veede Blad. isdagl4Septemb8rl92l )e Herinnering. STEPHANUS. BINNENLAND. r - --- - - - - - - and vormt zijn eigen, leven. Wel Bïenscli een bouwer zijn. Eert, die 11 te gaan met potlood, met troffel >1. Maar in zijn materialen is hij af- jk. Die worden hem toebeschilct >n bem'elschen Archiloct, die zelf ening maakte, het ontwerp van het Samaar de mensch zijn leven/ zal :en. materiaal echter vergadert niet scii, maar God. Want het wordt op- n uit een gebied, waar de mensche- il en het menschelijk kunnen niets fenmogen te ontginnen, een land eenls is doorgereisd, maar dat nu zijn horizon ligt: het gebied van linncring. En zoo is iedere mensch fcwer met de herinneringen van xoeger leven. Dat is zijn materiaal, het voetstuk van zijn lcvemssland- rug, die zich welft van deru oever rvroeger leven naar die van zijn aordig bestaan. De stengel, die. zijn foem verbindt met de aarde, waarin .•tels van zijn verleden verscholen lerinnering (of wanneer zij is te &steld: de geschiedenis) is de band, I tegenwoordige vasthecht aan het n. Beiden «taan onder elkanders in- Op zichzelf- leelijke steenen kun- plaatst door vaardige hand, nog eeni I harmonisch effect vormen in de an <een huis, maar omgekeerd slordige gevelstijl aan het op fraai en waardevol materiaal ©en© le versiering onmogelijk maken. in de herinneringen van den mensch mengd. jn herinneringen, die zich als elan- u heen slingeren en u den1 levonis- ïenemen. Herinneringen, die als rots den weg van uw leven! versper- adat ge omkomen zult, als niet bij- att-sterker-dan-gij, de baan voor u ikt En er zijn herinneringen, die '10g voeren, als vleugels die den vo lgen door dreigende luchten, naar 5t op hoogen. bergspits. Herinnerin- i als lantarens aan uw levenswagen ihijn vèr vooruitwerpen/. Er zijn iringen, die u knellen, of die u vrij- Herinneringen die u doen zuchten, glimlachen. beiden hebbenzc dit gemeen: dat ïaAr weer eens opnieuw het leven ift, zooals ge het ééns doorleefdet. de herinnering is niet ijl enj vluch- de fantasie, die steunt op het on- [jke, op wat niet bestaat, lerinnering steunt op de werkelijk- >p de feitelijkheid van uw vroeger ©beuren. En daarom: al moge uw i herinnering vernietigen), al kunt Overleden vergeten, liet gebeurde pn maken, doet ge nimmer, ligt hierin voor het vereenzaamde fenll-even. oeri troost. Deze: dat do ïring hem zegt, dat hij eens heel jeleden misschien tóch heb leven f ik heeft. at er zijn mcn'schcn aan wie het levenlsddol voorbijgaat. Die •lieten op de leverjsmarict. Ge hebt jicht onder uw kcnnisseni, onder uw in uw eigen gezin. En ge kunt t gaan langs u heen op de straat, menschen nog, wier eerste jeugd i is. Maar ze gaan langs u heen, non- t en haastig. Ge vindt ze op ale- p kantoren en| in winkels, beleefd en anig. Jonge menschen in Wier oogen donkere schaduw van verdriet, om ïond plooit die onzegbare ellende, r die toch eens de khns gehad heb- 'ie toch eens op wèg geweest zijn et levensdoel. Die toch eer4s geleefd i het leven in ziijn d'iepste "essentie, éér welen dan zij, wier leven ver- emotieloos en arm enl die nog pn blevep met vragende, wijd-open •om sprak een Engclsch schrijver liepe levenswaarheid uit: „H©t is le hebben liefgehad en verloren, dan eheel niet te hebben liefgehad". Want, wiens leven^jó'Jêrff cent? de stna'- len der liefdezon heeft ingezogen hij heeft gelèèfd ook al behoort dat lo\en nu tot den schal zijner herinneringen^ al weet hij nooit le zullen komen aan 's levens hoogtepunt, t o c li^^^staat hij het woord van Goelhe: „het l^oa is goed, hoe het ook zij". Maar waar een herinnering is, is ook altijd con verwachting. En nu Ls het meestal zóó: waar de her innering een© blijde is, neemt de verwach ting dieni glans over miaar waar de her innering droef is, zijn 's levens verwachtin gen ook somher. Een kind «met een© blijdo zonnige Jeugd, dat aan moeder alles toevertrouwen en al les vragen kon zal later datzólfdo wil len geven* als het zelf in èigien/ gezin leeft te midden van eigen kinderwcelde. Het hoeft dus een blijde verwachting. (Maar er zijn ook menschen. die niets moer van het leven verwachten durven. Wier illusies detf bodem werd .ingeslagen. Neem als voorbeeld: do zakenman, wien alles nu eenlmaal tegenliep, die geruïneerd kwam to staan voor een liquidatie, of 'erger nog: voor ©en faillissement. Hij weet niet, hoc hij verder moet. O jawel, 't leven aal hem wel imeespoelen, zooals 'het zoo dui zenden meesleurt. Maar of 't hom geluk brengen zal Zijn verwachting is in 't gunstigst© ge val, dat hij nog wel worken kan voor een korst ibroocl. Maar een blijde verwachting? Ach, praat er niet van! a Zijn er nu menschen zonder herin nering? Neen. die zijn er niet. Ieder mensch hoe dom, hoe onontwikkeld, hoe verdierlijkt ook, heeft toch een herinnering, die zich in zijn teven bewust gelden laat. Het zij dan een blijde, hetzij ©en droeve: hij moet er mee bouwen,. Bouwen <aan eigen loven. Maar wel zajri er (menschen), die niet bouwen. Die niet weten wat graven is. Die aan de oppervlakte blijven. Die nooit een dieper contact met het 'leven hadden. Die dansen als een keilsteen over h©t wa ter. Of, die als vlinder», een blijden mid dag glinsteren in hun kleurenspnacht. Bij wie de herinnering niet inslaat. Die voor do winkel ramen al leen imaar glunen naar de uiterlijk© verfraaiing des leren/s, of die in de kerk bij de meest ernstige prediking nog denken over een nieuw toiletje, of over een jas die gekeerd moet worden. Maar onder de menschen, bij wie de herinnering dan wel is ingeslagen, vindt ge twee groote groepen: d© eene, wier aan leg hen voorbestemt tot pessimisme; de andere Wier leven staat 'in de bloemen geur van 't optimisme. Beide groepen beslaan uit menschen!. die leven. Dus herinneringen hebben. En hoe werkt nu de herinnering bij beide levenstypen? Van het pessimistisch- genre geeft- de geschiedenis ons tw©e spre kende voorbeeldenl Het eerste voorbeeld ra: Saul, Israels eerste koning. Ge ziet hem ctaar op zijn troon. De dae mon is in hem gevaren. O© hellegeest van zwaarmoedigheid, van levensangst. Voor hem speelt een roodharige knaap zachte metodiën, onttokk©ld aan harpesnaren. M-aar dan opeens herinnert de koning zich, dat do knaap zijn vijand is, hem naar de kroon staat. En dan dan zwellen zijn aderen op, dan spant zich ieder© zenuw en dan giert de speer door de lucht en blijft trillend spitten' in den wand. Hier leidt- de herinnering tot moord, straks op de bergen van Gilboa tot zelf moord. ïlet tweede voorbeeld is Nero. Ook een hypochonder. Een.' die gekweld is door de angst. Een, die zijn broer, zijn vtouw, zijn leermeester, zijn moeder doocLen Iaat. En dan straks, als die goliato sec te van Chris- leneni die oen eigerf Koning aanbidden, hun God niet afzweren voor zijn lauwerkrans welnu, dan ook h©n gekruisigd, ook hen gebruikt als bloedige fakkels op zijn wel- iustfestijnen. Maar later zal do herinne ring bet zwaard steolen! in zijn eigen hart. En ook hier, als op Gilboa, is het einde: levensvernietiging, de dood. Hier werkt dus de herinnering als macht ten kwade. En dan bij de optimisten? Hoe •werkt de herinnering daar? Ach laat het leven zelf spreken. Ge hebt ze wel onder uw kennissen, die ge tooid met rozen en mirthen, met blijden luid klinkenden lach de drempel van eigen, woning voor het eerst overschreden. Wier bloeiend optimisme den levensdurf zoo spande. Misschien zijt ge na jaren nog. eens FEUILLETON. Naar het Engelsch van F. M. KING6LEY. der een woord te spreken greep de haar bij den arm en duwde haar in luwe ©pleet tusschoa de rotsen. Toen van alle krach Ion een bree- teeimikkende, welke half in do o;> zand was gedrongen, Blaagde hij in, hem op zijdo to s huiven, treden van een trap, in do rots ouwen, werden zichtbaar, li it de diep te eon verstikkende walm van hars meisje deed eenig© stappen achteruit. j hier!" zoide zij angstig. „Ik ben ik kan niet verdor. Dit is de adem paden." knaap aarzelde één oogenblik; hij nu ook het geluid vain stemmen en likelen der belle®. „Luister", fluister- „ik ken de stemmen niot, maar jij ja, dat is do stem! Ik wil overal om hen maar to ontkomen." kwamen dichterbij: de lang- van hot lastdier en de ruwe Êtn,er m^soheHiko stem. in huif wtfnirt'g téFlïg gekomen". En geen tekst- sierde d'en wand. En voor dei* hu- wel ij kisb ij bel was geen plaats op den schoor steenrand. En ge zaagt, dat do herinnering aan dien! blijden huwelijksdag niet be stand was Legen do realiteit van het har de leven. O ja, er waren nog wel sporen van die oud© lcveneblijheid maar toch: het. zonlicht was omfloerst, door wolken- sluier getemperd. Er is maar oon kracht, die don bouwer sterkt het materiaal der herinnering goed te gebruiken: het geloof in Jezus Chris tus. Het geloof dat boven do hcrinnering- •aan-vcel-zonde uitgaat. Ja, do herinnering moge eetfe verwach ting veronderstellen, maar door denrimpuls van het geloof wordt die verwachting een hoop. Een hopen, een verwachtten!, een boiden van 's hemels zaligheid. Dan eerst is iedere herinnering er, om den mensch sterk le maken. Waar hij treurt hij do herinnering aan zijn zonden, zegt. het ge loof hem, dat aan wien veel zondigde, ook veel vergeven werd. En bij de herinne ring van 's levenls zonneplekken, is de imengch ontroerd, dat hij door het geloof, die nu nog mijden mag, als een avond offer van lof, aan het Lam, Dat hem vrij kocht. En hoe meer het getal der herinneringen is des te moor zal cfio mensch zoeken de bron van zijn hoop em verwachting: Gods Liefde, Wij hebben -dan altoos goeden moed! Want Jezus heeft de wereld ook o n- •ze wereld, onze zonden overwonnen. En nu is het nog slechts: en herboren opgestaan achter Hem ten hemel gaan. Begrijpt ge nu dat oude moedertje? Ze zit daar ©ertzaam op haar kamertje. En beidt haar laatste levensuur. Ze ziet de da lgen verglijden. Zo ziet het aan de boom toppen, die hun bronzen Linten aannemen, aan de blaren, die wentelend nedcrluime- len. Haar levensavond is verdroefd Zij is leerzaam. En toch toch lééft ze. Toch jnolt er een traan uit haar uitgebluschto oog, als ze u spr©ekt van haar vergane le- Ven, van haar zorgen en van het kruis, dat Ui aar ook nu in haar vereenzaming nog niet gespaard wordt. En toch ia ze gelukkig. En klaagt ze niet-. Want ze weet, dat God haar nooit ver laat. Zie dat is dc herinnering dog geloofs. Zalig dan* wie zóó op hot einde •let! T. MELODIE. Wat is er toch in mij geschied? Mijn leven is nu louter lied1! Mijn stille ziel, ze zwelt in mij van puro melodij! Had ik des leewriks klare keef, 'k ging óp in perelenjd gekweel; had ik des nachtegalen stem, schallend aanSbad ik Hèm! Had ik Cecilia's orgelspel ©n vrome vingnen, wonderwel gaf ik mijn berstend herle lucht •in dreunend zoet gerucht. Of had ik Davids elpen, luit, ak zong mijn heele weaen uit in stouten cn. verheven galm van wonderdiepen psalm Nu heb ik maar een stalen pen, en toch, hoe innig blij ik ben! Een needrig speeltuig is zij mij voor 's harten melodij. En giDds daar krijg ik Englonstem. te loven en te prijzen Hèm Di© aan mijn ziel heur Iièkens geeft, in Wien rij zingend leeft! (Uit „Stamelingen"). „Het is dollewerk, Besa, jo hebt waarlijk door jo val van gisteren het klein beetje verstand verloren, dat de goden je gegeven hebben. Ik moet er nog om lachen, als ik denk, hoe do kleine hoks jo heeft deen tui melen." „Wie kon ook welen, dat hot bedelkind Grieksch verstond?" „O, dat spreekt vanzelf! Niemand ver staat het beter dan bodolvolk: zo jammeren om het goud van den rijke in zijn eigen taal. Ha, -ha! „Ge moest gekroond worden mot geurige guirlanders," zoide jo mot een zoetsappige ©tem, zoo zoet als Sesamcesohe olie. Daarop zag ik niets anders da,n een zwevendon bundel rood laken. Besa was verdwenen! Ha, ha!" „Waarom heb je haar niet gegrepen?" ■bromde dc andere, knarsetandend van woe de. ..Ik wil haar vinden, al zou ik mijn le ven lang naar haar mootje® zoeken; el ware het alleen maar om haar zingende leeel dicht -te knijpen." „Dat zal jo niet doen, vriend, die keel is goud waard, en ze behoort mij. Kom, laat ons teruggaan; zo zijn hier met." „Wat is dit?" zcido Besa triomfantelijk, van zijn ezel springende cn oen kleurige lap van gestreept kei-oen van den grond op rapende. Dit, of iels dergelijks, had hot meisje gisteren om haar schouders gcsla- fcOU" s - Vak"Vereenigingen- vernietigen', waar dc' ar beider, elk arbeider in zijn bedrijf zelf strijder is, en daardoor tolhoog er bewust zijn komt, dio do voorloopcrs zijn der ar beidersraden (sovjets) en dus der revolu tie, die de kernen zijn der ooromunistieohc productie en dus der contmunislnsche maatschappij, enj die zich zelve organisee rden naar industrieën on tot één Bond van Bedrijfsorganisaties voreonigonalleen,de ze brengen het zelfbewustzijn der arbei ders, hun wil era kracht tot revolutie om hoog, ©k kunnen1, met do proletarische partij tezamen, do revolutie verwekken. De anti-parlementaire, politieke commu nistische Par Lij en dc Bond van Bedrijfs organisaties, dat zijn de middelen om de arbeidersklasse, do dictatuur te geven. Dit rijn du9 in West-Europa en Noowl-Ameri- ka de middelen om het kapitalisme omver le werpen". „Daar do Communistische Partij in Ne derland ea de derd© Internationale deze middelen niet willen en de propaganda er voor verstikken", verklaren onderteeke- nareni, „hun uittreding uit die Partij en uit de derde Internationale en hun bereidheid tot het stichten, op den grondslag van an- ti-parleinsatarisme, bedrijfsorganisatie en fclas3e-dictalluur, een» Nederland sche Communistische Arbeiders-Partij, die lid moet worden eenier nieuwe, waarlijk com munistische Arbeiders- Internat io.oale". Pas op dc kleintjes. In de N. R. Grt. schrijft een „huisvrouw" het volgende beharteentswaardtge «tukje: i.Allerwege wordt gesproken over en ge werkt aan bezuinigingen. Toch ben ik bang dat door do verschillende commissies naar groote posten wordt gekeken, en klei ne over 't hoofd gezien!. Mag ik ate huis vrouw eens wijzen op iets kleins, omdat ik -die laatste jaren zelf ondervonden heb, dat vele kleintjes éen groote maken! Een dezer dagen verleide m6j iemand die op een departement werkzaam is dat de ambtenaren, soms ook de vrouwelijke, ieder elke week oen doosje lucifers krij gen. Ik was zeer verbaasd, maar bij ons gesprek was nog iemand aanwezig die een rijksbetrekking heeft en/ die zei: „bij ons krijgen de ambtenaren) het ook, dat be staat zoo lang ik mij herinner en is op elk regeeringsbureau zoo." Nu is een) doosje lucifers wel heel klein, maar gerekend over 52 weken en over bet zeer groote aantal ambtenaren dat we heb ben, beloopt 'het bedrag nog in de duizenf- 4e n. Ik begrijp wel dat hierover door velen gelachen wordt en gezegd, dat is nu weer echt iets voor een vrouw, .rnaar er zijn nog heel veel van die kleinigheden aan te wij zen die met elkander een groot bedrag vormen. Daarom bezuinigingscomjmissies, laat ook ©ens tot u doordringen! het oud-e spreekwoord: Vele kleintjes maken een grooto. Scheuring bij dc Communis tie rh. Een aatal met don gang van zaken on tevreden, aangeslotenen bij de Communis tisch© partij in Nederland, zich noemende het voorloopig bestuur der ComiïK Arbei ders Partij, publiceeren eem uitvoerige „verklaring", waarin zij o.m. beweren: .„Alleen de bedrijfsorganisaties die in de plaats komen der vakvercerilgingcn, die de Amu, want zoo werd do man genoemd, antwoordde niet; hij staarde aandachtig naar een nauwe opening in de rotsen. Ook hij steeg var. zijn ezel. „Er is iemand hier geweest," zeide hij, op de voe tstappon in het zand wijzende dat in do opening was gewaaid. HOOFDSTUK HL In het palois van den hoogepric; ter. Jehovah zij geprezen, dat ge je gezond heid horlcregen hebt, mijn zoon; want of schoon wij de® dood van den Godslasteraar boworkt hebben, blijft t/och nog altijd de wartaal van Zijn volgelingen te bestrijden. Mot de® stam van den vergiftigden wijn- gaaaxL&t-ruik moeten wij ook de takken ver branden, daar zij anders opnieuw kunnen uitbotten." „Gij beoefent de taal dor wijzen," zeide Eaja/phas op een loon van lustoloozo on verschilligheid, terwijl hij den blik peinzend richtte op do rij van blauwe heuvelen, die I zich aan don horizont uitstrekten, i Anna? otaardo vol wrvvcl naar hof. bleeke I vermoeide gelaat. „Overal in Jerusalem en j in .geheel Gal ilea worden geruchten ver- i breid, dat do Man weer in loven is; dat Hij zelfs door hen gezien is. In den tempel weerklinkt dagelijks hot. geluid A an hun Uit het leven van Prof. Bavinck. In de Standaard verhaalt Ds. Janeen veldprediker in algemeonen dienst, van een bezoek door Prof. Bavinck in do mobüisa- tiedagen aan Brabant gebracht waar hij geheel belangeloos voor do militairen, te Bergen op Zoom en te Hoogerheide optrad. De vrijzinnige kerkvoogdij te Bergen op Zoom was zoo vriendelijk do groote Nei Herv. Kerk voor dit doet af ie staan, ter wijl de Divisio-Ccmmandaait oen brigade- oefening die op dien dag zou plaats hebben afgelastte. De groote kerk was tot in de uiterste hoeken gevuld. En toon, zoo vertelt Ds. Jansen, kwam Prof. Bavinck op de® kansel. Nog zie ik hem staan, m die kerk, waar minstens 1500 militairen aanwezig waren, en nog hoor ik ihet begin: dat de wereld, waarin Paulus leefde een geheel andere was dan waarin wij ons bevinden. Eorst zacht, mtet weinig vuur en emotie, maar langza merhand kwam er gang in; het. werd inter essant, het booido, htet pakje, het sleept mee; hot overweldigde. Geen soldaat sliep er; geen soldaat ver veelde zirjh; geen öoldaat geeuwde, wat. zij anders heel spoedig deden. Onafgebroken haddon zij hun oog op den spreker gericht, zij 'hingen, aan zijn lippen. Zij dronken de woorden in. Zij verroerden zich niet. En geweldiger werden de woorden; klem mender werd 'het betoog. Het zijn zonder God in deze wereld en het leven zonder God io dc mobilisatie, hot wend alles mot gloei ende kleuren ge'eek end. En d!e beteekcnEs van een biddend loven, dat geleid werd in hoi spoor van Gods ordinaat Kin werd op oen aangrijpende wijze in het licht gestéld. luidruchtige lofgezangen en dankgebeden. Ik heb aangeraden, dat zij cr uit geworpen moeten worden," vervolgdo hij; „want het is godslastering éh niets dan leugens Het kan niet waa? zijn!" En do spreker richtte zich op cn begon o.p het torras van de® overdek!on tuin heen en wear te loe pen. „Het Sanhedrin schijnt to denken, dat er niets zal gebeuren," vervolgde hij toor nig. „Laat het blijven," zeggen ze, „do ge ruchten zulBen van zelf sterven, even als de Man." „Bah, ze ziin blind. Luister, dit zijn de feiten. Hot. lichaam van den Man verdwijnt op den derden dag na do kruisi ging de Romeinsclie wachters vertollen een ongelooflijk verhaal van „een aardbeving en de verschijning van 'cc® engel, wiens ge daante was gelijk een bliksem, cn zijne klce ding wit gelijk sneeuw" leugens, alles leugens! Dat heb ik hun aan 'het verstand gebracht; goud werkt, wonderen; zo zoggen nu, dat ze gedroomd 'hebben en dat. Zijn discipelen hot lichaam gestolen hebben, ter wijl zij in slaap waron gevallen. Zoo A-er is alios good. Dan is cr nog de geschiedenis met het gescheurde voorhangsel van hot Heilige der Heiligen: een ongelukkig to'o- yal; hot. maaksel is door insecten opgege ten; dat spreek tmn zelf. Hoe kon hot an ders gebeuren?" „Wie heeft het gezien?" viol Knjaphas hem met klanklooze stom in de rede. Maar nog hooger ging 3e A'ïucfii.' van «fel redo, nog rijker ontplooid© de redenaa? zija schitterende talenten. !t Ging naair het einde. De peroratie. Ea toen heb ik Bavinck nog eens in de \-olheid van zijn kracht gezien. Dat slotwoord, over do beieekonis en de waardij van liet Vader land. ons door God gegeven, en ten voll© waard, dat do mensch daarvoor zijn Itoog^ sic bezit, dat is zijn leven, geeft.3c zal hei; nooit vergeten. 't Was doodstil in de kerk. Officieren c-n soldaten pinkten do tranen weg, dio hun met kracht in do cogen drongen. Ea toen hij ten slotte een beroep deed op ons lcgor om zoo noodig ton koste \mn het leven, ons Vaderland en Oranje te verdedigen, hadden wij allen hem de regels uit liet „Wilhel mus" wal willen toeroepen: „Het. Vaderland getrouwe, „Blijf ik tot m don dood." De kerk stroomde leeg, maar voor da kerk wachtte hot rijtuig dat ons ndar IIoo- gerheide brengen zou. Wat een onvergel©- lijko rit. En wat was hij verblijd dat. hij gekomen was en voor zoo'n schar© van mi litairen had mogen spreken. Zou het niet te hoog voor hen geweest, zijn? Zou ik den goeden toon gehad hebben? Zouden zij mij begrepen hebben? vroeg hij herhaaldelijk. En wat lachte hij hartelijk toen ik zeide, dat hij niet alleen een uitnemend professor in do Hei-ligo godgeleerdheid, maar ook een uitnemend veldprediker zou zijn. Wij kwamen in Hoogerheide, een dorpje ongeveer 2 uur gaans Aran Bergen op Zoom gelegen, en daar zat het Militairen Tehuis opgepropt. Wij konden er eigenlijk niot in. Maa/r met een bootje moeite wrongen wij er ona door. Eerst do voorstelling aan den- majoor Bink met «enige van zijn officieren en toen een kop thee met een macroon, de geliefde soldaten-drank. En toen nam de professor het woord. Da soldaten zaten op de toonbank, zoodat da spreker zich haast niot kon verroeren. Maar dat A'ond hij heerlijk. En daar, in dat. eenvoudige Tehuisjo: te midden van soldaten en officieren, heeft Bavinck toen cm van zij® prachtigste cau- eeriën. gehouden over: de Ziel. Nog hoor ik dat begin. Vrienden zeido hij ik wil mot jullio eens een poosje gaan pra ten over jo ziel. Misschien gelooven jullie niet. eens dat ie er om hebt, cn indien go het al gelooft, hebt go er misschien nog nooit aan gedacht; zoo begon hij. En het wérd G'ceds hrtcrcssanter, steeds spannender, «leeds verrassender. Je zag op Lot gelaat, ho© de mannen van dat koste lijke woord genoten. Eerst het onbewuste loven van do ziel, teen de overgang uit het onbewuste in het bewuste, eindelijk de oAror gan g uit hot bewuste in <5M zelfbewuste le ven. Daarop de be'oekenis en <le waarde van onze zied; eindelijk de verlc-sri: on bestem ming van onzo ziel door en in Christus Je zus. „Om nooit to verge'cn", zoid© majoor Bink, ien niemand von do aanwezigen zal die samenkomst in het Mi/1. Tehuis to Hoo gerheide vergeten. H icr overtrof Bavinck zich zelve en sleep te hij weg door zijn eenvoud on zijn duide lijkheid. Verscheidene mannen drukten hem. na afloop de hand. De majoor noodigde ons aan tafel, maar A"oor wij aan tafel gingen, wilde hij nog eens zien, hoe nu eigenlijk de manen gelegerd waren. En toon gingen wij 6amen het kanton- nament in, c® wij zijn een paar van die Brabant scho zolder! jes op gekleuterd, dio onzo mannen nooit zullen vergeten. Nog zi© ik bom staan op een A*an die zol dertjes ia gebogen houding, omdat bot. dak zoo laag lag, een on al Arerbazing, dat daar „onze jo-ngens" liggen moeste®. En toen naar de babaljonstafol. Eon eenvoudig me nu, oen gezolLig gesprek on can woord va® harielijken dank \*oor het genoten© in de samenkomst, door den majoor uitgesproken, on wij aanvaardden onze terugreis weer naar Borgen op Zoom. Telkens kwam hij weer op die kwartie ren terug, waarin de soldaten gelegerd wa ren. Hij vocldo het. wat dit voor do man nen was. Hij was dankbaar voor dien dag cn toen hij afscheid Aan mij nam op hbt station to Roosendaal, was het met groote blijdschap in zijn hart, omdat hij een 6tuk van het mobilisatieleven van nabij gezien had. En ik bleef achter met een gevoel dat hot oen dag geweest was, dien ik nooit zou kun nen vergeten en -ook nooit vergoten zal. Want. do gedachtenis van den rechtvaardige zal tot zegeningen zijn." - (o) „Een tiental priesters, dio 'het altaar ga reed maakten a-oor den avonddienst. Hel werd mot luid geraas in twoeèn gescheurd, zeggen zij, on hot Heilige hun plotseling ont'huhl. Ik hob hun aangeraden, zich be daard te houden. Het kan zijn, dat zij ook afvalligen zij®, maar ik durf niot vrij han delen, zooals ik in dit geval zou willen doen ter wille van hot volk. Van één zaak ben ik zeker: de Man is dood. Daarin hob- be® wij gezegevierd. Ik zag hem sterven; en hij is stellig omgekomen, ovenals do el- lendigo boosdoenore, wolko dien dag aan beide zijden van Zijn kruis hingen." Het gel-aait van Kajaphas Averd doods bleek. „Spreek er niet. meor ovor," hijgde hij bijna onverstaanbaar, „ik gevoel me ziek." Annas e!aarde hem eenige oogenbliklcon •mot biina minachtenden blik aan. ,lk zal iemand roepen," zeide hij ©indelijlc. „Ja moot oen teug Ariju nomen voor hartver sterking." „De man irekt hot. zich org aon; boe vroomd", peinsde hij, terwijl hij het huis van Kajaphas verliet. Hij ie gelijk oen louw van zand. ik Iran op hom niot voor hulp Tekenen. Wi© is or dan mot oon moedig har!., dio mij zou kunnen dienon? (Wordt vervolgd), j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1921 | | pagina 5