Dagblad voor Leiden en Omstreken.
abonnementsprijs
IN LEIDEN EN BUITEN LEIDEN
WAAR AGENTEN GEVESTIGD ZIJN
KWARTAAL s, 6 12.50
WEEK10.19
1NCO PER POST PER KWARTAAL I 2.S0
Iste JAARGANG. - MAANDAG 14 FEBRUARI 1921 - No. 268
BUREAU: HOOIGRACHT 35 - LEIDEN. - TELEFOON INT. 1278
ADVERTENTIE-PRIJS
PER GEWONE REGEL 103211%
DES ZATERDAGS f 030
INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIB1
KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens
30 woorden 50 cent: Zaterdags 76 cent.
bij vooruitbetaling -1
De Openbare school.
Ëet vorig jaar werd van vrijzinnige zij-
l opgemerkt, dat met de bekrachtiging
i de nieuwe wet op het Lager Onderwijs
doodvonnis van de openbare school
eter was misschien geweest indien ge-
fed was dat het vonnis was bekrachtigd,
want het doodvonnis was reeds uitge-
foken lang voor do nieuwe wet tot stand
ipe openbare school, te kwader ure aan
natie vastgehecht, heeft en had geen
iiats in hot hart van ons volk. Slechts
ec-or onderdrukking van het Christelijk
-"■Herwijs en door kunstmatige voeding
"n het z. g. neutraal onderwijs, kon de
enbare school zich een tijdlang handha-
'aar zij leeft niet.
iij groeit niet.
iij ontwikkelt n-iet, maar is gedoemd
»zaam weg te 6terven en onder te gaan.
Jn dit langzaam voortwoekerende pro-
wordt nog verhaast door vele dienaren
de openbare school, de onderwijzers,
geen middel onbeproefd laten om die
ioi impopulair te maken bij ons volk
die zelf6 met. krachtige hand, door haar
noodige leerkrachten te onthouden, aan
afbraak zijn begonnen.
leen wonder dat het den oprechten vrien-
-3 van de openbare school bang om het
■"Tt wordt en dat zij pogingen doen om de
ruitgang van het Christelijk en de
teruitgang van het. openbaar onderwijs
6tuiten.
)ok te Lisserbroek is een poging
die richting gedaan.
n verband met de plannen om to komen
de stichting van een Hervormdo Chris-
jke School, werd door de afd. van
i ilksonderwijs" een vergadering belegd,
arin de heer Tolk, hoofd eener O. S. te
then aan den Rijn een lezing hield over
onderwerp „Is de openbare school
Bdienstig?"
Sr was weinig belangstelling wat niet
oeft te verwonderen en al evenmin be-
Lrenswaard is.
fant onbeduidend in hooge mate, war
de argumenten door den 6preker te-
•n het Christelijk en voor het openbaar
14 lerwijs aangevoerd.
!iOm to beginnen werd de doopsbelofte
1 'bij als niet ter zake dienende eenvoudig
eechakeld.
erder werd als bewijs dat de openbare
_-ool wel degelijk godsdienstig ie, aange-
rd, dat er nu ja, wol geen dogma's wor-
geleerd, maar dat toch de naastenlief-
nti plichtsbetrachting, zelfopoffering en
^raaëzaamheid als goede deugden wor-
jL aahgeprezen. En i6 er op de openbare
Li pol geen golegenhcid om bijv. bij de
lessen in de plantkunde te wijzen op de
oluchtige schepping? Wordt op de open-
fin» school niet eensgezindheid en vrode-
H endheid geleerd en staat er niet in den
Ft( *1- Zalig zijn de vreedzamen? -
Vu gaan deze „argumenten" thans niet
g rleggen.
gc 'at is gelukkig niet moer noodig.
.lleon vestigen wij er de aandacht op
te laten uitkomen hoe ook de echte
[staanders" het gevoel hebben dat zij
'®jden voör een verloren zaak.
.an het eind van zijne beschouwingen
m d de heer Tolk dramatisch, toen hij het
Ivlende schriftwoord: „Zalig zijt gij als
~h e menschen smaden en vervolgen" ging
gassen op de openbare school.
'ij willen hierbij niet denken aan pro-
taar van een ver-gaande onkunde ge
len zulke uitspraken toch wel.
[et zou ons niet verwonderen in dien do
asserbroek neergelegde bom op een ver-
de wijze sprong en indien de ouders
'ot nu toe. hunne kinderen aan de open
bare school toevertrouwden, juist door de
zen propaganda^avond van „Volksonder
wijs" van de noodzakelijkheid van Christe
lijk onderwijs overtuigd werden.
Uit de Pers.
NAAR EEN BREUK?
In antwoord op het scherpe artikel van
de Nederlander waarvan wij de vori
ge wede melding maakten schrijft nu de
Maasbode:
„In het nummer van Donderdagavond
j.l. dient do Nederlander-redactie ons van
bescheid, als men ten minste als zoodanig
mag aanmerken de mededeeling, dat zij
aan „een R. K. blad gaarne antwoor
den" zal, „maar niét aan de Maasbode!"
En in denzelfdcn onvricndelijken tóón
wordt ons dan beduid, dat we geen ant
woord waardig zijn en ons o. m. gevraagd
of wij den redacteur van „de Nederlander"
houden voor een lammeling, die den voet
kust van den man,'die hem een trap beeft
toegediend."
En al deze verontwaardiging geldt dan
een ongetwijfeld wat scherp geformuleerde
maar beslist verkeerd geduide zinsnede,
welke vorig jaar September in een artikel
van onze courant word aangetroffen.
Wij wezen er alreeds in ons stukske van
verleden Zondag op, wij herhalen het hier:
het is een „afschuwelijk misverstand", dat
achter de gewraakte zinsnede ©enigerlei be
doeling speurt om onzen Protestantschen
medeburgers ook maar in het minst onaan
genaam te zijn.
Men mag het ons toch niet euvel duiden,
dat wij het beginsel der Reformatie in zijn
uiterste consequenties nu eenmaal zien lei-
den tot de meest radicale theorieën, welke
op heden de wereld in beroering brengon?
Maar volgt daaruit dan, dat wij de huidige
Protestanten individueel of collectef zou
den gelijk stellen met de lieden der „prole
tarische dictatuur"?
Allerminst. Bij herhaling is ook
dit verzekerd. En do Nederlander-redactie
is toch niet van \andaag of gisteren, zoo
idat ze niet zou weten, dat wij onder onze
Protestantsche medeburgers zeer velen,
welke wij van meer nabij kennen leerden,
een groot© achting toedragen en hen vaak
bewonderden om hun geloofszin en begin-
eoltrouw?
Ten overvloede zij voor hen, die, door
welke oorzaak dan ook, dit allesbeheer-
6chend onderscheid tusschen het godsdien-
stig-wijsgeerig 6ysteem en deszelfs o. i. in
consequente aanhangers niet schijnen te
kunnen ontwaren, hier nogmaals betuigd,
dat wij met. te schrijven als wij schreven in
geenen deelo de terecht gewraakte gelijk
stelling beoogden; wij zelve achten haar
te eenenmale onverdiend en niet te moti-
veoren.
Duidelijker kunnen wij ons niet uitdruk
ken, om onze verontwaardigde perszuster
te beduiden, dat zij zich door een misver
staan liet verleiden tot onheuschheden aan
ons adres.
Laat ons hopen, dat na deze toelichting
haar antwoord aan „een R. K. blad" op bo
venstaande vraag to geven even beslist
ontkennend luiden zal als het onze."
STADSNIEUWS.
Jubileum Ds. Hoogenraad.
Zondagmorgen heeft Ds. J. Hoogenraad, pred.
bij de Nod. Herv. Gemeente alhier zijno 40-jarige
ambtsbediening met de gemeente herdacht.
De groot© Pieterskerk was overvol.
Onder het zingen van gezang 194 1 cn 5:
Van U zijn alle dingen, Van U o God alleen en
U zal ik eeuwig ecren,.Dio eeuwge goedheid zijt,
werd de jubilaris naar den kansel goloid.
Na het lezen van een gedeelte van Gods Woord,
gebed en hot zingen van P6. 103 1 en 7, nam
Da. Hoogenraad hot woord om op de beteekenia
van dezen dag te wijzen.
Wat zal ik den Heere vergelden voor de wel
dadigheid en do trouw aan mij bewezen! Met deze
woorden, gooit de Psalmist uiting aan zijne ver
legen dankbaarheid. Hij kan niet anders, dan
luide betuigen, dat hij onuitsprekelijk veel goeds
van den God zijns lieils heeft ontvangen, 't Is
hem goed den Naam des Heeren .te loven.
Niot altijd verkeeren wij in die stemming van
dankbaarheid hoewel cr altijd ruime stof tot dan
ken is. De stof tot dankbaarheid cn do stem dor
dankzegging vallen niet altijd 6amen.
Bij spreker is dat thans wel het geval.
Veertig jaren, wat schenen zo onbereikbaar
lang, en nu waar zijn ze gebleven. Als een droom,
als ©cn gedachte zijn ze voorbijgegaan.
Daar is iets diep weemoedigs in dat voortdu
rend reizen en trekken, 't Gaat voort, altijd voort
en slechts do herinnering blijft ons over. Toch
rijn die herinneringen voor spr. van zeer liefa-
lijken aard en hij kan ze samenvatten in deze
twee woorden: ootmoedig dank.
Het was op 13 Februari 1881 dat de jubilaris
in de mooio en landelijke kerk van Polsbroek zijno
intredo dood met dq woorden: Wij prediken Chris
tus don Gekruiste. Vele en goede jaren heeft hij
daar mogen doorbrengen. Toen de storm van ie
df^eantie uitbrak is deze gemeente bijeengeble
ven en toen spr. in 1888 heenging mocht hij haar
ongedeeld en onverseheurd achterlaten.
Daarna heeft hij een tiental gezegende jaren
in Wageningen doorgebracht.
Het was den 6en Februari juist 23 jaren ge=
leden dat spr. de broeders Wicthof en Eggink
uit Leiden onder, zijn gehoor zag. Do eerste is
uiet moer maar de laatste, herstellende van zwa
re krankheid, mag nog in den geest met ons hier
zijn.
Op 12 Juni 1898 deed spr. in do oude Sleutel
stad zijn intrede met de woorden,: Wij prediken
niet onszelven, maar Jezus Christus den Hoero
en onszelven dat wij uwo dienaars zijn om Je
zus' wil.
Spr. dankt God, dal hij al deze jaren zijne
roeping getrouw ia gebleven, dat hij een dienst
knecht van God is geweest en niet van menschen.
Hij heeft niet zichzelven gezocht en niet do gunst
van menschen, maar dit neemt niet weg dat hij
met dankbaarheid denkt aan de trouw en vriend
schap die velen hem wilden schonken. Met wee
moed herdenkt spr. de velen die in den loop der
jaren heengingen.
Van de predikanten die hier 23 jaargeleden wa
ren is alleen Ds. Hartwigsen nog overgebleven.
Wat al veranderingen en wisselingen in de col
leges van ouderlingen en diakenen, evenals in de
gemeente.
Hartelijk dank brengt spr. voor al de bewijzen^
van liefde, aanhankelijkheid en trouw dio hij in#
deze dagen mocht ontvangen. Hij heoft de Commis
sie die hem gisteren de geschenken overhandigde
roods hartelijk dank gezegd. Toen hij echter later
de enveloppe opendo had hij geen woorden om
te danken. Als spr. terugziet op al die jaren, dan
vraagt hij zich af hoe het mogelijk is, dat hij
boven allen uitgaat, daar nog niemand zulk een
groot geldelijk geschenk ontving. Hij dankt de
Comm. voor haren arbeid en de gemeente, maar
bovenal dankt hij zijn God, want immers, Van
U zijn allo dingen, Van U o God alleen.
Niot 't minst dankbaar is spr. voor de harte
lijke woorden the gisteren werden geapre»
ken. Vorder dankt hij de oorporatiën van wie hij
gelukwerechen in ontvangst mocht nomen cn ook
liet modoramen van het Classicaal bestuur, de
predikanten Nierstrasz en B. Bollee die hier aan
wezig zijn.
De appreciatie van zijn arbeid heeft sprekers
verwachtingen, maar ook zijne verdiensten
zeer ver overtroffen. God zegene de gemeente van
Leiden met de keur zijner zegeningen.
Komende tot de taxatie van zichzelf en van
zijn arbeid, kan spr. niet met Paulus zeggen dat
hij overvloediger heeft gearbeid dan alle andé
ren. Maar wat liij gedaan hoeft, deed hij met lust
en de vollo toewijding van zijn hart. Bij de taxa
tie van do hoedanigheid van zijn werk wijst hij
er op, dat de Hoor rekent 'niet alleen met het
vele, maar ook met het kleine en weinige. God
is een God van genade. Eerst schenkt Hij genade
en dan wH Hij ook de eer geven.
Wat spr. heeft mogen rijn dankt hij aan de
genade Gods. Zijn hooggeachte leermeester Bects
sprak bij vorstelijk huldebetoon: Ik zou mij zelf
verachten indien ik niet begon met het Soli, Deo
GloriaSpr. wil hierin Beets volgen. God zij
altoos op 't hoogst geprezenlof rij G o d 6 goe
dertierenheid.
Hiermede beeloot spr. zijne persoonlijke her
inneringen om dan over te gaan tot den dienst
des Woorda, waarbij als uitgangspunt werd ge
nomen Rom. 1 16: Want ik schaam mij des
Evangelies van Christus niet; want het is een
kracht Gods tot zaligheid.
Aan het slot van zijne prediking kwam spr.
nog even terug op zijn jubileum.
Dat Evangelie, dat een kracht Gods is tot za
ligheid voor wie gelooven, heeft hij 40 jaren mo
gen verkondigen, waarvan bijna 23 jaren in Lei
den.
Na zoo langen tijd breekt nu het uur van schei
den aan. Nog deze weak heept 6pr. tegen 1 Mei
a,e. zijn emeritaat te vragen.
Volgens medisch advies had hij dit reeds in
1917 moeten doen, maar de omstandigheden \fir-
Linderden dit toen. Thans nu bij het hoogtepunt
van zijn loven hooft mogen bereiken en het mo*
gelijk is geworden hoen te gaan, meent spr. niet
langer te mogen aarzelen.
Er is hem gevraagd: Ga nog niet heen, wij
zullen u zoo misson! Spr. waardeert dat tomvolle
maar hij gevoelt zelf dat zijn medicus gelijk heeft
als hij op hot nemen van rust aandringt.
Bovendien de arbeid in een gejneento als deze
eischt een man met volle kracht en toewijding
cn dat kan spr. niet meer geven.
Zelf zal spr. de scheiding het moest gevoelen.
Maar, zegt hijhet Evangelie der genade blijft
cn dat is u on mij genoeg. De tijden snellen heen.
maar temidden vanal het vergankelijke staat een
rots, en daarop gegrift dit woord: Jezus Christus
is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid.
Na het zingen van den slotzang Ps. 72:11 wer<^
Ds. Hoogenraad door de gemeente toegezongen
Gezang 224 1 en 5:
U zecgne God!-
Hij steil' u tot een zegen!
Gezegend zij uw hoofd, uw hart, uw wegen,
Uw aardsch, uw eeuwig lot!
O God verhoor!
En 6chenk ons onze bede!
Toon hem uw gunst, doordring hem van uw
[vrede
Licht met Uw licht hem voor!
Nadat Ds. Hoogenraad tenslotte nog met een
enkel woord zijn dank had betuigd, ging de groo-
te schare uiteen.
Reeds Zaterdagmiddag had zich een Comité
ten huize van den jubilaris vorvoegd en hem na
mens de gemeente een belangrijk bedrag in gold,
een ets, en oen album met do namen der gevers
aangeboden.
Dit comité bestond uit de heeren A. J. de
Lange, voorz.J. van Polanen en A. Boehmer,
ouderlingen; H. van Leeuwen en J. B. van der
Maden, diakenen'A. Couvée PJzn. en B. J. J.
N. Troost, leden der Gemeente-Commissie; J. B.
Meynen en A. van den Ouwoclen, penningm., na
mens het Collego van Notabelen; en P. C. Zon
de© en C. J. W. de Reuver, namens het.Kiescol*
lege.
Naar wij vernomen zal de jubilaris hedenavond
in het gebouw „Nathanaël" door de afd. van
den Chr. Nat. Werkmansbond waarvan hij ©ere
voorzitter is, worden gehuldigd.
Prof Dr. J. J. Hartman.
-Prof. Dr. J. J. Hartman, hoogleoraar in de
Latijnsche taal- en letterkunde cn de Romeinscho
oudheden aan de UniverniUic alhier, viert van
daag zijn 70ste verjaardag, in verband waarmede
hij aan het eind van dezen academischen cursus
zijn ambt zal moeten neorleggon.
Prof. Hartman werd 14 Februari 1851 te Blan
kenham (Overij6cl) geboren, werd 11 Maart 1869
aan do Leidsche Hoooescbool als student in de
klassieke lettoren ingeschreven, en promoveerde
aan dezclfdo universiteit lot doctor in do klassieke
letteren 16 Moi 1877, op enu proefschrift, getiteld:
Stadia critica in Luciani S&iiuteatensis. Na zijn
promotio was hij een jaar leeraar aan het gym-
Aan het Zoeklicht.
Leidon, 14 Februari 1921.
Een blijde dag vandaag!
Zooevcn ontving ik door bemiddeling
van Ds. Thomas het volgende briefje:
Waarde „Observator",
Bij dezen een klein bedrag voor het
groote en grootsche Millioenplan.
Hoogachtend,
N. N.
En daarbij ingesloten een briefje van
vijf en twintig gulden.
Aan de gever of geefster voor deze prach
tige gift en aan Ds. Thomas die zoo vrien
delijk was voor postillon te fungoeren mijn
zeer hartelijken dank.
OBSERVATOR.
nasium te Amsterdam en werd vervolgens benoemd
tot praeceptor aan het Leidsche gymnasium. In
1883 werd hij benoemd bot conrector aan dit gynw
nasium, welk ambt hij vervulde tot aan zjin be
noeming tot hoogleeraar, als opvolger van zija
leermeester, Prof. Cornelissen.
De afd. Leiden van de Chr. Hist. Unie
houdt as. Woensdagavond in „Prediker" eena
openbare vergadering waarin als spreker zal op
treden Dr. J. Schokking met het onderwerp: En
kele punten uit de komende Grondwetsherziening.
Naar wij vernemen heeft de heer M. F.
Oostveen zijne benoeming tot lid van den Ge
meenteraad niet aangenomen. In zijne plaats zal
nu gokoaen worden verklaard de heer A. ElkeH
bout.
Gisteren was het 50 jaar geleden dat de
heer P. Bruinenberg bij de firma van Ross urn
du Chattel alhier in dienst trad.
Het spreekt wel vanzelf dat dit zeldzame jubi
leum niet onopgemerkt kon voorbij gaan.
Op den feestdag werden hem dan ook te zijnen
huize door patroons en werklieden verschillends
geschenken in goud (iu verband met het gou
den feest) aangeboden.
Gisterenmorgen word tot zijne intentie in da
Mcn-Pére-kerk een Mis opgedragen.
Vandaag kreeg de jubilai^ gelegenheid dezen
dag temidden van zijn faniilieiXng Üoor ta bren
gen, terwijl hedenavond door patroons cn perso
neel een feestavond in besloten kring is georgani
seerd.
In do Stedelijke Werk-Inrichting zijn
opgenomen: 6 Februari 28 volwassen per
sonen en 8 kinderen, totaal 36; 7 Februari
resp. 31 en 10, totaal 41; 8 Februari re6p.
31 en 10, totaal 41; 9 Februari resp. 33 en
10, totaal 43; 10 Februari resp. 30 en 10,
totaal 40; 11 Februari resp. 30 en 10, to
taal 40; 12 Februari resp. 29 en 5, totaal 34
BINNËNLARU.
Prof. Dr. H. Bavinck.
Naar wij vernemen i6 in den zorgelijken
toestand van Prof. Bavinck nog geen wij
ziging gekomen.
Hot heengaan van Mr. Lohman.
Omtrent het bedanken van Jhr. Mr. A,
F. do Savornin Lohman als lid van de
Tweede Kamer doolt „Koningin en Vader
land" de volgende bijzonderheden mede:
In een brief aan do Christelijk Histori
sche Kamerclub, die dien zelfden ochtend
aan mr. Schokking werd ter hand gceteld,
gaf de heer Lohman aan zijne' naaste po
litieke vrienden van zijn ontslagname kon
nis, waarbij hij tevens mededeelde met
niemand over dit besluit te hebben ge
sproken, oer het tot uitvoering kwam, ten
einde zich te onttrekken aan elke be
moeiing van derden, die hem zou kunnen
doen wankelen bij het vaststellen van een
besluit, dat hij na ernstig en biddend
overleg, meende te moeten nemen.
FEUILLETON
Langs den afgrond.
8)
voiKomt Vivian ook?" vroeg kapitein
Atykins, maar de geredde schudde het
fd.
Hij werkte toch met u?"
ÏJa, maar zijn werk is afgeloopen," zei-
James Folskiddy met zijn-vereelte hand
tranen, die hem langs de wangen big-
len, afwisschende.
Hoe is dat gekomen?" vroegen een do-
stemmen tegelijk.
'oen wenddo Bill Naucarrow, die tot
br' toe niet gesproken had zijn gelaat, dat
dsbleek was, naar de verzamelde monig-
Bsl|jen sprak:
i Kameraden, hij heeft zijn leven voor
opgeofferd."
jVoor u?" riepen allen, „en gij waart
f$t eens zulke goede vrienden?"
(Dat waren wij ook niet," antwoordde
ïcarrow, „en toch deod hij het. James
ik maakten de erts los, en Paul vulde de
'datrlen\ eens komt er water, en James
jk ijlen doodelijk verechrikt naar het
»tel. Paul had zijn voet reeds in den
toen volgde James en eindelijk kwam
toen riepen wij, dat men ons moest
ophalen. Maar Tom en Ned, die boven aan
don takel stonden, waren niet in staat om
er drie tegelijk op to halen. Het was een
ontzettend oogenblik. Ik wiet dat ik er uit
moest. Maar Paul dacht er anders over. In
een oogenblik was hij er uit. Een van ons
drieën moet verdrinken," zeide hij, „laat
ik 'het zijn. Gijlieden hebt vrouw en kinde
ren, ik niet". Intusschen gingen wij naar
boven, want toen do bak lichter was ge
worden begonnen Tom en Ned dien onmid
dellijk op te halen. „Vaarwel jongens,
hoorden wij hem nog uit de diepte roepen.
Groet moeder en David, en zeg hun, dat ik
niet bang ben om te 6terven!" Dat waren
zijne laatste woorden, en ik vrees, dat het
water hem het volgende oogenblik over het
hoofd is gegaan."
Toen Naucarrow gedaan had met spre
ken heerecht© er een diepe stilte, slechts af
gebroken door het snikken der vrouwen.
Daarop verspreidde zich de menigte, en be
gaf men zich naar het dorp om aldaar de
droeve tijding van Paul Vivians dood mee
te deelen.
HOOFDSTUK XVII.
Gedurende verscheiden uren lag Paul
volkomen bewusteloos. Gelukkig had het
water zijn hoogtepunt gevonden, eenige
voeten beneden do plek, waar hij lag, en
werd zijn leven niot langer bedreigd door
den vloed, die hem zoo rusteloos had ver
volgd. Heel langzaam keerde het bewustzijn
terug, maar vreeselijk was zijn ontwaken
in die tastbare duisternis. Woest sloeg hij
met de armen om zich heen, terwijl hij zich
trachtte te herinneren,- waar hij zich be
vond, en wat er met hem gebeurd was.
Toen zijn geest langzamerhand helderder
werd, erf ~do herinnering terugkeerde van
den doorgestanen angst en den wanhopigen
strijd, deed hij een driftige poging om op
te staan. Maar uitgeput zonk hij neder, en
viel andermaal in zwijm. Na eenigen tijd
kwam hij weer tot zich zelf, en nu voelde
hij zich beter dan na de eerste bewusteloos
heid. Hij kon weer helder denken, en was
than6 in staat den toestand te overzien.
Hoewel te zwak en te uitgeput om zich
te kunnen bewegen was zijn denkvermogen
buitengewoon 6cherp.
Hij deed vooreerst nog geene poging om
uit zijn zittende houding op te staan, uit
vrees van weer in onmacht te zullen val
len.
„Het water 6chijnt eindelijk tot staan te
zijn gekomen," zeido hij na eenig nadoenken.
„Wie geboren is om te hangen, dio ver
drinkt niet," zegt het spreekwoord. Ik ben
benieuwd waarvoor ik geboren ben. Waar
schijnlijk om te vorhorigeren. Daar hek ik
nu, dunkt, mij de meeste kans op."
En hij lachte ©enigszins bitter, maar een
oogenblik later nam zijn gelaat een geheel
andere uitdrukking aan. Dc gedachte kwam
bij hem op, dat God met een bepaald doel
zijn leven gespaard had dat er in de
toekomst het een of andor werk voor hem
was weggelegd. En wederom de handen
vouwende bad hij: „Ach, Vader in den he
mel, help mij." Dat was alles. Maar tel
kens en telkens herhaalde hij die weinige
woorden, en -ad' biddende verkreeg hij de
zekerheid, dat zijn gebed verhoord was.
Na verloop van eenigen tijd viel hij in
6laap met het hoofd op den weggeworpen
jas hij sliep, cn droomde van Abigail.
Hij droomde, dat zij te zamon zaten op de
rotspunt aan het 6trand, terwijl de zee aan
hunne voeten ruischte, en het zonlicht op
do dansende golven speelde. Hoe het kwam
wist hij inet, maar hij droeg geen hoed, en
de zonnestralen brandden hem op het
hoofd, en veroorzaakten een stekende pijn.
Toen legde Abigail zijn hoofd op haren
6choot, cn beschutte het met haar parasol,
en daarop maakte zij haren zakdoek nat in
een plas water, en bette .daarmee zijne
gloeiende slapen. Daarop verdween dc pijn.
Dankbaar zag hij tot haar op en lachte
baar toe, maar zedde niets. Toen boog zij
het hoofd en kuste hem. „Abigail, mijn
liefde, mijn leven!" riep hij uit... en
ontwaakte in de eenzaamheid en do duis
ternis met een gevoel, dat aan wanhoop,
grensde.
Na een poos hief hij het hoofd op, en
trachtte zijne peluw wat op te schudden.
„Hoerah!" riep hij eensklaps uit. „Een
lucifersdoos. En er zijn lucifers in." Onmid
dellijk daarop ontvlamde oen houtje dat
hem met zijn licht bi jan verblindde. Hij had
zich zoolang in de diepste duisternis bevon
den, dat op dit oogenblik hot schijnsel van
een lucifer meer was dan hij verdragen kan.
Toen het lichtje uitgebrand was, 6tak dij
niet dadelijk een ander aan. „Ik moet zui
nig zijn mot mijn schat," zeide hij, „en zoo
veel mogelijk mijn voordeel doen met he*
licht, dat ik heb. Wie of hier wel gewerkt
zoudon hebben? Misschien zijn er nog wel
andere schatten, welke men in de overhaas
te vlucht achter gelaten heeft.. Ik zal trach
ten er eens naar te zoeken."
Na eeno poos deed hij een© poging om
te gaan zitten, maar hij voelde zich zoo
duizelig en flauw, dat. hij weor moest gaan
liggcu. Doch hij liet zich niet zoo 6poedig
uit het veld 6laan. Do gevonden jas nauw
keurig onderzoekende vond hij in oen der
zakken de boterhammen van den mijnwer
ker, {Wordt vervolgd)..