^Veede Blad.
rdag 27 Augustus 1321.
_jrvuld@ begeerte.
ien
Toen gaf Hij liuu limine begeerte;
Hij zond aan hunne zielen eene
jerhoid. Psalm 10G 15.
lero vervulling van onze begeerte
--teel.
q,'lieert wel de dagelijkse!) o ervaring.
W is hot ook zoo dwaas, de begoor-
kpits te drijven on tem koste van
5 vervulling ervan te zoeken. Want
begeeron is maar al te dikwijls
icl ijk. En niet zelden zien wij achter-
1 dankbaar wij moeten zijn voor -bet
tild blijven van een begeerte, die we
t jo krachtig en hevig in ons gevoeld
°pge teleurstelling wordt ons later tot
-nihenige begeerte wordt wel vervuld,
GÉaat daarna geen bevrediging over.
aart dan nog teleurstelling.
1 nmet God in zijn loven niet rekent
--4®*
\p£S
li ip.cn
et deze ervaring geon weg, en blijft
[naar oen sluipgang, waardoor hij de
ig kan krijgen van wat 'hij ver-
>n tegelijk ontkomt aan de schade
4i daarbij bedreigt,
entucht over 'het begeeron des harten
dekt dan. En de begeerte, die den
5.1 zelf tyraamaseert, drijft hem ertoe
Hitjes voor haar op te eischen en zich
^uiterste te verzetten tegen alles wat
"fledenstaat.
stoort ze zich aan niets meer,
goddelijke noch -monsohelijke wetten.
1 zondaar, zelf slachtoffer van zijn
jbegeeren geworden, kent -maar één
;1|to één wet, dio de tot hartstocht go-
5| begeerte stelt
-womt het, wel is waar, maar zelden
r uiterste. Maar juist dan, gevoelt een
r$ zich ongelukkig, als hij aan zijn
ten een perk ziet gestold door liet
Ikbare of ook door het schadelijke
"'ft hij verlangt.
iu[
t en wie verstaat, dat ook zijn begee
ron den wil van zijn God is oadsrwor-
rl il daarover de critiek van Gods W et
En wanneer dan door Gods ge-
[.jè lust tot des Hoeren Wot in uy/ hart
'jgd, dan haat ge dat zondige fcegoe-
strijdt ertegen in do lcraCht de6 Heili-
e lestcs.
Ief. verstaat ge het ook, waarom oen
'"en, dat tegen den geopenbaa-rden wil
e^eercn is, niet anders dan schadelijk
Sn.
1(ials God u dat door zijn bestel doet
in uw eigen levonslot, dan
go niet anders dan Hom daarvoor
:,:n, als voor een middel, dat u, hoe
~k het dan ook zijn moge, van uw
begeeren geneest.
h is het er verre van, dat dit ook
zou worden ingezien. En wel moet
Btijding over bet zondig begeeren 6ome
|t hard zijn, eer een zondaar erdoor tot
p wordt gebracht.
i het maar aan het volk van Israël in
ifipeetijn.
t duidelijkst komt dit wel uit in wat
d'dced, toen zij het manna versmaadden
'n Heere als uitdaagden om hun Y-lees oh
aen kwam er niet aanstonds oen straf
3:dit, begeeren zelf. Noen, God gaf hun
iij begeerden. Niet een of twee dagen,
-ain wede, maar een volle maand zouden
necseh eten totdat ze er zelf oen afkeer
"kregen (Num. 11: 19,-20.)
i toen God de kwakkelen rondom het
I* deed neerstrijken, en het volle ze met
«Jgheid verslond, toen bezocht Hij hun
igo begeerte met een oordeel des
h (vs. 33.)
•t is het, wat in den 106en Psalm be
ta wondt in de woorden: Toen gaf Hij
ij hunne begeerte, maar Hij zond aan
zielen eene magerheid.
Rïmze. 8ï<> andere dient om het loven
to sterken, wentf nu udot door Gods zegen
ten voedsel, maar door ziju vloek ten ver-
dervo.
Hij zond aan hunne zielen een mager
heid, wil du6 ni ot zeggen, dat bij over
vloed van ui'fcer]ijken zegen hun geestelijk
lovou kwijnde. Wat zou oen vloeseholijk
gezind volk als zij waren zich daarover heb
ben bekommerd?
Neen, dit was de straf, dat het verwachte
voordeel van Gods gaven hun ontging; zij
hadden wel de spijze, maar niet do voeding.
Integendeel, ondanks de fferzadiging, alen
zij zich er den dood aan
Zoo paste de straf ook volkomen op het
bedreven kwaad, en werd de dwaasheid van
hun begeeron openbaar.
En dit is juist do aangrijpende waarschu
wing, dio van deze geschiedenis uitgaat.
Dat uiterlijke voorspoed niet zelden met
geestelijke schade gepaard gaat, is daarom
ook wel waar. Maai' er is zekere teedorheid
van geestelijk leven noodig, om dit te be
sef fan en ervoor terug te schrikken.
Daarbij is liet gevaar meer dan denkbeel
dig, v-oo-ral in die kringen, waar oen be
denkelijke scheiding tuseohen 'het natuur
lijke en het geestelijke wordt gemaakt, dat
men wel over die geestelijke magerheid
spreekt, maar intusschen in de praktijk van
het leven er zich weinig om bekommert,
on heimelijk de meening koestert, dat van
de uiterlijke gaven Gods niet is af te schei
den het voordeel, dat ervan wordt verwacht
Recht voor den Heere en zijn gaven staat
alleen hij, die diep in zijn ziel de waarheid
beseft, dat ook die gaven zonder zijn zegen
niet nutten.
En de heilige schroom, dat wij met ons
begeeren van uiterlijk goed den Iieere oor
zaak konden geven, om den zegen in eon
vloek te vorkeeroa, brengt dat begeeren
onder de critiek van Gods geopenbaarden
wil.
Dan wordt het begeeren tot bidden. Bid
den om Gods gaven, maar tegelijk om zijn
zegen, opdat ze u niet schaden maar nutten.
Dat matigt en heiligt het begeeren, zoo
dat bet u niet van den Heere af-, maar
naar Hem uitdrijft.
Dan vaart, gij naar het uiterlijke bij
Gods gaven wel. En uw hart wordt er door
opgeheven tot dank aan den milden Gever
van zooveel goeds.
DE DODO.
De. dood dat is het slotakkoord
van de harpmuziek van. mijn leven;
van het lied, mij te -zingen gagevon,
is hij hel allerlaatste woord.
Haar als op aarde verklinkt dat woord,
gaan ginds de liedretn aan 't zingen
van gansch nieuwe on heerlijke -dingen,
van louter zaligheid, ongestoord.
En als hier veifgalmt het slotakkoord
gaan ginds melodieën aan 't ruischen,
al zwellend van fluistren tot bruisen,
en juichen on jublen in oouwigheid voort
Vrijwillig had ik mij in den dood
met mijnen HeeT hegeven....
Uit den beker van Eigen Leven
Zijn liefde een lavenden teug mij bood.
Nu komen, met Remmen van licflijkhVid
on altoos blijde monden,
de vliedende uren mij konden:
In 't Oosten daget de Eeuwigheid!
Nu ruïscht mijn leven als harpspel voort.
Al inniger worden de klanken
die Hem loven, aanbidden en danken....
De dood is t blijde
slotakkoordt
(Uit „StameHngen").
Uit de Pers.
PROFESSOR ANEMA.
De Staten van. Zuid-Holland zegt de
„Am sterd amme r", zijn ia de aanwij
zing van, den opvolger van Professor Ba
vinck, als Eerste Kamerlid, bijzon-der ge
lukkig geweest.
Bavinck met z'n wijsgeerigen aanleg,
met zijn meer dan gewone welsprekendheid
met zij,n aUesomwattenide kennis, was eigen
lijk niet te vervangen.
Nu het echter toch moest, kon het moei
lijk beter dan door Ane-ma. Deze mist de
welsprekendheid van Bavinck; hij is ook
welsprekend, doch op een andere wijze
de klank van de stem verschilt al aan
stonds Bavinek had ieta zacht- aandoen
lijks in zijn sprekon, Anema heeft het har
de, dat onzen Friezen eigen. is.
Wat hij zegt, is echter ook altijd goed
gebouwdde Senaat kan- van hom -rede
voeringen verw.axrhten, product van Studie,
van degelijk ondorzoek.
Als liavicnk is Anema philosoplusch
aangelegd; dooh gelijk van zelf spreekt,
ging Bavinck mee-r in theologische, Ane
ma ia juridische richting.
Ofschoon Professor Aaieraa tot nu toe
zich geheel hield buiten de practische .poli
tiek in Raad, Staten of Kamer immers
hij ha«d nog nimmer zitting in oen dezer
ooileges do zaken, die er behandeld
werden, hadden steeds zijn aandacht; hij
was er in -thuis.
Ofschoon allereerst professor en lovendo
voor zijn colleges en voor zijn 'Studenten,
werd hij -toch menigmaal, vooral door de
Ilegeering, uit de studeercel uitgeroepen
en geroepen tot het geven van advies over
punten van praotischo politiek.
Bekend is misschien minder, dat hij tij
dens het Ministori c-Kuyper min of meer
kon gelden als Minister zonder porte-
feulle. Zijn -om-gaaxg met Dr. Kuyper was
steeds van zeer vertrouwelijken aard' en
de publieke verdediging van Dr. Kuyper
heeft hij meer dan eens op zich genomen.
In vele Staatscommissies had hij zit
ting, we noemen slechts de Staats commis
sie voor den Middenstand; als welker se
cretaris hij fungeerde do Staatscommis
sie tot herziening v.an -hot burgerlijk pro
cesrecht; de Staatscommissie voor de dra
matische kunst, en ten slotte de Staats
commissie tot herziening der Grondwet.
Bij het -rapport dezer commissie voegde
hij een eigen nota inzake de rechtspositie
der Kerken, welke nota zonder twijfel den
Minister van Justitie aanleiding gegeven
heeft hem het presidium op te dragen
oener Staatscommissie tot het ontwerpen*
en regelen voor de -rechtspositie 'der Ker
ken.
En wie in een dezer oommissiee of op
-andere wijze met Anema in aanraking ia
geweest, is onder den indruk gekomen van
zijn groot-e kennis, van zijn wetenschappe-
1 ijken geest en van zijn aangename om
gangsvormen.
Ergerlijk en ontoelaatbaar.
De stijging der geboortecijfers heeft de
propagandisten van hetNeo-Malthusianis-
mo uit hun tent gelokt. Zij waarschuwen
tegen het „gevaar" der overbevolking en
prediken de kinderbeperking met al do
moreele nadeelen,die daaraan in de practijk
vastzitten.
Nu slaan de voorstanders van het Neo-
M-alt'husianienie alarm, omdat de officï-
eele statistiek heit cijfer 30 geboorten per
duizend zielen weer aanwijst.
In den goeden ouden, tijd was dat geen
hoog getal; en veertig jaar terug stond
het geboortecijfer dichter -bij de veertig
dan bij de dertig per dukend, maar lang
zamerhand is het afgebrokkeld tot het
bij de twintig kwam. In sommige groote
steden schommelde het zelfs om de 20
heen,.
'Maar in 1920 ibereikte het wederom de
30, in Maart van dat jaar stond hét zelfs
op 3457.
Op zichzelf is dat vorheugend, maar een
bewijs voor de verbetering van ons zede
lijk peïl is het nog niet. Er is in de laat
ste jaren abnormaal druk getrouwd, en
daardoor klom natuurlijk het geboortecij
fer. In 1916 werden er gesloten per 1000
zielen 721 huwelijken, in 1920 was het
-cijfer van April 12.45. voor Mei 16.91.
In deze cijfers zou noen dan ook geen
aanleiding vinden tot eenige beschouwin
gen, waro het niet dat de „Gelderlander"
de aandacht vestigt op den tekst tusschen
do cijfers, waaraan al wie bekommerd is
om onze moreele en physieke volkskracht,
zich moet ergeren.
De geboortecijfers, zoo leest men daar,
blijven hoog en verdere daling is
evenzeer waarschijnlijk
als gewenacht.
't Is of men een brochuurtje van den
N. Malth. Bond laaf
Verdere 'daling is gewenscht datataat
zoowaar te lezen tusschen dedorre cij
fers van het Centraal Bureau van de Sta
tistiek in de Nederlandsche „Staatscou
rant".
Wij weten voegt de „Gelderlander"
cr bij dat de Directeur van dat Bureau
eem vorwoed voorstander is van de ge-
zuisfbeperking. Hij is verwaten genoeg om
zulke beperking als teeken van bescha
ving aan te. geven, overal, waar de cul
tuur het hoogste staat, zoo -heeft hij on
langs in een rodo gezegd, daalt het ge
boortecijfer.
En hij heeft daarmee bewezen, -dat wij
Buitengewone Deputaten-Vergadering.
Hot C en t r al - Co-m ité van Anti-revolutionaire Kiesvereenijriogen -heeft <ie eer,
mits dozen de aangesloten kicsvereenigingen ea Provinciale Comité'a op "te roepen -tot eene
ibuitmgüvone Deputalcuvcrga-doring, welke D. V. gehouden aal worden op Vrijdag don'
14don October o. ik. in het -gdbouw van het Kon, Zoöl, Ge noot scha p
(Dierentuin), te 's-Gravenhage.
'De vergadering zal aanvangen te elf ure. Da toegang tot de zaal zal geopend zijn te
tien ure.
De opgaven van de namen en voornamen der afgevaardigden moeten uiterlijk v r
Woensdag 28 September e. k. bij het Bureel van hot Gent raai-Comité N. Z.
.Voorburgwal 58 60, Amsterdam zijn ingekomen
Hierbij zij herinnerd: lo. aan hol bepaalde in Art6, dai aldus luidt: „De vertegenwoor
diging van do aangesloten Kies vereen igingon in de vergadering van Deputaten heeft plaats
naar den regel, dat voor 50 of minder led-en slechts óón afgevaardigde, voor 51 tot 100
•twee, en voor elko honderd da-arboven telkens één afgevaardigde meer optrede.
„Elke plaatselijke Ki&syereemging vaardigt naar de Deputaten verga dering af. onverschil
lig of de Gsmeecto waarin zij gevestigd is, asechts een deel van een Kiesdistrict vormt, of
ook moer dan óón Kiesdistrict omsluit.
„Indien meerdere Gemeenten tot éénzelfde District beboeren, vcrkic-zen de plaats el ijk o
Kieavereenigingen saam een Centrale, d. i. een Districts-bestuur. Zie artikel 31. In He
rnoemt on van één District is het bestuur van de plaatselijke vcreoniging zelf Centrale of
Districtsbest tui rEn in geval de Geraoonte meerdere Kiesdistricten insluit, beeft elk Dis
trict een Centrale of een Districlsbostuur, en hebben boveadien alle Districten saam een
Bondsbestuur.
..In Districten van meer dan ééire Gemeente vaardigt elke plaatselijke Kiesver-
oeniging naar den in dit Artikel aangegeven maatstaf ter Dep u lat en v erg a/lering af, en
bovendien het Di-strictsbestuur nog één lid. In Gc-mecnf&n, die zelve een geheel District
ni'tmaken, vaardigt evonzoo ter Depntatenveiga-dering do Kie.svereeniging af naar den boven
aangegeven maatstaf, on bet Distriotsbestuur zelf evenzoo één lid. En in de Gemeenten die
uit moer dan één District bestaan vaardigt elk district af naar den regel in de cersto zin
snede van dit artikel bepaald, elk Districtsbest uur of Cemrale bovendien één lid tenslotte
ook hd Bondsbesluur éón lid":
en 2o. dat bij de opgave van de afgevaardigden moot gevoegd een opgave van hel leden
tal dot Kiesverceniging.
Niemand mag in de vergaderzaal komen, dan voorzien van- een afgeteckend'9 toegangs
kaart.
Zij die het woord wenseben te voeren, moot on hun naam schriftelijk aan don Voor
zitter opgeven, cn orn te spreken plaats com en op hot platform, daar wegens de grootte der
zaal alleen van een aan te wijzen plaats op hst platform zal mogen gesproken worden.
Antirevolutionairen leden der Staton-Geoeraai of Stat en-Provinciaal, en van bet in art/
13 <ler statuten -bedoelde, door do Partij ingestelde Coraeenteraads-Oollege, die de ver
gadering verlangen bij te wonen, wordt veraooht, bun verlangen uiterlijk vóór 2 8
Sept. e. t. te doen ken-nen aam het Bureel.
Den redacteuren van bij het Centraal-Coraitó aangesloten -nieuwsbladen, die gebruik
weuschen te maken van de hun bij art. 36, le lid, toegekende bevoegdheid, wordt verzocht
insgelijks vóór 28 Sept. e. k. aan den daarvoor gesteiden cisch te willen voldoen.
N. B. Het Contraal-Comité vestigt er de aandacht op, dat roet bet oog op de kosten on
omdat in liet a. s. voorjaar ter voorbereiding van de verkiezingen een gewone Depu-
taten-vergaderin staat gehouden te worden, ditmaal slechts toejyvng wordt verleond
aan stemhebbende afgevaardigden der Kiesvoroenigingea
AMSTERDAM. N. Z. Voorburgwal 58-60.
27 Augustus 1921.
Het Gemtraal-Comité voornoemd:
H. COLIJN, lc Voorzitter.
A. W. F. IDENDURG, 2e Voorzrllor.
L. F. DUYMAER VAN TWIST. Thesaurier.
Mr. J. A. DE WILDE, Secretaris.
Do Adjunct-Secretaris:
R. C. VERWEIJCK.
tot den tijd der heidenen ierugke-erei* toen
do grofst© zonde als hoogste deugd werd
vereerd.
Maar laat hij voor zioh zelf zyn, wat hij
wil, dat hij zijn averechtscho begrippen
alls ■ambtenaar propageert in de Neder
landsche „Staatscourant" is ergerlijk en
ontoelaatlbaar. Het is onzedelijk en onva-
derlandsch erbij.
Ja, ook onvaderlandseh. Een cultuur als
de directefur van het Bureau voor de Sta
tistiek propageert tusschen zijn ambtelij
ke cijfers in, wordt in Frankrijk in het
belang des vaderlands teiï krachtigst'© be
streden. Moet zij -hier ambtelijk bevor
derd?
Men mag zich afvragen, welke maat
regelen de Regeering denkt te nemen om
deze verderfelijke propaganda van het
Neo-Malthusianieme in. de „Staatscou
rant" te verhinderen"
KERK EN SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Tweetal To Huizingo: A. Offeringa to
Schildwoldo on J. P. Snoep te Ten Boer.
Beroepen. Te Zuküand (toez.) cn te Rens-
woude: L. Emmen te Durgerdam; te Nieuw-Lek-
kerland: G. Alers to Middelhaxniote Ooatwokl:
B. Bolt te Holwerd; -te Leerdam: J. H. Koster
te W-outerswoudo.
Aangenomen. Naar Giessert-Niouwkerk:
L. Nug toren te Bleiawijk.
GEREF. KERKEN.
Drietal. Te Renkum: Dr. S. P. Dee to
Dwingeloo; N. G. Keresiee te Wozep on H. Z.
de Mildt to Spijkenisso.
Beroepen. Te Brook ondor Akkorwoude
J. M. de Jong te Duurswoude; to Numanedorp-
Klaaawaal: R. de Jager te Ooltgeasplaat; te
Niou-.ve-Pokola: S. van. Leeuwen te HouwerzijL
Do heer H. R. Pel ia door claseia Stede-
kanaal der Geref. Kerken perampt. geëxamineerd
en met algemeen e stemmen toegelaten tot den
dienst der kerk.
De. P. Kruijt te Staphorst verzocht aan ds
„Rotterdammer" meda to dealen dat door hem
nog geen definitie' besluit is genomen inzake zijn
afscheid en intrede.
Christ Geref. Jong. Vcresnigir.g.
Te Utrecht werd in de Chr. Geref. Kerk aan
den WRlevrouwensingel, de Bondsdag gehou
den van den Bend van Chr. Geref. Joagelings-
voreenigingen in Nederland.
Uit liet ruim van het kerkgebouw waren do
banken weggenomen en tafels gepiaatsl, waar
op fraaie boucpietten prijkten. Het geheel bood
een gezelligen aanblik.
Ds. H. Janssen, van Den Haag, voorz. van
den Bond, opende de vergadering mei gebed.
Daarna riep de regeüngscommissio de aanwe
zigen een hartelijk welkom toe.
De Bondsvoorzitter «prak vervolgens zijn.
openingsrede uit, getiteld:, .Nieuwe banen?"
Uit de presentielijst bleek, dat 37 vereenigin-
gen vertegenwoordigd waren door 68 afge
vaardigden. vertegenwoordigende 609 leden.
De jaarverslagen werden uitgebracht en
goedgekeurd. Daarna werd de actie be-sproken
voor het orgaan „Luctor et Emergo", dat
voortaan om de 14 -dagen zal verschijnen. De
prijs zal niet worden verhoogd.
In het Bondsbestuur werden herkozen Ds.
A. M. Berkuoff, te Utrecht, en Da. L. H. v. <L
Meiden, te Dordrecht. Tot secundi werden ge
kozen Ds. Jongeleen, van Maaxssen; De. Hil-
bers, van Enschedé; A. Verschoor, van Slie-
drocht; R. Vos, van Zwolle en Ds. G. Salomons
van Bussum.
Besloten werd nog, dat 'het Bondsbesluur
een commissie zal bonoemen voor de beoordee
ling van de ingekomen bondsliederen, om tot
keuze van een bondslied te komen.
Bij genoegzame aanvrage zal een bondsin-
signo worden vervaardigd en verkrijgbaar ge
steld. Wat de knapeuvereeaiigiing betreft, werd
besloten tot overleg mot do leidere derzelve.
Hierop werd de middagvergadering geslo
ten.
In de avondvergadering, die zeer druk be
zocht was. hield Ds. G. Wisse een rede over
„Jonkheidejuweel", naar aanleiding van 1
Kon. 8 126: „Ik uw knecht (nu vrees den
Heore van mijn jonkheid af."
r C.UI1_1_£L i UIM.
Ivsrvioedig vergolden.
gij ©an vriaml zijt, wat is dan het
Jtwoord?"
[„In waarheid ik weet het niet," ant-
')-o de vreemdeling. „Voor mij zou
Idadigheid" het moest gopa&to zijn;
ik, een door dm nacht overvallen rei
ger, bid u daarom."
•Do Heer verhoede dat ik of de mijnen
iemand die in nood is zouden afwij-
r hernam de stetn daarbinnen. „Maar
twaar komt gij?"
Dat. kan ik u rauwelijks zoggen; want
bob don gansch on dag gereisd en ken
weg niet, langs welken ik gekomen
Btoeveel zijn daar buiten?" was de vol
de vraag.
De alleen."
„Hoor ik dan niet- hot stampen van
paard?"
et is mijn eigen goede ros. Hij heeft
sedert zonsopgang velo vermoeiende
ver gedragen on het zou mij lood
indien hem iet-s moest, ontbroken, ilc
u dus mij te zeggen of ik hior in den
k een stal en voeder vor mijn arra
kan vinden.
„Aan welke zijde otaat gij?" ging de
voorzichtige vrager na een oogenblik
voort-, terwijl de vrouwen daarbinnen met
elkander fluisterden en de vreemdeling,
wiens open door do zon verbrand gelaat
helder verlicht was, ongeduldig aan het
venster stond.
„Ik behoor tot gen© -pa/rtij," antwoorde
hij. „Vrijheid, ©ere en gehoorzaamheid,
daartoe heb ik mij bezworen, cn ook tot
de waarheid, aan welke zijde zij ook zijn
moge. Indien echter ons gesprek zo© nog
vool langer duren moet dan zal het mij
slocht gaan en zal ik niot in staat zijn iets
voor of togen do kerk of do Covonaufen
to doen. Geloof mij ilc zal uwe goedheid
niet. met ondankbaarheid vergelden, indien
gij mij 'helpen wilt."
Nog eenmaal werd in do kamer ©one kor
te beraadslaging gehouden, daarna ging de
dour open on de commandant dor lel ome
vesting strekte zijno 'hand uit met de woor
den: „In don Naam mijns Meest ars, kom
binnen, en welkom."
„Ik dank u van harte," antwoordde de
gast-, „doch vooraf verzoek ilc u mij te
zeggen waar ik voodor voor dit arme dier
vinden kan."
„Do rechtvaardige ontfermt zich ovor
zijn veo", sprak de gastkoor zacht. „Ginds
ondor dat afdak, mijnheer, zult gij alles
vinden wat- wij, u voor uw paard aan kun-
non bieden," ging hij luider voort. „Hebt
gij voor het beest gezorgl, kom dan bin
nen; want ons avondeten is gereed."
„Nogmaals dank antwoordde de jonge
man." Kom, kameraad, arme jongen-, uw
work is voor -heden volbracht" on zoo
voordo hij hot vermoeide dier onder 'het
afdak, dat tot stal dienen moeet,.
Nadat hij het paard behoorlijk verzorgd
•had, keerde hij tot de hut terug. Do deur
was niet .gegrendeld, en terwijl 'hij de klink
oplichtte, hoorde hij nog de laatste woor
den van ©on levendig onderhoud, van, het
welk hijzelf het ondowerp was.
„Een spion, zog ik u, oen slimme gast,
©en Praeiuaüst en ©en zoon. Belials," riep
de oudo vrouw. „Angus Hope, gij, eau pre
diker, eon steunpilaar en een brandend on
schijnend licht onzer 'heilige zaak, is dat
uwe geloofstrouw? Neem u in acht, dat
uw kandelaar niet uit het heiligdom wor
de uitgosbooten."
„Maar moedor, lievo moedei'," viel een
zacht© vriendelijke stem in. „D© nacht
is koud on stormachtig en de vreemdeling
doodeüjk vermoeid, hij zou op 'het moeras
omkomen ©er do dag aanbreekt."
„Boter dat., dan de nddor eono schuil
plaats aan uwen haard te gunnen, dio met
giftige tanden den boezem verscheuren zal
a an den dwaias, dio ho.ar verwarmen wilde."
„W©33 alil moedor" hernam de gastheer
rustig, „en scheld niet op den vreemde
ling; kent gij niet het gebod: „Zijt her
bergzaam; want hierdoor hebban sommigen
ontwetood engelen geherbergd?" Weo mij
wanneer wij den jongen man ons medelij-
don ontzoid9n en hij op hot moeras om
kwam."
„Hot is niot dat ik het kind dols kwaads
tocwcESch," mompelde de oude vrouw,
„maar wanneer do ouden hunne mooning
zeggen, is liet altijd: Houd den mond! De
wereld is altijd doof voor de stom dor
zwakken, al zijn zij ook nog zoo wijs."
„Ik vnoes u ongelegenheid te veroorza
ken", sprak nu do gast wellevend, toen hij
zag, dat men zijn binnenkomen niet bemerkt
had. „Eene droog© -broodkorst, en een beker
watore is voldoende voor mijn avondeten,
en zo© gij hot mij veroorlooft, mij c#n
weinig aan uw vuur t.e verwarmen, wi-1 ik
daarna wedor in den stalgaan; want v.oor
ten ruiter is liet. beste nachtleger bij zijn
-paard."
„Onze sobero gastvrijheid wordt met
gocdwillïghed-1 boaivl.woord, al is het ook
dat zij niet vrijwillig aangeboden wordt,"
sprak Angus.
„Vrouw", ging hij voort, „leg hot kind in
zijn 'bod en zorg dat 't oton gerc-eg gemaakt
wordt." En toon do gaet er steeds nog op
aandrong, dat hij liever den ïvacht. ondor
het afdak doorbrengen dan hon lastig val
len wilde, voogde Angus ©r bij: Hoor, lie
ve Magdalena, help mij om onzo koude ont
vangst. good to maken; want het zou mij
waarlijk leed doen, op onzo herbergzaam
heid eon nieuwe smet t© werpen, door on
zen gast de deur te wijzen."
„Het ie etenstijd," zride hierop Magda-
lena Hope, „en ik hoop dat gij ons het ge
noegen. zult aandoen, ons maai met ons te
doelen, mijnheer."
„Bekommer u cdot om het gezwete van
dwaze vrouwen, als wij zijn; in deze onrus
tige tijden heeft men niet gaairno iedereen
in zijno woning; want dikwijls geedhiodÜ
hot, dat ook oordijko en welgezinde lieden:
door vurigo aanhangers van beide partijen
mishandeld worden."
„Doch gij zult ons zekerlijk wol geen
leod doen, mijnheer! daarom laat het u
hior welgevallen." Hiermede sohoof zij
ean 'houten stoel bij het vuur cn verzocht
haren gast zich neer to zetten.
„Het is niet gehool rooht," -merkt© dezo
•hierop aan, „U om gastvrijheid te vragen
voor oenou man, wiens naam en rang gij
niet kont: indien gij het mij echter vcrooi>
loovcn wilt, onbekend t3 blijven, zal ik dit
als oen groote gunst, aanmerken. Aan dt
andere zijdo wil ik ook niet t© nauwkeu
rig navragen, niettemin zo-u ik toch gaarne
weten, wien ik voor 'lozo tijdigo gastvfij-
heid te danken hob,"