"1 Zielsverminking.
of (o)
j.,j is pp pen woord, dat don mensch meer
Interesseert-, meer respect inboezemt dan
>7, iet woord'„ziel"? Tegenover eigen ziel
glèzit do menscli een natuurlijke schroom.,
ddij spreekt er niet gaarne over. Ieder
n A-oord zou het mystericuse, dat der ziele
totiigen is, geweld aan doen. Het zou mis-
lir.clinken als luide woorden in een ten he
mel bcfjendo kerkhal. Want dït&r voelt
m«e dieper dan ergens anders, meer clan
e [n de wandelparken en op de pleinen der
hagtad, de tegenwoordigheid Van den Hei-
duigen Clod. Daar is de aanraking met liet
inkjleilige. Daarin dringen de blikken van
pods oog. Daar heft de gemeen'te het
lij|iart naar hoven. Daar is die voortdurende
iafoissel werking tusschen de aarde eru den
eijhemel, als een lichtende Jacobsladder,
ojfcvaarlangs de Cherubijnen nederdalen! en
«opklimmen.
eT Zoo is iedere ziel 's menschen tempel.
leeDo heiligste plaats van zijn leven. Zijn
el.etilto bidkapel, waar hij schuilt voor den
la&onimelenden donder. Helaas ook vaak
en'tijn afgodstempel 1
n 'De ziel is dus 't meest persoonlijke wat
de mentsch kent. Maar evenals een kind
erbaasd is, over het wonder dat het
lopt, zoo staat de mensch ook verbaasd
anneer hij. de vermogens van zijn ziel
ij leert kennen.
w Dit geschiedt niet altijd door liet lezen
vevan den eenen moderne roman na den an-
dtderen. Men prijst :t U wel aan. Ge moet
iijimmers „het leven"' leereü kennen. Ge
nhnoet in den geest immers meegemaakt
hebben wat er omwoelt, in „de ingewanden
\an Parijs", zelf moet ge toch wegge
gleden zijn in „de koele meren des doods".
Maar men vergeet één ding: dat nie
mand het leven kan doorproeven in a 1
ijn nuanceeringen. Want iedere ziel lieeft
haar eigen tint. En ieder leven heeft zijn
igen kant. In de gladde vijverspiegel ont
aart ge slechts de blauwe diepten! van
een gedeelte des hemels. En daarom
draagt ieder zioleleven zijn eigen, per
soonlijke enkelzijdigheid. O, het is
waar, er zijn naturen', wier ziel wijder
f uitstrekt dan tot de engere begrenzing van
J't stille oeverriet. Daaiom kon Willem
i ploos spreken:
„mijn ziel ós als do zee in wezen! en vcr-
ijsciiijning,
2 zij is een levend schoon en kent zich-
[zelve niet"
Maar dat is slechts het goddelijk privi
lege, geschonken aan den man van het fa-
J lent, of breeder nog, den mentsch van liet
genie.
En nu is het. zoo begrijpelijk dat de
li jeugd in haar ontwikkelingsjaren zoo dwe-
pend do genoemde dichtregels aanhaalt.
Ze. uitzingt als het dagelijksch wederkee
rend thema van haar levenshymne. Want
1 lederen dag groeit het bewustzijn der ziel,
s worden er nieuwe verten geopend. Daar-
om kan zij intens genieten meer dau de
ouderdom van schepen, die zeilend
scheren over rimpelige waterbanen, van
I 't vloeiend zonnepunpcr dat den wolken-
- bank overstroomt waarachter de konin-
gin des hémels verzinkt; van nieuwe me-
i Jodieên, door .kunstenaarsvingeren ontlo-
ken aan 't simpel snareninstrument/Want
I elke nieuwe kleurenliarmonie, elke nieuwe
klankenval brengt iets nieuws naar voren,
I geeft den) menscli een vergezicht in eigen
levensinhoud, dat hij te voren nog niet
had.
Het is dan de tijd van den overmoed, van
j het omber- idealisme, van het zich
I niet storen n banden en conventie.
De ziel der jeugd is als de kleurige bel,
geblazen door kindermond uit aarden) pijp.
I Bleeds zwelt zij, steeds weerspiegelen er
meerdere dingen in en alle beelden heb-
i ten hun eigen bijzondere tint, hun eigen
I glans.
Maar één gevaar bljft er: dat de zeep-
I bel hij le groote spanning uiteenspat!
Want er is een oud bijbelwoord: dat de
wortel van alle kwaad is de begcor-
1 ij k h e i d.
De begeerlijkheid; de giftstengel, dié
haar wortels diep woekert, in do diepste
donkerheden der menschel)jke natuur.
De smeulende lont, wtier gloeiend einde
onheilspellend zeker voortiruipt.
De daemon, wiens brandende oogen flik
keren in de café ehantanls, waar vrouwen
zijn; wiens harige klauwen grijpen in het
donker naar het goud in do safe's, en
wiens lieete adem de sloten der brandkas
ten doet openspringen. Dc satyr, die zijn
■arm knelt om de bacchante, dlio den thyr-
sos zwaait in veile orgieën, of die op zijn
rieten fluit voor Psyche met lokliedereu
vleit.
Het is de donkore bloedgod. Het beest
in den mensch. De allegorie der drift.
En overal lis hij. Hij gaat met u mede,
waarheen gij ook gaat. En ge hebt met
hem to rekenen.
Ook in uw zieleleven. Want 'hij Is niet
verzadigd voor zijn klamme vingers den
zilveren beker van uwe ziel omvat hebben.
Voor hij den laatsten druppel heeft op
gelekt.
Voordat, het edel metaal besmet en be
duimeld ledig staan blijft.
Voor go van uw levensmijn geheel ont
ledigt! zijt.
En dan laat hij hooren/ zijn spotgelui-
den en is bitter zijn grijns.
En hoe onteettend is dan do gedachte,
dat ge altijd dien duivel 'bij u hebt om-
hij zwi'.gen kan in eigen ziel.
Dat. hij hol heilige pand, door God lioan
toebetrouwd, neerhalen kan en uitstallen
in de stoffige huiskamer van een burver-
manèwoning.
Neen, de begeerlijkheid grijpt niet. in dc
eerste plaats aan des naasten goed., maar
aan het eigendom van God: de ziel.
En doordat de mensch zijn eigen ziel
uit haren baan slaat, maakt hij, dat zijniet
jmeer opstijgen kan tot der lichten Bron en
.Vader. Dat zijn ziel ondergaat het. lol van
den gekortwiekteii vogel: die rondfladdert
hulpeloos, verminkt, ellendig.
Zielsverminking!
Wilt ge voorbeelden?
Daar staat een groot heerenhuis in den
.tillen nacht. Alles slaapt, In de donkere
kamers, dc bleek marmeren gang schampt
enkel langs wand en vloer het blanke ma
nelicht. Maar bovenop dat kamertje brandt
een vetdruipende kaars. En daarvóór tee
kent zich af liet donker hoofd van een
bieisje, dat maar lezen blijft, lezen tot.
diep in den nacht. Zij weet niet. van lijd.
Want do hartstocht voor den roman heeft
haar bevangen als een koorts.
Haar oogen branden. Rood glooien de
wangen. Nerveus grijpen do vingers in
't weelderige haar.
Een] slachtoffer der zielsverminking.
O, ér wordt door de jeugd zooveel ge
lezen op zolderkamers en verborgen plek
jes. Er wordt in de stilte zooveel ge
proefd van de verboden vrucht.
En het gaat zoo geleideljk. Want in de
modernen roman brengt de schrijver naar
voren wat. diep, diep leeft en gist achter
den sluier der ziel. Telkens wordt het gor
dijn iets verschoven. Niet le veel ineens.
Geleidelijk. Met mate.
En dat nu prikkeltdo begeerlijk
heid.
liet jonge meisje eigent zich de dingen
toe uit de schatkamer der ziel, die haar
eigendom niet zijn. Die haar niet sieren.
Die zij niet dragen kan. En alles wordt
maar goed geredeneerd, met de leus \an
dien Indiër Nolo Soerolo: „Mijn ziel ia als
de zee, nimmer uit te pullen, maar ook
nimmer te verzadigen". Alsof er niet
een einde komt. aan de spankracht dei-
ziel 1
En imeenentd eigen zieleleven te verrij
ken, staat onze jeugd daar berooid, ver
minkt.
M'eenend zijn leven te voeren op hooger
plau, zijn slechte de lichaamsdriften ont
ketend. Want er bestaat een evenlwiehl
tusschen lichaam en ziel. En als dat ver
broken wordt, als de ziel plotseling teveel
uitgroeit, tracht het lichaam dit te herstel
ten. En komen er dus neigingen, driften
naar voren, onbevredigde hartstochten,
die aan het gelaat geven dien rnoeden trek
en aan het oog die matte glans.
En de droefenis der wereld werkt den
dood
Maar ook in het religieuss loven be
slaat een zielsverminking. Dan, wanheer
het teero leven tusschen „Jcsus endc siel"
gekleurd wordt met het donkere rood van
erotiek, van hartstocht.
Daarvan spreekt de literatuur der late
Middeleeuwen en wanneer Charles rt'Or-
leans telkens weer, zelis op perverse wjze.
met het heilige een aanraking zoekt in
beelden ontleend aan het erotische leven.
Hier is het breede terrein der valse he
mystiek. Mystiek dus waar het gees
telijk clement heeft plaats gemaakt voor
het zintuigetijke, zoo niet voor het zin
lijke.
(Het gelukselement wordt hier ver
anderd in het ge no Isolement.
Hot is niet meer een aanschouwen van
verre, maar een intiem betasten, een om
helzen, een kussen van Jezus.
Een beroeren dus van den Heilige met
onreine lippen.
En in heel do literatuur ligt niet. de
serene rust van het, reine leven uit God,
maar de zwoele hartstocht van do be
geerlijkheid.
Hier is do vroomheid zonde geworden.
Ook 'daarvan is h"t einde' de dood.
Tenzij God zich ontfermt.
Want. Hij doel wonderen.
En bij den Kruispaal des LydenJs:
Daar vindt, liet afgejaagde hart..
Daar vindt het stil pijn voor zijn smart.
Daar nesllen alle tamme vleuglen
En heffen tegien 't paradijs
Bij beurte een lofzang aan om prijs.
Daar leert de ziel baar lusten teug'leni.
(Vondel
T.
1) erotiek liefdeleven.
En niet geboden tot Hem, diie de duive
len uitwierp.
Zielsverminking. Dat is de zonde van on
zen tijd.
En onze persoonlijke zonde.
Juist het geheimzinnige, het verborge
ne, het geslotene der ziel wekt op den
prikkel der begeerte.
L De mensch is niet eer tevreden, dan dat
En ook in onzen lijd, onder ons geslacht,
lier-t nog welig de hartstocht inzake liet
godsdienstige.
Er ziij-n nog velen wier godsdienstig le
ven alleen aanstuwt op genots-emotles.
Menschert, die zoo gemakkelijk schreien
kunnen, die zoo weinig nuchterheid be
zitten, zoo weinig weerstand hebben waar
het geldt de hooge ernst van den verbor
gen omgang met God.
Menschen, die de Stilte niet. kennen in
hun godsdienstige bevinding. Bij wie een
woordenstroom het Itorte oogenblik van-
leven-uit-God moet rekken, moet laten
voortduren.
Menschen dus, wier godsdienstig leven
zoo gepassioneerd is. Die zoo weinig ken
nen het klare besef, dat God bij hen is
in hun zaken, hun gezinsleven, hun be
zigheid van ieder oogenblik, Zwoegers, die
m:aar voortjakkeren in nerveus gedoe. En
niet kennen! de kracht van het verlossende
Kruis, kracht tot zelfoverwinning, zdfbe-
heersohing ook in het leven van allen dag.
Hulpeloozen, die niet weten van zelfcon
trole. over de heiligheid van lief. rcligicuse.
Die hun spontane ziel zoo weinig leiden
laten door de soberheid in Gods Woord.
Zij zijn als de zwemmer, die zich ver
moeit en zich wentelt in de schuimende
golven der branding, maar die opeens be
speurt to ver afgedreven te zijn en wien
dan de dood beangstigt.
Zoo drijven zij maar op de slroonren
van hun gevoel, tot. zij zelf vaak niet meer
weten het veilig oeverzand.
Zij z-ien alleen hun eigen brandend ver
langen en zoo zelden vatten zij, dat de be
zonkenheid van den zwijger, wiens leven
Jcalmer deint, steunt op eerr ziel die gaver,
minder verdeeld, minder geschonden is
dan de hunne, waarvan de fijnste wei-
horens afgebroken zijn,, door dc onslui
migheid der begeerte.
Dat is ook: zielsverminking.
Gemeenteraad Leimuiden
Vergadering van don. gemot ntoraad van Lei
muiden op 26 Augustus des nam. 8 uur.
Alle leden zijn tegenwoordig. De v/aarnemende
voorzitter wethouder B otn thoo rn -opent die
vergadering met gebed.
De notulen hebben ter inzage gelegen en wor
den onveranderd vastgesteld.
Ingekomen is een schrijven van Ged. Stater
behelzende het verleunen van nog drie mnanden
ziekteverlof, aan den Burgemeester.
Een schrijven van Gedeputeerden behelzende
goedkeuring raadsbesluit.
Een schrijven van Gedeputeerden behelzende
liet niet goedkeuren van het raadsbesluit om de
huur der ambtswoning van den Burgemeester op
i 700 te brengen; Gedeputeerden wenschen dit.
bedrag te brenger op f 500, aldus wordt beslo
ten met algemeene stemmon, dus zal deze wo
ning in plaats van I 300 voortaan I 500 cpbreru-
gou.
Teruggekomen is van Gedeputeerden de ver
ordening op do lichtbelasiing met enkele kleine
wijzigingen, ineor van redaclioneelen aard, wel
ke wijzigingen door den raad worden goedge
keurd.
Ingekomen is voorts een adres van den commies
den heer Klaare. om de woning van dc gemeen
te te mogen, huuren voor I 4 per week, de som
van f 4.75 door B. en W. gevraagd was hem wel
vat hoog. Do raad besluit met. algemeene e tem
men die gc-uieentewoning van af 1 October voor
f 4 per Aveek aan adressant tc verhuren. Door
den heer v. Leeuwen worrlt nog gevraagd of de
tegenwoordige huurder er Tin uit is. Dc Voor
zitter antwoordt dat de betrokken huurder be
richt heeft ontvangeu, dat hij tegen dien tijd
dc woniug veriatoni moet, met aanwijzing van
nog andere leegstaande woningen.
Ingekomen is nog van Gedeputeerden een echrij
ven om do opcenten op de personeel© belasting
niet met ingang van 1 Januari 1901 maar mot
ingang van 1 Januzri 1922 'te doen ingaan.
Aldus wordt besloten.
Bij de Comptabele regeling wordt, goedgevon
den een som van f 53 voor advertentiekosten
eu een soin van f 270 voor het. schoonhouden
van de Secretarie eu school te bestrijden uit den
post „Onvoorziene Uitgaven." Aldus wordt be
sloten.
Een verzoek van den lieer Benschop om z'in
salaris van f 100 met f 50 tc verheogeo, vcor
het schoonhouden der straat wordt met alge
meene stemmen ingewilligd.
Vervolgens doet do Voorzitter modcdcc-
ling dat er destijds door de wethouders Bernard
en Bouthoorn een aauklaeht is ingediend tegen
den Burgemeester bij den Officier van Justitie
wegens het valsch teekenen van stukken, maar
dat de officier van Justitie daartegen geen ver
volging k<_-n instellen daar hij niet uit kon ma
ken, wie dan wel de stukken geteekend had. B.
en, \V. vragen rai aan den raad een som van f 100
om te laten onderzoeken door drie deskundigen
of bedoeld© stukken valsch gctcekcnd waren eii
zoo mogelijk wie dat gedaan heeft.
Do heer Visser bestrijdt dit voorstel van
B. en W., en meent dat or geen succes mede te
behalen is, daar do groote hoeren elkaar tori
altijd dekken, en is er op tegen om 'laar maar
weer geld van de 'gemeente aan te besteden.
Hel, voorstel van B. en W. wordt in et-ommin;
gebracht, en aangenomen met 5 van de 7 stem
men tegen 6temd© de heer Visser en blanco
de heer v. d. Akker.
Bij den rondvraag vraagt de heer Visser
naar de kosten van de leiding naar den heer
Duijzer en wie die betaalt.
Do Voorzitter antwoordt dat do Centra
le di© leiding lieoft gelegd voor f 1000 v. aar va:
de heer Duijzer er f SCO en de heer Charlet
f 100 betaalt zoodat het de gemeente maar
f 600 kost, waarvan ruimschoots rente getrok
ken wordt uit de lichtbelasting.
Do hoer v. d. Akker vraagt naar de werk
zanmlieden aan den BUderdam.
De Voorzitter antwoordt, dat B. en W.
een onderhoud hebben gehad met Gedeputeerden
en den Ingenieur van den Waterstaat, en dat
het in de bedoeling ligt- van Ged. om zoowel
den brug en de schoeiingwerken aan den Bilden
dam als den brug hier in het dorp geheel te
Verwijden en te vernieuwen met bijdragen van
Rijk en Provincie. Door het dagelijksch bestuur
meet een plan ontworpen worden, waarvoor B.
en W. Maandag a.s. een onderhoud zullen heb
ben met den gemeente-opzichter G. Boot.
De lieer v. Leeuw'en vraagt nog naar het
langdurige onbewooud 6taan van d© ambtswo
ning van den burgemeester. Wij krijgen, zegt
spreker, I 200 uneer huur, maar de woning gaat
nog meer achteruit, als ze in 't geheel niet open
komt-.
Hierover zijn alle loden het eens.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. reeds
schriftelijk den heer Ninabcr verzocht hebben
dat kuis op lijd te luchten, maar dat zij nog geen
antwoord ontvangen hebben. Hij zal nog eens
worden aangeschreven.
Hierna sluiting der vergadering.
lief oprichten Yari 'dit eebouw. Paaróp
braeht niert eenigo Christenen naar bui
en. die bereid waren om voor de Waar
heid te sterven, en uit de deuren in de
jaagt e worden de leeuwen losgelaten, bij-
a/end ten gevolge van het langdurig
iühongeren. De keizer stond van zijn ze
el op Le midden van hel. gejuich der aan-
ezigen en zeide: „Het Colosseum is vol
tooid. en nu zijn wij heden hier bijeenge
komen om deze gebeurtenis te vieren met
het ter dood brengen van Ghristenlen door
on/ muil dezer leeuwen, en levens den
bouwmeester 'te eererr, die dit. wonderbare
bouwgewrocht heeft saamg^steld. Het.
oogiertblik is nu voor mij gekomen om hem
e eenen. en verder vieren wij zijn triomf
door (liét slachten van deze Christenen."
Maar nu sprong dp Ganekscbe bouw
meester plotseling op en riep met luider
stem: „Ook ik ben een ölirijten/1" En ter
stond wierp men o >k hem voor de wilde
beesten; zijn lic-haam. bloedend en dood,
werd over hot zand van het door hem zelf
gebouwde amphitheater voortgesleept.
Het metalen nieten.
Een oude Oosterschc fabel verhaalt van
een merkwaardig geschenk, door eenfoo-
enaar aangeboden aan zijn vovst. Het was
eert ring van onschatbare waarde. En dat
niet zoozeer om de kostbare edelsieenen,
waarmede hij was versierd, maar om een
bijzondere eigenschap, die deze ring bezat
In gewone omstandigheden sloot hij met
voldoende ruimte aan den vinger. Maar
wanneer zijn drager een slechte gedachte
ormde, een bouzen wensch koesterde of
een verkeerde daad bedreef, trok zich de
ing om zijn vinger samen en veroorzaak-
e een hevige pijn. Zoo was die ring hem
een voort-du rende waarschuwing tegen het
kwade en een bestraffing van de zonde.
Deze fabel bevat een gewichtige waar
heid. De ring, hier beschreven, is geen
product der verbeelding. Die ring bestaat
in werkelijkheid. Hij is niet he' uitslui
tend eigendom van een koning of een rijke
lezer wereld. Ook de armsten, die geen
andere kostbaarheden bezitten, zijn met
dit geschenk van onschatbare waarde be
giftigd. Het is aan ieder mensch gegeven
in het geweien.
Zeven regels voor een gelukkig leven.
Het natuurlijke is eerst, zegt. de Apos
tel, daarna het geestelijke. Daarom begin
k met het natuurlijke.
1. Eert goede, niet al te lange slaap, eiken
lacht.
2. Een flinke, niet te haastige wande
ling, eiken dag.
3. Eenvoudige^ matige kost. Weinig of
geen vloesch, geen alcohol.
•f. Eén vroolijk hart,
5. Volkomen eerlijkheid, ook in de klein
ste dingen,
6. Goedgerogcldc arbeid, die anderen ge
lukkig tracht le maken.
7. Een oprecht geloof in Jetjus Chris
tus, den Middelaar Gods en der menschen.
De mensch. die waarlijk met God ver
keert, wiens leven dus een „bidden zonder
ophouden" is. en die tracht naar deze ze
ven grondbeginselen to leven, zal er zich
wèl bij bevinden.
1 ^1
g Ons Babbelhoekje.
Ook ik ben een Christen.
Een Romeinseh keizer zeictc eens lot
een GrieksCh bouwmeester: „Bouw mij
een. Colosseum, eh wanneer het voltooid
is, zal ik u kronen; en ik zal uw naam
beroemd maken over de gefceele wcïeld,
indien gij slechts een groot Golosscum
voor mij wilt bouwen!"
Het werk werd voltooid. Toen sprak de
kei-zer: „Nu zullen wij dienj bouwmeester
kronen. Wij zullen een groot feest vieren!"
Het Colosseum werd bezet door een
groote menigte toeschouwers. De keizer
\va9 er aanwezig, en ook de Grieksohe ar
chitect, die gekroond, zou worden voor
Leiden 27 Aug '21.
Boste Neefjes en Nichtjes.
Van verscheidene kanten kreeg ik bericht,
dat ze ijverig bezing waren om abonneé's
te werven. Goed zoo, dat is ferm. Ik dacht
wel, dat jullie graag wat voor me doen
wou en op die wijze tevens wat voor je zelf
verdienen. Je stoot- natuurlijk je hoofd vel
eens, ja zelfs meermalen, maar flinke jon
gens eai. meisjes kunnen daar wel tegen
Eebte Hollanders laten zich zoo spoedig
niet uit het veld slaan.
Er was er ook eentje, die ine vroeg wat
het toch eigenlijk was met dat abonntVs
zoeken, want die was uit de stad geweest
en lvad do krant, niet gelezen, welnu ik wil
het nog wel eens vertellen, temeer omdat
er misschien' nog wel anderen zijn, die het
ook niet gelezen hebben.
Wie één nieuwe abboné aanbrengt,
(die zich voor minstens drie maanden moet
verbinden) krijgt een aardig boekje, wie er.
twee aanbrengt een grooter boekje en ooi-
drie wordt- zelfs een heel mooi boek te-
schikbaar gesteld.
Oorspronkelijk zouden we deze wedstrijd
houden tot. 31 Aug. doch voor do velen die
uit de 6fad geweest zijn willen we gaarne
dien datum nog wat verschuiven tu uitstel
verlcenen tot 15 September.
Zoo nu en dan vinden jullie op de vierde
pagina rechte in den hoek een inteekenbil-
jet. dat je kunt uitknippen om to laten in
vullen.
Doe dus nog eens flink je bost!
Veel correspondentie heb ik nog niet ent-
vangen.
M. G. uit Koudekerk schroef nu een lan
gen brief. Erg aardig. Neen, hij was niets
te lang, hoor! Wat heb jij genoten. Ja, in
en buit-en Arnhem is het mooi. \erleden
jaar heb ik daar ook nog eens een lijkje
genomen. Het is daax heerlijk! I!et bestuur
van do Knapenvereemiging heelt jullie ccn
heerlijken dag bezorgd. Fijn! Ik bad jullie
weieens willen zien.
J. B. te Hazerswoudo moet de moed
maai' niet opgeven, het zal nog wel geluk
ken. Bedankt voor je inzending.
Denneboompjo van Leiden, wat een mooie
ansicht uit Schiedam. Dank je wel.
In het hemd van den keizer.
Keizer Napoleon kon soms een beetje
achterdochtig zijn en eens, voordat hij een
tocht naar België ging ondernemen, liet hij
een bekwaam wapensmid bij zich ombieden,
en vroeg hem, of deze ecu panteerhemd zq«
kunnen vc rvaardigen, dat tillen wapent
weerstand bood.
De smid beantwoordde de vraag bevesti
gend en op bepaalden tijd ging hij zeil' de
bestelling af lev.Ten bij den keizer.
Napoleon onderzocht nauwkeurig hofi
door meesterhand vervaardigde werkstuk
en zei toen tot den wapensmid:
..Pas dat ding eens aan. Ik wil zien hoe
het zit."
Dc smid gehoorzaamde, maar merkte tod
zijn schril:, dat de keizer een pistool in dei
hand nam. I
„We zullen eens onderzDekon", zei Napo
leon, af het. paniserhemd de beloofde proef
doorstaat
Stom van sohrik voldeed de man aan dit'
bevel.
De keizer trad eon paar passen achter
uit- mikte op de borst van den man en vuur>
de, do kogel ketste af en vloog in een hoek1
van do kamer. Het pantserhemd was onbe*
-ehadigd gebleven.
„Draai je om", commandeerde Napoleon^
nam. oen ander pistool en schoot nog eeff
keer. De kogel trof thans in den rug, dooht
met dezelfde uitwerking.
Toen nam de keizer een jachtgeweer ent
herhaalde de proef met sohoten tegen del
maag en schouders van den smid. Het pant-
serhenid bleef volkomen onbeschadigd.
„Ik ben tevreden", sprak de keizer, die int
een goede stemming was gekomen. „Hoe*
veel moet. je voor je werk hebben?"
Op bedeoeden t-oon vroeg de smid acht*
•tienduzend francs loon.
„Dat is te weinig", beweerde de keizer,
„ga naar mijn betaalmeester en laat. je zes-'
en-dertig duizend francs geven. Je hebt de
proef meesterlijk doorstaan".
Hocgc boomen vangen veel wind.
Het was in dear tijd, toen de Spanjaarden
oorlog voerden tegen de Fransche soldaten
van Napoleon, waarvan een der generaals,-
Cherin genaamd, het bevel voorde over da j
voorhoede op gevaarlijke wegen door het
Spaanèch gebergte. Hij moedigde voortdu
rend zijn manschappon aan. Een der sol
daten echter werd door de vermoeienis en
afmatting brutaal en liep:
..Gij hebt goed praten, generaal, ge
zit tc paard, maar wij moeten loopen!"
Dadelijk steeg Cherin af en bood den
pruttelaar vriendelijk zijn paard aan.
Ofschoon deze weigerde moest hij to elf
ten laatste toegeven.
Nauwelijks zat hij echter in 't zadel of
oen goed gemikt schot velde hem neer.
.üe hoogste plaats is altijd de gevaark
ijkste", merkte de generaal koelbloedig op?
en besteeg kalm weer zijn paard.
Dc kruimels.
John Williams, de „apostel der Z.uidzee-
eilanden", de moedige zendeling, die het
Evangelie des kruises bracht aan de meu-
-hencters der Stille Zuidzee, vertelt ergens
au een kreupelen man, dien hij op een zii-
ncr reizen aantrof op groeten afstand van
het zending?station. Deze ongelukkige man
kroop naar hem toe en riep: „Welkom,
knecht Gods! gij hebt het. licht der verzoe
ning in dit. duistere land gebracht.."
De bode des Heeren was verbaasd. Hi|
sprak met. den kreupele en kwam tot dc ver
blijdende ontdekking, dat deze waarlijk de
genade Gods door het geloof in Jezus Chris
tus deelachtig was geworden. Vol verwon
dering vroeg Williams hem, op welke wijze
hij toch den: Heere Jezus als zijn Heiland
had loeren kennen. Het antwoord luidde5
,Als mijn landslieden, die u hooren predi
ken, thuis kwamen, kroop ik weg en vroeg
hun. wat. u gezegd had. De een had dit ont
houden, een ander weer dat. Het waren
maar kruimeltjes, die ik zoo opving, maan
ze stilden den honger mijns harten en ga
ven mij vredo met God. Jezus is ook mijnt
Heiland geworden, en ik ben gelukkig in
Hem!"
Wel wat lang geleden!
Een jager, zoo pas op eon haas gescho
ten, doch niet. geraakt, vroeg aan een voor
bijgaand jongetje: ..Zeg, jongen, heb je hier.
ook een haas zien loopen?"
De jongen denkt een oogenblik na en
zegt:
„Joa wel, meneer."
„Zoo z-oo, en wanneer?"
„Laat T: es prakkezciern, dat is ewesfc*
verleen aar om Sint Meert en
Een reuzen echo.
Zwitsersch hotelier: „We hebben hiep
een reuzen-echo, meneer. Als de gasten
vroeg op willen, steken ze 'e avonds hun
hoofd uit het raam, schreeuwenen
de echo wekt. ze den volgenden morgen."
Goochem.
Mevrouw: „Ik heb jo gezegd de eieren
vier minuten te koken, en nu staan de al
veel langer op."
Dienstbode: ,.Ja, mevrouw, maar deza
klok loopt voor."
Een flinke afstraffing.
Een brutaal winkelbediende besloot een
„grap" te hebben met een bejaard buit-en-
man. die zoo even in den boekwinkel binnen
stapte.
U komt zeker van buiten, niet'?
Ja, meneer.
Dan heb ik -hier juist 'n geschikt bock
voor u.
Hoe heet het?
Iets over het opfokken van ezels.
Nee, dat kan ik niet gebruiken. Dati
moest u uw moeder cadeau geven. f
Dc handige handelaar.
Klant-: Zeg eens, mijn Waarde, zijn die
eieren geheel versch?
Handelaar: Oc-h, mijnheer, gaat U even
aan de telefoon, vraagt aansluiting met no.
1111 en U zult de kippen nog hooren kaka-
len, die de eieren zoo even gelegd hebben.
Nu heb ik je weer een en ander verteld.
Ik hoop dat jullie het met genoegen zult
lezen.
Vele hartelijke groeten ook van i ante
Lize.
Jo liefh. Oom
- - SYILLEM*