Dagblad voor Leiden en Omstreken.
ABONNEMENTSPRIJS
ff IN LEIDEN EN BlIITBN IBIBBS n
'LAAR AGENTEN GEVESTIGD ZUS
PEE KW ABT A AL IEM
PEB WEEKI0J*
PBANCO PEB POST PEB KW ABT AAL IU0
2de JAARGANG. - VRIJDAG 24 SEPTEMBER 1921 - No. 452
BUREAU: HOOIGRACHT 35 - LEIDEN. - TELEFOON INT. 1278
ADVERTENTIE-PRIJS
PEB GEWONE BEOEL10*21/»
DES ZATEBDAG8 IOJO
INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIEF
KLEINS ADVEBTENTIB3 ru hmfslou
80 woorden 80 rent: Znterdnfi Ï5 Ml
I- Mj rtvjeetlbeenlint *1
V Een Leidsche tentoonstelling?
A an geboden dionStc® zegt het sproek-
[woord, zijn zelden aangenaam.
Dat ondervindt ook 'hot Haagsche Comi
té, dat zioh gevormd had om do belangen
/van do Leidscho winkeliers en fabrikanten
©n handelaren te behartigen, door het or-
Iganiseeren van een Leidscho algomeene ten
toonstelling.
Het Haagsche Comité had natuurlijk
/Verwacht, dat do Leidscho middenstanders
©p dit aanbod zouden afvliegen als vlie
gen op het stroopvat en dat geen enkele
fabrikant, of handelaar of winkelier op
deze tentoonstelling zou ontbreken.
Toch blijkt dit niet het geval te zijn.
De heer H. W. Cahen hoeft toch in 't bij
zonder aan die zichzelf respectecrcndo Fa
brikanten, Winkeliers of Handelaars don
raad gegeven, zich van deelnoming aian
deze Tentoonstelling to onthouden. Im
mers, zoo zegt 'hij, indien u werkelijk do
noodzakelijkheid van zulk een Tentoonstel
ling duidelijk is dan zult go uit zelfres
pect toch zeker zelf de handen aan den
ploeg 6laan.
Hoezeer wij ook waardeeren do goedo be
doelingen van het Haagsche Comité, dat
zoo met het lot van onzen industrieelen en
handcldrijvenden middenstand begaan is,
toch kunnen wij ons mot de opvatting van
den heer Cahen volkomen vereenigen.
Do Loidsche winkeliers zijn zeker nog
wel in staat hun eigen zaken te beharti
gen en als zij dat noodig en gewenecht
achten een tentoonstelling of een winkel
week, zooals wij dio het vorig jaar hadden
ito orgamiseeren.
Dit noemt niet weg dat er in dio ge
dachte van het „Tentoonstellingscomité"
iets is wat on& toelacht.
Er is ook hier in het bedrijfsleven, al
thans in sommige takken een zekere inge-
zonkonheid te constateerden.
Een tentoonstelling, gepaard zoo moge
lijk en noodig met een winkelweek, die een
volledig beeld geeft van de Leidscho han
del- on indru-strio zou er misschien too kun
nen medewerken het contact tusschen mid
denstand en publiek te versterken en in
ons bedrijfsleven woer meer fleur en leven
Ito brengen.
Nog altijd zijn er teveel ingezetenen, die
hun geld, met voorbijgang .van de Leidsche
middenstanders, brengen naar andore
plaatsen.
Nog altijd is hot aantal omwonenden,
die hier hunne inkoopen doen', voor uit
breiding vatbaar.
Laten onze verschillende middenstands
organisaties dit donkbeeld eens overwegen.
Hot) sehijnlt ons meer profijtelijk dan een
tentoonstelling, die buiten hen om en ook
niet. ten hunnen, behoeve, wordt georgani
seerd.
STADSNIEUWS.
Dank- en Bedestond.
Gisteren na afloop van de Unie-collecte werd
fn de Pieterskerk oen Dank- en Bedestond gehou
den, waarin als 6preker optrad Ds. I. Voor-
eloogli van Katwijk aan Zoe.
Het ruime kerkgebouw was flink bezet en mot
grooten aandacht W6rd naar den bekwamen spro*
kor geluisterd.
Ds. Yoorsteegh bogon met te wijzen op de
groot e boteekenis van het kind, door de dicli-
,tere in hun schoonste rangen bezongen, door
do schilders en beeldhouwers in hun kunstpro
ducten uitgebeeld. Altijd weer wordt do aandacht
gespannen door de woreld van het kind.
Ook in den Bijbel wordt aan het kind groo-
to plaats ingeruimd. Zegt de Heiland niet: Indien
gij niet wordt als de kinderkens gij zult in het
Koninkrijk der Hemelen geenszins ingaan?
Als wo spreken van hot kind rijzen voor ons
oog borgen van zorgen en zeeën van verdriet,
maar dan hooren we ook hot gejuich van groote
vreugde. Wo hooren het zuchten en klagen over
't afgedwaalde kind, we denken aan de Moni
ca's die worstelen voor Gods genadetroon, maar
we beluisteren ook hot danken van hen die God
groot maken voor den grooten zegen in hunne
kinderen hun geschonken.
Aan belangstelling voor hot kind ontbreekt
het waarlijk niet, zoo zelfs dat gevraagd ia of
hot niet eens uit moest zijn mot het sollen met
het kind.
Maar weet men dan niet, dat wio het kind
heeft, ook beschikt over de toekomst?
Van allo kanten wordt gegrepen naar het
kind. Er is een 6trijd om het kind en de Gemeen
te heeft haar taak en roeping ten opzichte van
het kind, de groote betoekenis yan Christelijk
onderwijs en opvoeding, wol diep te verstaan.
Want het is zulk oen machtig voorrecht als
do kindoren gebracht worden naar scholen waar
ze vinden eon opon Bijbel en waar ze gewezen
worden op Jozus Christus die het uitgeroepen
heeftLaat do kinderkens' tot Mij komen.
Spr. bopaalt ver dor do aandacht bij Ps. 78:
7: En dat zij hunno hoop God zouden stellen,
en Gods daden niet vergeten, maar zijno gebo
den bewaren.
Spr. loost hierin het program van het Chris
telijk onderwijs.
't Is waar Ps 78 spreekt allereerst van do roe
ping dor oudere, maar toch aarzelt spr. niet
hierin te zien het program van het Chr. Onder
wijs.
Het is voor alles noodig dat er één lijn ge
trokken wordt, in huis en school. De school moet
aansluiten bij het huisgezin, maar evenzeer is
't noodig, dat achter do school het gezin staat,
om aan één taak te arbeiden.
Daarom is dit woord niot minder van betee-
kenis voor onze gezinnen.
En zoowel voor do school als hot gezin, voor
onderwijzers en allen die de scholen 6tounen is
het noodig te loeren dat zo hunne hope op God
zouden stellen.
Hoeveel schieten wij in dit opzicht tekort. Wij
zoggen 't vaak wel, maar 't is zoo vaak geen
zielesrealitoit. Wij spreken er over,
terwijl wij toch eigenlijk steunen op mensche-
lijke kracht en op monschelijke wijsheid be
trouwen.
Wij hebben 't over onze kindoren en hoe noo
dig het is dat er Christ, zijn waar hun ge
leerd wordt hun hope op God te stellen, maar
wij, maar wij, hoe staat het met ons?
En toch, voor het Christelijk onderwijs is al
lereerst noodig, dat wij met onzo ziel in dozo
dingen loven, dat.er brandt in ons hart een vuur
om voor onzo kinderen to zoeken wat in ons le
ven tot het hoogste is goworden, zoodat we er
niet van kunnen zwijgen.
Zeker onzo 6cholen hebben ook maatschappe
lijke betoekenis, maar dat is niet het voornaam
ste. Het grootste is dat onze kinderen het leven
loeren zien onder de bestraling van het Woord
Gods.
Maatschappelijke ontwikkeling is noodig vooral
in onzo dagen, en in die behoefte willen wij
voorzien, maar hot leven mag niet leeg blijven.
Er moet een degelijke grondslag gelegd worden,
waarop later kan worden voortgebouwd. Want
vergeten we het niet er ia een strijd om de jeugrl,
maar dio strijd gaat voort als yo 6traks het le
ven introden.
In vurige bewoordingen toekende spreker ver
volgens do heerlijkheid van hot kindschap Gods,
dat ook in ac donkerste oogenblikken doet jube
len: neem do wereld, geef mij Jezus.
Neen. onzo kinderen hebben niet genoeg aan
oen opvoeding voor het maatscliappelijk leven.
Van allo zijden werpt men zich op de jeugd.
We kennen zeHs in ons land do bolsjewistische
zondagscholen waar de kindoren vergiftigd wor
den en hun de tien geboden van de revolutie
worden geleerd.
Ook daar wordt beseft dat wie do jeugd hoeft,
ook de toekomst beheerscht.
Onze" kinderen hebben Chr. onderwijs noodig
opdat ze hunno hoop op God zouden stellen en
Gods daden niet vergeten en zijne geboden be
waren.
Arme kinderen die nooit hoorden van den ver
nederden en verhoogden Heiland, die nooit wer
den gewezen op het Kruis van Golgotha, waar
aan gehangen is hot Heil van zondaren en wie
het hopen op God niet wordt geloerd. Waar zul
len ze een rom vinden tegen de zonde, waar
materiaal tegen ongeloof en revolutie, als het niet
is in het Woord van God.
Er zijn altijd nog monschen die op den Chris-
tennaam prat gaan en niet inzien het groote be*
lang van hot Christelijk Onderwijs.
Laten ze, zegt spr. toch hunne oogen open doen
en zien do groote verwoestingen dio het ongoleof
op alle levensterrein aanricht. Als het Woord
Gods in de opvoeding wordt los gelaten verwon-
dere men zich niet dat het gezag van ouders en
overheid niet wordt erkend.
Onze kindoren, mogen Gods daden niet verge
ten, maar levendig moet worden hot besef van
de groote boteekenis van het dienen van God.
Er is in onze dagen een onkunde ten opzichte
van de groote daden Gods, die beangst maakt.
Hoe velen zijn er die den naam van Jezus alleen
nog kennen als een vloek.
Maar nu is het de taak van onze scholen de
kinderen zoo op to voeden, dat zij Gods daden
niet vergeten en zijne geboden onderhouden.
Zonder dio geboden is het onmogelijk do kins
doren op te voeden en hun begrippen van ware
moraal en zedelijkheid bij to brengen. Zij moeten
gewezen worden op d© vorwecsterde working van
de zonde maar ook op Hem, die daar staal met
uitgebreide armen en do zondaren toeroept: Komt
allen tot Mij.
Het Christelijk onderwijs, wat wil het anders,
dan den kinderen voorhouden hunner hope op
God te stellen, Gods daden niot te vergoten,
maar zijne geboden te bewaren?
Men heeft er ons een verwijt van gemaakt dat
wij de kinderhoofden vol willen stoppen met
dogmatiek. Deze voorstelling is niot juist, wij
willen het kind geren wat des kinds is, maar
men spotte wat men spatten wil, wij zullen onze
kindoren spreken van zonde en van onge
rechtigheid en van het oordeel en van
Hem die gekomen is om zondaren, voor ook kin
deren zalig te maken.
Wij zullen zo 6prcken van den strijd, van
de ontrouw van den mensch, maar ook van Gods
trouw; wij zullen ze verkondigen dat God lank
moedig is en rijk van genade, voor hen die hot
hoofd loeren richten naar omhoog.
W.ij zullen den kinderen spreken van de daden
Gods waarvan wij lozen in het machtige boek
der natuur en in hot rijke boek dor histo
rie en in de allereerste plaats van do groote
daad Gods in het zenden van zijn geliefden
Zoon.
En wij zullen het doen opdat zij Gods gebo
den bewaren en loeren leven in wegen van af
hankelijke gehoorzaamheid.
Ongetwijfeld, wij kunnen onze kinderen niet
bekeeren en niet bewaren. Wij zijn in alles afhan
kelijk van Gods zegen.
Maar dit kan en mag geen roden zijn om onze
Christeijko scholen te sluiten en onze Unie-col
lecte af te schaffen.
Tenslotte richtte spr. een ernstige en vurige
opwekking tot do ouders, do onderwijzers, en
allen die in het Christelijk onderwijs belang
stllen, om in de kracht Gods voort to arbeiden en
mot woord en daad, met gebed en gaven hot
Christelijk onderwijs te steunen.
Vereen, van Ond. en Ond.essen in de Inspectie
Leiden.
Middagvergadering.
In deze vergadering trad op do Hooggeleerde
hoer Prof. Roessingh van Leiden met het onder
werp „Perseonlijkheidsidealen."
Zijn Hooggeleerd^ begon met er op te wijzen,
dat het geen gem:Vkelijke taak is, te spreken
voor oen kring, dio hem gehort vreemd is. En dit
to meer, waar het hier een ondorworp geldt, van
het zedelijke leven, waar zoo zeer do porsoonlijko
zijde van het leven naar voren komt.
De roep om persoonlijkheden, m. a. w. men-
schen uit één stuk hooren we in allo kringen
en alle partijen. Er is een sterke behoefte aan
het eigene. Spreker wil slechts enkelo opmerkin
gen maken. Alloreerst over het begrip persoon
lijkheid.
Wat is en individu, het individueelo? Dat is
kort gezegd hot afzonderlijke.
We 6taan hier voor oen van de moeilijkste
vragen van het wijsgeerig denken.
Zal men zijn uitgangspunt neanen in het eene,
het enkele, 'het eigene, of ia het vele, dat meer
de groote massa ziet?
Mot verschillende pakkende voorbeelden toonde
spr. vervolgens aan, dat de mensch individueel
ia aangelegd.
Het feit, dat we individuen-ockelingen zijn is
voor velen echter do tragiek van hun leven ge*
worden. Immers hoe droevig is hot niet, gegre
pen to worden.
Achter onze individualiteit ligt onzo erfelijk
heid.
Spreker wees in dit verband op onze opvoe
ding in de school, die een bijzonder stempel zet
op onzo persoonlijkheid.
De moderne psychologie heeft aangetoond dat
leven is diep en eenzaam zijn. Want naarmate de
mensch ouder wordt en ingroeit in zichzelf, naar
die mate zal hij ook zijn eenzaamheden te meer
govoolen.
Een van de sterkste teleurstellingen, heeft ie*
mand eens gezegd, is, onder vrienden terug to zien,
Dat klinkt paradoxaal. Maar door de jarenlango
scheiding is er een klove gekomen.
Spr. schetste vervolgens hoe er een complex
van geestelijk leven in ons tot stand komt, dat
we niemand willen openbaren.
Wio zijn als eilanden in- de groote wereldzee.
We ontvangen scheepjes in onze havens, maar
tot de binnenlanden laten we niemand doordrin
gen.
Of met een ander beeld, in het huis onzer ziel
is één kamer, waar we niemand binnenlaten.
Do oerste conclusie, waartoe we dan moeten
komen, is, waar wo eerbied voor ons zeiven hob*
bon, wo hot ook moeten hebben voor anderen.
Zwaar is het echter, die eorbied te bewijzen
aan hen, van wien we dn beginsel verschillen.
Do menschen over het algemeen bewijzen weinig
eerbied aan de mieenig van anderen, zo kun
nen zoo hard zijn in hun denken over andoren.
Wat wo in het diepst van ons wezen zijn, dat
moot uitgroeien tot volle ontplooiing.
Hoe zullen we nu hot individueole, dat we
hebben, opwerken tot persoonlijkheid?
Drie groote wegen zijn er, om daartoe te ko
men. Men onderecheidt daaromeen a e s t h o t-
t i e c h e, oen ethisch© en een religieuze
persoonlijkheid. De aesthetische mensch
tracht van zijn leven een schoon gehoel te ma
ken, AH© smart moet bij hem daaraan moowor*
ken. Hij is het ideaal van een geestelijke aristo
craat.
Wio alzoo alles hec-ft ingeweven in het har
monische van zijn leven, dien kunnen we noe
men een ao6thctische porsoonlijkh. Het ethihce-
pereoonlijkheidsideaal is weer gansch anders.
Dit gaat van de meening uit, dat men zich moet
buigen voor het absolute.
Dit brengt den harden strijd ,de grauwe plicht.
Emanuel Kant heeft eens gezegd: „Niets is gToot
dat niot rust op den goeden wiL" Wie dan ook
niot van dsn goeden wil uitgaat brengt niets te*
recht van oen persoonlijkheid te zijn.
Schiller verschilt hierdoor van Kant, dat hij
behalve de plicht ook het goede in den mensch
ziet. Er zijn volgens Schiller persoonlijkheden,
die van zelf het goede doen. Het ethische persoon-
lijkheidsideaal maakt het leven tot een strijd,
di oenmaal eindigt, maar niet hier.
Volgt eindelijk nog het religieus poreoon-
lijkheidsideaal. Dit splitst zich -weer, want een
Katholiek ziet de dingen anders dan een Prote
stant en deze weor anders dan een Lutheraan.
Calvinisten vorderen de heelo wereld op voor de
eero Gods. Do Lutheraan denkt vooral aan zij
ner zielo zaligheid. In het Christendom staat het
zedelijk© op den voorgrond. Immers Jozus heeft
gezegd: Weeet gijlieden volmaakt, gelijk uw
Vader die in de Hemelen is, volmaakt is. Luther
zegt: het leven blijft een boete.
Nadat spr. een omweg had gemaakt i© do
beschrijving van deze drie typen van menschen
cn waarin ze verschillen, kwam hij weor op zijn
uitgangspunt terug, n.l. de eenzaamheid van den
mensch, doch welk© eenzaamheid opgeheven
wordt door onzo eenheid met God. Met alle
kloof, die 6cheidt, kunnen do menschen toch één
zijn, n.l. als kinderen Gods. Dieper dan de ge*
scheidenheid der menschen is de eenheid, en
die heerlijke oenheid zullen we alleen gevoelen, als
we gegaan zijn in de dingen der eeuwigheid.
De Voorzitter de heer Brants dankte in warme
bowoordingen den hooggeleerden spreker, wiena
rede door de talrijke aanwezigen met groote
belangstelling was aangehoord.
Om den indruk van deze echoone rede niet
weg te nemen, wenschto do Voorzitter geen de*
bat. Mi
Hierna word do vergadering gesloten, rij
l~h
De Unie-collecte.
Naar wij vernemen is de opbrengst van de
Unie-collecte op dit oogenblikj
Ontvangen aan de huizen f 1003.69
Collecte Pieterskerk 77.90
Nagiften 2.—
Totaal f 1083.591
Het Locaal-Comité der Unie houdt zich voofl
Ivjerder bijdragen gaarne <aanU>v»len. EverXu-
eelo giften wo'-den in ontvangst genomen door
den correspondent (Plantsoen 99) en door de
andere bestuursleden.
Als een bijzonderheid kan nog worden gemeld,
dat in de collecte ook een werkzaam aandeel werd
genomen door den heer Zaalberg (SpekLof) die
reeds den 83-jarigen leeftijd bereikte.
Deze krasse grijsaard hooft zolfs twee wijken'
voor zijno rekening genomen, en dus niet allean
's morgens, maar ook 's middags gecollecteerd.
Een voorbeeld ter navolging voor vele jon-*
geren.
Men verzoekt ons mede to deelen dat de
Chr. Zangvereeniging „Ledagoh" alhier in dom'
op 3 Oct. te houden romantiok-optocht do volgen*
de 3 groepen voor hare rekening neemt Gajs-*
breekt v. Amstel, de Odyssoa en Saartje Burgen
hart.
Do hoer F. do Groot alhier 6laagdë te Am*
sterdam voor het examen hoofdakte.
De hoer M. Sepors alhier behaalde te Ara*
sterdam het politiediploma met aanteekening.
Nogmaals hormneron wij or aam dat
do bestuursvergadering dor Anti-revolufio-
naiire KLcevareaniging hedenavond niot te
acht uur maar te ih a 1 f acht uur aan
vangt.
j Door het departement Leiden van de
Maaitsch. van Nijverheid is con adres go-
zonden aan don Gemeenteraad, waarin o;
het betrachten va® de gro-otst mogclijkf
zuinigheid wordt aar gedrongen. Wij ho
pen het adres morgen op to nomen.
BINNENLAND.
De Rotterdamsche wethouders.
De Rotterdamscho federatie van -
A.P. heeft gisteravond besloten i
wethouders Hcijkoop en Do Zcouw r.
aftreden, daar samenwerking met de -
derheid van -don Raad niet mogelijk
De heer De Zeeuw vcrklaa.rdc
kelijk dat dilt besluit, hem leed dood.
Do bom is dus verkeerd gespivngcn.
Verzorging van zenuwlijders.
Do Vereeniging tot Chr. verzorgi g vai
•zenuwlijders in Noderland heeft gistere»
te Delft haar 21ste algemeeho vergadering
gehouden.
Na een openingswoord van prof. dr. Yir
6cher bracht de secretaris, de 'heer A. vat
Andel, verslag uit over den arbeid va® <1
vereeniging. Hij deelde daarbij mee, da
het sanatorium te Zeist bijna voort duren»
^geheel bezet is met patiënten. De fimamcio.
Ie toestand va® do vereeniging is niet o».
gunstig.
De aftredende bestuursleden1, do hoeren:
mr. H. J. H. va® Boetzelaer en mr. A. Pfa.
W. Alita, worden herkozen.
'6 Middags hield dr. C. W. Scheffcr, uit
Ermelo, een voordracht over: Modems
wondergonczüigen.
FEUILLETON.
STEPHANUS.
Naar het Engelsoh va®
f M. KINGSLEY.
9)
Terwijl Abu Ben Hesed zoo peinzend
neerzat, bemerkte hij ha eenigen tijd, dat
©on man met vlugge schreden op hem toe
snelde. Hij vertraagde zijn stap niet, voor
dat hij do plek bereikte, waar Ben Hesed
zat in de deur van zij® tont; daarop wierp
li ij zich voor hem in het stof en verscheurde
zijn kleederen, terwijl hij hanop begon te
weeklagen.
„Wee mij, meester!" riep hij, toen hij
op adorn was gekomen. „Ik ben de brenger
yan slechte tijding."
„Spreek, mijn zoon," zeide Ben Hesed,
die don ma® als een van zijn© herders .her
kend had. „Wat is er gebeurd?"
„Uw vijand, die in het zuiderland woont,
lioeft. heden de kudden overvallen, en heeft
vele schapen meegevoerd, en kameelcn met
hun jongen, en van do paarden, den hengst
Dekar."
„En gij leeft, om mij dit te komen ver
tellen?" zeide Bon Hesed, terwijl zijn
oogen toornig fonkelden. „Waarom hebt
ge de kudden niet. verdedigd?"
„Wee mij!" herhaalde de man. het stof
©ver zijn hoofd strooiende. „Ik heb u het
ergste nog niet verteld. Wij hebben dap
per gevochten, en uw zoon Eri is verslagen
met Kish, den herder. Toen dit ons trof.
vluchtten wij voor den vijand; de kudden
en do herders zijn verstrooid als het zand
van de woestijn door den wind, en niets
kan beletten, dat ze in handen van den
vijand vallen."
Toon stond Abu Ben Hesed op, scheurde
zijn kleedoren en wierp het 6tof over zijn
hoofd. „Jehovah's hand hoeft mij getrof
fen", zeide hij. „Doch Zijn wegen zijn
rechtvaardig. Ik had mijn aandacht
meer op mijn vijand moeten vestigen,
want in den laatsten tijd is hij begeerig
geworden. Ik zal hem opzoeken e® hem
ter neder werp011» totdat hij luid om hulp
zal roepen. Jehovah, vervul Gij mijn
wonsóh, om te zegevieren aver mijn vijand
Helaas, mijr joon Eri! Hij is verraderlijk
■vermoord in den !v ui zijner joucelings-
jaren! Uit den heidi en morgen van 2ijn
leven is hij placseüug in den na-hl des
doods verzonken. Doch zie, zijn bloed
roept lot mij am wraak uit de w.-es'.iju I
Laat ons- spoed mak»®!"
Het treurige nieuws verbreidde zich snel
door hot kamp, den vreedzame® avond ver
storende evenals de adem van een sirocco-
wind. De vrouwen staakten .haar opgewekt
gebabbel on barstten in luid weeklagen uit.
en de kinderen weenden, verschrikt door
het verdriet hunner moeders.
„Helaas, helaas!" riep de moeder van
den vermoorden knaap, „helaas, mijn arme
zoon! Hij was groot on slank als een palm
boom; ook soho on om aan' te zien en
vriendelijk in zijn spreken. Wee mij! Wee!
Hij zal zijn mond niet meer openen om te
spreken of to zingen."
„Wee, Vee", klaagden de andero vrouwen
vol wanhoop, terwijl zij de asch van de
uitdoovende vuren over haar hoofden wier
pen.
,,'s Morgens en 's avonds hooft hij de
kudden goleid!" jammerde de mood c-x.
„Hij zal zo niet moer leiden," klaagden
haar vTiendinnen.
„Helaas, helaas, beklaagt de uitverko
rene zijns harten! Zij is rampzalig; gelijk
een weduwe zonder kinderen!"
„Wee, wee!"
Door het klagen on jammeren der vrou
wen klonk het geluid van kletterende wa
penen en hinnekende paarden, terwijl de
mannen met opeengeklemde lippen en toor
nig gelaat zich gereedmaakten, om den vij
and te achtervolgen. Binnen het uur waren
zij vertrokken, honderd in getal. l)o hoeven
hunner paarden wierpen het zand der woes
tijn achter zich op, terwijl zij uit het ge
zicht verdwenen.
Voor het aanbreken van don dag was
do wensoh van Abu Bon Hesed, om over
zijn vijand te zegevieren, vervuld. Zij had
den de plunderaars aangetroffen, feestvie
rende mot. hun gostolon buit, en hadden
hen plotseling overvallen, zoodat zij geen
tijd hadden om te ontsnappen.
Do oogen. van Ben Hesed waren ver
schrikkelijk om aan te zien, toon hij op
de vluchtelingen aanviel.
„Laat. niemand ontsnappen!" riep hij
met luider stem. „Doodt hen on spaart ze
niet!"
Daarna verzamelden zij de bezittingen
van de gedooden, evenals hun eigen gesto
len goed en wendden hun gelaat weer naar
het Noorden. Het hart van Ben Heiod was
zwaar als lood.
„Wat geeft het mij eigenlijk," du bt hij,
„om zich op, een vijand te wreken? Mijn
zoon heb ik niet cong; on mijn herder
evonmi®. Doch bet is de wet: loven om le
ven; cn do weit is rechtvaardig." Bij Blceg
moedeloos de oogen op en staarde ver weg
naar het Oosten, waar de ochtendstond
mot glanzende pracht cn praal begon aan
to breken. Lange stralen van trillend licht
drongen door het koude heldere blauw van
den hemel, de morgenster verflauwde in
den toonemenden glas, tot ze geheel ver
loren ging in de glorie van den nieuwen
dag. Abu Ben Hesed zag neer op zijn klee
deren on zijn handen, welko roodgekleurd
waren mot het bloed zijner vijanden. Op
dat oogenblik walgde hij van zichzelf.
„Ik zie ginder iets liggen, wat óp eon
mensch gelijkt," zedde zijn oudste zoo®, die
naast hem reed, „ook een beest, dat er
naast ligt. Wat kan dat zij®, heer? Een
onzer vijanden, die ons misschien door da
duisternis ontkomen is?"
Abu Ben Hesed riehtte zijn blik naar
de plek. wolke zijn zoen hom aanwees. „Da
dood is ingetreden", zoide hij kalm. „Da
roofvogels verzamelen zioh reeds voor eau
feestmaal." 1
„Neon, ik heb de gestalte zien bewogen.
Zal ik oons gaan zien, wat dit t© boduide®
hoeft?"
„Ga, mijn zoon; als do ma® in leven is,
dood hem dan niet, maar breng hem onge
deerd tot mij."
De zoon van Abu gehoorzaamde, terwijl
hij voorzichtig het voorwerp naderde en
van alle zijden in oogen schouw nam. Ein
delijk steeg hij af en trad op de groep toe?,
zijn paard volgde hem op de baden au
snoof onrustig de luoht op. Twee of drie
groote vogels, met slappe dunne halee® ca
roode oogen, verhieven zich langzaam va®,
den grond bij zijn nadering; onwillig vlo
gen zij weg met krijschend geluid. ^"35^-
1
(Wordt vervolgd. 1