Dagblad voor Leiden en Omstreken. abonnementsprijs IN LEIDEN EN BUITEN LEIDEN WAAR AGENTEN GEVESTIGD ZIJN KWARTAAL s, 6 12.50 WEEK10.19 1NCO PER POST PER KWARTAAL I 2.S0 Iste JAARGANG. - MAANDAG 14 FEBRUARI 1921 - No. 268 BUREAU: HOOIGRACHT 35 - LEIDEN. - TELEFOON INT. 1278 ADVERTENTIE-PRIJS PER GEWONE REGEL 103211% DES ZATERDAGS f 030 INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIB1 KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens 30 woorden 50 cent: Zaterdags 76 cent. bij vooruitbetaling -1 De Openbare school. Ëet vorig jaar werd van vrijzinnige zij- l opgemerkt, dat met de bekrachtiging i de nieuwe wet op het Lager Onderwijs doodvonnis van de openbare school eter was misschien geweest indien ge- fed was dat het vonnis was bekrachtigd, want het doodvonnis was reeds uitge- foken lang voor do nieuwe wet tot stand ipe openbare school, te kwader ure aan natie vastgehecht, heeft en had geen iiats in hot hart van ons volk. Slechts ec-or onderdrukking van het Christelijk -"■Herwijs en door kunstmatige voeding "n het z. g. neutraal onderwijs, kon de enbare school zich een tijdlang handha- 'aar zij leeft niet. iij groeit niet. iij ontwikkelt n-iet, maar is gedoemd »zaam weg te 6terven en onder te gaan. Jn dit langzaam voortwoekerende pro- wordt nog verhaast door vele dienaren de openbare school, de onderwijzers, geen middel onbeproefd laten om die ioi impopulair te maken bij ons volk die zelf6 met. krachtige hand, door haar noodige leerkrachten te onthouden, aan afbraak zijn begonnen. leen wonder dat het den oprechten vrien- -3 van de openbare school bang om het ■"Tt wordt en dat zij pogingen doen om de ruitgang van het Christelijk en de teruitgang van het. openbaar onderwijs 6tuiten. )ok te Lisserbroek is een poging die richting gedaan. n verband met de plannen om to komen de stichting van een Hervormdo Chris- jke School, werd door de afd. van i ilksonderwijs" een vergadering belegd, arin de heer Tolk, hoofd eener O. S. te then aan den Rijn een lezing hield over onderwerp „Is de openbare school Bdienstig?" Sr was weinig belangstelling wat niet oeft te verwonderen en al evenmin be- Lrenswaard is. fant onbeduidend in hooge mate, war de argumenten door den 6preker te- •n het Christelijk en voor het openbaar 14 lerwijs aangevoerd. !iOm to beginnen werd de doopsbelofte 1 'bij als niet ter zake dienende eenvoudig eechakeld. erder werd als bewijs dat de openbare _-ool wel degelijk godsdienstig ie, aange- rd, dat er nu ja, wol geen dogma's wor- geleerd, maar dat toch de naastenlief- nti plichtsbetrachting, zelfopoffering en ^raaëzaamheid als goede deugden wor- jL aahgeprezen. En i6 er op de openbare Li pol geen golegenhcid om bijv. bij de lessen in de plantkunde te wijzen op de oluchtige schepping? Wordt op de open- fin» school niet eensgezindheid en vrode- H endheid geleerd en staat er niet in den Ft( *1- Zalig zijn de vreedzamen? - Vu gaan deze „argumenten" thans niet g rleggen. gc 'at is gelukkig niet moer noodig. .lleon vestigen wij er de aandacht op te laten uitkomen hoe ook de echte [staanders" het gevoel hebben dat zij '®jden voör een verloren zaak. .an het eind van zijne beschouwingen m d de heer Tolk dramatisch, toen hij het Ivlende schriftwoord: „Zalig zijt gij als ~h e menschen smaden en vervolgen" ging gassen op de openbare school. 'ij willen hierbij niet denken aan pro- taar van een ver-gaande onkunde ge len zulke uitspraken toch wel. [et zou ons niet verwonderen in dien do asserbroek neergelegde bom op een ver- de wijze sprong en indien de ouders 'ot nu toe. hunne kinderen aan de open bare school toevertrouwden, juist door de zen propaganda^avond van „Volksonder wijs" van de noodzakelijkheid van Christe lijk onderwijs overtuigd werden. Uit de Pers. NAAR EEN BREUK? In antwoord op het scherpe artikel van de Nederlander waarvan wij de vori ge wede melding maakten schrijft nu de Maasbode: „In het nummer van Donderdagavond j.l. dient do Nederlander-redactie ons van bescheid, als men ten minste als zoodanig mag aanmerken de mededeeling, dat zij aan „een R. K. blad gaarne antwoor den" zal, „maar niét aan de Maasbode!" En in denzelfdcn onvricndelijken tóón wordt ons dan beduid, dat we geen ant woord waardig zijn en ons o. m. gevraagd of wij den redacteur van „de Nederlander" houden voor een lammeling, die den voet kust van den man,'die hem een trap beeft toegediend." En al deze verontwaardiging geldt dan een ongetwijfeld wat scherp geformuleerde maar beslist verkeerd geduide zinsnede, welke vorig jaar September in een artikel van onze courant word aangetroffen. Wij wezen er alreeds in ons stukske van verleden Zondag op, wij herhalen het hier: het is een „afschuwelijk misverstand", dat achter de gewraakte zinsnede ©enigerlei be doeling speurt om onzen Protestantschen medeburgers ook maar in het minst onaan genaam te zijn. Men mag het ons toch niet euvel duiden, dat wij het beginsel der Reformatie in zijn uiterste consequenties nu eenmaal zien lei- den tot de meest radicale theorieën, welke op heden de wereld in beroering brengon? Maar volgt daaruit dan, dat wij de huidige Protestanten individueel of collectef zou den gelijk stellen met de lieden der „prole tarische dictatuur"? Allerminst. Bij herhaling is ook dit verzekerd. En do Nederlander-redactie is toch niet van \andaag of gisteren, zoo idat ze niet zou weten, dat wij onder onze Protestantsche medeburgers zeer velen, welke wij van meer nabij kennen leerden, een groot© achting toedragen en hen vaak bewonderden om hun geloofszin en begin- eoltrouw? Ten overvloede zij voor hen, die, door welke oorzaak dan ook, dit allesbeheer- 6chend onderscheid tusschen het godsdien- stig-wijsgeerig 6ysteem en deszelfs o. i. in consequente aanhangers niet schijnen te kunnen ontwaren, hier nogmaals betuigd, dat wij met. te schrijven als wij schreven in geenen deelo de terecht gewraakte gelijk stelling beoogden; wij zelve achten haar te eenenmale onverdiend en niet te moti- veoren. Duidelijker kunnen wij ons niet uitdruk ken, om onze verontwaardigde perszuster te beduiden, dat zij zich door een misver staan liet verleiden tot onheuschheden aan ons adres. Laat ons hopen, dat na deze toelichting haar antwoord aan „een R. K. blad" op bo venstaande vraag to geven even beslist ontkennend luiden zal als het onze." STADSNIEUWS. Jubileum Ds. Hoogenraad. Zondagmorgen heeft Ds. J. Hoogenraad, pred. bij de Nod. Herv. Gemeente alhier zijno 40-jarige ambtsbediening met de gemeente herdacht. De groot© Pieterskerk was overvol. Onder het zingen van gezang 194 1 cn 5: Van U zijn alle dingen, Van U o God alleen en U zal ik eeuwig ecren,.Dio eeuwge goedheid zijt, werd de jubilaris naar den kansel goloid. Na het lezen van een gedeelte van Gods Woord, gebed en hot zingen van P6. 103 1 en 7, nam Da. Hoogenraad hot woord om op de beteekenia van dezen dag te wijzen. Wat zal ik den Heere vergelden voor de wel dadigheid en do trouw aan mij bewezen! Met deze woorden, gooit de Psalmist uiting aan zijne ver legen dankbaarheid. Hij kan niet anders, dan luide betuigen, dat hij onuitsprekelijk veel goeds van den God zijns lieils heeft ontvangen, 't Is hem goed den Naam des Heeren .te loven. Niot altijd verkeeren wij in die stemming van dankbaarheid hoewel cr altijd ruime stof tot dan ken is. De stof tot dankbaarheid cn do stem dor dankzegging vallen niet altijd 6amen. Bij spreker is dat thans wel het geval. Veertig jaren, wat schenen zo onbereikbaar lang, en nu waar zijn ze gebleven. Als een droom, als ©cn gedachte zijn ze voorbijgegaan. Daar is iets diep weemoedigs in dat voortdu rend reizen en trekken, 't Gaat voort, altijd voort en slechts do herinnering blijft ons over. Toch rijn die herinneringen voor spr. van zeer liefa- lijken aard en hij kan ze samenvatten in deze twee woorden: ootmoedig dank. Het was op 13 Februari 1881 dat de jubilaris in de mooio en landelijke kerk van Polsbroek zijno intredo dood met dq woorden: Wij prediken Chris tus don Gekruiste. Vele en goede jaren heeft hij daar mogen doorbrengen. Toen de storm van ie df^eantie uitbrak is deze gemeente bijeengeble ven en toen spr. in 1888 heenging mocht hij haar ongedeeld en onverseheurd achterlaten. Daarna heeft hij een tiental gezegende jaren in Wageningen doorgebracht. Het was den 6en Februari juist 23 jaren ge= leden dat spr. de broeders Wicthof en Eggink uit Leiden onder, zijn gehoor zag. Do eerste is uiet moer maar de laatste, herstellende van zwa re krankheid, mag nog in den geest met ons hier zijn. Op 12 Juni 1898 deed spr. in do oude Sleutel stad zijn intrede met de woorden,: Wij prediken niet onszelven, maar Jezus Christus den Hoero en onszelven dat wij uwo dienaars zijn om Je zus' wil. Spr. dankt God, dal hij al deze jaren zijne roeping getrouw ia gebleven, dat hij een dienst knecht van God is geweest en niet van menschen. Hij heeft niet zichzelven gezocht en niet do gunst van menschen, maar dit neemt niet weg dat hij met dankbaarheid denkt aan de trouw en vriend schap die velen hem wilden schonken. Met wee moed herdenkt spr. de velen die in den loop der jaren heengingen. Van de predikanten die hier 23 jaargeleden wa ren is alleen Ds. Hartwigsen nog overgebleven. Wat al veranderingen en wisselingen in de col leges van ouderlingen en diakenen, evenals in de gemeente. Hartelijk dank brengt spr. voor al de bewijzen^ van liefde, aanhankelijkheid en trouw dio hij in# deze dagen mocht ontvangen. Hij heoft de Commis sie die hem gisteren de geschenken overhandigde roods hartelijk dank gezegd. Toen hij echter later de enveloppe opendo had hij geen woorden om te danken. Als spr. terugziet op al die jaren, dan vraagt hij zich af hoe het mogelijk is, dat hij boven allen uitgaat, daar nog niemand zulk een groot geldelijk geschenk ontving. Hij dankt de Comm. voor haren arbeid en de gemeente, maar bovenal dankt hij zijn God, want immers, Van U zijn allo dingen, Van U o God alleen. Niot 't minst dankbaar is spr. voor de harte lijke woorden the gisteren werden geapre» ken. Vorder dankt hij de oorporatiën van wie hij gelukwerechen in ontvangst mocht nomen cn ook liet modoramen van het Classicaal bestuur, de predikanten Nierstrasz en B. Bollee die hier aan wezig zijn. De appreciatie van zijn arbeid heeft sprekers verwachtingen, maar ook zijne verdiensten zeer ver overtroffen. God zegene de gemeente van Leiden met de keur zijner zegeningen. Komende tot de taxatie van zichzelf en van zijn arbeid, kan spr. niet met Paulus zeggen dat hij overvloediger heeft gearbeid dan alle andé ren. Maar wat liij gedaan hoeft, deed hij met lust en de vollo toewijding van zijn hart. Bij de taxa tie van do hoedanigheid van zijn werk wijst hij er op, dat de Hoor rekent 'niet alleen met het vele, maar ook met het kleine en weinige. God is een God van genade. Eerst schenkt Hij genade en dan wH Hij ook de eer geven. Wat spr. heeft mogen rijn dankt hij aan de genade Gods. Zijn hooggeachte leermeester Bects sprak bij vorstelijk huldebetoon: Ik zou mij zelf verachten indien ik niet begon met het Soli, Deo GloriaSpr. wil hierin Beets volgen. God zij altoos op 't hoogst geprezenlof rij G o d 6 goe dertierenheid. Hiermede beeloot spr. zijne persoonlijke her inneringen om dan over te gaan tot den dienst des Woorda, waarbij als uitgangspunt werd ge nomen Rom. 1 16: Want ik schaam mij des Evangelies van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid. Aan het slot van zijne prediking kwam spr. nog even terug op zijn jubileum. Dat Evangelie, dat een kracht Gods is tot za ligheid voor wie gelooven, heeft hij 40 jaren mo gen verkondigen, waarvan bijna 23 jaren in Lei den. Na zoo langen tijd breekt nu het uur van schei den aan. Nog deze weak heept 6pr. tegen 1 Mei a,e. zijn emeritaat te vragen. Volgens medisch advies had hij dit reeds in 1917 moeten doen, maar de omstandigheden \fir- Linderden dit toen. Thans nu bij het hoogtepunt van zijn loven hooft mogen bereiken en het mo* gelijk is geworden hoen te gaan, meent spr. niet langer te mogen aarzelen. Er is hem gevraagd: Ga nog niet heen, wij zullen u zoo misson! Spr. waardeert dat tomvolle maar hij gevoelt zelf dat zijn medicus gelijk heeft als hij op hot nemen van rust aandringt. Bovendien de arbeid in een gejneento als deze eischt een man met volle kracht en toewijding cn dat kan spr. niet meer geven. Zelf zal spr. de scheiding het moest gevoelen. Maar, zegt hijhet Evangelie der genade blijft cn dat is u on mij genoeg. De tijden snellen heen. maar temidden vanal het vergankelijke staat een rots, en daarop gegrift dit woord: Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. Na het zingen van den slotzang Ps. 72:11 wer<^ Ds. Hoogenraad door de gemeente toegezongen Gezang 224 1 en 5: U zecgne God!- Hij steil' u tot een zegen! Gezegend zij uw hoofd, uw hart, uw wegen, Uw aardsch, uw eeuwig lot! O God verhoor! En 6chenk ons onze bede! Toon hem uw gunst, doordring hem van uw [vrede Licht met Uw licht hem voor! Nadat Ds. Hoogenraad tenslotte nog met een enkel woord zijn dank had betuigd, ging de groo- te schare uiteen. Reeds Zaterdagmiddag had zich een Comité ten huize van den jubilaris vorvoegd en hem na mens de gemeente een belangrijk bedrag in gold, een ets, en oen album met do namen der gevers aangeboden. Dit comité bestond uit de heeren A. J. de Lange, voorz.J. van Polanen en A. Boehmer, ouderlingen; H. van Leeuwen en J. B. van der Maden, diakenen'A. Couvée PJzn. en B. J. J. N. Troost, leden der Gemeente-Commissie; J. B. Meynen en A. van den Ouwoclen, penningm., na mens het Collego van Notabelen; en P. C. Zon de© en C. J. W. de Reuver, namens het.Kiescol* lege. Naar wij vernomen zal de jubilaris hedenavond in het gebouw „Nathanaël" door de afd. van den Chr. Nat. Werkmansbond waarvan hij ©ere voorzitter is, worden gehuldigd. Prof Dr. J. J. Hartman. -Prof. Dr. J. J. Hartman, hoogleoraar in de Latijnsche taal- en letterkunde cn de Romeinscho oudheden aan de UniverniUic alhier, viert van daag zijn 70ste verjaardag, in verband waarmede hij aan het eind van dezen academischen cursus zijn ambt zal moeten neorleggon. Prof. Hartman werd 14 Februari 1851 te Blan kenham (Overij6cl) geboren, werd 11 Maart 1869 aan do Leidsche Hoooescbool als student in de klassieke lettoren ingeschreven, en promoveerde aan dezclfdo universiteit lot doctor in do klassieke letteren 16 Moi 1877, op enu proefschrift, getiteld: Stadia critica in Luciani S&iiuteatensis. Na zijn promotio was hij een jaar leeraar aan het gym- Aan het Zoeklicht. Leidon, 14 Februari 1921. Een blijde dag vandaag! Zooevcn ontving ik door bemiddeling van Ds. Thomas het volgende briefje: Waarde „Observator", Bij dezen een klein bedrag voor het groote en grootsche Millioenplan. Hoogachtend, N. N. En daarbij ingesloten een briefje van vijf en twintig gulden. Aan de gever of geefster voor deze prach tige gift en aan Ds. Thomas die zoo vrien delijk was voor postillon te fungoeren mijn zeer hartelijken dank. OBSERVATOR. nasium te Amsterdam en werd vervolgens benoemd tot praeceptor aan het Leidsche gymnasium. In 1883 werd hij benoemd bot conrector aan dit gynw nasium, welk ambt hij vervulde tot aan zjin be noeming tot hoogleeraar, als opvolger van zija leermeester, Prof. Cornelissen. De afd. Leiden van de Chr. Hist. Unie houdt as. Woensdagavond in „Prediker" eena openbare vergadering waarin als spreker zal op treden Dr. J. Schokking met het onderwerp: En kele punten uit de komende Grondwetsherziening. Naar wij vernemen heeft de heer M. F. Oostveen zijne benoeming tot lid van den Ge meenteraad niet aangenomen. In zijne plaats zal nu gokoaen worden verklaard de heer A. ElkeH bout. Gisteren was het 50 jaar geleden dat de heer P. Bruinenberg bij de firma van Ross urn du Chattel alhier in dienst trad. Het spreekt wel vanzelf dat dit zeldzame jubi leum niet onopgemerkt kon voorbij gaan. Op den feestdag werden hem dan ook te zijnen huize door patroons en werklieden verschillends geschenken in goud (iu verband met het gou den feest) aangeboden. Gisterenmorgen word tot zijne intentie in da Mcn-Pére-kerk een Mis opgedragen. Vandaag kreeg de jubilai^ gelegenheid dezen dag temidden van zijn faniilieiXng Üoor ta bren gen, terwijl hedenavond door patroons cn perso neel een feestavond in besloten kring is georgani seerd. In do Stedelijke Werk-Inrichting zijn opgenomen: 6 Februari 28 volwassen per sonen en 8 kinderen, totaal 36; 7 Februari resp. 31 en 10, totaal 41; 8 Februari re6p. 31 en 10, totaal 41; 9 Februari resp. 33 en 10, totaal 43; 10 Februari resp. 30 en 10, totaal 40; 11 Februari resp. 30 en 10, to taal 40; 12 Februari resp. 29 en 5, totaal 34 BINNËNLARU. Prof. Dr. H. Bavinck. Naar wij vernemen i6 in den zorgelijken toestand van Prof. Bavinck nog geen wij ziging gekomen. Hot heengaan van Mr. Lohman. Omtrent het bedanken van Jhr. Mr. A, F. do Savornin Lohman als lid van de Tweede Kamer doolt „Koningin en Vader land" de volgende bijzonderheden mede: In een brief aan do Christelijk Histori sche Kamerclub, die dien zelfden ochtend aan mr. Schokking werd ter hand gceteld, gaf de heer Lohman aan zijne' naaste po litieke vrienden van zijn ontslagname kon nis, waarbij hij tevens mededeelde met niemand over dit besluit te hebben ge sproken, oer het tot uitvoering kwam, ten einde zich te onttrekken aan elke be moeiing van derden, die hem zou kunnen doen wankelen bij het vaststellen van een besluit, dat hij na ernstig en biddend overleg, meende te moeten nemen. FEUILLETON Langs den afgrond. 8) voiKomt Vivian ook?" vroeg kapitein Atykins, maar de geredde schudde het fd. Hij werkte toch met u?" ÏJa, maar zijn werk is afgeloopen," zei- James Folskiddy met zijn-vereelte hand tranen, die hem langs de wangen big- len, afwisschende. Hoe is dat gekomen?" vroegen een do- stemmen tegelijk. 'oen wenddo Bill Naucarrow, die tot br' toe niet gesproken had zijn gelaat, dat dsbleek was, naar de verzamelde monig- Bsl|jen sprak: i Kameraden, hij heeft zijn leven voor opgeofferd." jVoor u?" riepen allen, „en gij waart f$t eens zulke goede vrienden?" (Dat waren wij ook niet," antwoordde ïcarrow, „en toch deod hij het. James ik maakten de erts los, en Paul vulde de 'datrlen\ eens komt er water, en James jk ijlen doodelijk verechrikt naar het »tel. Paul had zijn voet reeds in den toen volgde James en eindelijk kwam toen riepen wij, dat men ons moest ophalen. Maar Tom en Ned, die boven aan don takel stonden, waren niet in staat om er drie tegelijk op to halen. Het was een ontzettend oogenblik. Ik wiet dat ik er uit moest. Maar Paul dacht er anders over. In een oogenblik was hij er uit. Een van ons drieën moet verdrinken," zeide hij, „laat ik 'het zijn. Gijlieden hebt vrouw en kinde ren, ik niet". Intusschen gingen wij naar boven, want toen do bak lichter was ge worden begonnen Tom en Ned dien onmid dellijk op te halen. „Vaarwel jongens, hoorden wij hem nog uit de diepte roepen. Groet moeder en David, en zeg hun, dat ik niet bang ben om te 6terven!" Dat waren zijne laatste woorden, en ik vrees, dat het water hem het volgende oogenblik over het hoofd is gegaan." Toen Naucarrow gedaan had met spre ken heerecht© er een diepe stilte, slechts af gebroken door het snikken der vrouwen. Daarop verspreidde zich de menigte, en be gaf men zich naar het dorp om aldaar de droeve tijding van Paul Vivians dood mee te deelen. HOOFDSTUK XVII. Gedurende verscheiden uren lag Paul volkomen bewusteloos. Gelukkig had het water zijn hoogtepunt gevonden, eenige voeten beneden do plek, waar hij lag, en werd zijn leven niot langer bedreigd door den vloed, die hem zoo rusteloos had ver volgd. Heel langzaam keerde het bewustzijn terug, maar vreeselijk was zijn ontwaken in die tastbare duisternis. Woest sloeg hij met de armen om zich heen, terwijl hij zich trachtte te herinneren,- waar hij zich be vond, en wat er met hem gebeurd was. Toen zijn geest langzamerhand helderder werd, erf ~do herinnering terugkeerde van den doorgestanen angst en den wanhopigen strijd, deed hij een driftige poging om op te staan. Maar uitgeput zonk hij neder, en viel andermaal in zwijm. Na eenigen tijd kwam hij weer tot zich zelf, en nu voelde hij zich beter dan na de eerste bewusteloos heid. Hij kon weer helder denken, en was than6 in staat den toestand te overzien. Hoewel te zwak en te uitgeput om zich te kunnen bewegen was zijn denkvermogen buitengewoon 6cherp. Hij deed vooreerst nog geene poging om uit zijn zittende houding op te staan, uit vrees van weer in onmacht te zullen val len. „Het water 6chijnt eindelijk tot staan te zijn gekomen," zeido hij na eenig nadoenken. „Wie geboren is om te hangen, dio ver drinkt niet," zegt het spreekwoord. Ik ben benieuwd waarvoor ik geboren ben. Waar schijnlijk om te vorhorigeren. Daar hek ik nu, dunkt, mij de meeste kans op." En hij lachte ©enigszins bitter, maar een oogenblik later nam zijn gelaat een geheel andere uitdrukking aan. Dc gedachte kwam bij hem op, dat God met een bepaald doel zijn leven gespaard had dat er in de toekomst het een of andor werk voor hem was weggelegd. En wederom de handen vouwende bad hij: „Ach, Vader in den he mel, help mij." Dat was alles. Maar tel kens en telkens herhaalde hij die weinige woorden, en -ad' biddende verkreeg hij de zekerheid, dat zijn gebed verhoord was. Na verloop van eenigen tijd viel hij in 6laap met het hoofd op den weggeworpen jas hij sliep, cn droomde van Abigail. Hij droomde, dat zij te zamon zaten op de rotspunt aan het 6trand, terwijl de zee aan hunne voeten ruischte, en het zonlicht op do dansende golven speelde. Hoe het kwam wist hij inet, maar hij droeg geen hoed, en de zonnestralen brandden hem op het hoofd, en veroorzaakten een stekende pijn. Toen legde Abigail zijn hoofd op haren 6choot, cn beschutte het met haar parasol, en daarop maakte zij haren zakdoek nat in een plas water, en bette .daarmee zijne gloeiende slapen. Daarop verdween dc pijn. Dankbaar zag hij tot haar op en lachte baar toe, maar zedde niets. Toen boog zij het hoofd en kuste hem. „Abigail, mijn liefde, mijn leven!" riep hij uit... en ontwaakte in de eenzaamheid en do duis ternis met een gevoel, dat aan wanhoop, grensde. Na een poos hief hij het hoofd op, en trachtte zijne peluw wat op te schudden. „Hoerah!" riep hij eensklaps uit. „Een lucifersdoos. En er zijn lucifers in." Onmid dellijk daarop ontvlamde oen houtje dat hem met zijn licht bi jan verblindde. Hij had zich zoolang in de diepste duisternis bevon den, dat op dit oogenblik hot schijnsel van een lucifer meer was dan hij verdragen kan. Toen het lichtje uitgebrand was, 6tak dij niet dadelijk een ander aan. „Ik moet zui nig zijn mot mijn schat," zeide hij, „en zoo veel mogelijk mijn voordeel doen met he* licht, dat ik heb. Wie of hier wel gewerkt zoudon hebben? Misschien zijn er nog wel andere schatten, welke men in de overhaas te vlucht achter gelaten heeft.. Ik zal trach ten er eens naar te zoeken." Na eeno poos deed hij een© poging om te gaan zitten, maar hij voelde zich zoo duizelig en flauw, dat. hij weor moest gaan liggcu. Doch hij liet zich niet zoo 6poedig uit het veld 6laan. Do gevonden jas nauw keurig onderzoekende vond hij in oen der zakken de boterhammen van den mijnwer ker, {Wordt vervolgd)..

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1921 | | pagina 1