ÉmLeÉÉCoMl
Tweede Biad.
Zaterdag 9 Juli 1921.
De zegen des Heeren.
De HEERE zegene u, en bdhoo&o ul
Num. 6 23, 24.
Israëls God is een God dio zijn volk
zegent, mild en overvloedig. Doch het ia
biet zoo dat de zegen door Hem in mystieke
flitilte zonder gesproken (woord aan zijn
Volk geschonken wordt. Hij laat dien zegen
Vermelden door zijn dienstknechten, ver
kondigen door patriarchen en profeten, en
uitroepen door de priesters in het Heilig
dom.
"Uw zegen is over uw volk! (Ps. 3 9)
was een woord dat de vrome in Israël
gaarne hoorde, en hij verblijdde zich als
de priester met luide stem uitriep: wij
zegenen u uit het Huis des Heeren! (Ps.
118 26.)
In Israël9 eeredienst nam het uitspreken
van den zegen een zeer gewichtige plaal-s
in. Als men irt het Heiligdom vergaderd
was, werd belijdenis van zonde en schuld
gedaan, de bloedige offerande gebracht,
het gebed opgezonden tot den Heere Ze-
baoth, en een gedeelte uit de Heilige
Schrift den volke voorgelezen. Het geheel
werd echter plechtig besloten door „het
leggen van dei^ Naam des
Heeren" op de vergadering Israëls.
Staande met zijn aangezicht naar het
volk, dragende het priesterlijk kleed,
breidde de hoogeprioster zogenend zijn
beide handen over hot volk uit en riep
met luide stem uit het bekende drietal ze
denspreuken van „den zegen des Heeren".
Het volk luisterde met den grooteten eer-
fcied, boog na het uitspreken van elke ze
denspreuk bet hoofd, en antwoordde tel
kens met een plechtig: Amen!
Wat het uitspreken van dien zegen be-
keekende, wordt duidelijk uit Numeri 6:27
waar wij lezen: „alzoo zullen zij mijnen
Waam op de kinderen Israëls leggen, en Ik
■al hen zegenen". Het is niet slechts het
Uiten van e»en wensch of bede. Het is van
voel gewichtiger beteekenis. Het gieven
ran dien zegen houdt niets minder in dan
het leggen van den Naam des Hoeren op
liijn Bondsvolk. Het is dus niet- een woord
dat ledig kan woderkeercn, maar een ze-
fcenwoord dat de gewisse belofte heeft te
lullen doen al wat Gode behaagt, en voor-
fpoedig te zullen zijn in hetgeen waartoe
het,gezonden is.
De Hoero zegene u en behoede u! zoo
duidt de eerste zegenspreuk, die, als wij
laar goed verstaan, over ons uitroept den
Üaam des Vaders.
Drievoudig is „do zegen des Hoeren", en
do drie deelen van die benedictie roepen
achtereenvolgens over de gemeente uit
de zegeningen de9 Vaders, en des Zoons
on des Heiligen Geestes, en zij leggen dien
driemaal heilagen Naam op 's Heeren erf-
VDlk.
Het mysterie der Drievënheid is -in het
tkude Testament niet rechtstreeks geopen
baard, wel aangeduid. Maar met het licht
des Nieuwen Testaments wordt de bedekte
openbaring duidelijk voor den geloovige.
Met name in „den zegen des Heeren".
De Heere zegene u en behoede ul deze
woorden doelen, blijkens den zegen die zij
aankondigen, op de genade van God den
Vader voor zijn volk, door Hem tevoren
gunstig uitverkoren in Christus, en door
Hem geschonken aan den Zoon zijner
eeuwige liefde voor de grondlegging der
wereld.
Wij weten dat de naam des Vaders meer
In het bijzonder verbonden is aan het werk
der schepping, omdat de Vader hemel en
aarde geschapen heeft en de ganscho na
tuur door zijn voorzienige kracht onder
houdt en regeert. Daarom hebben wij on
zen God in zdjn Vadernaam dank te weten
voer eiken zegen op het gebied des na
tuurlijken levens.
Als Wij het zegenend hoeren uitroepon:
de Heere zegene u en behoede ul dan mo
gen wij bedenken- dat de Naam des Vaders
op ons r-'egd wordt, en dus ook dat wij
onzen God hebben te eeren als den goeder
tieren Vader, als de milde Zegenader, als
den Vader der lichtten van w.ien alle goede
7ëTÜTLLT ON
Eindelijk thuis.
49) -
„Ik vind beusch, Ried, dat we zooiet»
dwaas niet. kunnen toelaten, de menschen
zullen Abbie wonderlijk en ongevoelig vin
den en ik voor mij vind het bepaald onge
past. Je moest tenminste voor dezen éénen
keer je gezag doen gelden, Ried."
„Als je de vriendelijkheid woudt 'hebben
mij te zeggen, waarover jo spreekt on in
welk opzicht het noodig ie, dat ik mijn ge
zag laat gelden, dan kon het gebeuren,
dat ik do zaak in overweging nam." Zoo
klonk uit de diepte van den armstoel de
stem van don eigenaar op uitdagend onver
schilligen toon; maar Mevrouw Ried was
gelukkig te zeer van haar onderworp ver
vuld om daar acht op te slaan en vervolgde
haar woordenvloed.
„'t Is zoo waai- nog geen week geleden
dat hij bogiraven is en Abbie wil met alle
igewold zioh zelve en haar geheele familie
belachelijk maken door nu reeds in hot pu
bliek te verschijnen."
De heer Ried richtte zich op en zelfs
Ralph vr'oeg verschrikt.:
„Waar wil zij heen?"
„Wel, waarheen andere dan naar dat mal
gave en vcrtmaaklo gif te voor dit tijde
lijk loven is afdalende. Want alleen door
den zegen des Vaders komt al dat goede
ons toe.
Ons doopsformulier zegt ons dat al6 wij
in den Naam des Vaders gedoopt wor
den, de Vader ons betuigt en verzegelt dat
Hij ons tot zijn kinderen aanneemt, en
daarom van alle goed ons varzorgen, en
alle kwaad van one weren of ten onzen
beste koeren wil.
Waarlijk, het is niet minder als wij in
den Naam des Vaders gezegend worden,
want in dien zegen wordt de belofte des
Doops vernieuwd, en de Naam des Vaders
met ruilden zegen op ons gelegd.
w
9.
Als gezegd wordt: de Heere zegene u en
behoede ul dan mogen wij óók hooren:
de Vader zegene u en behoede u! Want
hot is het eigen work des Vaders te zege
nen en te behoeden.
De Vader immers is de Bron van allo
goed, de Fontein van alle heil. En als wij
ons geloof in den Vader belijden, dan be
lijden wij te gelooven dat Hij, die de Vader
is van onzen Heere Jezus Christus, die
den hemel en de aarde met al wat er in is
uit niet geschapen heeft, om zijns Zoons
Christi wil mijn God en mijn Vader zij,
op wien ik al zoo vertrouw, dat ik niet
twijfel, of Hij zal mij met alle nooddruft
des lichaams en der ziele verzorgen, en
ook al het kwaad dat Hij mij in dit jam
merdal tocschikt, mij -ten beste keeron,
want Hij zulks doen kan als -een. machtig
God, en ook doen wil als een getrouw
Vader.
Een aardsch vader behoedt en zegent
zijn kinderen, door over hen te waken en
hun wel te doen met, zijne gaven. Veel
Ineer nog doet zoo de Vader in de hemelen
met zijne „goede gaven". Hij zegent èn be
hoedt. Voor eiken zegen die van boven af
daalt, komt dien trouwen Vader toe uiteen
dankbaar harte lof en dank en ejero. En bij
genoten zogen voegt het te zingen: God is
ons genegen, onze God geeft zegen, Hij die
alles geeft, Hij zal zijn geprezen! Want bij
eiken zegen, dien ge van uw God ver
krijgt, geldt het woord des Apostels: wat
hebt ge. dat ge nie»t hebt ontvangen?
Ook wat bedoeld is met het woord „be
hoeden" vraagt aandacht voor genadigen
zegen Uw levensweg is vol van gevaren,
uw vijanden zijn machtig en velen. Uw
•levensreize gaat hier op aarde door een
jammerdal. Maar. de hemelsche Vader
waakt over al zijne kinderen. Zijn Vador-
oog is nooit van óén der Zijne» af, Hij is
do Wachter Israëls, die nimmer sluimert,
maar immer brouw behoedt en bewaart,
zelfs in het bangst gevaar.
Ja, zoo trouw behoedt de Vader in de
hemelen zijn kinderen op deze aarde, dat
Hij al het kwaad, dat helaas komen moet
in dit jammerdal, ten beste van zijn volk
keert. Dat kan Hij niet alleen als de Al
machtige, maar dat wil en zal Hij ook
doen als de getrouwe Vader.
Maar toch mogen wij bij dat „zege
nen en behoeden" niet alleen uit-sluitend
denken aan weldaden en zegeningen op
het gebied des natuurlijken levens. Im
mers hier is sprake van den. zegen des
Vaders, en als wij in den Naam des Va
ders gedoopt worden, dan wordt ons niet
alleen beloofd dat wij van alle good ver
zorgd, en dat alle kwaad van ons geweerd
of ten onzen beste gekeerd zal worden,
maar dan wordt voor alle dingen ons be
tuigd en verzegeld dat God de Vader met
ons, om zijns lieven Zoons Jezus Christus'
wil, een eeuwig Verbond der genade
opricht en ons tot zijn kinderen en erfge
namen aanneemt.
Alle zegen voor lichaam en ziel, voor
tijd èn eeuwigheid vloeit ons toe van on
zen Vader in de hemelen. En daarom mo
gen we bij dien Naam en bij dat „zegenen
en behoeden" zingen dat geen vader op
aarde ooit met grooter mededoogen op
teeder kroost zijn ontfermende oogen sloeg
dan onze Vader in de hemelen op zijn kin
deren hier beneden.
O volk van God! de Heere is uw Be
waarder. De Heere zal u zegenen en uw
weg voorspoedig maken. De Heere zal u
«behoeden en bewaren van alle kwaad. De
Heere zal uwe ziel bewaren. Uw uitgang
en uw ingang zal Hij bewaren van nu aan
tot in eeuwigheid.
De Heene zegene en behoede u! Hoe
heerlijk dat zoo de zegen des Vaders op
al Gods volk gelegd wordt, en dat de
Heere daarbij betuigt: en Ik zal hen ze
genen.
(o)
le bidston-dje, waar ze vroeger ook altijd
Dinedageavondfl heen wou; ik dacht, dat
zij er heenging, omdat, zij het prettig vond
met Foreter naar huis te wandelen, maar
waarom zij vanavond wil gaan, dat vor
klaar ik niet te begrijpen."
„Onzin," zeido de heer Ried, terwijl hij
weer in de kussens terugviel. „Nog al eon
groot publiek! Ik dacht, dat zij op z'n
minst naar de opera wou. Als het kind in
dio omgeving troost vindt, wat voor kwaad
6tcekt. er in? Laat haar stilletjes haar gang
gaan."
„Wat voor kwaad er in stookt! Ja, Ried
dat is nu weer net iets voor jou. om some
niets om de vormen te geven, en op een an
der oogenblik bon je er even goed op ge
steld als ik, hoewel ik geloof, dat Abbie
niets zou kunnen bedenken of jo zoudt ze
haar zin geven."
Mijnheer Riod's antwoord word gegeven
op een toon, die voor zijn hoorders het dui
delijkst bewijs was, dat hij zijn innige over
tuiging uitsprak.
„Wat dat betreft., heb je volkomen gelijk.
Ilc kan tenminste niet gelooven, dat Abbie
ooit iets ongepast zou doen, hoe scheef en
verdraait men het ook moge voorstellen."
Eon bits antwoord zwoefdo Mevrouw
Ried op de tong, maar juist op dat oogen
blik trad Abbie binnen in wandelcostuum;
het zware rouwkleed, dat haar omhulde
HERINNERING,
Ik zat op een rotswand! en koek naar <te «on,
dio zaohtkone zonk;
ik zat en ik tuurde naar al cbe pracht
waarmee zij blonk:
het purper, het goudgroen, bet teoder opaal,
waarmöe «ij plaveide do hemelzaal.
Maar 't gaf mij geen /reugde, want diep
in mijn ziel
was donkere nacht,
was Predliker-atommiing: al „ijdelheid",
was weedom en klaoht;
daar klonk het wanhopig: Waarom?
waartoe?
Mijn ziel was duister en levensmoe.
Mij lokte de afgrond ginds diop beneên
aan der bergen voet:
„Eén sprong en verpletterd drijf ik mee
met den bruisenden vloed;
dan ie het gedaan met de wanhoopepijn
dio «mij het leven tot last doet zijn!"
Waaróm heb ik den sprong niet gowaagdi?
Waarom niet gedaan
«als zoovel-en, die op eigen gezag
zijn heengegaan?
Een stem weerklonk in mijn zielenacht
„Hebt gij uw wezen gehéél in .uw macht?..
Vermoorden kunt gij het brooze lijf,
zoo 't u gerieft;
maar dat andere in u, denkt on vpelt,
en lijdt en lieft?
Wat voordeel had u uw dood gebracht,
zoo dót bleef leven in wanhoopsnaoht?"
Toen stond ik op en ging terug
naar 't lief tehuis;
zuchtend en zwoegend torste ik weer
mijn levenskruis.
Wel velen benijdden mijn aardscbe lot,
maar ik was TampzaILg want: zonder God.
Hoe bittere trainen schreide ik vaak
in stille kluisI
Geen die mijn leed bevroeden «kon,
in 't heele huis.
Ik werd geliefd, gekoesterd teer,
maar ach, mijn ziel deed mij zoo zeer!
Nog vele jaren ging het zoo
al met die «iel;
zij zuchtte en schreide, doolde en diorf,
zij 6kmd, zij viel....
totdat zij, Heer, U vinden mocht,
Dien onbewust zij iminor zocht.
Gij brach-l het licht, Gij bracht de vreugd.,
don levenslust.
Nu, vroolijk lachend als een kind,
ga ik gerust
den levensweg ten einde toe,
wél steeds bereid, niet levensmoe.
(Uit „Stamelingen".)
Uit de Pers.
Reactie.
In een der Christelijke vakbladen dus
meldt de N e der-1. wordt over „de komen
de reactie" aldus geschreven:
In de laatste maanden werd op allerlei
wijze en met velerlei middelen aangetoond
dat er een geest, van reactie is waar te ne
men onder de werkgevers.
Artikelen in vakbladen werden aan dit
•onderworp gewijd, congressen zijn daarover
«belegd en meetings mot optochten georgani
seerd.
Het valt niet te ontkennen dat er een
zekere reactie is waai* te nemen. Inderdaad
zijn er werkgevers, wier „sociale liefde" ge
lijken tred hield met hun oorlogswinst:
voor eiken gulden O.W. wilden ze dan wel
een kwartje liefde aan de arbeiders betoo-
non.
Daarnaast is echter evenmin te looche
nen, dat de afkoeling ten opzichte van de
geneigdheid voor het vaststellen van be
hoorlijke arbeidswetgeving voor een deel
te verklaren is uit de rampen die menige
industrie en tal van ondernemers troffen,
Voot velen is het inderdaad buitengewoon
moeilijk hun bedrijf behoorlijk te doen
funetionnoerren en eoms is dit zelfs met
groote offers en volle inspanning van ener
gie niet meer mogelijk.
Ook dat moet. worden gezegd; het is wel
iswaar gemakkelijk, maar tevens ook be-
driegelijk om het in eon arbeiders blad te
verzwijgen.
Een diergelijke nuchtere en zuivere toon
doet wol zeer weldadig aan.
Bezuiniging.
Over dit onderworp schrijft onze Rot
terdammer:
Bezuiniging ziet daar de leus, die ons
deed de buitengewone bleekheid van haar
gelaat, en de zachtheid van haar groote
oogen temeer uitkomen.
„Welnu, Abbie," zei Mevrouw Ried, zich
haastig tot haar wendend, „ik hoopte, dat
je die wonderlijke gril, die op al je wonder
lijke grillen de kroon zet, zoudt hebben op
gegeven. Wat zullen de menschen zeggen?"
„Do menschen zijn er aan gewoon mij
daar te zien, tenminste de menschen, die er
van avond zijn, en al6 ik ooit hulp behoef
de, dan behoef ik ze nu."
„Ik voor mij zo-u het wel zoo gepast vin
den thuis te blijven en to zoeken troost bij
mijn eigen familie. Dat doen andoro «men-
schon, wanneer zij verdriet hebben.
Abbie zag haar moeder met haar groote
ernstige oogen eenige oogenblikkon strak
aan en zoide toon:
„Moeder, God moet mij belpen, andere
hulp kan mij niet baten."
„Welnu," antwoordde Mevrouw Ried na
een oogenblik van pijnlijke, verlogen elilte
„kun je die hulp dan nergens vinden dan
in dat armzalige, ordinaire lokaaltje? Ik
dacht, dat. menechon mot jou bijzondere in
zichten geloofden, dat God overal was."
Er kwam een uitdrukking als van een
opgejaagd hort in Abbio'ö oogon. Toen zei-
de zij mrt iets wanhopigs in haar atom:
„O. moeder, moeder, u kimt mij niet be
grijpen,"
MMsterie Sn zijn gedragingen dient. te be
zielen.
Gelukkig ontbreken de verschijnselen
niet die wijzen op het ernstig pogen doel
treffende besparingen aan te brengen.
Daarop wijst, de benoeming der Staats
commissie, die z«al hebben te onderzoeken
in hoeverre door vereenvoudiging van den
Staatsdienst, onze minasterieole bureaux
van overtollige lasten kunnen worden be
vrijd.
Daarop wijst de instelling der Bezuini-
gingsinspeotio, dte de zwarte plekken in
ons finantieel beheer naarstig zal nasporen.
Hoezeer door dit allee verbetering kan
worden aangebracht, toch zal het hoofd
punt der hervorming elders zijn te zoeken.
De verschillende bewindslieden zullen
hoofd voor hoofd moeten inbinden.
De staat van onze schatkist, gevoegd bij
de economische malaise, stelt onverbidde
lijk den pliaht om thans bij finantieele uit
gaven zich niet te laten leiden door dc
vraag of ze wenschelijk maar of ze strikt
noodzakelijk zijn.
Voor sterke regeerders, die gaarne krach-
tig vooruit willen, zal die zclfbebeereohing
moeite kosten, maar ook hier is degeen
die zich zei ven bedwingt, sterker dan- die
een stad bedwingt.
Gelukkig zijn in onze wetgeving en be
stuur nog velo verbeteringen door te voe
ren, die geen kosten met. zioh brengen.
Op die worde in de komende periode het
oog geslagen.
Bezuiniging moet en zal het. l&idend
parool zijn!
KERK EN SCHOOL
NED. HERV. KERK.
Viertal: Te Vliseingen: W. A. Hoek te
Laren (Geld.), W. A. B. ten Kate te Horsten,
J. A. Raame te Hoek, C. Sundermeyer te Ril-
them.
Beroepen: Te Ommeren: ff. W. J. C.
Hansel-anr te Heerjamsdam.
Aangenomen: Naar Engelen c. a., B.
ter Haar Romeny H.Ja»., em.-pred-. le Noord-
wijk-Binnen.
'Bedankt: Voor Ede: P. Kruyt te Sta-p-
horet; voor Hansweert: F. R. van Santen te
SJiedfeoht.
GEREF. KERKEN.
Tweetal: Te Emraercompascuum, J. A.
Berghuis te Nieuw-Buineo en B J. Lumbers
te Rouveen.
Vacatures.
In de Ned. Herv. Kerk waren op 1 Juli jl.
240 vacante predikanteplaatsen of 5 meer dan
op 1 Januari jl. Naar d'e provincies was het
getal vacatures aldus verdeeld: Gelderland 24,
Zuid'-Holland 52, Noord-Holland 51, Zeeland
16, Utrecht 13, Friesland 27, Ovorijsel 10, Gro
ningen 20, Drente 6, Noord-Brabant 16 en
Limburg 5.
Geestelijke verzorging militairen.
In de „Geref. Kerkbode" van Den Haag werd
onlange opgenomen het verslag van een Ouder-
iingaiooiif eren tie, waar de heer Van Helden
over de geestelijke verzorging dor militairen
sprak en o. de volgende belijdenis van
schuld liet Ihooren:
„De arbeid der Kerken onder de militairen
vereiscjrt bijzondere zorg, want er is groote
achterstand1. En hier ia voel schuld èn hij de
ouders èn bij de Kerken. Op -een der moeilijk
ste tijdperken van het -leven 'komen onze jon
gens voor gcruimen tijd in een -milieu van
verleiding op elk gebied. En vele oudere geven
'hun zoons geen opwekkend en waarocbiiwojd
woord mee: 95 pot der Geref. ouders geven
hun kinderen zelfs geen Bijbel mee! In 1919
bezochten, van de 300 Gereformeerde militairen
in Den Haag slechts 59 de catechisaties: in
1920 van de 240 sleohts 35. Hier is dus een
zeer ernstige toestand, en allen, ouders en
Kerken, moeten de -handen ineenslaan voor de
behartiging van dit groote belang. Laten vooral
do Kerken van herkomst 'haar roeping niet
verzuimen."
Hier valt due niet te roemen, maar is aHe
reden tot verootmoediging en bekeering.
Zanding onder da Joden.
Naar gemeld wordt besloot de Kerkeraad
der Geref. Kerk van Amsterdam in beginsel in
te gaan op een schrijven van Depu-taten der
Generale Synode wat aangaat de beroeping
van een Dienaar de» Woords voor de zending
onder de Joden.
Predikanten en gemeenien.
In de Rijnl. Kerkb. behandelt D s. J.
Brouwer de vraag of de predikanten zich
«moeten schikken, met het oog op de manier van
De toon, waarop «dit gozogd werd óf de
woorden zelf of misschien wel beide gaven-
nieuw voedsel aan Mevrouw Ried'6 ergernis
en zij sprak op nog scherper toon:
„Dit begrijp ik tenminste 'heel goed, dat
mijn dochter «het er op gezet 6chijnt. te heb
ben iets zeer ongepast te doen en ik schaam
mij verschrikkelijk over je. Al6 ik Esther
was dan zou ik zoo'n malle aanstellerij
voor -niets ter wereld willen aanmoedigen
Denk er om, dat er nu niemand is dan John
om je thuis te brengen.
Tot nu toe had Ralph zwijgend on on
bewegelijk naar 'het vreemde en in vele op
zichten droevige gesprek staan luisteren.
Nu trod hij mot- snellen, vasten tred naar
voren, eloeg zijn arm besohermend om het
liohaain der bevende Abbie, terwijl hij zich
met oogen en mond tot zijn moeder wend
de:
„Wat het laatste betreft, vergiet go u
schromelijk, mooderKef. Abbie heeft toeval
lig oen broeder, die hot- zich tot- een eer re
kent haar to vergezellen, overal waar zij
gelieft heen te gaan."
Mevrouw Ried zag in ongeveinsdo ver
hazing op naar haar slanken, trotechen
zoon en was een oogenblik tot zwijgen go
bracht.
„O", zeide zij oindelijk, „als jij je ook
verkiest te rangschikken ondor dat dwazo
preekeu en den «omgang de» ppedflkautea. foei
buu Gemeente. Eu (hjj antwoordt:
Er is wel eens verteld van predikanten, die
bier en daar preekten, dat zij eersit onderzooh-
ten, of het een „ondcrwerpelyk" volk wae of
een v oorwerp el ijk
Ik zou de mogelijkheid hiervan niet geheel
en al durven ontkennen, al zou ik bet graag
willen.
Pred'i-k aal en zijn ook menschen, menschen
met gebreken.
Het wil er zoo in, wanneer d» hoorders u
prijzon en een -vacante geraeeote u «beroept.
Zulke predikers worden wel eens beroeps-
jagers genoemd. Dat belcek.nt niet dat zij
jagers zijn van beroep. Hun beroep is predi
kant, maar zij maken jacht op een beroep.
Wie daarnaar hijgt, schikt zirti naar «bet
gehoor. Hij spreekt niet naar het hart, maar
naar den mond van Jeruzalem.
Zulke predikers verdienen gebrandmerkt te
worden.
De ervaring leert eohler, dat zij dikwijls eere
ontvangen.
Straks zal de Heere oordeelen.
Wordt met bovenstaande vraag echter be
doeld, dat de predikers rekenen moeten met
de mate der ontwikkeling hunner hoorders en
hun eigenaardigheden als menschen, dan fa
het woord van Paul us van toepassingIk ben
den Joden een Jood en den Grieken een Griëk
gewonden, opdat ik hen beiden zou winnen. I
Cor. 9 18—23.
Dit kan dii' oprechtheid geschieden en met
een goede consciëntie.
Ja meor nog, dit moet. Het hakje moet niet
te hoog en ook niet: te laag gezet worden, op
dat de schapen en de Jammeren eten kunnen.
Uit de Geref. Kerk van Medan
De Pinksterdagen, zoo wordt aan de S t a n
gemeld, waren voor de Geref. Kerk van Medatt
weer bijzondere feestdagen. Want van. heinde
en ver waren «e saamgekomen, de „verstrooi
de" broeders en zusleTS, per trein, auto of
boot, om tenminste dezen eecen -keer in het
jaar te genieten van de kerkelijke gemeenschap
's Zaterdagsavonds was de ontraoetingebijoen-
komst, welke geleid werd door den heer Colija.
Dr. Bavinck riep in het bijzonder aa-n Dr. Har-
rensteiiv en zijn eobtgonoote, enkele dagen te
voren gearriveerd, een woord vau welkom toe;
•en bood ae namens aJJen. een prachtig schil
derij aan. Aan het eind va«n den avond wend
ook Dr. B«avinok een geschenk aangeboden,
■daar deze binnenkort (12 Juni) zou vortrek-
ken naar Bandoeng.
Den eersten feestdag werden de heide gods
dienstoefeningen geleid door Dr. Harrens-tein-,
werden 'a morgens twee kinderen gedoopt,
's tfvonds «twee volwassenen, dedon vijf -perso
nen openbare belijdenis on werd hierna het
Heilig Avondmaal gehouden.
Tweede Pinksterdag vcrnd een gemeenlo-
vergadering plaats, waarin eenige referaten
werden geleverd: een van den heer Van der
Meulen over: „Bestuur en Zending" en van
Dr. RuTgers over: „Evolutie, 'de grondgedach
te der Schepping". Het overige van den dag
werd door de „verstrooiden" in de gezinnen-te
Medau door gebracht, waarna 7.c denoelfden
of den volgenden dog terugkeerden naar huil
eenzamen post, om veelal een 'heel jaar te teren
op hetgeen de Pinksterdagen te Medan waa
genoten.
GRAFSCHRIFTEN.
Op een zerk to Lydford, in de Vereen.
Staten van Noord-Amerika leest men:
Hier ligt in horizontale houding de bui
tenste kast. van George Rontle.igh, horlo
gemaker, dio door zijn bekwaamheid heil
sieraad van zijn stand was. Braafheid was
'do groote veer, voorzichtigheid de regula
teur van alle oogenblikken zijns levens.
Welwillend als hij was. bleef hij nooit stil
staan, waunocr or ergens hulp verleend
moest worden. Al zijn bewegingen warea^
zóó geregeld. da»t hij nooit slecht liep, uit-»
gezonderd wanneer hij opgewonden was
door lieden, die zijn sleutel niet kenden.
En dan was hij ook weer gemakkelijk ge
repareerd. Hij bezat den slag zijn uren goed
te regelen tot het noodlottig tijdstip aan
brak, waarop hij dit leven verliet 13
Nov. 1802 oud 57 jaar, in de hoop, schoon
gemaakt, in orde gebracht en opgewonden
te worden voor de eeuwigheid.
In denzelfden geest, maar minder om
slachtig is het grafschrift, hetwelk de be
roemde Benjamin Franklin voor zichzelf
maakte en aldus luidt: „Hier ligt het li
chaam van den boekdrukker .Benjamin
Franklin, gelijk de band van een oud boek,
waaruit de bladen gescheurd zijn en dafc
van sieraad en verguldsel beroofd is, tot
voedsel voor de wormen; doch het werk
zal niet verloren gaan, maar" eens weder
verschijnen in een nieuwe en schoonero
uitgave, herzien en verbeterd door den
Auteur".
dweepzieke volkje, dan heb ik niets meer to
zeggen".
Wat <le hoer Ried betreft, hij zat reeds
langen tijd met de liand voor de oogen lus-
edhen zijn vingere door met. een treurig
gelaat naar het zwarte kleedje en bleeks
gezichtje van zijn kleine blonde lieveling
te 6taren; uiterlijk 6cheen hij echter geheel
onbewust van het verhandelde of cr onver
schillig voor.
Maar zal Ralph ooit liet. lieve, zachte
laohje vergeten, dat voor een wijle de trek
ken verhelderde van dat onschuldige, jeug
dige gelaat, toen zij de oogen vort.rouwelijk
tot hem opsloeg?
Van dien dag al brak er een nic tijd
perk in Abbie'e loven aan.
Om redenen, die hij zelf ht" Ivst kendo
schreef Ralph, die in een i .vmrige stad
zou gaan logeeren, zijn kornet aldaar al en
bleef thuis. En Abbie kon als van oude da
bijeenkomst, voor inwendige zerüng bezoe
ken; zij ging naar haar l-ijlxiklaeee, ma-ar,
den bidstond voor Zon-r'j g^choolenderwij-
zèrs, naar den bidstond, dio geregeld in de
kerk gehouden werd, in één woord, overal
waar zij gewoon was te Kaan on altijd on
overal werd .zij vergezeld uoor haar broe
der.
En Eethui- leerde veel ia dio dagen en zij
wies op in de genade.
Wordt vervolgd), j