ÉmLeÉÉCoMl Tweede Biad. Zaterdag 9 Juli 1921. De zegen des Heeren. De HEERE zegene u, en bdhoo&o ul Num. 6 23, 24. Israëls God is een God dio zijn volk zegent, mild en overvloedig. Doch het ia biet zoo dat de zegen door Hem in mystieke flitilte zonder gesproken (woord aan zijn Volk geschonken wordt. Hij laat dien zegen Vermelden door zijn dienstknechten, ver kondigen door patriarchen en profeten, en uitroepen door de priesters in het Heilig dom. "Uw zegen is over uw volk! (Ps. 3 9) was een woord dat de vrome in Israël gaarne hoorde, en hij verblijdde zich als de priester met luide stem uitriep: wij zegenen u uit het Huis des Heeren! (Ps. 118 26.) In Israël9 eeredienst nam het uitspreken van den zegen een zeer gewichtige plaal-s in. Als men irt het Heiligdom vergaderd was, werd belijdenis van zonde en schuld gedaan, de bloedige offerande gebracht, het gebed opgezonden tot den Heere Ze- baoth, en een gedeelte uit de Heilige Schrift den volke voorgelezen. Het geheel werd echter plechtig besloten door „het leggen van dei^ Naam des Heeren" op de vergadering Israëls. Staande met zijn aangezicht naar het volk, dragende het priesterlijk kleed, breidde de hoogeprioster zogenend zijn beide handen over hot volk uit en riep met luide stem uit het bekende drietal ze denspreuken van „den zegen des Heeren". Het volk luisterde met den grooteten eer- fcied, boog na het uitspreken van elke ze denspreuk bet hoofd, en antwoordde tel kens met een plechtig: Amen! Wat het uitspreken van dien zegen be- keekende, wordt duidelijk uit Numeri 6:27 waar wij lezen: „alzoo zullen zij mijnen Waam op de kinderen Israëls leggen, en Ik ■al hen zegenen". Het is niet slechts het Uiten van e»en wensch of bede. Het is van voel gewichtiger beteekenis. Het gieven ran dien zegen houdt niets minder in dan het leggen van den Naam des Hoeren op liijn Bondsvolk. Het is dus niet- een woord dat ledig kan woderkeercn, maar een ze- fcenwoord dat de gewisse belofte heeft te lullen doen al wat Gode behaagt, en voor- fpoedig te zullen zijn in hetgeen waartoe het,gezonden is. De Hoero zegene u en behoede u! zoo duidt de eerste zegenspreuk, die, als wij laar goed verstaan, over ons uitroept den Üaam des Vaders. Drievoudig is „do zegen des Hoeren", en do drie deelen van die benedictie roepen achtereenvolgens over de gemeente uit de zegeningen de9 Vaders, en des Zoons on des Heiligen Geestes, en zij leggen dien driemaal heilagen Naam op 's Heeren erf- VDlk. Het mysterie der Drievënheid is -in het tkude Testament niet rechtstreeks geopen baard, wel aangeduid. Maar met het licht des Nieuwen Testaments wordt de bedekte openbaring duidelijk voor den geloovige. Met name in „den zegen des Heeren". De Heere zegene u en behoede ul deze woorden doelen, blijkens den zegen die zij aankondigen, op de genade van God den Vader voor zijn volk, door Hem tevoren gunstig uitverkoren in Christus, en door Hem geschonken aan den Zoon zijner eeuwige liefde voor de grondlegging der wereld. Wij weten dat de naam des Vaders meer In het bijzonder verbonden is aan het werk der schepping, omdat de Vader hemel en aarde geschapen heeft en de ganscho na tuur door zijn voorzienige kracht onder houdt en regeert. Daarom hebben wij on zen God in zdjn Vadernaam dank te weten voer eiken zegen op het gebied des na tuurlijken levens. Als Wij het zegenend hoeren uitroepon: de Heere zegene u en behoede ul dan mo gen wij bedenken- dat de Naam des Vaders op ons r-'egd wordt, en dus ook dat wij onzen God hebben te eeren als den goeder tieren Vader, als de milde Zegenader, als den Vader der lichtten van w.ien alle goede 7ëTÜTLLT ON Eindelijk thuis. 49) - „Ik vind beusch, Ried, dat we zooiet» dwaas niet. kunnen toelaten, de menschen zullen Abbie wonderlijk en ongevoelig vin den en ik voor mij vind het bepaald onge past. Je moest tenminste voor dezen éénen keer je gezag doen gelden, Ried." „Als je de vriendelijkheid woudt 'hebben mij te zeggen, waarover jo spreekt on in welk opzicht het noodig ie, dat ik mijn ge zag laat gelden, dan kon het gebeuren, dat ik do zaak in overweging nam." Zoo klonk uit de diepte van den armstoel de stem van don eigenaar op uitdagend onver schilligen toon; maar Mevrouw Ried was gelukkig te zeer van haar onderworp ver vuld om daar acht op te slaan en vervolgde haar woordenvloed. „'t Is zoo waai- nog geen week geleden dat hij bogiraven is en Abbie wil met alle igewold zioh zelve en haar geheele familie belachelijk maken door nu reeds in hot pu bliek te verschijnen." De heer Ried richtte zich op en zelfs Ralph vr'oeg verschrikt.: „Waar wil zij heen?" „Wel, waarheen andere dan naar dat mal gave en vcrtmaaklo gif te voor dit tijde lijk loven is afdalende. Want alleen door den zegen des Vaders komt al dat goede ons toe. Ons doopsformulier zegt ons dat al6 wij in den Naam des Vaders gedoopt wor den, de Vader ons betuigt en verzegelt dat Hij ons tot zijn kinderen aanneemt, en daarom van alle goed ons varzorgen, en alle kwaad van one weren of ten onzen beste koeren wil. Waarlijk, het is niet minder als wij in den Naam des Vaders gezegend worden, want in dien zegen wordt de belofte des Doops vernieuwd, en de Naam des Vaders met ruilden zegen op ons gelegd. w 9. Als gezegd wordt: de Heere zegene u en behoede ul dan mogen wij óók hooren: de Vader zegene u en behoede u! Want hot is het eigen work des Vaders te zege nen en te behoeden. De Vader immers is de Bron van allo goed, de Fontein van alle heil. En als wij ons geloof in den Vader belijden, dan be lijden wij te gelooven dat Hij, die de Vader is van onzen Heere Jezus Christus, die den hemel en de aarde met al wat er in is uit niet geschapen heeft, om zijns Zoons Christi wil mijn God en mijn Vader zij, op wien ik al zoo vertrouw, dat ik niet twijfel, of Hij zal mij met alle nooddruft des lichaams en der ziele verzorgen, en ook al het kwaad dat Hij mij in dit jam merdal tocschikt, mij -ten beste keeron, want Hij zulks doen kan als -een. machtig God, en ook doen wil als een getrouw Vader. Een aardsch vader behoedt en zegent zijn kinderen, door over hen te waken en hun wel te doen met, zijne gaven. Veel Ineer nog doet zoo de Vader in de hemelen met zijne „goede gaven". Hij zegent èn be hoedt. Voor eiken zegen die van boven af daalt, komt dien trouwen Vader toe uiteen dankbaar harte lof en dank en ejero. En bij genoten zogen voegt het te zingen: God is ons genegen, onze God geeft zegen, Hij die alles geeft, Hij zal zijn geprezen! Want bij eiken zegen, dien ge van uw God ver krijgt, geldt het woord des Apostels: wat hebt ge. dat ge nie»t hebt ontvangen? Ook wat bedoeld is met het woord „be hoeden" vraagt aandacht voor genadigen zegen Uw levensweg is vol van gevaren, uw vijanden zijn machtig en velen. Uw •levensreize gaat hier op aarde door een jammerdal. Maar. de hemelsche Vader waakt over al zijne kinderen. Zijn Vador- oog is nooit van óén der Zijne» af, Hij is do Wachter Israëls, die nimmer sluimert, maar immer brouw behoedt en bewaart, zelfs in het bangst gevaar. Ja, zoo trouw behoedt de Vader in de hemelen zijn kinderen op deze aarde, dat Hij al het kwaad, dat helaas komen moet in dit jammerdal, ten beste van zijn volk keert. Dat kan Hij niet alleen als de Al machtige, maar dat wil en zal Hij ook doen als de getrouwe Vader. Maar toch mogen wij bij dat „zege nen en behoeden" niet alleen uit-sluitend denken aan weldaden en zegeningen op het gebied des natuurlijken levens. Im mers hier is sprake van den. zegen des Vaders, en als wij in den Naam des Va ders gedoopt worden, dan wordt ons niet alleen beloofd dat wij van alle good ver zorgd, en dat alle kwaad van ons geweerd of ten onzen beste gekeerd zal worden, maar dan wordt voor alle dingen ons be tuigd en verzegeld dat God de Vader met ons, om zijns lieven Zoons Jezus Christus' wil, een eeuwig Verbond der genade opricht en ons tot zijn kinderen en erfge namen aanneemt. Alle zegen voor lichaam en ziel, voor tijd èn eeuwigheid vloeit ons toe van on zen Vader in de hemelen. En daarom mo gen we bij dien Naam en bij dat „zegenen en behoeden" zingen dat geen vader op aarde ooit met grooter mededoogen op teeder kroost zijn ontfermende oogen sloeg dan onze Vader in de hemelen op zijn kin deren hier beneden. O volk van God! de Heere is uw Be waarder. De Heere zal u zegenen en uw weg voorspoedig maken. De Heere zal u «behoeden en bewaren van alle kwaad. De Heere zal uwe ziel bewaren. Uw uitgang en uw ingang zal Hij bewaren van nu aan tot in eeuwigheid. De Heene zegene en behoede u! Hoe heerlijk dat zoo de zegen des Vaders op al Gods volk gelegd wordt, en dat de Heere daarbij betuigt: en Ik zal hen ze genen. (o) le bidston-dje, waar ze vroeger ook altijd Dinedageavondfl heen wou; ik dacht, dat zij er heenging, omdat, zij het prettig vond met Foreter naar huis te wandelen, maar waarom zij vanavond wil gaan, dat vor klaar ik niet te begrijpen." „Onzin," zeido de heer Ried, terwijl hij weer in de kussens terugviel. „Nog al eon groot publiek! Ik dacht, dat zij op z'n minst naar de opera wou. Als het kind in dio omgeving troost vindt, wat voor kwaad 6tcekt. er in? Laat haar stilletjes haar gang gaan." „Wat voor kwaad er in stookt! Ja, Ried dat is nu weer net iets voor jou. om some niets om de vormen te geven, en op een an der oogenblik bon je er even goed op ge steld als ik, hoewel ik geloof, dat Abbie niets zou kunnen bedenken of jo zoudt ze haar zin geven." Mijnheer Riod's antwoord word gegeven op een toon, die voor zijn hoorders het dui delijkst bewijs was, dat hij zijn innige over tuiging uitsprak. „Wat dat betreft., heb je volkomen gelijk. Ilc kan tenminste niet gelooven, dat Abbie ooit iets ongepast zou doen, hoe scheef en verdraait men het ook moge voorstellen." Eon bits antwoord zwoefdo Mevrouw Ried op de tong, maar juist op dat oogen blik trad Abbie binnen in wandelcostuum; het zware rouwkleed, dat haar omhulde HERINNERING, Ik zat op een rotswand! en koek naar <te «on, dio zaohtkone zonk; ik zat en ik tuurde naar al cbe pracht waarmee zij blonk: het purper, het goudgroen, bet teoder opaal, waarmöe «ij plaveide do hemelzaal. Maar 't gaf mij geen /reugde, want diep in mijn ziel was donkere nacht, was Predliker-atommiing: al „ijdelheid", was weedom en klaoht; daar klonk het wanhopig: Waarom? waartoe? Mijn ziel was duister en levensmoe. Mij lokte de afgrond ginds diop beneên aan der bergen voet: „Eén sprong en verpletterd drijf ik mee met den bruisenden vloed; dan ie het gedaan met de wanhoopepijn dio «mij het leven tot last doet zijn!" Waaróm heb ik den sprong niet gowaagdi? Waarom niet gedaan «als zoovel-en, die op eigen gezag zijn heengegaan? Een stem weerklonk in mijn zielenacht „Hebt gij uw wezen gehéél in .uw macht?.. Vermoorden kunt gij het brooze lijf, zoo 't u gerieft; maar dat andere in u, denkt on vpelt, en lijdt en lieft? Wat voordeel had u uw dood gebracht, zoo dót bleef leven in wanhoopsnaoht?" Toen stond ik op en ging terug naar 't lief tehuis; zuchtend en zwoegend torste ik weer mijn levenskruis. Wel velen benijdden mijn aardscbe lot, maar ik was TampzaILg want: zonder God. Hoe bittere trainen schreide ik vaak in stille kluisI Geen die mijn leed bevroeden «kon, in 't heele huis. Ik werd geliefd, gekoesterd teer, maar ach, mijn ziel deed mij zoo zeer! Nog vele jaren ging het zoo al met die «iel; zij zuchtte en schreide, doolde en diorf, zij 6kmd, zij viel.... totdat zij, Heer, U vinden mocht, Dien onbewust zij iminor zocht. Gij brach-l het licht, Gij bracht de vreugd., don levenslust. Nu, vroolijk lachend als een kind, ga ik gerust den levensweg ten einde toe, wél steeds bereid, niet levensmoe. (Uit „Stamelingen".) Uit de Pers. Reactie. In een der Christelijke vakbladen dus meldt de N e der-1. wordt over „de komen de reactie" aldus geschreven: In de laatste maanden werd op allerlei wijze en met velerlei middelen aangetoond dat er een geest, van reactie is waar te ne men onder de werkgevers. Artikelen in vakbladen werden aan dit •onderworp gewijd, congressen zijn daarover «belegd en meetings mot optochten georgani seerd. Het valt niet te ontkennen dat er een zekere reactie is waai* te nemen. Inderdaad zijn er werkgevers, wier „sociale liefde" ge lijken tred hield met hun oorlogswinst: voor eiken gulden O.W. wilden ze dan wel een kwartje liefde aan de arbeiders betoo- non. Daarnaast is echter evenmin te looche nen, dat de afkoeling ten opzichte van de geneigdheid voor het vaststellen van be hoorlijke arbeidswetgeving voor een deel te verklaren is uit de rampen die menige industrie en tal van ondernemers troffen, Voot velen is het inderdaad buitengewoon moeilijk hun bedrijf behoorlijk te doen funetionnoerren en eoms is dit zelfs met groote offers en volle inspanning van ener gie niet meer mogelijk. Ook dat moet. worden gezegd; het is wel iswaar gemakkelijk, maar tevens ook be- driegelijk om het in eon arbeiders blad te verzwijgen. Een diergelijke nuchtere en zuivere toon doet wol zeer weldadig aan. Bezuiniging. Over dit onderworp schrijft onze Rot terdammer: Bezuiniging ziet daar de leus, die ons deed de buitengewone bleekheid van haar gelaat, en de zachtheid van haar groote oogen temeer uitkomen. „Welnu, Abbie," zei Mevrouw Ried, zich haastig tot haar wendend, „ik hoopte, dat je die wonderlijke gril, die op al je wonder lijke grillen de kroon zet, zoudt hebben op gegeven. Wat zullen de menschen zeggen?" „Do menschen zijn er aan gewoon mij daar te zien, tenminste de menschen, die er van avond zijn, en al6 ik ooit hulp behoef de, dan behoef ik ze nu." „Ik voor mij zo-u het wel zoo gepast vin den thuis te blijven en to zoeken troost bij mijn eigen familie. Dat doen andoro «men- schon, wanneer zij verdriet hebben. Abbie zag haar moeder met haar groote ernstige oogen eenige oogenblikkon strak aan en zoide toon: „Moeder, God moet mij belpen, andere hulp kan mij niet baten." „Welnu," antwoordde Mevrouw Ried na een oogenblik van pijnlijke, verlogen elilte „kun je die hulp dan nergens vinden dan in dat armzalige, ordinaire lokaaltje? Ik dacht, dat. menechon mot jou bijzondere in zichten geloofden, dat God overal was." Er kwam een uitdrukking als van een opgejaagd hort in Abbio'ö oogon. Toen zei- de zij mrt iets wanhopigs in haar atom: „O. moeder, moeder, u kimt mij niet be grijpen," MMsterie Sn zijn gedragingen dient. te be zielen. Gelukkig ontbreken de verschijnselen niet die wijzen op het ernstig pogen doel treffende besparingen aan te brengen. Daarop wijst, de benoeming der Staats commissie, die z«al hebben te onderzoeken in hoeverre door vereenvoudiging van den Staatsdienst, onze minasterieole bureaux van overtollige lasten kunnen worden be vrijd. Daarop wijst de instelling der Bezuini- gingsinspeotio, dte de zwarte plekken in ons finantieel beheer naarstig zal nasporen. Hoezeer door dit allee verbetering kan worden aangebracht, toch zal het hoofd punt der hervorming elders zijn te zoeken. De verschillende bewindslieden zullen hoofd voor hoofd moeten inbinden. De staat van onze schatkist, gevoegd bij de economische malaise, stelt onverbidde lijk den pliaht om thans bij finantieele uit gaven zich niet te laten leiden door dc vraag of ze wenschelijk maar of ze strikt noodzakelijk zijn. Voor sterke regeerders, die gaarne krach- tig vooruit willen, zal die zclfbebeereohing moeite kosten, maar ook hier is degeen die zich zei ven bedwingt, sterker dan- die een stad bedwingt. Gelukkig zijn in onze wetgeving en be stuur nog velo verbeteringen door te voe ren, die geen kosten met. zioh brengen. Op die worde in de komende periode het oog geslagen. Bezuiniging moet en zal het. l&idend parool zijn! KERK EN SCHOOL NED. HERV. KERK. Viertal: Te Vliseingen: W. A. Hoek te Laren (Geld.), W. A. B. ten Kate te Horsten, J. A. Raame te Hoek, C. Sundermeyer te Ril- them. Beroepen: Te Ommeren: ff. W. J. C. Hansel-anr te Heerjamsdam. Aangenomen: Naar Engelen c. a., B. ter Haar Romeny H.Ja»., em.-pred-. le Noord- wijk-Binnen. 'Bedankt: Voor Ede: P. Kruyt te Sta-p- horet; voor Hansweert: F. R. van Santen te SJiedfeoht. GEREF. KERKEN. Tweetal: Te Emraercompascuum, J. A. Berghuis te Nieuw-Buineo en B J. Lumbers te Rouveen. Vacatures. In de Ned. Herv. Kerk waren op 1 Juli jl. 240 vacante predikanteplaatsen of 5 meer dan op 1 Januari jl. Naar d'e provincies was het getal vacatures aldus verdeeld: Gelderland 24, Zuid'-Holland 52, Noord-Holland 51, Zeeland 16, Utrecht 13, Friesland 27, Ovorijsel 10, Gro ningen 20, Drente 6, Noord-Brabant 16 en Limburg 5. Geestelijke verzorging militairen. In de „Geref. Kerkbode" van Den Haag werd onlange opgenomen het verslag van een Ouder- iingaiooiif eren tie, waar de heer Van Helden over de geestelijke verzorging dor militairen sprak en o. de volgende belijdenis van schuld liet Ihooren: „De arbeid der Kerken onder de militairen vereiscjrt bijzondere zorg, want er is groote achterstand1. En hier ia voel schuld èn hij de ouders èn bij de Kerken. Op -een der moeilijk ste tijdperken van het -leven 'komen onze jon gens voor gcruimen tijd in een -milieu van verleiding op elk gebied. En vele oudere geven 'hun zoons geen opwekkend en waarocbiiwojd woord mee: 95 pot der Geref. ouders geven hun kinderen zelfs geen Bijbel mee! In 1919 bezochten, van de 300 Gereformeerde militairen in Den Haag slechts 59 de catechisaties: in 1920 van de 240 sleohts 35. Hier is dus een zeer ernstige toestand, en allen, ouders en Kerken, moeten de -handen ineenslaan voor de behartiging van dit groote belang. Laten vooral do Kerken van herkomst 'haar roeping niet verzuimen." Hier valt due niet te roemen, maar is aHe reden tot verootmoediging en bekeering. Zanding onder da Joden. Naar gemeld wordt besloot de Kerkeraad der Geref. Kerk van Amsterdam in beginsel in te gaan op een schrijven van Depu-taten der Generale Synode wat aangaat de beroeping van een Dienaar de» Woords voor de zending onder de Joden. Predikanten en gemeenien. In de Rijnl. Kerkb. behandelt D s. J. Brouwer de vraag of de predikanten zich «moeten schikken, met het oog op de manier van De toon, waarop «dit gozogd werd óf de woorden zelf of misschien wel beide gaven- nieuw voedsel aan Mevrouw Ried'6 ergernis en zij sprak op nog scherper toon: „Dit begrijp ik tenminste 'heel goed, dat mijn dochter «het er op gezet 6chijnt. te heb ben iets zeer ongepast te doen en ik schaam mij verschrikkelijk over je. Al6 ik Esther was dan zou ik zoo'n malle aanstellerij voor -niets ter wereld willen aanmoedigen Denk er om, dat er nu niemand is dan John om je thuis te brengen. Tot nu toe had Ralph zwijgend on on bewegelijk naar 'het vreemde en in vele op zichten droevige gesprek staan luisteren. Nu trod hij mot- snellen, vasten tred naar voren, eloeg zijn arm besohermend om het liohaain der bevende Abbie, terwijl hij zich met oogen en mond tot zijn moeder wend de: „Wat het laatste betreft, vergiet go u schromelijk, mooderKef. Abbie heeft toeval lig oen broeder, die hot- zich tot- een eer re kent haar to vergezellen, overal waar zij gelieft heen te gaan." Mevrouw Ried zag in ongeveinsdo ver hazing op naar haar slanken, trotechen zoon en was een oogenblik tot zwijgen go bracht. „O", zeide zij oindelijk, „als jij je ook verkiest te rangschikken ondor dat dwazo preekeu en den «omgang de» ppedflkautea. foei buu Gemeente. Eu (hjj antwoordt: Er is wel eens verteld van predikanten, die bier en daar preekten, dat zij eersit onderzooh- ten, of het een „ondcrwerpelyk" volk wae of een v oorwerp el ijk Ik zou de mogelijkheid hiervan niet geheel en al durven ontkennen, al zou ik bet graag willen. Pred'i-k aal en zijn ook menschen, menschen met gebreken. Het wil er zoo in, wanneer d» hoorders u prijzon en een -vacante geraeeote u «beroept. Zulke predikers worden wel eens beroeps- jagers genoemd. Dat belcek.nt niet dat zij jagers zijn van beroep. Hun beroep is predi kant, maar zij maken jacht op een beroep. Wie daarnaar hijgt, schikt zirti naar «bet gehoor. Hij spreekt niet naar het hart, maar naar den mond van Jeruzalem. Zulke predikers verdienen gebrandmerkt te worden. De ervaring leert eohler, dat zij dikwijls eere ontvangen. Straks zal de Heere oordeelen. Wordt met bovenstaande vraag echter be doeld, dat de predikers rekenen moeten met de mate der ontwikkeling hunner hoorders en hun eigenaardigheden als menschen, dan fa het woord van Paul us van toepassingIk ben den Joden een Jood en den Grieken een Griëk gewonden, opdat ik hen beiden zou winnen. I Cor. 9 18—23. Dit kan dii' oprechtheid geschieden en met een goede consciëntie. Ja meor nog, dit moet. Het hakje moet niet te hoog en ook niet: te laag gezet worden, op dat de schapen en de Jammeren eten kunnen. Uit de Geref. Kerk van Medan De Pinksterdagen, zoo wordt aan de S t a n gemeld, waren voor de Geref. Kerk van Medatt weer bijzondere feestdagen. Want van. heinde en ver waren «e saamgekomen, de „verstrooi de" broeders en zusleTS, per trein, auto of boot, om tenminste dezen eecen -keer in het jaar te genieten van de kerkelijke gemeenschap 's Zaterdagsavonds was de ontraoetingebijoen- komst, welke geleid werd door den heer Colija. Dr. Bavinck riep in het bijzonder aa-n Dr. Har- rensteiiv en zijn eobtgonoote, enkele dagen te voren gearriveerd, een woord vau welkom toe; •en bood ae namens aJJen. een prachtig schil derij aan. Aan het eind va«n den avond wend ook Dr. B«avinok een geschenk aangeboden, ■daar deze binnenkort (12 Juni) zou vortrek- ken naar Bandoeng. Den eersten feestdag werden de heide gods dienstoefeningen geleid door Dr. Harrens-tein-, werden 'a morgens twee kinderen gedoopt, 's tfvonds «twee volwassenen, dedon vijf -perso nen openbare belijdenis on werd hierna het Heilig Avondmaal gehouden. Tweede Pinksterdag vcrnd een gemeenlo- vergadering plaats, waarin eenige referaten werden geleverd: een van den heer Van der Meulen over: „Bestuur en Zending" en van Dr. RuTgers over: „Evolutie, 'de grondgedach te der Schepping". Het overige van den dag werd door de „verstrooiden" in de gezinnen-te Medau door gebracht, waarna 7.c denoelfden of den volgenden dog terugkeerden naar huil eenzamen post, om veelal een 'heel jaar te teren op hetgeen de Pinksterdagen te Medan waa genoten. GRAFSCHRIFTEN. Op een zerk to Lydford, in de Vereen. Staten van Noord-Amerika leest men: Hier ligt in horizontale houding de bui tenste kast. van George Rontle.igh, horlo gemaker, dio door zijn bekwaamheid heil sieraad van zijn stand was. Braafheid was 'do groote veer, voorzichtigheid de regula teur van alle oogenblikken zijns levens. Welwillend als hij was. bleef hij nooit stil staan, waunocr or ergens hulp verleend moest worden. Al zijn bewegingen warea^ zóó geregeld. da»t hij nooit slecht liep, uit-» gezonderd wanneer hij opgewonden was door lieden, die zijn sleutel niet kenden. En dan was hij ook weer gemakkelijk ge repareerd. Hij bezat den slag zijn uren goed te regelen tot het noodlottig tijdstip aan brak, waarop hij dit leven verliet 13 Nov. 1802 oud 57 jaar, in de hoop, schoon gemaakt, in orde gebracht en opgewonden te worden voor de eeuwigheid. In denzelfden geest, maar minder om slachtig is het grafschrift, hetwelk de be roemde Benjamin Franklin voor zichzelf maakte en aldus luidt: „Hier ligt het li chaam van den boekdrukker .Benjamin Franklin, gelijk de band van een oud boek, waaruit de bladen gescheurd zijn en dafc van sieraad en verguldsel beroofd is, tot voedsel voor de wormen; doch het werk zal niet verloren gaan, maar" eens weder verschijnen in een nieuwe en schoonero uitgave, herzien en verbeterd door den Auteur". dweepzieke volkje, dan heb ik niets meer to zeggen". Wat <le hoer Ried betreft, hij zat reeds langen tijd met de liand voor de oogen lus- edhen zijn vingere door met. een treurig gelaat naar het zwarte kleedje en bleeks gezichtje van zijn kleine blonde lieveling te 6taren; uiterlijk 6cheen hij echter geheel onbewust van het verhandelde of cr onver schillig voor. Maar zal Ralph ooit liet. lieve, zachte laohje vergeten, dat voor een wijle de trek ken verhelderde van dat onschuldige, jeug dige gelaat, toen zij de oogen vort.rouwelijk tot hem opsloeg? Van dien dag al brak er een nic tijd perk in Abbie'e loven aan. Om redenen, die hij zelf ht" Ivst kendo schreef Ralph, die in een i .vmrige stad zou gaan logeeren, zijn kornet aldaar al en bleef thuis. En Abbie kon als van oude da bijeenkomst, voor inwendige zerüng bezoe ken; zij ging naar haar l-ijlxiklaeee, ma-ar, den bidstond voor Zon-r'j g^choolenderwij- zèrs, naar den bidstond, dio geregeld in de kerk gehouden werd, in één woord, overal waar zij gewoon was te Kaan on altijd on overal werd .zij vergezeld uoor haar broe der. En Eethui- leerde veel ia dio dagen en zij wies op in de genade. Wordt vervolgd), j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1921 | | pagina 5