Vacantie-houden. i nit De - wijdt een weekpraatje aan Act Y acanti e-ho uden. »n jj Al op vaeantie geweest?" ishetwacht- opt^vriord, waarmede wij dezer dagen vrienden ieryn kennissen begroeten. W_J In onze jeugd was het alleen een toover- voor de kinderen. lw Vaeantie beteekende niet naar de school 'enjaan, geen huiswerk maken, je dagen 'Jlullen met spelen on pleizier. Alle ver dichtingen hielden bijna op, slechts op renougten werd gelet, en al onze kinder iiensporigheden werden vergoelijkt met |ie algemeen geaccepteerde verontschuldi- •v^ing „och de kinderen hebben vaeantie!" Om wille van de vaeantie der kinderen ^erd door de ouderen ook wel eens een lag aan den arbeid onttrokken, maar toch [acantie was het uitsluitend privilegie van le jeugd, de ouderen dachten er niet aan, gusfcour hen bleef de arbeid van eiken dag ii afyeer de harde wet des levens. •beri Vacuntieweelde hebben onze ouders jigenlijk nooit gekend, De grooten der wereld, de aanzienlijken ta, die maakten vroeger wel hun jaar- i. bijksche zomerreis, maar de burgerman minfon zich die luxe niet permitteeren. (ro« Moeder zat altijd met de kleine kin- vader kon niet weg uit zijn zaak. ren.: Beets troostte zijn lieve vrouw steeds met de gedachte „als de kinderen maar jenmaal groot zijn", dan zouden zc samen Je wereld rond reizen en van alle aardsche ichoonheid genieten. J Maar als de kinderen eenmaal groot .varen, dan had de zorgzame moeder al dikwijls de groote reis naar de eeuwigheid lanvaard, de kinderen waren nu groot, ra\iaar op hun moeders graf. P Onze ouders gunden zich niet de weelde y^an een vaeantie, zij werkten maar en laarden in de hoop eenmaal de groote -icantie te kunnen genieten van een ouden dag. Als God hun het b«feven liet. beu En die voorwaarde werd niet altijd n qervuld, onverwacht gingen ze vaak, moe- ad ;e werkt en afgetobt de groote vaeantie iri, niemand meer terugkeert. ke<j Levensplicht, arbeidszin, dat kenden nietnze ouderen, wij denken er met respect t <tam, maar wij doen het hun niet meer na. e i Misschien was liun leven ook gelijk- minder voortgejaagd en gehaast fan het onze, daarom hadden zij ook binder behoefte aan rust. ontspanning en erademing in hun dagelijksche leven. Maar wij moderne menschen hebben iet privilegie van de kinderen ook aan getrokken. "Wij willen ook eeiis in het j^ar onze 'acantie hebben. Eens in het jaar wen- chen wij uitgeschakeld teworden uit den ^room van het dagelijksche plichtleven. rdïens in het jaar willen wij ons de weelde [unnen van geen zorgen te hebben, willen nl^ij ons rentenier voelen al" is het maar 'oor enkel'e dagen. d Eens in het jaar willen we in den kling ctsjer gestage arbeidszaken een enkele Zon- vfagweek genieten. bi Willen wij ons dé luxe permitteeren eens lui to zijn en daarvan te genieten. Den vollen dag te kunnen genieten en jdJen langen avond te kunnen vieren zonder alle drukgedachte dat de andere morgen •i^ns weer met dubbelen arbeid wacht. u« Maar vaeantie houden is ook een kunst, jjie velen nog. moeten leeren verstaan, Er zijn er, die hun vaeantie genieten, Qjoo dat zij er met meer moeheid van iJerugkeeren dan een heel jaar arbeid hun Jjmdecd. i Er zijn er, wien de hoogmoed des levens .Vrten speelt ook bij het genieten van lun vaeantie. Die boven hun stand gaan, ;n voor wie de vaeantie een nieuwe ver- fwaring wordt van de zorgen des levens. Ook onder dit opzicht kunnen wij van kinderen leeren, die hun vaeantie ge- lieten met de natuurlijke soberheid van oPict onbedorven kinderhart. Die gelukkig met de vrijheid van hun onbeperkten rejpeeldag. 1 Of ook van onze ouders, die als zij van hun levensarbeid gingen (fusten hun levensstijl nog soberder hielden |an voorheen. pB Wie zijn vaeantie het meest kinderlijk m viert, zal er ook de meeste voldoening in vinden. Eigenlijk .geeft cle yaeantie-waan op zich zelf nog de meeste vreugd, een sclioone waan, die gewoonlijk wreed verstoord wordt door de hopeloozc pogingen, die we moeten doen, om een vaeantie genietbaar te maken. En daarom lijken ons de menschen, die op vaeantie gaan of die haar nog in het verschiet hebben, altijd veel opgewekter dan zij die haar al achter den rug hebben. Ook vacantie-houden is een kunst, die niet alleen met vacantiegeld wordt ver kregen. HET MILLIOEN. 25e Verantwoording. Wilnis (U.) 2e etorting f 304.85 Hattum 5e storting 211.50 Treebeek 2e storting 70. Ouder-Ainstel le storting 400. C. tc R. 20.— Nothcr (gem. Wierden) le stor ting 134.— Bijdrage van 28 Gerefonncer- don opSumatra's Oostkust door J. H. Hemmers te Medan 745.— C. v. N. Curasao (W.-I.) 25.— W. P. te D., Een jonge (niet stemgerechtigde) Anti-Revolu- tionnair 2.50 Zevenhoven 250.— Totaal 2162.85 24o Verantwoording 485561.87 ZONNEWENDE. Een blomken heb ik staan, nabij me, in do oude boekeirzale, dat. altijd, naar den dag toe keert zijn' blatlrkens, altemale; liet wenden mag ik zus of zoo, dat ik begecre volgt het noo, en 't zoekt, weerom naar mij gericht, nog altijd liever 't Zonnelicht! Och, ware ik als dat blomken is, in al mijn doen en laten, mijn zorgen, mijn bekommernis, in huis en achter straten: 't zij wat men doet of niet en doet, 't zij wat ik immer lijden moet, naar U, met lierte en ziel, gericht-, o alverzellend Zonnelicht! 't Is duister nu en zwaar, le mets, 'onitrént mij: oude kwalen en nieuwe, doen, van zielgckwels, mij moe zijn, imeiiigmalen, totdat, o God, naar U gewend, mijn duisterheid den dag erkent, en ziende U, met mijne oogen dicht, ik asem liale, in 't Zonnelicht! GUIDO GEZELLE. De redding van den Chinees. Een Chinees illustreerde hot verschil, lus- .schcn de andere godsdiensten en de Christelij ke .niet de volgende eenvoudige gelijkenis. Ik was, zeido hij, in een diepen put gevallen, en had erg mijn best gedaan om er uit:te ko men. Op het laatst passeerde Confucius met zijn eerwaardig gezicht. Hij sprak: ..Mijn zoon, als gij mijne lessen gevolgd hadt, zoudt gij u daar niet bevinden". Maar ik schreide: „Dat weet ik ook wel, maar dat helpt mij nu niet. Help mij toch, dan zal ik uwe voorschriften nauwkeurig nakomen." Doch Confucius ver volgde zijn weg met een plechtig handgebaar, als om anderen to waarschuwen voor mijn lot, en liet mij achter in wanhoop. Daarop blikte een ander gelaat over den rand. Het was Buddha .Kalm keek hij mij aan, kruiste zijn armen en zeide: „Mijn zoon, als gij alleen maar uw armen kruist, en uw oogen sluit, en komt in een toestand van vol maakte rust en onderwerping, zult gij eens het Nirwana bereiken evenals ik gedaan heb. Gij moet onverschillig zijn voor alle uiterlijke om standigheden, dan zult gij de eeuwige rust vin den." Maar ik antwoordde: „Vader dat zou ik doen als ik was waar gij nu zijt, maar hoe kan ik rusten in dezen vreeselijken put? Ver los mij, on ik zal doen wal gij beveelt". Maar Buddha vervolgde zijn weg, kalm en onverstoor baar, zonder dat zijn goede raad mij iets ge holpen had. Wanhopig lag ik neer, toon een schaduw over mijn gezicht heenging, maar ik durfde niet opkijken- om' niet opnieuw beepot te wor den, doch een teedere slem riep mij toe: „Mijn zoon"; en opziende, zag ik het gelaat van den Zoon des menschenHet was vol liefde en tee- derheid; Hij uitte gecni verwijt em Hij gaf mij geen lange vermaning, maar Hij sprong da delijk naar beneden tot de plaats waar ik lag, sloeg Zijne armen om mij heen, tilde mij uit dien akoligen put en dio modderige, klei, zette mijne voeten op den vasten grond, trok mij mijn vuile kleeren uit, kleedde mij met Zijn eigen kleederen, stilde inijn honger, en zeido toen: „Volg Mij, en Ik zal u voortaan leiden, en uwe voeten voor vallen bewaren." Em daarom, zeido de Chinees^ wérd ik een Christen. GETELDE GULDENS. Een predikant keerde op een namiddag terug uit een dorp, waar bij eenigc be zoeken had afgelegd. Zijn inkomen was niet groot-, maar hij had geleerd verge noegd te zijn met het tegenwoordige, en -gedurig vond hij gelegenheid om met het geen God gaf, de armen wel te doen. Daar kwam een vrouw op hem toeloo- pen en reikte hem drie gulden -toe. „Wat moet dat -geld?" Vraagde hij ver wonderd. „Weet u dat niet meer I' was het ant woord. Ruim een jaar geleden hebt -gij mij immers dit geld geleend, teen ik in zulke armoedige omstandigheden ver keerde. God heeft mij in den la at sten t ijd bijzonder gezegend, en daardoor kan ik u thans het geld -teruggeven. Ik dank u nog eens hartelijk voo-r het -leenen. „Wel goede vrouw, ik heb het geld niet noodig; behoud het maar voor uw eigen gezin." ..Neen, dominee, dat geld is niet van mijhet- komt u eerlijk toe". En met die woorden verwijderde ze zich. De predikant zeitte de wandeling voort. Hij was juist van plan het geld dn den zak te steken, toen hij zich bedacht. „Ik héb het immers niet noodig", zei hij in zich zelf„mijn Vader zal he-t wel voor een ander .bestemd hebben, ik zal het maar in de hand houden." Toen hij dicht bij huis was gekomen, ontmoette hij een arme vrouw, die er zeer bedrukt, uitzag. Een pakje kleeren had ze in de hand, en een zakdoek had dienst gedaan om haar tranen af te drogen. „Wat scheelt er aan?" vroeg de predi kant-. „Ach dominee, daar krijg ik bericht, dat mij-n moeder doodelijk krank as. De reis daarheen kost drie gulden zestig cents. Dc zestig cents heb ik wel, maar waar ik de drie gulden vandaan moet halen, weet ik waarlijk -niet." En ze open de haar hand en liet zes dubbeltjes zien. „O wees niet langer bezorgd", zei de predikant „de drie guldens had i-k al voor u in de hand." En voor de oogen van de vrouw legde hij drie guldens -naast haar kleingeld. „Hoe? Wat?" riep zij, „wist u dan, dat ik „Ja, ja," zei de predikant, „ik heb het u immers wél gezegd, ,.dait ook do liar en van ons hoofd alle geteld zijn. Dachtgij dan dat- God niet machtig is ook een paa-r guldens vöor u af -to tellen?" Eu hij legde haar het geval nader uit, opdat ze met hem Gods wijze zorg zou aanbidden. EINDELOOS. Een Jongen werd door moeder aange spoord om te bidden. „Maar Moeder," merkte de kleine baas op, „waar moet ik nu om bidden Ik heb alles wat ik noodig heb." „Goed." zegt moeder, „dank dan voor dat- alles." En daartegen had onze jongen geen be zwaar. Hij boog de knietjes en begon heel ernstig„Lieve Heiland, ik dank U voor mijn sterke beenen, zoodat ik loopen kan en niet als Karei, van hiernaast, krukken noodig heb, en voor m'n warme bed en voor vader en moeder cn voor alle men schen, die goed voor me zijn." Hier hield het ventje ineens op en keek z'n moeder aan. „Als ik voor alles danken moet kom ik nooit klaar riep hij uit. Is dat niet beschamend voor ons, die zooveel te vragen liebben, dat er voor dariken geen tijd overblijft? Dank God in alles. 8 Ons Babbelhoekje. Leiden, 13 Aug. 1921. Beste Neefjes en Nichtjes! Ziezoo, nu ben ik weer goed en wel thuis. Heerlijk zoo'n poosje naar buiten. En als je dan /.iet hoe groot en machtig God is en wat Hij alzoo in de natuur ge schapen heeft, zooals bergen en rivieren en meren, dan gevoel je pas hoe klein wij menschen, ja, hoe klein zelfs groote men schen zijn vergeleken bij dien grooten, verhevenen en machtigen God. Maar dan gevoel je ook hoc heerlijk het is dat wij Hem onzen God mogen noemen, ja zelfs als wo Hem liefhebben tot Hem mogen spreken als onze „Vader", 't Is 'haast niet om te gekloven. Als het. ook niet in den Bijbel stond, zouden we liet ook niet kun nen gelooven. Maar de Bijbel leert het ons en daarom willen |\vij het ook allemaal gelooven, niet waar?! Ik was verleden week in liet bergland en toen dacht ik aan het Psalmversje: „Ik hei' mijne oogen op naar de bergen, van waar mijne hulpe komen zal I" Ja, daar boven de bergen, woont Hij, die de bergen geschapen heeft en die zendt hulp aan al degenen die Hem aanroepen. Daar dacht ik ook aan toen we zoo'n berg afklimmende een man op den grond zagen liggen. Naderbij komende bemerkten! we dat hij bewusteloos was. Op het eenzame bergpad was hij gevallen en nu zond de Heere ons om liern te helpen. We maak ten een zakdoek nat iri het stroompje dat van den. berg af kwam en wiesc-hen daar mee zijn gelaat. Toen kwam hij gelukkig spoedig bij en na eenigen tijd kon. hij zijn weg naar boven weer voortzetten, ter wijl wij naar beneden gingen. Ik bad an ders wel boven op dien berg willen blij ven. Wat een heerlijk geziekt was dat. Aan de eerae zijde allemaal. bergloppen om ons been en aan de andere zijde, lage dalen en de rivier daar tusschen) doorstroomen- de. Ik daelit herhaaldelijk: „Hoe groot moet Hij zijn, die dat alles gemaakt heeft. Och kon ik hier eens heengaan met al mijn neefjes en nichtjes, met a l degenen die ik liefheb en in mijn binnenste zong het: „Looft des Heerein groote macht!" Wo zijn intusschen daarboven niet ge bleven, zelfs niet in die heerlijke dalen maar moesten weer terug naar ons eigen lage land. Denk echter niet dat ik daar spijt "van had. Integendeel: „Oost, West. thuis best!" zeg! het spreekwoord en dat ondervond ik ook. Nu beni ik weer hier en begin weer met n jouwen moed brieven te schrijven aan mijn beste neefjes en nichtjes, die intus schen toonden, dat zo'mij niet vergeten waren. Ik merkte dat aan.de ansichten enl brieven, dio ik op de Hooigracht vond, toen ik thuis was. Zoo gaat het leven weer door. De Heere liecft ook wat regen gegeven, waarvoor we Hem danken. Zoo zorgt Hij steeds voor alles. Laat ik nu nog even do brieven) beant woorden. Z o e t e r w o u d e. „Buitenmeisje". Ik begrijp best dat jul lie het druk hebbeni in dezen tijd. 'k Ben echter blij dat je Oom niet vergeet, dat doe ik jullie ook niet en wacht dus maar kalm betere lijden af. Intusschen be dankt voor je gave voor onze spaarpot. Wa sscnaar. „Vergeet me niet je". Zoo, zoo, ook weer present. Ja, ik wist wel dat je om mij dacht, maar met dat mooie weer, komt er dikwijls niet veel van schrijven; een leu ke anecdote op je volgende briefkaart. Ik hoop die bij gelegenheid Ie plaatsen. K a t w ij k. „De neger en zijn broertje". Wat zijn jullie al lang in K., ent wat zal je bruin worden. De menschen zullen je hier niet meer kennen als je terug komt. Wanneer denken jullie weer Leidenaars tc worden? Voorsch o tc n. 7 Wat gaan jullie veel uit. Prettig hè. Niï gen iet-maar. Als straks de vaeantie voer- bïj is, ga je maar weer hard aan den siag. Leiden. „Hannie". Heb jij ook weer eens zelf geschreven Dat i- aardig hoor! Eet maar niet te veel peren, anders wordt je nog in de vaeantie ziek en dal is nu heelemaal- niet prettig. A -ooitje". Het verhaaltje is nog lang niet uit, maar ik denk niet dat! het er deze maand inkomt. Ik denk daft het met September weer voortgaat. „Anloni". Wat heb jij een fijne verjaar dag gehad. En nu nog in Katwijk logee- ren! 't Is allemaal heerlijk! Veel genoe gen! „Driemanschap". Jullie houden jo dapper! Ik heb twee brieven van je lig gen. De vacanlie doet je zeker geen kwaad Prettig dat Moe weer gauw heter wa*--. Anders is het zoo naar! En wat hebben jullie een heerlijk Zendingsfeest gehad. M. G., Het Klaverblad en Denneboompje zonden mij prachtige ansichten. Allemaal vriendelijk bedankt hoor. Onze spaax-pot bcvatte volgens de laat ste opgave 13.85 Nu onlviDg ik van „Buitenmeisje" f -50 14.35 Nu komen nog enkele inzendingen. - Anecdotes. Onderwijzer: Tom, noem eens de merk waardigste voorwex-pen op, die thans be staan, maar er voor 200 jaar niet waren?, Tom: U en ik. Neef: Vannacht, oom, heb ik gedroomd, dat ik een bankje van honderd van u ca deau kreeg. Oom: Zoo. Nu, beste jongen, houd heö maar gerust, hoor! Onderwijzer die zijn leerlingen de be- teekenis van het woord herder heeft- trach ten duidelijk te maken: Nu zal ik pene zien of je 't begrepen hebt. Stel je nu eene voor jongens, dat jullie allemaal schapeni zijn, wat zou ik dan wezen. Eeüige stemmen: Een groot schaap, messter. Kapitein: Niels 'o klagen jongens? Smaakt het eten goed? Soldaat-: Best Kapitein. Kapitein: En wordt het vleesch goed af- gedeeeld! Krijgt niet de een gi*ooter en do ander kleiner portie? Soldaat: Nee, kapitein, ze zijn allemaal even klein. Ingez. door Moeders Oudsle. A. Eerlijk duurt het langst. B. Hoe zeg je dat zoo? A. Wel, herinner je je nog di'èn hond dien ik onlangs gesloten had? B. Jawel. A. Nu niemand wilde er meer dan ƒ5 voor geven, en toen, ik hem terug1 bracliö als gevonden voorwerp, gaven ze mij f 10, Hulpvaardig. Oom: Waarom huilt je zusje toch zoo, Fritsje? Fritsje: Omdat ik haar geholpen heb. Oom: Geholpen? waarmee dan? Fritsje: Om haar appel op te eten. Ingez. door „Vergeet-me-nielje. Nu nog een aardig raadseltje: Hectogram Jaapjo viel op zijn nietei'- boogje en brak zijn centimeter, maar had er geen 30 Hectoliter van. Zijn vader sloeg hem met zijn decimeter op zijn gemillime terd bi'oekje. Ra, ra, wat is dit? Antwoord: Ons Jaapje viel op zijn elleboogje en> brak zijn duim, maar bad er geen last van. Zijn vader sloeg bom met zijn hand op zijn gestreept broekje, waarvan de strepen een millimeter uit elkander ston den. Ingez. door J. B., Hazerswoude. Hartelijke groeto van Uw OOM WILLEM. Iets over dansen. Op m'n tafel ligt 'n brief met 'n ver- 3>aal en 'n vraag. Ik kreeig er in den loop Ijler jaren, honderden zoo. Le hooren. En Me vraag werd mij, in ander verband, her gedaan. Toch geeft 't verhaal en de vraag mij Aanleiding om iels te zeggen over 't dan- 0. De schrijfster van den brief, die, omdat Saar man niet schrijven kan, ook namens lfiem optreedt, woont op 'n klein dorp- De pewoners van dit dorpje zijn geeni heide nen. Integendeel, de eene helft is protes- fymt, de andere katholiek en ever 't kerk- aezoek valt niet te klagen. Schrijfster is boeder van zeven kindaren. Allen in 't la ten en gezond. Haar oudste kind, "o is 19 jarem. Over haar loopt de arief. En nu 't verfhaal, i Op 't dorp is een danshuis, dat wil zeg den 'n kroeg, waarin gedanst wordt. Dit geschiedt tweemaal in de week, niet op bondag, met toestemming der magistra Niet alle jongens en meisjes van 't. •dorp bezoeken dit danshuis. Er zijn oudes die daar tegen zijn en kinderen, die om des beginsels wil, of krachtens opvoeding, 't niet willen. Maar 't kwaad propageert zich zelf. De een wordt er door verlokt era lokt den ander mee. Dit geschiedt vaak zonder medeweten van ouders. Maar 't kom/t uit. ban volgt de strijd, waarbij 't goede helaas sporadisch overwint. - Dc dochter was jong, levenslustig en vriendelijk en niet ongezellig, stoorde zij zich weinig aan de raadgeving ouders, bezocht de herberg en bleef dansen. In die 'herberg vonden partijen elkaar, en groen en wat groen niet wjst, wist ïdjp ce- leeren. De doi'psjongens en meis jes zijn niet beter dan de jongens en meis jes in de stad. Dit laat zich verslaan, 't Kwaad zoekt een uitweg, 't komt tot in de kleirfle hoekjes en weet daarom zoo goed den weg naar 't menschel ijk hart. Wanneer de klok 's avonds 10 uur sloeg werden in de herberg de lichten gedoofd. Dan slaakte dc opwindende dansmuziek en de jongens en meijses, vaak onder den in vloed van drank of bier vei'dwenen, met de wai'relende slof, uit de kroeg om langs donkere wegen zich te begeven naar de 'hofsteden, die ver uit elkander lagen. Marie zoo heette het meisje uit mijn brief had meermalen gedanst met 'n jeugdig landai'beider, bekend als arm, maar werkzaam en 'hoogst fatsoenlijk. Zij hield van haar Willem. En toen do zoon van 'n welgestelde boer, in 't danshuis, 't haar lastig maakte en bij Marie op 'n tvrijage aandrong, kreeg hij van haar een beslist weigering en van haar Willem 'n duchtig pak slaag, Voor Willem had deze geschiedenis dit tot voordeel, dat de ouders van Marie leer den inzien, dat Willem bij Marie goed stond aangeschreven. Daaixloor werd door ben met cle gewoonte van vele dorpen en Onk van dit dorp gebroken, dat jongens en mesjes met elkander omgaan, soms zeer 'intiem, zonder dat de oudex-s 't weten. Wil- |lem mocht nu bij zijn Marie aan huis ko men. En die vergunning tot eerlijke vei*- kóering werd door do ouders, vooral op •aandringen van Marie hem verlcerad. Wel waren de vooruitzichten voor Wil lem niet schittei'end, was er aan een huwe lijk vooidoopig niet le denken. Maar wat niet is kan komen en; men bleef het beste voor beidïi verwachten. Opnieuw onbicnd er strijd. Weer tracht ten de o td<u:> W'.üem en zijn :m'sje van net dansen teurg te brengen. Maai; weer tevergeefs. Nu immers kon hij zijn Marie beschermen. Nu zou haar in geen geval kwaad overkomen. Hij stond daar borg voor, enwon 't spel. 't Ging goed. T Ging goed een langen tijd, tot op zekeren avond Krelis kwam. Toen liep 't mis. Krelis, de zoon van een rijken boer, was in Amsterdam geweest. Hij had cr zijn ri'iilitietijd doorgebracht, en vertelde nu in de dorpsherberg z'n wederwaai'digheden. „Neen maai'", zoo vertelde Krelis, „dan moet je in Amsterdam komen. Daar wordt gedanst, niét zoo'n gewone polka of 'n wals, maar heel wat anders. En hij vciv- telde van de Tango, dc One step, de Two step, die had hij zelf geleerd en als dc jon gens 't wilden, zou hij ze "t ook leeren. Hij zou wel voor balletmeester fungeei'en Dat had '.xij meer gedaan, zoo loog hij. Ook Willem en Marie bchooi'den tot de h erlingen. Natuurlijk sprak men er thuis n:ot over. Die ouders hadden er toch geen versland van. Ze waren zoo ouderwetsch. 't Was dan ook wel 'n mal werk. Dat schof felen en schuiven had met dansen al heel weinig gemeen. Dat had Marie haar Wil lem al zoo vaak gezegd, 't Was ook wel 'n beetje vies. Men schaamde zich wel wat voor elkaar. Maar cle satan had schik, 't Ging goed zoo. Hij wist 't wel. Menigeen was al dansende ten gronde gegaan. En die moderne, door "n zoker soort zich wa rende cultuurmenschen hooggeprezendan- sen waren daartoe bij uitstek geschikt- Met genoegen "zag de vorst der duisternis hoe de hartstochten hoog oplaaiden!, hoe de zinnelijkheid meer en meer werd ge prikkeld. En spoedig werd cle winst, die voor hem te boeken viel, nog grooler, Do kermis kwam op 't dox'p en bracht er een dans- lent, waar ook de fango. one step, two step, en andere uitheemse he dansen wer den uitgevoerd. Willem en Marie waren in de tenjt- Ze hadden thuis wel beloofd het niet te zul len doen. Maar 't was bij cle belofte geble ven. Zo .waren in de tent eru keerden 's avonds laat, bij rtikke donkei\ geprik keld door wulpscho müziox* er. dans, ol der den invloed va.i aicoio! huiswaarts Er w-i'en dagen en weken veidoopon, toen '«fayio weigerde net iltem mee te gaan naar het.danshuis. Liever wou ze wat wandelen. Ze had hem wat te vertellen, iets heel ergs. En hoewel Willem bran dend nieuws'uerig op 't vertellen aan drong, bleef Mario' eei'st zwijgen. Maar ein delijk kwam 't toch. 't Joeg haar het bloed naar de wangen. „Je weet, wel, Willem, var. de kermis, van dat dansen in de terat enzJa, daar wist Willem nog alles van Maar wat hij niet wist. kwam nu uit. Max'io vertelde, hem, de gevolgen van do toen bedreven zonde. En toen ze hem dit vertelde, barstte ze in tranen uit. Ook Willem, die zijn meisje medelijdend in z'n stei'ko ai'mcn nam, schreide als een kind. Beiden vervloekten dien dansavond. Maar helaas, le laat. Vour de ouders van Marie werd alles verzwegen. Noch Marie, noch Willem waag de het, er iets van te zeggen. Aan trou wen viel niet lo deitken. De positie van Willem liet liet. niet toe. Op 't dorp blijven ging ook niet. Daar voor se-liaamden be.iden zich. Welnu, dan maar heimelijk het dorp verlaten, era op weg naar Amsterdam. Dat do ouders van Marie in groote angst verkeerden, wordt verstaan. De burgemeester werd in de zaak be- troken. De niet al te ijverige dorpsveld wachter werd in actie gebivaht. 't Scheen in 't eerst niet te helpen. Toch gelukte hel. na veel zoeken, het adres vaxi Marie te welen le komen. Zo had een kind, zoo kwam aan 't licht, verbleef in eem ellendig volkslogement tus schën een luguber gezelschap, en hielp de waardin in ruil voor een stuk brood en 'n schamel onderdak. Willem hni haar verlaten Moest haavl verlaten. Er was voor liern den \reem- deüng in Amsterdam geen wei'k te vin den Waar hij was. w:st niemand, ook Ma rie niet. llij '~i cht werk «sn had beloofd terug te komen. En au '1c vraag uit mijn brief: „Ile'i» mijn diep rampzalige doch ter!" Waarom ik 't verhaal uit den brief v\ den breede gaf? Omdat 'tniet op zichzelf staat- Hondei'den meisjes en niet mindert jongens zetten den oei'sten stap op den! weg, die naar den afgixmd leidt, in 't dans huis. Voor 't dorp is dit meestal de her berg, waarin zoo af en toe gelegenheid tot dansen openstaan. Voor de stad zijp het de /.g. dansscholen, of nog beter ge zegd (1o uitvoeringen met „na afloop bal'. 't Lijkt zoo dood onschuldig het l'costjo te bezooke>n. dat met een dansje beëindigd wordt, 't Lijkt zoo hard, dc volwaasera kinderen het genot van zoo'n feestje Lo onthouden, of 't bezoek van de herberg,, waarin gedanst wordt, te verbieden. .Tong is nu eenmaal jong, doet nu eenmaal jong. Men moet door cle vingers zien. Al to streng opvoeden leidt lot losbandigheid, zoo doceert men. ..En de ouders, die ellc - pretje weigeren, loonen do jeugd niet te» verstaan". Maar dan komt hel. verhaal van Marie- en van Willem. Hadden de ouders maart voet bij stuk gehouden», toen zij zich wei gerend tegenover hot dansen plaatsten. Dit? werd begrepen... hier te laat. helaas* Noor anderen gelukkig, nog niet te laat. (ol

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1921 | | pagina 7