van een gezant-
'Schap hij het opperhoofd der Roomsche kerk
toch altoos een min of meer scheeve positie
mee te brengen. Rij den Sultan van Turkije le
vert dit geen bezwaar op, omdat deze een we
reldlijk vorst is, gebiedt oveT een eigen land en
tegelijk het geestelijk hoofd is van de Moham
medanen, wier -aantal in onze koloniën zoo
groot is. Maar de moeilijkheid schuilt juist
daarin, dat de Paus zulk een w-ereldilijk gebied
niet meer bezit, zelfs het paleis, dat hij be
woont, alleen in bruikleen heeft ontvangen, en
de macht, die van hem "uitgaat en die onge
twijfeld zoor groot is, niet berust op zijn we
reldlijk, maar alleen op zijn geestelijk gezag
als hoofd der Roomsche kerk. Terwijl onze
Regeering er niet over denken zou een Mo
hammedaan als gezant bij den Sultan te be
noemen, en onze gezant te Constantinopel zich
niet ^onderwerpen zou aan bet ceremonieel voor
Mohammedanen voorgeschreven bij de audiën
ties van den Sultan, heeft ieder wél gevoeld,
hoe vr cxr een gezant bij het Valioaan alleen een
Roomsche in aanmerking kan kooien. De
eisöhen door het Pauselijk ceremonieel gesteld,
kunnen door -een Prot. ©taal niet worde® ver
vuld, of er zou voor hem afzonderlijke dispen
satie moeten werden verdoend. Hrt feit, dat de
Pans zich niet alleen beschouwt als het hoofd
der Roomsche Kerk, maar als stedehouder
van Christus, wien daarom alle macht cok
over vorsten en koningen is geschonken,
maakt dat voor oen Protestant, bij alle eer
biediging van wat de Pausen op sociaal en
ander "-gebied voortreffelijks hebban, geleverd,
de aanraking met •dat Pauselijke hof zoo moei
lijk is, wanneer hij zijn 'beginsel niet wil ver
loochenen.
Gebleken is -dit ook nu weer door de wijze,
waarop de Pauselijke nuntius is opgetreden
eerst aan ons Hof, daarna tegenover de andere
gezanten in Den Haag. Reeds het feit, dat de
redle, door den nuntius tot d«e Koningin gehou
den, in de bladen gepubliceerd wérd, be
vreemdt, daar, indien we ons nd-et vergissen,
dit -bij aradore nieuw opgetreden gezanten niet
het geval was. Nog meer 'gaf bet den Protes
tanten aanstoot, dat de. nuntius verklaarde
namens den Paus te spreken, die -omdat hij de
stedehouder -van. Christus was, voor den vrede
ijverde, en verklaarde dat de Paus aan dit ge
zantschap in Nederland bijzonderen Juister had1
willen bijzetten door hem 'tot Aartsbisschop te
vfcrheffen. En nog meer liep de beker van ver
ontwaardiging over, toen bekend werd, dat deze
fcersversdh aangekomen gezant terstond het
dekenschap van alle* gezanten had opgeëischt
op grond' van een geheel verouderde bepaling
van het Werner Congres, die althans in ons
land nooit geldigheid had! bezeten.
Men zal ons zeker niet van antipapisme be
schuldigen, wanneer ook wij tegen dit optreden
van den Pauselijken gezant protest aauteeke-
nen. Het „Handelsblad" moge betveren, dat de
rechterzijde, door vóór de benoeming vam een
gezant bij bet Vatieaan te stemmen, nu zelf de
verantwoordelijkheid! draagt van de minaange-
nazne gevolgen, die hieruit voortvloeien, maaT
deze opmerking is slechts ten deele juist. Want
Zolfs het meerendeel der Roomsche pers erkent,
dat het optreden van den pauselijken gezant
minder gelukkig is geweest en ergerais geven
kon.
I Dat in dit optreden alleen zich openbaren
zou con gemis aail diplomatieken tact, schijnt
ons echter niet juist t-e zijn. Hat toont ons veel
meer, welke geest nog altoos in het Vatieaan
heers ebt. Tn dat opzicht is het optreden van
dezen pauselijken nuntius voor ons een merk
waardig teeken, waarop wel de aandacht mag
worden gevestigd.
KERK EN SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Beroepeö. Te Delft: S. Ronner te Oen©.
GEREF. KERKEN.
Beroepen. Te BerkelJ. A. Verboog te
Willemstad; to S.t Laurens: R. de Jager te
Ooltgensplaat.
Bedankt. Voor Elburg en ZutphenH. Vis
ser to Leeuwarden.
GEREF. GEMEENTEN.
Beroepen. To Gouda: J. Vreugdenhil.
laatst Cbr. Goref. pred. te SHednecht.
Cand. G. van Duinen van Groningen
hoopt Zondag 27 Nov. as. zijn intrede te deen
bij de Goref. Kerk van Zegwaard, na door Ds.
N. Y. van Goor bevestigd te 2ajn.
Ds. D. Boer, die, als we meldden, is be
noemd tot directeur1 der Vereen, van Ned. Pred.
en zich metterwoon in VGravenhage gaat vesti
gen, zal Zondag 16 Oct.. as. afscheid nemen van
zijn Gemeente te Grootobroelc.
Derde predikantsplaats opgeheven.
Bij besluit van het Classicaal BesLuur van
Brielle, goedgekeurd door het Provinciaal Kerk
bestuur van Zuid-Holland, is, op verzoek van
den Kerkeraad te Brielle, de derde predikants-
plaabs aldaar met ingang van 1 Januari 1922 op
geheven.
Raad van beroep.
Naar wij vernemen, heeft Mr. Abr. van der
Hoeven, te Rotterdam, wegens vele ambbtswerk
zaamheden bedankt voor zijn lidmaatschap van
den Raad van beroep inzake de uitvoering van
het reglement op do predikantstractementen. Do
Algemeen© Synodale Commissi© zal dientenge
volge een nieuw dorde lid moeten benoemen in
haar Novembervergadering.
De toga.
Do (Geref.) Groninger Kerkbode schrijft over
-de toga:
„De toga is oen waardig kleedingstuk eh daar
om past t' bij de bediening des Woords. De toga
is een vrouwenkleed, voor do helft een vrouwen
rok, en daarom is zij hoogst waardig. Want in
bet vrouwenkleed heeft do vrouw altijd de be
scherming gezocht tegen do onwaardigheid. Het
eerste kenmonk is waardigheid.
Men heeft wel eens gemeend, dat 't vrouwen
kleed het bewijs was van hare vernedering. Dat
in haar kleed, in de vrouwenrok, zich uitsprak
het minder zijn dan de man.
Maar dit is toch een heel verkeerde beschou
wing omtrent het vrouwenkleed. En dat blijkt
aanstonds uit het eigenaardige feit, dat de man
de vrouwenrok aantrekt, als hij iets .jneer wil
wezen dan ©en man, n.l. als hij verschijnt als
koning, als priester of als rechter.
Do koning komt dan in zijn koningsmantel,
•een vrouwengewaad; do priester in een gewaad
als van do vrouw; een rechter, en in onze ker
ken ook de bedienaar des Woords, in de toga,
de vrouwenrok.
Omdat zich in dat kloodingstuk uitspreekt de
waardigheid, waarin ©cn beecborming ligt van de
positie, die men bekleedt.
En zi© hier nu juist de reden, dat er in onz©
dagen voel voor te zoggen valt als onze predi
kanten weer de toga aantrekken."
Het „hengelen" afgeschaft.
De Kerkeraad der Geref. Kerk t© Rijswijk
besloot de collecten des Zondags voor de kerk
af te schaffen en te vervangen door hot stelsel
van yaste bijdragen, ingaando 1 Jan. a,s. In een
vergadering mot de leden werd deze zaak uitvoe
rig besproken.
„Loopers."
Do Zeis tor Kerkeraad heeft aan de beide
Dienaren des Woords overgelaten, of zij de preo-
ken, die zij in het ééne kerkgebouw gehouden heb
ben, ook in het andere zullen houden, tot bespa
ring van tijd vóór de Dienaren des Woords en
ook tot voorkoming van het heen en weer loe
pen.
Maar als er nu eens menschen zijn, die oen
preek zoo mooi vonden, dat zo die gaarne nog
eens willen hooren, vraagt Dr. do Moor in do
Heraut.
Dan kweekt men weer een nieuw soort loopers
Geweigerde Unie-collecte.
Men schrijft uit Dordrecht: Op do vragen van
het A.-R. raadslid, den hoer Do Visser, omtrent
do weigering tot het houden eener Unie-collecte
voor d© scholen mot den Bijból, deelen B. en W.
thans mede dat het inderdaad juist is, dat de
toestemming tot het houden dor Unie-collecte
door B. en W. is gewoigerd. Daar aan B. en W.
in ©en iet zake ingewonnen advies word m©d«f©J
deeld, dat i>0 pet. van de opbrengst dor collecte
zou werden aangewend tot afbetaling van de
schuld, die rast op d© Christeüjko school san den
Vrieseweg enz. was het collogo vnn oord eed, dat
een dergelijke collect© niet in overescstsmn.'üng
was mot den geest der Lager Onderwijswet 1930,
om welke reden B. en W. meenden bet houden
der collecte niet t© moeten toestaan.
Schoolbouwfcwestic.
Te Woerden besloot de Raad, die onlangs bet
verzoek van het Chr. Schoolbestuur om oen ton
voor den bouw van een 3d© Chr. School te mo
gen ontvangen, afwees, voor een gewijzigd plan
f '8.000 toe te staan. Thans heeft, het School
bestuur aan Ged. Staten bericht dat het zijn be
roep togen het -eerstgenoemd Raadsbesluit in
trekt.
Nodcrlandsch Schoolmuseum.
'Te beginnen met Donderdag 20 October zal
het Nederlandscli Schoolmuseum weder geduren
de de wintermaanden op Dinsdag- en Donderdag
avond va® 7 tot 9 uur geopend zijn. Voor een
gratis bezoek aan het Museum op bovengenoem
de dagen hebben zich ongeveer 250 Oudercom-
missies aangemeld.
Vrije Universiteit te Amsterdam.
Prof. Dr. R. H. Woltjer zal Donderdagmiddag
20 October a.s. met ©en redevoering het recto
raat overdragen aan Prof. Mr. A. An Erna.
De tijden veranderen.
To Witmarsum meet voor de betrekking van
hoofd der gecombineerde school voor L. 0. en
U. L. 0., voor welko betrekking slechte het be
zit van één lagere taalacte, -onverschillig welke,
v.erdt vero'.scht, een herhaalde oproeping plaala
vinden.
Voor oen onderwijzer met twintig dienstjaren
zou hier hot salaris ruim vierduizend gulden be
dragen. En toch©en zeer miniem aantal
sollicitanten, tengevolge waarvan een herbaalde
oproeping moet plaats hebben.
Wel een vorschil met vroeger. Want toen in
188,4 het nu aftredend hoofd benoemd weffd,
waren er 63 sollicitanten en bedroeg bet salaris
negenhonderd gulden, zegge f 900.
Te veel zon?
Gedurende meer dan een jaar, aldus de
„Times," is de gemiddelde temperatuur
van de elke maandi ver boven bet alge-
moera gemiddelde geweest, en/ men heeffc
geconstateerd, dat dit op de menschen
tenslotte een neerdrukkendèn invloed uit-
oe.ferjie mplaats van eera opwekkenden.
Volgens Dr. Benjamin Moore kan te
veel zonnesebdjn een slechten invloed uiU
oefenen, op menscben/ die daaraan niet ge-
fwend zijn. Maar te weinig regen is scha
delijker voor den plantengroei} dan te
veel zon, en. hoewel de men/schen die
kleeren dragen en in buizen wonen uieb
zoozeer als planten blootgesteld zijn aan
regen, lijden zij -toch zonder twijfel onder
een te droge atmosfeer. Do droogte Is evera
abnormaal geweest als de bitte, en heeft
waarschijnlijk een nog gróotoren invloed
gehad.
In een gewoon jaar zouden de verkeer
de resultaten die Pref. Moore aan den: zo
mertijd toeschrijft minder uitgekomea
gijn.
Daarom lijkt het niet wenschelijk de
voordeelen die de zomerbijd zonder twij
fel beeft op te geven door een terugkeer
.tot d-en ouden zomertijd. Bovendien zou-
jfen do nadeelenj volgens do meeaing van
verschillende geleerden1 minder groot zijn
dan Prof. Moore vreest. In elk geval moe
iten Bij niet aan de zon toegeschreven wor
den, maar aan .den geringera regenjval. Het
lis wetenschappelijk mogelijk dat regen-
baden even gezond kunnen/ zijn als zon
nebad-en, era dat het eeer goed voor do
•menschen zou zijn in een. hevige stortbui
'to staan zonder de beschutting van klee
ren.
HET MÏLLIOEN.
32e Verantwoording.
Haze rswo u-de
f 200.^
JleuwOTzijl, 2© storting
97.50
Boriwl (Z.-H.)
325.—
Stad- en Ambt-Dolden
219.50
Apeldoorn
699.28
A. U. t© E.
10.-^
Arribt-Hardenb&rg (0.) 3o storting
880.i
Mijdrecht
135.—
Sloten, 3o storting
200.—!
Mej. C. M. E. K. te L.
25.—
Oegstgeest, 3o storting
400.—
Totaal
3.191.28
31© Verantwoording
529.477.66j
f 532.668.941
De Penningmeester.
S. BAKKER.
FEUILLETON.
STEPHANUS.
Naar het Engelsch van
M. KINGGLEY.
25)
,Hct is to oh nog een' groote som," zeide
zij, terwijl zij verdrietig naar de zilverstuk
ken keek. „Wij zouden er fraaie 'kleederen
voor onszelf van kunnen koopem, of ik zou
ei- oen halssnoer voor kunnen nemen ik
heb er geen."
„Eoht vrouwelijk gesproken en daarom
ook onverstandig," zeide Ananias, terwijl
hij de zilverstukken door zijn vingers liet
'glijden. „Ik zou er een wingerd voor willen
koopen; wij konden dan overvloedig wijn
hebben."
„Niets van dat alles kan gebeuren", zei
de Saffira met een zucht. „Wij moeten hot
geven, want als de Messias zal komen, zal
Petrus zeggen: „Deze lieden hadden land,
veikoohten het, doch gaven ons niets;" dan
zal de Messias ons geen plaats on geen
macht geven."
„Verondersteld, dat Hij niet komt?" zei
do man wrevelig.
„Wij zullen dan toch op 'goeden voet
staan met de apostelen en de rest. Ze roe-
fiea liQdewi allpi owi de etdejjhoiadjghejd
van' Jcxsos. „Welk een man! een heilige!"
zeggen zij. Morgen zullen zij ook over ons
spreken. Wat wij zullen geven is meer dan
zijn armzalig beetje zilver." En de vrouw
'hief uitdagend het hoofd op.
Welnu, ik zal-het gevon."
„Dooh laat niemand iets van het andere
te weten komen," fluisterde Saffira.
„Daar kun je op aan!" zeide de man met
een onaangenaroen lach.
Den volgenden morgen', toen allen vol
gens hun gewoonte bijeengekomen waren,
itraid Ananias bionen, het geld met zich
brengende; Saffira wae tehuis gebleven.
om op den begraven schat te passen
en hij legde hert zilver aan de voeten van
Petrus neer en zeide: „Ik 'heb mijn land
verkocht ten dienste vam den Heere en hier
is de geheele som."
En het velk, al dat geld mende, dat hij
had neergelegd, verbaasde zi-ch over zijn
edelmoedigheid, zeggende: „Joses was een
goed mam, doöh deze hier heeft, een veel
grooter som gebracht."
Doch Potruci richtte zijn doordringende
oogeai op den gever. Hij doorgrondde zijn
ziel en zeide tot hem: „Ananias! waarom
heeft de satan uw hairj vervuld, dat gij den
Heiligen Geest liegen zoudt, cm onttrekken
van den prijs des lands? Zoo het gebleven
piot hot uwe? Ea xerkooht
zijnde, was het niet in uwe macht? Wat i6
het, dat gij deze d/iad in uw hart hebt
voorgenomen? Gij hebt den mensöhen niet
gelogen maar Gode."
En Ananias, deze voorden hooremde, viel
neder en gaf den geest. En er kwam groo-
te vrees over allen die dit hoorden.
En do jongelingen, opstaande, schikten
hem toe, on droegen hean uit en begroeven
hem.
En het was omtrent drie uren daarna,
dat ook zijne vrouw daar inkwam, niet we
tende; wat er geschied was.
En Petrus antwoordde 'haar: „Zeg mij,
hebt gijlieden het land voor zooveel ver
kocht?" En zij zeide: „Ja, voor zooveel."
En Petrus zeido tot haar: „Wat is het,
dat gij onder u hebt overeengestemd te
verzoeken den Geest des Heeren? Zie, de
voeten dargenen, die uwen man begraven
hebben, zijn voor de deux en zullen u uit
dragen."
En zij viel terstond neder voor zijne voe
ten, en gaf den geest. En de jongelingen
ingekomen zijnde, vonden .haar dood en
droegen zo uit, en begroeven haar -bij haren
man.
En er kwam groote vreeze over de ge
heele gemeente, en over allen, die dit hoor
den.
HOOFDSTUK XIV.
Een beker water.
„Dus het kameel is je eigendom niet?"
„Ik heb u reeds gezegd, dat het Abu
Ben Hesed toebehoort, die in de woestijn
van Shur woont Alleen voor deze reis
mochten wij het gebruiken. Ik moet het den
eigenaar teroggeyon, zoodra. ik mijn bood-
sohap verricht heb in gindsohe etad."
De mam staarde den jongen wel een mi
nuut lang vol aandacht aan; oen glimlach
verscheen op zijn gelaat., doch hij wendde
zijn hoofd om, opdat de knaap het. niet zien
zou. „En wat voert je naiar Jerusalem?
Wat kan het zijn? Ben je misschien een
koopman, die fraaie parelen komt uitzoe
keu, of een slavenhandelaar, of misschien
een pelgrim?"
„Wat ik er te doen heb, gaat u niet aan.
Ik heb u een vraag gedaan. Wilt ge voor
het beest zorgen, totdat ik terugkom? Ik
zal er u voor betalen."
De man liet. zijn oog nog eens gaan over
den witten dromedaris; het dier schudde
zijn kop cai al de zilveren bellen van het
zadel rinkelden met heldor geluid. „Ik zal
zorg voor hem dragen," zeide hij, een paar
maal zijn hoofd knikkende, terwijl een
grijnslach zijn gelaat ontsierde. „En wan-
denkt ge terug to keeren?"
„Heden nog. tegen den avond, indien ik
den man vind, dien ik zoek. Zijn naam ie
Jezus. Kunt u mij ook zeggen, waar ik
Hem vinden kan?"
„Er zijn wel twintig mensohen van dicai
naam ia de stad. Memt ge Jozub Baxab-
bas?" en de man lachte luid, alsof zijn
gedachten hean erg vroolijk stemden.
„Is hij een too venaar?" vroog do knaap.
„Een tooYemaar? Bedoelt ge iemand
wien de goden onder een gelukkig ge&tern-
to geboren lieten worden?'
Stellig
„Hoe is uw naam?" weerklonk plotse
ling een helder stemmetje.
„Mijn naam?" zeide de man, verschrijf
opziende. „O, bea jij het., meisje. Mijn naam
is Gestas, kleintje. Waarom vraag jo dat?"
„Opdat wij u kunnen vinden, als wij
van de stad terug komen. Kan de Jezu«
Barrabas, van vien u gesproken hebt,
blindheid genezen?"
„Ben je bliad?"
„Ja, ik ben blind, ik wildo genei on wor-
worden; €fi ik heb gehoord, dat em man,
Jezus genaamd, blindheid gcaozm kemf"
De man keek mot. een vluchtige opwelliag
van medelijdon naar de glaaisioozo oogen/.
(Wordt vervolgd).