Dagblad voor Leiden en Omstreken. ABONNEMENTSPRIJS ff IN LEIDEN EN BlIITBN IBIBBS n 'LAAR AGENTEN GEVESTIGD ZUS PEE KW ABT A AL IEM PEB WEEKI0J* PBANCO PEB POST PEB KW ABT AAL IU0 2de JAARGANG. - VRIJDAG 24 SEPTEMBER 1921 - No. 452 BUREAU: HOOIGRACHT 35 - LEIDEN. - TELEFOON INT. 1278 ADVERTENTIE-PRIJS PEB GEWONE BEOEL10*21/» DES ZATEBDAG8 IOJO INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIEF KLEINS ADVEBTENTIB3 ru hmfslou 80 woorden 80 rent: Znterdnfi Ï5 Ml I- Mj rtvjeetlbeenlint *1 V Een Leidsche tentoonstelling? A an geboden dionStc® zegt het sproek- [woord, zijn zelden aangenaam. Dat ondervindt ook 'hot Haagsche Comi té, dat zioh gevormd had om do belangen /van do Leidscho winkeliers en fabrikanten ©n handelaren te behartigen, door het or- Iganiseeren van een Leidscho algomeene ten toonstelling. Het Haagsche Comité had natuurlijk /Verwacht, dat do Leidscho middenstanders ©p dit aanbod zouden afvliegen als vlie gen op het stroopvat en dat geen enkele fabrikant, of handelaar of winkelier op deze tentoonstelling zou ontbreken. Toch blijkt dit niet het geval te zijn. De heer H. W. Cahen hoeft toch in 't bij zonder aan die zichzelf respectecrcndo Fa brikanten, Winkeliers of Handelaars don raad gegeven, zich van deelnoming aian deze Tentoonstelling to onthouden. Im mers, zoo zegt 'hij, indien u werkelijk do noodzakelijkheid van zulk een Tentoonstel ling duidelijk is dan zult go uit zelfres pect toch zeker zelf de handen aan den ploeg 6laan. Hoezeer wij ook waardeeren do goedo be doelingen van het Haagsche Comité, dat zoo met het lot van onzen industrieelen en handcldrijvenden middenstand begaan is, toch kunnen wij ons mot de opvatting van den heer Cahen volkomen vereenigen. Do Loidsche winkeliers zijn zeker nog wel in staat hun eigen zaken te beharti gen en als zij dat noodig en gewenecht achten een tentoonstelling of een winkel week, zooals wij dio het vorig jaar hadden ito orgamiseeren. Dit noemt niet weg dat er in dio ge dachte van het „Tentoonstellingscomité" iets is wat on& toelacht. Er is ook hier in het bedrijfsleven, al thans in sommige takken een zekere inge- zonkonheid te constateerden. Een tentoonstelling, gepaard zoo moge lijk en noodig met een winkelweek, die een volledig beeld geeft van de Leidscho han del- on indru-strio zou er misschien too kun nen medewerken het contact tusschen mid denstand en publiek te versterken en in ons bedrijfsleven woer meer fleur en leven Ito brengen. Nog altijd zijn er teveel ingezetenen, die hun geld, met voorbijgang .van de Leidsche middenstanders, brengen naar andore plaatsen. Nog altijd is hot aantal omwonenden, die hier hunne inkoopen doen', voor uit breiding vatbaar. Laten onze verschillende middenstands organisaties dit donkbeeld eens overwegen. Hot) sehijnlt ons meer profijtelijk dan een tentoonstelling, die buiten hen om en ook niet. ten hunnen, behoeve, wordt georgani seerd. STADSNIEUWS. Dank- en Bedestond. Gisteren na afloop van de Unie-collecte werd fn de Pieterskerk oen Dank- en Bedestond gehou den, waarin als 6preker optrad Ds. I. Voor- eloogli van Katwijk aan Zoe. Het ruime kerkgebouw was flink bezet en mot grooten aandacht W6rd naar den bekwamen spro* kor geluisterd. Ds. Yoorsteegh bogon met te wijzen op de groot e boteekenis van het kind, door de dicli- ,tere in hun schoonste rangen bezongen, door do schilders en beeldhouwers in hun kunstpro ducten uitgebeeld. Altijd weer wordt do aandacht gespannen door de woreld van het kind. Ook in den Bijbel wordt aan het kind groo- to plaats ingeruimd. Zegt de Heiland niet: Indien gij niet wordt als de kinderkens gij zult in het Koninkrijk der Hemelen geenszins ingaan? Als wo spreken van hot kind rijzen voor ons oog borgen van zorgen en zeeën van verdriet, maar dan hooren we ook hot gejuich van groote vreugde. Wo hooren het zuchten en klagen over 't afgedwaalde kind, we denken aan de Moni ca's die worstelen voor Gods genadetroon, maar we beluisteren ook hot danken van hen die God groot maken voor den grooten zegen in hunne kinderen hun geschonken. Aan belangstelling voor hot kind ontbreekt het waarlijk niet, zoo zelfs dat gevraagd ia of hot niet eens uit moest zijn mot het sollen met het kind. Maar weet men dan niet, dat wio het kind heeft, ook beschikt over de toekomst? Van allo kanten wordt gegrepen naar het kind. Er is een 6trijd om het kind en de Gemeen te heeft haar taak en roeping ten opzichte van het kind, de groote betoekenis yan Christelijk onderwijs en opvoeding, wol diep te verstaan. Want het is zulk oen machtig voorrecht als do kindoren gebracht worden naar scholen waar ze vinden eon opon Bijbel en waar ze gewezen worden op Jozus Christus die het uitgeroepen heeftLaat do kinderkens' tot Mij komen. Spr. bopaalt ver dor do aandacht bij Ps. 78: 7: En dat zij hunno hoop God zouden stellen, en Gods daden niet vergeten, maar zijno gebo den bewaren. Spr. loost hierin het program van het Chris telijk onderwijs. 't Is waar Ps 78 spreekt allereerst van do roe ping dor oudere, maar toch aarzelt spr. niet hierin te zien het program van het Chr. Onder wijs. Het is voor alles noodig dat er één lijn ge trokken wordt, in huis en school. De school moet aansluiten bij het huisgezin, maar evenzeer is 't noodig, dat achter do school het gezin staat, om aan één taak te arbeiden. Daarom is dit woord niot minder van betee- kenis voor onze gezinnen. En zoowel voor do school als hot gezin, voor onderwijzers en allen die de scholen 6tounen is het noodig te loeren dat zo hunne hope op God zouden stellen. Hoeveel schieten wij in dit opzicht tekort. Wij zoggen 't vaak wel, maar 't is zoo vaak geen zielesrealitoit. Wij spreken er over, terwijl wij toch eigenlijk steunen op mensche- lijke kracht en op monschelijke wijsheid be trouwen. Wij hebben 't over onze kindoren en hoe noo dig het is dat er Christ, zijn waar hun ge leerd wordt hun hope op God te stellen, maar wij, maar wij, hoe staat het met ons? En toch, voor het Christelijk onderwijs is al lereerst noodig, dat wij met onzo ziel in dozo dingen loven, dat.er brandt in ons hart een vuur om voor onzo kinderen to zoeken wat in ons le ven tot het hoogste is goworden, zoodat we er niet van kunnen zwijgen. Zeker onzo 6cholen hebben ook maatschappe lijke betoekenis, maar dat is niet het voornaam ste. Het grootste is dat onze kinderen het leven loeren zien onder de bestraling van het Woord Gods. Maatschappelijke ontwikkeling is noodig vooral in onzo dagen, en in die behoefte willen wij voorzien, maar hot leven mag niet leeg blijven. Er moet een degelijke grondslag gelegd worden, waarop later kan worden voortgebouwd. Want vergeten we het niet er ia een strijd om de jeugrl, maar dio strijd gaat voort als yo 6traks het le ven introden. In vurige bewoordingen toekende spreker ver volgens do heerlijkheid van hot kindschap Gods, dat ook in ac donkerste oogenblikken doet jube len: neem do wereld, geef mij Jezus. Neen. onzo kinderen hebben niet genoeg aan oen opvoeding voor het maatscliappelijk leven. Van allo zijden werpt men zich op de jeugd. We kennen zeHs in ons land do bolsjewistische zondagscholen waar de kindoren vergiftigd wor den en hun de tien geboden van de revolutie worden geleerd. Ook daar wordt beseft dat wie do jeugd hoeft, ook de toekomst beheerscht. Onze" kinderen hebben Chr. onderwijs noodig opdat ze hunno hoop op God zouden stellen en Gods daden niet vergeten en zijne geboden be waren. Arme kinderen die nooit hoorden van den ver nederden en verhoogden Heiland, die nooit wer den gewezen op het Kruis van Golgotha, waar aan gehangen is hot Heil van zondaren en wie het hopen op God niet wordt geloerd. Waar zul len ze een rom vinden tegen de zonde, waar materiaal tegen ongeloof en revolutie, als het niet is in het Woord van God. Er zijn altijd nog monschen die op den Chris- tennaam prat gaan en niet inzien het groote be* lang van hot Christelijk Onderwijs. Laten ze, zegt spr. toch hunne oogen open doen en zien do groote verwoestingen dio het ongoleof op alle levensterrein aanricht. Als het Woord Gods in de opvoeding wordt los gelaten verwon- dere men zich niet dat het gezag van ouders en overheid niet wordt erkend. Onze kindoren, mogen Gods daden niet verge ten, maar levendig moet worden hot besef van de groote boteekenis van het dienen van God. Er is in onze dagen een onkunde ten opzichte van de groote daden Gods, die beangst maakt. Hoe velen zijn er die den naam van Jezus alleen nog kennen als een vloek. Maar nu is het de taak van onze scholen de kinderen zoo op to voeden, dat zij Gods daden niet vergeten en zijne geboden onderhouden. Zonder dio geboden is het onmogelijk do kins doren op te voeden en hun begrippen van ware moraal en zedelijkheid bij to brengen. Zij moeten gewezen worden op d© vorwecsterde working van de zonde maar ook op Hem, die daar staal met uitgebreide armen en do zondaren toeroept: Komt allen tot Mij. Het Christelijk onderwijs, wat wil het anders, dan den kinderen voorhouden hunner hope op God te stellen, Gods daden niot te vergoten, maar zijne geboden te bewaren? Men heeft er ons een verwijt van gemaakt dat wij de kinderhoofden vol willen stoppen met dogmatiek. Deze voorstelling is niot juist, wij willen het kind geren wat des kinds is, maar men spotte wat men spatten wil, wij zullen onze kindoren spreken van zonde en van onge rechtigheid en van het oordeel en van Hem die gekomen is om zondaren, voor ook kin deren zalig te maken. Wij zullen zo 6prcken van den strijd, van de ontrouw van den mensch, maar ook van Gods trouw; wij zullen ze verkondigen dat God lank moedig is en rijk van genade, voor hen die hot hoofd loeren richten naar omhoog. W.ij zullen den kinderen spreken van de daden Gods waarvan wij lozen in het machtige boek der natuur en in hot rijke boek dor histo rie en in de allereerste plaats van do groote daad Gods in het zenden van zijn geliefden Zoon. En wij zullen het doen opdat zij Gods gebo den bewaren en loeren leven in wegen van af hankelijke gehoorzaamheid. Ongetwijfeld, wij kunnen onze kinderen niet bekeeren en niet bewaren. Wij zijn in alles afhan kelijk van Gods zegen. Maar dit kan en mag geen roden zijn om onze Christeijko scholen te sluiten en onze Unie-col lecte af te schaffen. Tenslotte richtte spr. een ernstige en vurige opwekking tot do ouders, do onderwijzers, en allen die in het Christelijk onderwijs belang stllen, om in de kracht Gods voort to arbeiden en mot woord en daad, met gebed en gaven hot Christelijk onderwijs te steunen. Vereen, van Ond. en Ond.essen in de Inspectie Leiden. Middagvergadering. In deze vergadering trad op do Hooggeleerde hoer Prof. Roessingh van Leiden met het onder werp „Perseonlijkheidsidealen." Zijn Hooggeleerd^ begon met er op te wijzen, dat het geen gem:Vkelijke taak is, te spreken voor oen kring, dio hem gehort vreemd is. En dit to meer, waar het hier een ondorworp geldt, van het zedelijke leven, waar zoo zeer do porsoonlijko zijde van het leven naar voren komt. De roep om persoonlijkheden, m. a. w. men- schen uit één stuk hooren we in allo kringen en alle partijen. Er is een sterke behoefte aan het eigene. Spreker wil slechts enkelo opmerkin gen maken. Alloreerst over het begrip persoon lijkheid. Wat is en individu, het individueelo? Dat is kort gezegd hot afzonderlijke. We 6taan hier voor oen van de moeilijkste vragen van het wijsgeerig denken. Zal men zijn uitgangspunt neanen in het eene, het enkele, 'het eigene, of ia het vele, dat meer de groote massa ziet? Mot verschillende pakkende voorbeelden toonde spr. vervolgens aan, dat de mensch individueel ia aangelegd. Het feit, dat we individuen-ockelingen zijn is voor velen echter do tragiek van hun leven ge* worden. Immers hoe droevig is hot niet, gegre pen to worden. Achter onze individualiteit ligt onzo erfelijk heid. Spreker wees in dit verband op onze opvoe ding in de school, die een bijzonder stempel zet op onzo persoonlijkheid. De moderne psychologie heeft aangetoond dat leven is diep en eenzaam zijn. Want naarmate de mensch ouder wordt en ingroeit in zichzelf, naar die mate zal hij ook zijn eenzaamheden te meer govoolen. Een van de sterkste teleurstellingen, heeft ie* mand eens gezegd, is, onder vrienden terug to zien, Dat klinkt paradoxaal. Maar door de jarenlango scheiding is er een klove gekomen. Spr. schetste vervolgens hoe er een complex van geestelijk leven in ons tot stand komt, dat we niemand willen openbaren. Wio zijn als eilanden in- de groote wereldzee. We ontvangen scheepjes in onze havens, maar tot de binnenlanden laten we niemand doordrin gen. Of met een ander beeld, in het huis onzer ziel is één kamer, waar we niemand binnenlaten. Do oerste conclusie, waartoe we dan moeten komen, is, waar wo eerbied voor ons zeiven hob* bon, wo hot ook moeten hebben voor anderen. Zwaar is het echter, die eorbied te bewijzen aan hen, van wien we dn beginsel verschillen. Do menschen over het algemeen bewijzen weinig eerbied aan de mieenig van anderen, zo kun nen zoo hard zijn in hun denken over andoren. Wat wo in het diepst van ons wezen zijn, dat moot uitgroeien tot volle ontplooiing. Hoe zullen we nu hot individueole, dat we hebben, opwerken tot persoonlijkheid? Drie groote wegen zijn er, om daartoe te ko men. Men onderecheidt daaromeen a e s t h o t- t i e c h e, oen ethisch© en een religieuze persoonlijkheid. De aesthetische mensch tracht van zijn leven een schoon gehoel te ma ken, AH© smart moet bij hem daaraan moowor* ken. Hij is het ideaal van een geestelijke aristo craat. Wio alzoo alles hec-ft ingeweven in het har monische van zijn leven, dien kunnen we noe men een ao6thctische porsoonlijkh. Het ethihce- pereoonlijkheidsideaal is weer gansch anders. Dit gaat van de meening uit, dat men zich moet buigen voor het absolute. Dit brengt den harden strijd ,de grauwe plicht. Emanuel Kant heeft eens gezegd: „Niets is gToot dat niot rust op den goeden wiL" Wie dan ook niot van dsn goeden wil uitgaat brengt niets te* recht van oen persoonlijkheid te zijn. Schiller verschilt hierdoor van Kant, dat hij behalve de plicht ook het goede in den mensch ziet. Er zijn volgens Schiller persoonlijkheden, die van zelf het goede doen. Het ethische persoon- lijkheidsideaal maakt het leven tot een strijd, di oenmaal eindigt, maar niet hier. Volgt eindelijk nog het religieus poreoon- lijkheidsideaal. Dit splitst zich -weer, want een Katholiek ziet de dingen anders dan een Prote stant en deze weor anders dan een Lutheraan. Calvinisten vorderen de heelo wereld op voor de eero Gods. Do Lutheraan denkt vooral aan zij ner zielo zaligheid. In het Christendom staat het zedelijk© op den voorgrond. Immers Jozus heeft gezegd: Weeet gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader die in de Hemelen is, volmaakt is. Luther zegt: het leven blijft een boete. Nadat spr. een omweg had gemaakt i© do beschrijving van deze drie typen van menschen cn waarin ze verschillen, kwam hij weor op zijn uitgangspunt terug, n.l. de eenzaamheid van den mensch, doch welk© eenzaamheid opgeheven wordt door onzo eenheid met God. Met alle kloof, die 6cheidt, kunnen do menschen toch één zijn, n.l. als kinderen Gods. Dieper dan de ge* scheidenheid der menschen is de eenheid, en die heerlijke oenheid zullen we alleen gevoelen, als we gegaan zijn in de dingen der eeuwigheid. De Voorzitter de heer Brants dankte in warme bowoordingen den hooggeleerden spreker, wiena rede door de talrijke aanwezigen met groote belangstelling was aangehoord. Om den indruk van deze echoone rede niet weg te nemen, wenschto do Voorzitter geen de* bat. Mi Hierna word do vergadering gesloten, rij l~h De Unie-collecte. Naar wij vernemen is de opbrengst van de Unie-collecte op dit oogenblikj Ontvangen aan de huizen f 1003.69 Collecte Pieterskerk 77.90 Nagiften 2.— Totaal f 1083.591 Het Locaal-Comité der Unie houdt zich voofl Ivjerder bijdragen gaarne <aanU>v»len. EverXu- eelo giften wo'-den in ontvangst genomen door den correspondent (Plantsoen 99) en door de andere bestuursleden. Als een bijzonderheid kan nog worden gemeld, dat in de collecte ook een werkzaam aandeel werd genomen door den heer Zaalberg (SpekLof) die reeds den 83-jarigen leeftijd bereikte. Deze krasse grijsaard hooft zolfs twee wijken' voor zijno rekening genomen, en dus niet allean 's morgens, maar ook 's middags gecollecteerd. Een voorbeeld ter navolging voor vele jon-* geren. Men verzoekt ons mede to deelen dat de Chr. Zangvereeniging „Ledagoh" alhier in dom' op 3 Oct. te houden romantiok-optocht do volgen* de 3 groepen voor hare rekening neemt Gajs-* breekt v. Amstel, de Odyssoa en Saartje Burgen hart. Do hoer F. do Groot alhier 6laagdë te Am* sterdam voor het examen hoofdakte. De hoer M. Sepors alhier behaalde te Ara* sterdam het politiediploma met aanteekening. Nogmaals hormneron wij or aam dat do bestuursvergadering dor Anti-revolufio- naiire KLcevareaniging hedenavond niot te acht uur maar te ih a 1 f acht uur aan vangt. j Door het departement Leiden van de Maaitsch. van Nijverheid is con adres go- zonden aan don Gemeenteraad, waarin o; het betrachten va® de gro-otst mogclijkf zuinigheid wordt aar gedrongen. Wij ho pen het adres morgen op to nomen. BINNENLAND. De Rotterdamsche wethouders. De Rotterdamscho federatie van - A.P. heeft gisteravond besloten i wethouders Hcijkoop en Do Zcouw r. aftreden, daar samenwerking met de - derheid van -don Raad niet mogelijk De heer De Zeeuw vcrklaa.rdc kelijk dat dilt besluit, hem leed dood. Do bom is dus verkeerd gespivngcn. Verzorging van zenuwlijders. Do Vereeniging tot Chr. verzorgi g vai •zenuwlijders in Noderland heeft gistere» te Delft haar 21ste algemeeho vergadering gehouden. Na een openingswoord van prof. dr. Yir 6cher bracht de secretaris, de 'heer A. vat Andel, verslag uit over den arbeid va® <1 vereeniging. Hij deelde daarbij mee, da het sanatorium te Zeist bijna voort duren» ^geheel bezet is met patiënten. De fimamcio. Ie toestand va® do vereeniging is niet o». gunstig. De aftredende bestuursleden1, do hoeren: mr. H. J. H. va® Boetzelaer en mr. A. Pfa. W. Alita, worden herkozen. '6 Middags hield dr. C. W. Scheffcr, uit Ermelo, een voordracht over: Modems wondergonczüigen. FEUILLETON. STEPHANUS. Naar het Engelsoh va® f M. KINGSLEY. 9) Terwijl Abu Ben Hesed zoo peinzend neerzat, bemerkte hij ha eenigen tijd, dat ©on man met vlugge schreden op hem toe snelde. Hij vertraagde zijn stap niet, voor dat hij do plek bereikte, waar Ben Hesed zat in de deur van zij® tont; daarop wierp li ij zich voor hem in het stof en verscheurde zijn kleederen, terwijl hij hanop begon te weeklagen. „Wee mij, meester!" riep hij, toen hij op adorn was gekomen. „Ik ben de brenger yan slechte tijding." „Spreek, mijn zoon," zeide Ben Hesed, die don ma® als een van zijn© herders .her kend had. „Wat is er gebeurd?" „Uw vijand, die in het zuiderland woont, lioeft. heden de kudden overvallen, en heeft vele schapen meegevoerd, en kameelcn met hun jongen, en van do paarden, den hengst Dekar." „En gij leeft, om mij dit te komen ver tellen?" zeide Bon Hesed, terwijl zijn oogen toornig fonkelden. „Waarom hebt ge de kudden niet. verdedigd?" „Wee mij!" herhaalde de man. het stof ©ver zijn hoofd strooiende. „Ik heb u het ergste nog niet verteld. Wij hebben dap per gevochten, en uw zoon Eri is verslagen met Kish, den herder. Toen dit ons trof. vluchtten wij voor den vijand; de kudden en do herders zijn verstrooid als het zand van de woestijn door den wind, en niets kan beletten, dat ze in handen van den vijand vallen." Toon stond Abu Ben Hesed op, scheurde zijn kleedoren en wierp het 6tof over zijn hoofd. „Jehovah's hand hoeft mij getrof fen", zeide hij. „Doch Zijn wegen zijn rechtvaardig. Ik had mijn aandacht meer op mijn vijand moeten vestigen, want in den laatsten tijd is hij begeerig geworden. Ik zal hem opzoeken e® hem ter neder werp011» totdat hij luid om hulp zal roepen. Jehovah, vervul Gij mijn wonsóh, om te zegevieren aver mijn vijand Helaas, mijr joon Eri! Hij is verraderlijk ■vermoord in den !v ui zijner joucelings- jaren! Uit den heidi en morgen van 2ijn leven is hij placseüug in den na-hl des doods verzonken. Doch zie, zijn bloed roept lot mij am wraak uit de w.-es'.iju I Laat ons- spoed mak»®!" Het treurige nieuws verbreidde zich snel door hot kamp, den vreedzame® avond ver storende evenals de adem van een sirocco- wind. De vrouwen staakten .haar opgewekt gebabbel on barstten in luid weeklagen uit. en de kinderen weenden, verschrikt door het verdriet hunner moeders. „Helaas, helaas!" riep de moeder van den vermoorden knaap, „helaas, mijn arme zoon! Hij was groot on slank als een palm boom; ook soho on om aan' te zien en vriendelijk in zijn spreken. Wee mij! Wee! Hij zal zijn mond niet meer openen om te spreken of to zingen." „Wee, Vee", klaagden de andero vrouwen vol wanhoop, terwijl zij de asch van de uitdoovende vuren over haar hoofden wier pen. ,,'s Morgens en 's avonds hooft hij de kudden goleid!" jammerde de mood c-x. „Hij zal zo niet moer leiden," klaagden haar vTiendinnen. „Helaas, helaas, beklaagt de uitverko rene zijns harten! Zij is rampzalig; gelijk een weduwe zonder kinderen!" „Wee, wee!" Door het klagen on jammeren der vrou wen klonk het geluid van kletterende wa penen en hinnekende paarden, terwijl de mannen met opeengeklemde lippen en toor nig gelaat zich gereedmaakten, om den vij and te achtervolgen. Binnen het uur waren zij vertrokken, honderd in getal. l)o hoeven hunner paarden wierpen het zand der woes tijn achter zich op, terwijl zij uit het ge zicht verdwenen. Voor het aanbreken van don dag was do wensoh van Abu Bon Hesed, om over zijn vijand te zegevieren, vervuld. Zij had den de plunderaars aangetroffen, feestvie rende mot. hun gostolon buit, en hadden hen plotseling overvallen, zoodat zij geen tijd hadden om te ontsnappen. Do oogen. van Ben Hesed waren ver schrikkelijk om aan te zien, toon hij op de vluchtelingen aanviel. „Laat. niemand ontsnappen!" riep hij met luider stem. „Doodt hen on spaart ze niet!" Daarna verzamelden zij de bezittingen van de gedooden, evenals hun eigen gesto len goed en wendden hun gelaat weer naar het Noorden. Het hart van Ben Heiod was zwaar als lood. „Wat geeft het mij eigenlijk," du bt hij, „om zich op, een vijand te wreken? Mijn zoon heb ik niet cong; on mijn herder evonmi®. Doch bet is de wet: loven om le ven; cn do weit is rechtvaardig." Bij Blceg moedeloos de oogen op en staarde ver weg naar het Oosten, waar de ochtendstond mot glanzende pracht cn praal begon aan to breken. Lange stralen van trillend licht drongen door het koude heldere blauw van den hemel, de morgenster verflauwde in den toonemenden glas, tot ze geheel ver loren ging in de glorie van den nieuwen dag. Abu Ben Hesed zag neer op zijn klee deren on zijn handen, welko roodgekleurd waren mot het bloed zijner vijanden. Op dat oogenblik walgde hij van zichzelf. „Ik zie ginder iets liggen, wat óp eon mensch gelijkt," zedde zijn oudste zoo®, die naast hem reed, „ook een beest, dat er naast ligt. Wat kan dat zij®, heer? Een onzer vijanden, die ons misschien door da duisternis ontkomen is?" Abu Ben Hesed riehtte zijn blik naar de plek. wolke zijn zoen hom aanwees. „Da dood is ingetreden", zoide hij kalm. „Da roofvogels verzamelen zioh reeds voor eau feestmaal." 1 „Neon, ik heb de gestalte zien bewogen. Zal ik oons gaan zien, wat dit t© boduide® hoeft?" „Ga, mijn zoon; als do ma® in leven is, dood hem dan niet, maar breng hem onge deerd tot mij." De zoon van Abu gehoorzaamde, terwijl hij voorzichtig het voorwerp naderde en van alle zijden in oogen schouw nam. Ein delijk steeg hij af en trad op de groep toe?, zijn paard volgde hem op de baden au snoof onrustig de luoht op. Twee of drie groote vogels, met slappe dunne halee® ca roode oogen, verhieven zich langzaam va®, den grond bij zijn nadering; onwillig vlo gen zij weg met krijschend geluid. ^"35^- 1 (Wordt vervolgd. 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1921 | | pagina 1