"1 Zielsverminking. of (o) j.,j is pp pen woord, dat don mensch meer Interesseert-, meer respect inboezemt dan >7, iet woord'„ziel"? Tegenover eigen ziel glèzit do menscli een natuurlijke schroom., ddij spreekt er niet gaarne over. Ieder n A-oord zou het mystericuse, dat der ziele totiigen is, geweld aan doen. Het zou mis- lir.clinken als luide woorden in een ten he mel bcfjendo kerkhal. Want dït&r voelt m«e dieper dan ergens anders, meer clan e [n de wandelparken en op de pleinen der hagtad, de tegenwoordigheid Van den Hei- duigen Clod. Daar is de aanraking met liet inkjleilige. Daarin dringen de blikken van pods oog. Daar heft de gemeen'te het lij|iart naar hoven. Daar is die voortdurende iafoissel werking tusschen de aarde eru den eijhemel, als een lichtende Jacobsladder, ojfcvaarlangs de Cherubijnen nederdalen! en «opklimmen. eT Zoo is iedere ziel 's menschen tempel. leeDo heiligste plaats van zijn leven. Zijn el.etilto bidkapel, waar hij schuilt voor den la&onimelenden donder. Helaas ook vaak en'tijn afgodstempel 1 n 'De ziel is dus 't meest persoonlijke wat de mentsch kent. Maar evenals een kind erbaasd is, over het wonder dat het lopt, zoo staat de mensch ook verbaasd anneer hij. de vermogens van zijn ziel ij leert kennen. w Dit geschiedt niet altijd door liet lezen vevan den eenen moderne roman na den an- dtderen. Men prijst :t U wel aan. Ge moet iijimmers „het leven"' leereü kennen. Ge nhnoet in den geest immers meegemaakt hebben wat er omwoelt, in „de ingewanden \an Parijs", zelf moet ge toch wegge gleden zijn in „de koele meren des doods". Maar men vergeet één ding: dat nie mand het leven kan doorproeven in a 1 ijn nuanceeringen. Want iedere ziel lieeft haar eigen tint. En ieder leven heeft zijn igen kant. In de gladde vijverspiegel ont aart ge slechts de blauwe diepten! van een gedeelte des hemels. En daarom draagt ieder zioleleven zijn eigen, per soonlijke enkelzijdigheid. O, het is waar, er zijn naturen', wier ziel wijder f uitstrekt dan tot de engere begrenzing van J't stille oeverriet. Daaiom kon Willem i ploos spreken: „mijn ziel ós als do zee in wezen! en vcr- ijsciiijning, 2 zij is een levend schoon en kent zich- [zelve niet" Maar dat is slechts het goddelijk privi lege, geschonken aan den man van het fa- J lent, of breeder nog, den mentsch van liet genie. En nu is het. zoo begrijpelijk dat de li jeugd in haar ontwikkelingsjaren zoo dwe- pend do genoemde dichtregels aanhaalt. Ze. uitzingt als het dagelijksch wederkee rend thema van haar levenshymne. Want 1 lederen dag groeit het bewustzijn der ziel, s worden er nieuwe verten geopend. Daar- om kan zij intens genieten meer dau de ouderdom van schepen, die zeilend scheren over rimpelige waterbanen, van I 't vloeiend zonnepunpcr dat den wolken- - bank overstroomt waarachter de konin- gin des hémels verzinkt; van nieuwe me- i Jodieên, door .kunstenaarsvingeren ontlo- ken aan 't simpel snareninstrument/Want I elke nieuwe kleurenliarmonie, elke nieuwe klankenval brengt iets nieuws naar voren, I geeft den) menscli een vergezicht in eigen levensinhoud, dat hij te voren nog niet had. Het is dan de tijd van den overmoed, van j het omber- idealisme, van het zich I niet storen n banden en conventie. De ziel der jeugd is als de kleurige bel, geblazen door kindermond uit aarden) pijp. I Bleeds zwelt zij, steeds weerspiegelen er meerdere dingen in en alle beelden heb- i ten hun eigen bijzondere tint, hun eigen I glans. Maar één gevaar bljft er: dat de zeep- I bel hij le groote spanning uiteenspat! Want er is een oud bijbelwoord: dat de wortel van alle kwaad is de begcor- 1 ij k h e i d. De begeerlijkheid; de giftstengel, dié haar wortels diep woekert, in do diepste donkerheden der menschel)jke natuur. De smeulende lont, wtier gloeiend einde onheilspellend zeker voortiruipt. De daemon, wiens brandende oogen flik keren in de café ehantanls, waar vrouwen zijn; wiens harige klauwen grijpen in het donker naar het goud in do safe's, en wiens lieete adem de sloten der brandkas ten doet openspringen. Dc satyr, die zijn ■arm knelt om de bacchante, dlio den thyr- sos zwaait in veile orgieën, of die op zijn rieten fluit voor Psyche met lokliedereu vleit. Het is de donkore bloedgod. Het beest in den mensch. De allegorie der drift. En overal lis hij. Hij gaat met u mede, waarheen gij ook gaat. En ge hebt met hem to rekenen. Ook in uw zieleleven. Want 'hij Is niet verzadigd voor zijn klamme vingers den zilveren beker van uwe ziel omvat hebben. Voor hij den laatsten druppel heeft op gelekt. Voordat, het edel metaal besmet en be duimeld ledig staan blijft. Voor go van uw levensmijn geheel ont ledigt! zijt. En dan laat hij hooren/ zijn spotgelui- den en is bitter zijn grijns. En hoe onteettend is dan do gedachte, dat ge altijd dien duivel 'bij u hebt om- hij zwi'.gen kan in eigen ziel. Dat. hij hol heilige pand, door God lioan toebetrouwd, neerhalen kan en uitstallen in de stoffige huiskamer van een burver- manèwoning. Neen, de begeerlijkheid grijpt niet. in dc eerste plaats aan des naasten goed., maar aan het eigendom van God: de ziel. En doordat de mensch zijn eigen ziel uit haren baan slaat, maakt hij, dat zijniet jmeer opstijgen kan tot der lichten Bron en .Vader. Dat zijn ziel ondergaat het. lol van den gekortwiekteii vogel: die rondfladdert hulpeloos, verminkt, ellendig. Zielsverminking! Wilt ge voorbeelden? Daar staat een groot heerenhuis in den .tillen nacht. Alles slaapt, In de donkere kamers, dc bleek marmeren gang schampt enkel langs wand en vloer het blanke ma nelicht. Maar bovenop dat kamertje brandt een vetdruipende kaars. En daarvóór tee kent zich af liet donker hoofd van een bieisje, dat maar lezen blijft, lezen tot. diep in den nacht. Zij weet niet. van lijd. Want do hartstocht voor den roman heeft haar bevangen als een koorts. Haar oogen branden. Rood glooien de wangen. Nerveus grijpen do vingers in 't weelderige haar. Een] slachtoffer der zielsverminking. O, ér wordt door de jeugd zooveel ge lezen op zolderkamers en verborgen plek jes. Er wordt in de stilte zooveel ge proefd van de verboden vrucht. En het gaat zoo geleideljk. Want in de modernen roman brengt de schrijver naar voren wat. diep, diep leeft en gist achter den sluier der ziel. Telkens wordt het gor dijn iets verschoven. Niet le veel ineens. Geleidelijk. Met mate. En dat nu prikkeltdo begeerlijk heid. liet jonge meisje eigent zich de dingen toe uit de schatkamer der ziel, die haar eigendom niet zijn. Die haar niet sieren. Die zij niet dragen kan. En alles wordt maar goed geredeneerd, met de leus \an dien Indiër Nolo Soerolo: „Mijn ziel ia als de zee, nimmer uit te pullen, maar ook nimmer te verzadigen". Alsof er niet een einde komt. aan de spankracht dei- ziel 1 En imeenentd eigen zieleleven te verrij ken, staat onze jeugd daar berooid, ver minkt. M'eenend zijn leven te voeren op hooger plau, zijn slechte de lichaamsdriften ont ketend. Want er bestaat een evenlwiehl tusschen lichaam en ziel. En als dat ver broken wordt, als de ziel plotseling teveel uitgroeit, tracht het lichaam dit te herstel ten. En komen er dus neigingen, driften naar voren, onbevredigde hartstochten, die aan het gelaat geven dien rnoeden trek en aan het oog die matte glans. En de droefenis der wereld werkt den dood Maar ook in het religieuss loven be slaat een zielsverminking. Dan, wanheer het teero leven tusschen „Jcsus endc siel" gekleurd wordt met het donkere rood van erotiek, van hartstocht. Daarvan spreekt de literatuur der late Middeleeuwen en wanneer Charles rt'Or- leans telkens weer, zelis op perverse wjze. met het heilige een aanraking zoekt in beelden ontleend aan het erotische leven. Hier is het breede terrein der valse he mystiek. Mystiek dus waar het gees telijk clement heeft plaats gemaakt voor het zintuigetijke, zoo niet voor het zin lijke. (Het gelukselement wordt hier ver anderd in het ge no Isolement. Hot is niet meer een aanschouwen van verre, maar een intiem betasten, een om helzen, een kussen van Jezus. Een beroeren dus van den Heilige met onreine lippen. En in heel do literatuur ligt niet. de serene rust van het, reine leven uit God, maar de zwoele hartstocht van do be geerlijkheid. Hier is do vroomheid zonde geworden. Ook 'daarvan is h"t einde' de dood. Tenzij God zich ontfermt. Want. Hij doel wonderen. En bij den Kruispaal des LydenJs: Daar vindt, liet afgejaagde hart.. Daar vindt het stil pijn voor zijn smart. Daar nesllen alle tamme vleuglen En heffen tegien 't paradijs Bij beurte een lofzang aan om prijs. Daar leert de ziel baar lusten teug'leni. (Vondel T. 1) erotiek liefdeleven. En niet geboden tot Hem, diie de duive len uitwierp. Zielsverminking. Dat is de zonde van on zen tijd. En onze persoonlijke zonde. Juist het geheimzinnige, het verborge ne, het geslotene der ziel wekt op den prikkel der begeerte. L De mensch is niet eer tevreden, dan dat En ook in onzen lijd, onder ons geslacht, lier-t nog welig de hartstocht inzake liet godsdienstige. Er ziij-n nog velen wier godsdienstig le ven alleen aanstuwt op genots-emotles. Menschert, die zoo gemakkelijk schreien kunnen, die zoo weinig nuchterheid be zitten, zoo weinig weerstand hebben waar het geldt de hooge ernst van den verbor gen omgang met God. Menschen, die de Stilte niet. kennen in hun godsdienstige bevinding. Bij wie een woordenstroom het Itorte oogenblik van- leven-uit-God moet rekken, moet laten voortduren. Menschen dus, wier godsdienstig leven zoo gepassioneerd is. Die zoo weinig ken nen het klare besef, dat God bij hen is in hun zaken, hun gezinsleven, hun be zigheid van ieder oogenblik, Zwoegers, die m:aar voortjakkeren in nerveus gedoe. En niet kennen! de kracht van het verlossende Kruis, kracht tot zelfoverwinning, zdfbe- heersohing ook in het leven van allen dag. Hulpeloozen, die niet weten van zelfcon trole. over de heiligheid van lief. rcligicuse. Die hun spontane ziel zoo weinig leiden laten door de soberheid in Gods Woord. Zij zijn als de zwemmer, die zich ver moeit en zich wentelt in de schuimende golven der branding, maar die opeens be speurt to ver afgedreven te zijn en wien dan de dood beangstigt. Zoo drijven zij maar op de slroonren van hun gevoel, tot. zij zelf vaak niet meer weten het veilig oeverzand. Zij z-ien alleen hun eigen brandend ver langen en zoo zelden vatten zij, dat de be zonkenheid van den zwijger, wiens leven Jcalmer deint, steunt op eerr ziel die gaver, minder verdeeld, minder geschonden is dan de hunne, waarvan de fijnste wei- horens afgebroken zijn,, door dc onslui migheid der begeerte. Dat is ook: zielsverminking. Gemeenteraad Leimuiden Vergadering van don. gemot ntoraad van Lei muiden op 26 Augustus des nam. 8 uur. Alle leden zijn tegenwoordig. De v/aarnemende voorzitter wethouder B otn thoo rn -opent die vergadering met gebed. De notulen hebben ter inzage gelegen en wor den onveranderd vastgesteld. Ingekomen is een schrijven van Ged. Stater behelzende het verleunen van nog drie mnanden ziekteverlof, aan den Burgemeester. Een schrijven van Gedeputeerden behelzende goedkeuring raadsbesluit. Een schrijven van Gedeputeerden behelzende liet niet goedkeuren van het raadsbesluit om de huur der ambtswoning van den Burgemeester op i 700 te brengen; Gedeputeerden wenschen dit. bedrag te brenger op f 500, aldus wordt beslo ten met algemeene stemmon, dus zal deze wo ning in plaats van I 300 voortaan I 500 cpbreru- gou. Teruggekomen is van Gedeputeerden de ver ordening op do lichtbelasiing met enkele kleine wijzigingen, ineor van redaclioneelen aard, wel ke wijzigingen door den raad worden goedge keurd. Ingekomen is voorts een adres van den commies den heer Klaare. om de woning van dc gemeen te te mogen, huuren voor I 4 per week, de som van f 4.75 door B. en W. gevraagd was hem wel vat hoog. Do raad besluit met. algemeene e tem men die gc-uieentewoning van af 1 October voor f 4 per Aveek aan adressant tc verhuren. Door den heer v. Leeuwen worrlt nog gevraagd of de tegenwoordige huurder er Tin uit is. Dc Voor zitter antwoordt dat de betrokken huurder be richt heeft ontvangeu, dat hij tegen dien tijd dc woniug veriatoni moet, met aanwijzing van nog andere leegstaande woningen. Ingekomen is nog van Gedeputeerden een echrij ven om do opcenten op de personeel© belasting niet met ingang van 1 Januari 1901 maar mot ingang van 1 Januzri 1922 'te doen ingaan. Aldus wordt besloten. Bij de Comptabele regeling wordt, goedgevon den een som van f 53 voor advertentiekosten eu een soin van f 270 voor het. schoonhouden van de Secretarie eu school te bestrijden uit den post „Onvoorziene Uitgaven." Aldus wordt be sloten. Een verzoek van den lieer Benschop om z'in salaris van f 100 met f 50 tc verheogeo, vcor het schoonhouden der straat wordt met alge meene stemmen ingewilligd. Vervolgens doet do Voorzitter modcdcc- ling dat er destijds door de wethouders Bernard en Bouthoorn een aauklaeht is ingediend tegen den Burgemeester bij den Officier van Justitie wegens het valsch teekenen van stukken, maar dat de officier van Justitie daartegen geen ver volging k<_-n instellen daar hij niet uit kon ma ken, wie dan wel de stukken geteekend had. B. en, \V. vragen rai aan den raad een som van f 100 om te laten onderzoeken door drie deskundigen of bedoeld© stukken valsch gctcekcnd waren eii zoo mogelijk wie dat gedaan heeft. Do heer Visser bestrijdt dit voorstel van B. en W., en meent dat or geen succes mede te behalen is, daar do groote hoeren elkaar tori altijd dekken, en is er op tegen om 'laar maar weer geld van de 'gemeente aan te besteden. Hel, voorstel van B. en W. wordt in et-ommin; gebracht, en aangenomen met 5 van de 7 stem men tegen 6temd© de heer Visser en blanco de heer v. d. Akker. Bij den rondvraag vraagt de heer Visser naar de kosten van de leiding naar den heer Duijzer en wie die betaalt. Do Voorzitter antwoordt dat do Centra le di© leiding lieoft gelegd voor f 1000 v. aar va: de heer Duijzer er f SCO en de heer Charlet f 100 betaalt zoodat het de gemeente maar f 600 kost, waarvan ruimschoots rente getrok ken wordt uit de lichtbelasting. Do hoer v. d. Akker vraagt naar de werk zanmlieden aan den BUderdam. De Voorzitter antwoordt, dat B. en W. een onderhoud hebben gehad met Gedeputeerden en den Ingenieur van den Waterstaat, en dat het in de bedoeling ligt- van Ged. om zoowel den brug en de schoeiingwerken aan den Bilden dam als den brug hier in het dorp geheel te Verwijden en te vernieuwen met bijdragen van Rijk en Provincie. Door het dagelijksch bestuur meet een plan ontworpen worden, waarvoor B. en W. Maandag a.s. een onderhoud zullen heb ben met den gemeente-opzichter G. Boot. De lieer v. Leeuw'en vraagt nog naar het langdurige onbewooud 6taan van d© ambtswo ning van den burgemeester. Wij krijgen, zegt spreker, I 200 uneer huur, maar de woning gaat nog meer achteruit, als ze in 't geheel niet open komt-. Hierover zijn alle loden het eens. De Voorzitter zegt, dat B. en W. reeds schriftelijk den heer Ninabcr verzocht hebben dat kuis op lijd te luchten, maar dat zij nog geen antwoord ontvangen hebben. Hij zal nog eens worden aangeschreven. Hierna sluiting der vergadering. lief oprichten Yari 'dit eebouw. Paaróp braeht niert eenigo Christenen naar bui en. die bereid waren om voor de Waar heid te sterven, en uit de deuren in de jaagt e worden de leeuwen losgelaten, bij- a/end ten gevolge van het langdurig iühongeren. De keizer stond van zijn ze el op Le midden van hel. gejuich der aan- ezigen en zeide: „Het Colosseum is vol tooid. en nu zijn wij heden hier bijeenge komen om deze gebeurtenis te vieren met het ter dood brengen van Ghristenlen door on/ muil dezer leeuwen, en levens den bouwmeester 'te eererr, die dit. wonderbare bouwgewrocht heeft saamg^steld. Het. oogiertblik is nu voor mij gekomen om hem e eenen. en verder vieren wij zijn triomf door (liét slachten van deze Christenen." Maar nu sprong dp Ganekscbe bouw meester plotseling op en riep met luider stem: „Ook ik ben een ölirijten/1" En ter stond wierp men o >k hem voor de wilde beesten; zijn lic-haam. bloedend en dood, werd over hot zand van het door hem zelf gebouwde amphitheater voortgesleept. Het metalen nieten. Een oude Oosterschc fabel verhaalt van een merkwaardig geschenk, door eenfoo- enaar aangeboden aan zijn vovst. Het was eert ring van onschatbare waarde. En dat niet zoozeer om de kostbare edelsieenen, waarmede hij was versierd, maar om een bijzondere eigenschap, die deze ring bezat In gewone omstandigheden sloot hij met voldoende ruimte aan den vinger. Maar wanneer zijn drager een slechte gedachte ormde, een bouzen wensch koesterde of een verkeerde daad bedreef, trok zich de ing om zijn vinger samen en veroorzaak- e een hevige pijn. Zoo was die ring hem een voort-du rende waarschuwing tegen het kwade en een bestraffing van de zonde. Deze fabel bevat een gewichtige waar heid. De ring, hier beschreven, is geen product der verbeelding. Die ring bestaat in werkelijkheid. Hij is niet he' uitslui tend eigendom van een koning of een rijke lezer wereld. Ook de armsten, die geen andere kostbaarheden bezitten, zijn met dit geschenk van onschatbare waarde be giftigd. Het is aan ieder mensch gegeven in het geweien. Zeven regels voor een gelukkig leven. Het natuurlijke is eerst, zegt. de Apos tel, daarna het geestelijke. Daarom begin k met het natuurlijke. 1. Eert goede, niet al te lange slaap, eiken lacht. 2. Een flinke, niet te haastige wande ling, eiken dag. 3. Eenvoudige^ matige kost. Weinig of geen vloesch, geen alcohol. •f. Eén vroolijk hart, 5. Volkomen eerlijkheid, ook in de klein ste dingen, 6. Goedgerogcldc arbeid, die anderen ge lukkig tracht le maken. 7. Een oprecht geloof in Jetjus Chris tus, den Middelaar Gods en der menschen. De mensch. die waarlijk met God ver keert, wiens leven dus een „bidden zonder ophouden" is. en die tracht naar deze ze ven grondbeginselen to leven, zal er zich wèl bij bevinden. 1 ^1 g Ons Babbelhoekje. Ook ik ben een Christen. Een Romeinseh keizer zeictc eens lot een GrieksCh bouwmeester: „Bouw mij een. Colosseum, eh wanneer het voltooid is, zal ik u kronen; en ik zal uw naam beroemd maken over de gefceele wcïeld, indien gij slechts een groot Golosscum voor mij wilt bouwen!" Het werk werd voltooid. Toen sprak de kei-zer: „Nu zullen wij dienj bouwmeester kronen. Wij zullen een groot feest vieren!" Het Colosseum werd bezet door een groote menigte toeschouwers. De keizer \va9 er aanwezig, en ook de Grieksohe ar chitect, die gekroond, zou worden voor Leiden 27 Aug '21. Boste Neefjes en Nichtjes. Van verscheidene kanten kreeg ik bericht, dat ze ijverig bezing waren om abonneé's te werven. Goed zoo, dat is ferm. Ik dacht wel, dat jullie graag wat voor me doen wou en op die wijze tevens wat voor je zelf verdienen. Je stoot- natuurlijk je hoofd vel eens, ja zelfs meermalen, maar flinke jon gens eai. meisjes kunnen daar wel tegen Eebte Hollanders laten zich zoo spoedig niet uit het veld slaan. Er was er ook eentje, die ine vroeg wat het toch eigenlijk was met dat abonntVs zoeken, want die was uit de stad geweest en lvad do krant, niet gelezen, welnu ik wil het nog wel eens vertellen, temeer omdat er misschien' nog wel anderen zijn, die het ook niet gelezen hebben. Wie één nieuwe abboné aanbrengt, (die zich voor minstens drie maanden moet verbinden) krijgt een aardig boekje, wie er. twee aanbrengt een grooter boekje en ooi- drie wordt- zelfs een heel mooi boek te- schikbaar gesteld. Oorspronkelijk zouden we deze wedstrijd houden tot. 31 Aug. doch voor do velen die uit de 6fad geweest zijn willen we gaarne dien datum nog wat verschuiven tu uitstel verlcenen tot 15 September. Zoo nu en dan vinden jullie op de vierde pagina rechte in den hoek een inteekenbil- jet. dat je kunt uitknippen om to laten in vullen. Doe dus nog eens flink je bost! Veel correspondentie heb ik nog niet ent- vangen. M. G. uit Koudekerk schroef nu een lan gen brief. Erg aardig. Neen, hij was niets te lang, hoor! Wat heb jij genoten. Ja, in en buit-en Arnhem is het mooi. \erleden jaar heb ik daar ook nog eens een lijkje genomen. Het is daax heerlijk! I!et bestuur van do Knapenvereemiging heelt jullie ccn heerlijken dag bezorgd. Fijn! Ik bad jullie weieens willen zien. J. B. te Hazerswoudo moet de moed maai' niet opgeven, het zal nog wel geluk ken. Bedankt voor je inzending. Denneboompjo van Leiden, wat een mooie ansicht uit Schiedam. Dank je wel. In het hemd van den keizer. Keizer Napoleon kon soms een beetje achterdochtig zijn en eens, voordat hij een tocht naar België ging ondernemen, liet hij een bekwaam wapensmid bij zich ombieden, en vroeg hem, of deze ecu panteerhemd zq« kunnen vc rvaardigen, dat tillen wapent weerstand bood. De smid beantwoordde de vraag bevesti gend en op bepaalden tijd ging hij zeil' de bestelling af lev.Ten bij den keizer. Napoleon onderzocht nauwkeurig hofi door meesterhand vervaardigde werkstuk en zei toen tot den wapensmid: ..Pas dat ding eens aan. Ik wil zien hoe het zit." Dc smid gehoorzaamde, maar merkte tod zijn schril:, dat de keizer een pistool in dei hand nam. I „We zullen eens onderzDekon", zei Napo leon, af het. paniserhemd de beloofde proef doorstaat Stom van sohrik voldeed de man aan dit' bevel. De keizer trad eon paar passen achter uit- mikte op de borst van den man en vuur> de, do kogel ketste af en vloog in een hoek1 van do kamer. Het pantserhemd was onbe* -ehadigd gebleven. „Draai je om", commandeerde Napoleon^ nam. oen ander pistool en schoot nog eeff keer. De kogel trof thans in den rug, dooht met dezelfde uitwerking. Toen nam de keizer een jachtgeweer ent herhaalde de proef met sohoten tegen del maag en schouders van den smid. Het pant- serhenid bleef volkomen onbeschadigd. „Ik ben tevreden", sprak de keizer, die int een goede stemming was gekomen. „Hoe* veel moet. je voor je werk hebben?" Op bedeoeden t-oon vroeg de smid acht* •tienduzend francs loon. „Dat is te weinig", beweerde de keizer, „ga naar mijn betaalmeester en laat. je zes-' en-dertig duizend francs geven. Je hebt de proef meesterlijk doorstaan". Hocgc boomen vangen veel wind. Het was in dear tijd, toen de Spanjaarden oorlog voerden tegen de Fransche soldaten van Napoleon, waarvan een der generaals,- Cherin genaamd, het bevel voorde over da j voorhoede op gevaarlijke wegen door het Spaanèch gebergte. Hij moedigde voortdu rend zijn manschappon aan. Een der sol daten echter werd door de vermoeienis en afmatting brutaal en liep: ..Gij hebt goed praten, generaal, ge zit tc paard, maar wij moeten loopen!" Dadelijk steeg Cherin af en bood den pruttelaar vriendelijk zijn paard aan. Ofschoon deze weigerde moest hij to elf ten laatste toegeven. Nauwelijks zat hij echter in 't zadel of oen goed gemikt schot velde hem neer. .üe hoogste plaats is altijd de gevaark ijkste", merkte de generaal koelbloedig op? en besteeg kalm weer zijn paard. Dc kruimels. John Williams, de „apostel der Z.uidzee- eilanden", de moedige zendeling, die het Evangelie des kruises bracht aan de meu- -hencters der Stille Zuidzee, vertelt ergens au een kreupelen man, dien hij op een zii- ncr reizen aantrof op groeten afstand van het zending?station. Deze ongelukkige man kroop naar hem toe en riep: „Welkom, knecht Gods! gij hebt het. licht der verzoe ning in dit. duistere land gebracht.." De bode des Heeren was verbaasd. Hi| sprak met. den kreupele en kwam tot dc ver blijdende ontdekking, dat deze waarlijk de genade Gods door het geloof in Jezus Chris tus deelachtig was geworden. Vol verwon dering vroeg Williams hem, op welke wijze hij toch den: Heere Jezus als zijn Heiland had loeren kennen. Het antwoord luidde5 ,Als mijn landslieden, die u hooren predi ken, thuis kwamen, kroop ik weg en vroeg hun. wat. u gezegd had. De een had dit ont houden, een ander weer dat. Het waren maar kruimeltjes, die ik zoo opving, maan ze stilden den honger mijns harten en ga ven mij vredo met God. Jezus is ook mijnt Heiland geworden, en ik ben gelukkig in Hem!" Wel wat lang geleden! Een jager, zoo pas op eon haas gescho ten, doch niet. geraakt, vroeg aan een voor bijgaand jongetje: ..Zeg, jongen, heb je hier. ook een haas zien loopen?" De jongen denkt een oogenblik na en zegt: „Joa wel, meneer." „Zoo z-oo, en wanneer?" „Laat T: es prakkezciern, dat is ewesfc* verleen aar om Sint Meert en Een reuzen echo. Zwitsersch hotelier: „We hebben hiep een reuzen-echo, meneer. Als de gasten vroeg op willen, steken ze 'e avonds hun hoofd uit het raam, schreeuwenen de echo wekt. ze den volgenden morgen." Goochem. Mevrouw: „Ik heb jo gezegd de eieren vier minuten te koken, en nu staan de al veel langer op." Dienstbode: ,.Ja, mevrouw, maar deza klok loopt voor." Een flinke afstraffing. Een brutaal winkelbediende besloot een „grap" te hebben met een bejaard buit-en- man. die zoo even in den boekwinkel binnen stapte. U komt zeker van buiten, niet'? Ja, meneer. Dan heb ik -hier juist 'n geschikt bock voor u. Hoe heet het? Iets over het opfokken van ezels. Nee, dat kan ik niet gebruiken. Dati moest u uw moeder cadeau geven. f Dc handige handelaar. Klant-: Zeg eens, mijn Waarde, zijn die eieren geheel versch? Handelaar: Oc-h, mijnheer, gaat U even aan de telefoon, vraagt aansluiting met no. 1111 en U zult de kippen nog hooren kaka- len, die de eieren zoo even gelegd hebben. Nu heb ik je weer een en ander verteld. Ik hoop dat jullie het met genoegen zult lezen. Vele hartelijke groeten ook van i ante Lize. Jo liefh. Oom - - SYILLEM*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1921 | | pagina 7