i Tweede Blad. iterdag 5 Februari 1921 Een geloofsdaad, KERK EN SCHOOL Hebr. 11:31. Door hot geloof is Rachab.... Jac. 2 25. En desgelijks ook Racliab l 'cgen den avond zijn de twee verapie- ;Vs bij Rachab aangekomen, na een ver- Weienden tocht van Sittim over den Jor- ij vragen onderdak om het afgematte ïaam een wijle rust te geven, 't Duurt lor niet lang, of zij zijn in druk gesprek l de „waardin", die babbelachtig is, on liliaar in den omgang, ook met vreem- ingen: Ze moest er het liaro van hebben. Zijt gij van dat volk der Israëlieten, uit leger daar aan de overzijde van de ri- r?" vraagt ze. Ja, vrouw!" luidt het antwoord. Heeft dat volk zoo'n sterken God?" Ja, een zeer sterke God is het. Hij doet en in den hemel, al wat Ilem behaagt, ook beneden op de aarde. Hij is Israels j. Ook is Hij do Aanvoerder van ons er. En Hij geel't kracht om de vijanden Hebt ge niet gehoord Yan onze irwinning op Sihon en Og, d© koningen Amonieten? 't Was een groote krijgs- •richting en ook een roemrijke zegepraal l>r Israël. En nu heeft Hij ons beloofd, land te zullen geven. Zeker zullen we ook ontvangen". Ja, wij hebben zulks gehoord en ons it versmolt; wij vreezen, dat die God u land zal geven". ilaar die mannen kwamen niet om te •tellen. Om te verspieden zijn ze uitge leien, ter informatie, en om inlichtingen to winnen over de sterkte der vesting, ar poorten en voorschansen, ïn 't gulle hart van de vrouw spreekt 5 u alles, wat de mannen haar vragen. Maardaar wordt geklopt aan de url 't Zijn des konings afgezanten, die ;ken naar vreemdelingen. ,Gauw weg! Naar boven maarl Op 't k, onder vlasstoppelenl Sn Rachab verbergt de verspieders,zendt boden des konings weg, op een verkeer- weg, met list en bedrog, pilaar vóór de verspieders aftrekken, ma il zij een afspraak. Zij zal ze veilig doen S gaan, als de mannen beloven haar te Hen sparen, wanneer Jerioho de sleutel- el van het beloofde land, zal worden b&- ;crd. t Scharlaken snoer uit het venster Dat tot een teeken zijn, dat Rachabs huis 3ot blijven staan, als alles in puin wordt ïgekeerd. Niemand mag er do hand aan lan. God, Israels God, zal het waarmaken. En Rachab gelooft, dat Hij het ook doen L wij ons de vraag stellen, waarin dat sloof van deze „publieke" vrouw bestond, §n we geneigd drieërlei antwoord te ge en. Zij geloofde in de leiding Gods. Dat jolk kwam niet op eigen initiatief, trok iet eigenmachtig voort, maar stond on- _er een hoogcre leiding. Eén was er, die "et alles bestierde, en daarom waren de iagen der vrijheid voor haar volk geteld, •nder hooger bestel zou het zoo zeker ge- Zij geloofde ook in de macht Gods. oven alle koningen des lands, en goden ir volken stond doze onzichtbare Koning i machtige God van Israël. Wie zou voor em kunnen bestaan? Voor Hom moesten le vijanden vallen. Straks ligt de palm- als een puinhoop aan Zijn voet, en de Jverwinnaars treden in het bloed der ver- - agenen. Zij gelooft ook in de trouwe Gods. Die ijze en machtige God van Israël is ook do faarmakcr van Zijn Woord. Hij zal bet oen. In daden heeft Hij getoond Israël bij sl.aan, en Hij rust niet aleer de laatste g is geslagen. Zijn trouw heeft Hij ver- ftnd aan Zijn volk. Als een menschenkind zulke overleggin- en hoeft in zijn hart, dan „gelooft" hij. j ielsovertuigingen, door Gods Geest ge perkt in zondaarsharten,- maken hen tot ndcrc menschen. Voor al het geld van do poreld neven zij hun meening niet prijs. Dat is hun „geloof": God wil het. God kan het. God zal het doen. Uit dit oogpunt gezien, is dan ook het „scharlaken snoer" een teeken des geloofs. Een openbaar toeken, dat de geloovigen niet voor de wereld verbergen, een persoonlijk teeken dat zo vasthouden, ondanks alle spot van de menschen, een veelbelovend teeken, waaraan voor bun bewustzijn alle uitkomst en zegen verbon den is. Bij geestelijke processies de banieren voorop, en in bitteren levensstrijd de veld- teokenen vooruit! Uit do waarheid van dat toeken leven zij, om de heerlijkheid van dat teeken scharen zij zich, en door de kracht van dat teeken trekken zij voort. Zóo is het met Rachabs teeken, het roode snoer; zóo met ons teeken, het kruis van Chrisrtus. In dit teeken zullen wij overwinnen! Uit het venster dan dat snoer I Opgehe ven dan die kruisbanier I Het „waarteeken" I Maar als dat geloof er is, dan zien we ook dat geloof, door de liefde wer kende. „Of is zij niet uit de werken gerechtvaar digd, als zij de verspieders heeft ontvangen en door een anderen weg lioeïl uitgelaten?" Gewis, uit de werken I Maar die werken vloeiden voort uit dat geloof; gcloofswerk was 't, dat ontvangen en dat uitlaten, en in heel de handelwijze was do drijfveer: geloof, door de liefde werkend, opdat ze daaruit gerechtvaardigd zou worden. Gaat het ooit anders toe? 't Geloof zegt: „Het moet!" en de hand der liefde ls er bij om het bevel ten uitvoer te brengen. Ra chab kon niet anders en mocht niet an ders. Om Gods wil, om haars geloofs wil en ter wille van -de zaak van Gods volk zal het geschieden. Gerechtvaardigd uit het geloof en uit de werken, dat is dan één. Hoeft zo daarom haar loon weg? Noen, daarom ontvangt zo „groot loon", want God hoeft er voor gezorgd, dat ze „niet omgekomen is met de ongehoorza- men", en in de algemeene ramp, die haar stad trof, behouden is en bewaard. Bij het oprechte geloof komt het ten slotte zoo goed uit! En die let op do „uit komst hunner paan", bemerkt dat de Heere toch een „belooner is dergenen die Hem zoeken". Och, na jaren soms zien we de kroon op onzen strijd 1 Vaak dachten we: 't zal toch „omkomen" worden maar neen, de Heere geeft het niet over, en al dreigde dc ondergang vaak van nabij, het einde kroonde het werk, en die vreesde in donkere uren te zul'en verloren gaan, blijkt juist te zijn de geredde door Gods machtige en trouwe liefde. Vandaar dat het geloof ook b 1 ij d- 6 c h a p met zich brengt. Geloofswegen zijn wegen met tranen; diepe boproevingenzijn het deel van Gods kinderen hier op aarde. Maar, gelouterd door het lijden, eindigt ge loofsleven in geloofsroem: God heeft alle dingen welgemaakt! Dan is er vreugde in Rachabs huis, om de bewaring. Vreugde bij de heidin zelf, die alzoo geroepen, bewerkt, verwaardigd, Gods werk mocht doen in Gods kracht en in oprecht geloof. Vreugde, ten slotte, ook bij ons over een vrouw,buiten Israël staan de, maar toegebracht op de „geloofslinie" van het Oude Testament gezet (Matt. 1:5), en in de beeldengalerij van het Nieuwe Testament met eere genoemd, ten bewijze, dat de Heere groot is, en rijk in genade. Heeft Rachabs geloof iets tot ons te zeg gen? Do oorzaak van al onze ellenden, do maatschappelijke, kerkelijke, huiselijke, ja •wolke ook, is deze, dat we niet „door het geloof leven". Zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. En die tot God komt, moet geloo- ven, dat Hij bestaat, en dat Hij een belooner is dergenen, die Hem zoeken. Is dat waarlijk zoo bij ons, dan worden wij uit dat geloof gerechtvaardigd, en zijn we ijverig bezig met een geloof, door de liefde werkend. En dan worden we tenslotte uit de vruch ten van ons geloof verzekerd en verblijd. Want door de genado van God leeft het alles in ons, en bloeit het; zooals elke plan ting van God rijpt tot een eeuwige vrucht in storelooze vreugde. Ds. O. H. BEEKENK \MP. TOEN IK EEN KNAAP WAS. Toen ik een knaap waa in 't zorgloozo loven, Gordde ik mij-zolven en liep naar mijn lust; Vrij in mijn wand'len en zoeken en streven, Vrij in mijn reizen, mijn droomen, mijn rust. Straks ook voor mij is een uro gekomen, Ure van roeping, van ernst, van gena, Dat in mijn boozom die stem werd vernomen: „Hebt gij mij liof?" en mijn ziole sprak: „Ja." Sinds mij dat uur uit mijn droomen kwam wekken, Leidt mij een ander, ook waar ik niet wil, Loert mij do bandon steeds williger 6trakiccn, Volgen en dragen, ach, vroolijk of stil. I Toch, nu die Meerd're gebiedt in mijn leren, Vindo ik, trots banden en zielstrijd en 6mart, Wat ik eerst vruchteloos zocht in mijn streven: Vrijheid en vrede voor 't rusteloos hart. DE GENESTET. Uit de Pers. SOCIALISATIE. Ecfc gaat met de socialisatie niet voor spoedig, zegt de Stand aard: Naar men weet is zij in de hoofden van Duitsche sociaal-democraten uitgebroed, was men daar het eerst aan de studie, voor al noodzakelijk geworden door het feit, dat de verantwoordelijkheid voor de regeering des lands gegrepen was door de sociaal-de mocraten, die nu moesten toonen wat zij konden. Men dacht het eerst aan de socialisatie van de mijnen. Commissies werden benoemd, groobe rapporten verschenen, veel theorie werd verkondigd, die weer in ons land na bootsing vond en verwerking in een socia- lisatierapport. Men doet hier van revolutionaire zijde gaarne builenlandsch voorbeeld na, of Duitschland, of Rusland. Het. schoot echter met de socialisatie in Duitschland niet op. Men werd het maar (niet eens. Nieuwe commissies gingen aan den arbeid, maar vordering was er niet. De „Frankfurter Zeitung" heeft dezer dagen een droef verhaal gedaan over de verschil lende ruzies, die in de commissie ontston den en tot eindeloozo debatten aanleiding gaven. Het blad deed een beroep op de re- georing, om tot een beslissing te komen. Maar de regeering weet ook al niet, wat zij wil of kan. Nu komt zelfs in sociaal-democralischen kring do critiek op de plannen aan het woord. Een redacteur van de „Vorwaxts", Erwin Barth, 6chreef een brochure, waarin hij o. a. betoogt, dat de socialisatie der mijnen niet leiden zal tot verhooging van. de kolenproductie. Is het wonder, dat men in Duitschland deze langdurige debatten, juist geschikt om de zaak dood te praten, moede wordt? In het Duitsche economische tijdschrift „Freie Wirtschaft", dat geregeld elke maand veel plaatsruimte bood aan allerlei nieuws omtrent het socialisatiovraagetuk, wordt nu geklaagd, dat ér niets meer komt voor deze rubriek. In het begin van 1919, zegt de redactie, bruiste de stroom der socialisatie als een geweldig onklaar water, maar nu is het tot een droevig beekje geworden. De socialisa- tie-theoretici en -practici hebben zich veel van groote leuzen bediend, maar verzuim den ernstig te onderzoeken hoe de sociali- seering ware te verwerkelijken. Het is ge bleven bij enkele slecht doordachte en op zich zelf staande pogingen tot uitbreiding van het Staatsbedrijf. Wij gelooven, dat er van den „kolen schap" niet veel komen zal, noch in Duitsch land, noch ook hier. En van de andere „schappen" kan al weinig meer worden verwacht. Zoo zegt Prof. Heeringa in het tijdschrift voor „Economische geografie", dat het voorstel om alle transportbedrijf te centra- liseeren in een politiek bureaucratisch „ver- voersohap", met een Raad van vervoer een socialistisch transportminister aan het hoofd, hem een waanbeeld lijkt. De socialisatie met zooveel rumoer aan gekondigd, bezwijkt nog eer dan ze aan de uitvoering toekomt. En dat is ook maar het beste. HET BOLSJEWISME IN DE SPORT. Sport is een nuttige ontspanning, mits ze niet overdreven en tot een soort cultus „gepromoveerd" wordt. Dat ze veredelend kan werken, is zeker, maar dat ze verruwt is helaas nóg zekerder. In het „Utr. Dagbl." lezen we tenminste de volgende verzuchtingen over hel voet- lihl: „Mag een vertooning, waaraan 2? men schen deelnemen, die achter een hal aan kopen, eikaars beenen kapot trappen, el kaar bijna tot mosterd stampen en als de tragedie haar hoogtepunt bereikt hc-eft den bal den bal laten en een formeels kloppartij beginnen, mag dat, wij vra gen het in gemoede mag dét nog bestem peld worden met don naam van sport? Mo ge de vlegels want meer zijn het niet die het durven wagen een soheidsrechter (dat ben je tegenwoordig óok niet voor je plcizier!) in het kleedlokaal een bal tegen hel hoofd tegooien.nog sportmensch hoeten? Nu moot men niet zeggen: „dat is over dreven". Het is absoluut niet overdreven. Dit laatste verheffende s:aaltje van sporl- manlike manieren is de vorige week ge beurd na een 2de klas U. P. V. B.-wedstrijd, nog wel door een secretaris van een ver- eeniging! En wat te denken van een wedstrijd, die gestaakt is, omdat het spel geen voortgang kon vinden, om de eenvoudige reden, dat de spelers elkaar in de haren vlogen en oen vechtpartij begonnen, waar oen kloppartij op Zaterdagavond op het Vreeburg of in Wijk C nog een kleintje bij is. En als een bondsofficial op het terrein komt, en vraagt, wie er gevochten hebben, is de captain van een der benden (want meer is het inderdaad niet), zoo welwillend om z'n bondgenooten te waarschuwen: „niet zeg gen, jongens!" Is het dan wonder, dat het bondsbcsluur de geheeie vereeniging schorste? Wij zullen niet verbaasd opkijken, als ons dezer dagen de tijding bereikt, dat er gens in een negorij in de provincie, waar men (hoe kan 't ook anders?) ook een voetbalclub heeft, do fungeerende rechter in stukjes is gesneden en gelardeerd bij vrouw en kroost is thuis bezorgd, of dat de eenig overbleven© speler van de be zoekende vereeniging zijn tien clubgenoo- ten, die in den strijd gebleven zijn, bijeen heeft geharkt en ze in mootjes in hun wo ning .op do mat heeft gedeponeerd. Dat noemen ze tegenwoordig voetbal! Boksen is -er nog niots bij. Waar moot dat heen? Wij hebben zoo'n flauw vermoeden, dat over een jaar of tien het woord „voetbal ler" synoniem zal zijn met de „moorde naar" en „voetbalwedstrijd" met „gucrilla- oorlog". En dat ze iemand, die do doodstraf heeft verdiend, veroordeclen tot het leiden van een voetbalwedstrijd". Is hef. wonder dat wij, op gevaar af van voor ouderwetsch en bekrompen te wor den aangezien, voor het voetbalspel maar slechts matige belangstelling kunnen koes teren? NED. HERV. KERK. Zestal. Ta Delft: K. J. v. <L Borg, to En meloA. Enklaar, te Langen en KortonaarH. Ewoldt, te Gameren; P. do Looze, to Bionkum S. Ronner, to Oene; A. H. J. G. van Yoorthuizen', te Doornspijk. Beroepen. Te Wjjckel en Balk: J. Eringa, te Woorden. Bedankt. Voor Oostk&pelle: J. Kooy, te Nieuwkoop Z.-H.; voor Kesteren: H. A. de Geus, te Veenendaal. GEREP. KEEKEN. V i o r t a 1. Te AmsterdamS. Doornbos te 's-HertogenboschDr. K. Dijk te 's-Graveuliage; W. H. Gispen te Sclieveningen en D. B. Hagen beek te Vlaardingen. Tweetal. Te Zwolle (vac.-wijlen Joh. Vis ser) C. Bouma te Hoofddorp en S. Doornbo33 te 'e-Hertogenbosch. Bedankt. Voor Renkum, G. Elshove te Rot terdam; Voor Arnhem (vac.-J. L. Schouten), H. S. Bouma te Leeuwarden. CHR. GEREF. KERKEN. Bedankt. Voor Aalsmeer, J. Ph. Vfeugdea- hil, te Sliedrecht. Beroepingswerk. Te Noordwijkorhout is het beroepingswerk in do vacature-Ds. Poot, die naar Amsterdam is vertrokken, op last van het classicaal bestuur der Ned. Herv. Kerk tijdelijk stilgezet. Hot Provinciaad. kerkbestuur van Noord- HoUand heeft >aan ds. J. G. Steenbeek, perd. te Weesp, na meer dan 40-jairigen diensttijd eervol emeritaat verleend, met ingang van 1 April 1921. Soemba-Zending. Naar de Standaard vorneomt, zal Da. J. F. Colenbrander, wiens arbeidsveld te Melolo fSoemba) gelegen is en die waarschijnlijk 19 :aart. naar Indië zal terugkeerc-n, op voorstel van Depntwtea voor de Soerr.ba-Zcnding en tnef goedvinden van de Zendende Geref. Kerk j.m Appingedam, tijdelijk voor den dionet te Karocui (Soonjba) afgestaan wordeu, wegens het spoei dig vertrek van Da. L. P. Krijger naar Neder* land. Nu en dan hoopt Ds. Colcnbrander ook te Melolo te zijn. Brieven uit Amerika. D© toestand bij den aanvang van 1921. Vooruilziehleu. Sociale moeilijkheden. Men behoeft geen bijzonder scherp op merker te zijn, om oen groot, verschil te ontdokken lusschen don toestand in Ameri ka van Januari '20 en Januari '21. Toen drukte in allerlei bedrijven. Allo industrieën op voile capaciteit workende. Een vrij opgewekte stemmingoveral en oen ieder vol moed voor dc toekomst. Wel was het leven duur en zoo nu en dan kon men enkele verschijnselen bespeuren, dat het publiek het steeds weer opdrijven van bijna alle prijzen moe werd. Maar aan den anderen kant, er was volop werk voor elk die werken wilde, en de loonen hadden een ongekende hoogte bereikt, wat de menschen tenslotte vrij tevreden in de II. G. L. (popu laire afkorting voor „high cost of living") deerl berusten. Tegen het einde van 1920 werd echter reeds een belangrijke kentering van den toestand merkbaar. De algemeene econo mische toestand deed ook in Amerika zijn invloed gevoelen. Do geallieerde vrienden die gedurende den oorlog zulke goede klan ten van -„Uncle Sam" waren gowoest, deden al 't mogc-lijko om eigen produotie weer zoo hoog mogelijk op te voeren, en don in voer zooveel mogelijk te beperken. En de toestand in midden-Europa was zoo, dat Uier aan zaken van eenigc beteekenis nog niet viel te denken. Vooral het feit dat de Ver. Staten met Duitschland nog steeds geen vrede sloot, was oorzaak dat hier voor den Amerikaanschen zakenman hee- lermaal niets viel te doen. Bovendien begon het Amcrikaansche pu bliek zelf zich ook steeds sterker tegen de zoo hoog opgedreven prijzen te verzot ten. Er werd niet moer, of althans niet meer in voldoende mate verkocht. Achteraf bleek dat in verschillende arti kelen als b.v. schoenen, kleeding enz, enorme vooriaden waren opgeslagen. Eu do zakenmcnschen gingen gevoelen dat zoolang deze voorraden niet waren opge ruimd de productie moest worden beperkt. Sterker nog. men kwam tot do conolusie dat dit niet meer voldoende was, maar dafc het gebiedende eisch was om weer goed- kooper te gaan produeeeren. Dagelijks kon men in de couranten lozen dat deze of gene groote fabriek zijn perso neel sterk had ingekort of voor onbepaal- den tijd in zijn geheel had ontslag gegeven. En waar men bleef werken, of na een langere of kortere sluiting weer aan den gang ging, werden bijna zonder uilzonde ring de loonen herzien. Men krijgt don in druk dat de Amerikaansche werkman zich spoediger en gemakkelijker bij de veran derde toestand aansluit dan een Euro- peesch workman dit in 't algemeen doet. Zoo loe3t men hiervan verschillende ge vallen waar de loonen tweemaal binnen enkele weken met 10 pCt. werden verlaagd. Natuurlijk gaat dit niet overal zonder eenige wrijving. Een der groote staalfabrie ken moest de loonen mcND pCl. verlagen, hetgeen door do arbeiders werd aanvaard. Na een paar woken deelde de Directie mee dat andermaal een reductie van 10 pCt. noodig was. Het personeel ging hierop ia staking. Na enkele dagen kwam inen tot oen overeenkomst die inhield dat de loonen zonden worden gebaseerd op de winsten die door het bedrijf weiden gemaakt. Ook deze proeve van „socialisatie" baarde den werkman echter teleurstelling. Wchlra bleek dat ook de tweede verlaging van 10 pCt. noodzakolijk was, waarop de men schen andermaal in staking gingen. Zelfs de ook in Europa bekende auto mobiel-fabrikant, Henry Ford, zag geen kans om onder de veranderde omstandig heden zijn bedrijf ongestoord to laten door werken. In verband met het opmaken dee inventaris krijgt het porsoneol van dit reuzenbedrijf steeds de laatste wcok van het jaar vacantie. Zoo gingen de menschen ook dit jaar den 24 sten December naar huis; den derden Januari zou het werk weer worden hervat. Na enkele dagen werd oh tor bekend gemaakt dat de /abriekon tot nader orde gesloten zouden blijven. De toestand bij de intrede van hot nieu we jaar kon dus niet bepaald rooskleurig genoemd worden. Een algemeen© malaise en overal duizendo menschen zonder work. Ook de landbouw ontkwam niet aan do algemeene druk der tijden. Toen de -prij- FEUILLETON. Langs den afgrond. 21) Oogenschijnlijk is het oolc heel dwaas, laar eon vreemde kan niet alles weten. Het ou mij zelfs hinderen door een bedelaar erkeerd begrepen te worden., En dan een ;oeden vriend willens en wetens gekwetst hebben, en dat niet te mogen goed ma- dat is waarlijk een groot verdriet. Paul ik zijn van onze vroegste jeugd af opge roeid als goede vrienden en als eikaars ge- ijken, en bet ie mij nu niot mogelijk hem e beschouwen als iemand, die beneden mij itaat. 't Is waar, hij werkt nu in eene mijn, m waarschijnlijk draagt hij oen bombazij nen werkpak, maar dat maakt geene veran dering in hem. In zijn hart blijft hij dezelf de. Ik weet zeker, dat hij vlijtig zal arbei den en nooit zal liegen en altijd zijn plicht zal doen, en dan is hij immers even good •een fatsoenlijk man als wanneer hij in een toets reed. Ik heb er met Ethel over gesproken, als- of het een denkbeeldig geval was. Zij denkt er juist zoo over als ik. Die Ethel is toch Bulk eon lief schepseltje, on zij heeft zulk een goed oordeel. 2ui zegt, dat wanneer zij 'gedwongen werd ^bijv. door hare voog den om een goeden vriend voor het hoofd te stooten zonder een woord van ophelde ring tot hem te kunnen spreken, dat zij hem nooit moer onder de oogen zou durven ko men. En zulk een gevoel heb ik ook. Zonder het te weten heeft vader mij een zwaren last op de schouders gelegd. Ik beu er niet zeker van dat ik dien zou kunnen blijven dragen, wanneer ik altijd thuis was. Ik ge loof stellig, dat indien ik Paul tegen kwam ik dan zonder mij om iets of iemand te be kommeren, en zonder mij aan vaders bevel te storen, naar bem toe zou gaan om hem te zeggen, hoe het mij speet, en om voor goed afscheid van hem te nemen. Daarom is het misschien maar goed, dat ik niet thuis ben. Het dragen van dien last valt mij hier minder moeilijk. HOOFDSTUK XI. Een tijdperk van twee jaar is intusschen voorbijgegaan. Paul werkte met onverdro ten ijver to Wheal Antony, en kreeg op den duur zelfs pleizier in dien arbeid. David maakte vrij goede vorderingen met zijne studies, en begon op zijn ouderen broeder te gelijken, wat zijn lichamelijke kracht en ontwikkeling betrof. Toby ging voort de dorpskinderen gedurende de dagen der week te vermaken met het verhaal zijner onmo gelijke avonturen. Abigail kwam en ging, maar zij vertoonde zich sleohts zelden te Penwharf. Des zomers bracht zij een groot deel van do vacantie door met het bezoeken van schoolvriendinnen en bloedverwanten, die elders woonden, en wanneer zij thuis was bleef zij meestal op Rosevallion. De menschen wisten echter te vertellen, dat zij 6teeds toenam in schoonheid en bevalligheid maar tegelijkertijd hoe langer hoe terugge- trokkener werd. Jack was geheel en al een heer geworden. Hij zocht den omgang met de zoon6 van den landadel uit den omtrek, ging met hen op de jacht, als de gelegenheid zich- daartoe voordeed, en er werd zelfs gefluisterd, dat hij nu en dan aan wedrennen deelnam. Hij dacht er evenwel niet aan zijn vader te helpen bij het bestuur der boerderij, want op het stuk van familie-trots was hij nog voel hoogmoediger dan Mr.Tresillian. Mrs. Tresillian zag er dikwijls vermoeid en bezorgd uit, en er was zelfs in haar glim lach iets weemoedigs, akof zij door een geheim verdriet gekweld werd. Mr. Tresil lian als altijd ernstig en 6troef, was vrijwel dezelfde gebleven. Met de jaren werd hij evenwel nog 6tiller, en geen wonder, want hij had aanzienlijke verliezen geleden, en in den laats ten tijd was de oogst telkens ongunstig geweest. De Vitian6 en de Tresillian6 hadden nu volstrekt ereen omgang meer met elkander. Dit verhinderde echter niet, dat Mr. Tre sillian al zijn invloed gebruikte om David de betrekicing van ondermeester aan de dorpsschool to bezorgen. Veertig pond per jaar, het voorrecht alle dagen een lakensch pak te kunnen dragen, en met de voornaamste dorpelingen op voet van gelijkheid te mogen omgaan, dit wa ren altemaal voordoelen, die men niet ge noeg kon waardeeren. In haar hart had Mary deze betrekking altijd voor haar zoon begeerd, en hare verrukking kende geen grenzen toen zij haar wensch verwezenlijkt, zag. David zelf begon nu ook het hoofd wat hooger te houden, en de menschen wat vrij- moedigor aan te zien; den open, onbevreee den blik van zijn broeder Paul kreeg hij echter nooit. Men had hem nooit geloerd op zich zelf te vertrouwen, nooit aangespoord om meer le luisteren naar de inspraak van zijn geweten dan naar het oordeel der men schen. Integendeel, men had juist het tegen overgestelde bij hem bewerkt. Het is waar, zijne moeder had er hem wel op gewezen God altijd voor oogen te houden, en op Hem te vertrouwen; maar zij zelf maakte, dat hare lessen zonder uitwerking bleven, daar zij al zijne lasten voor hem droeg, be halve die, welke op do schouders van Paul terecht kwamen. Aldus was hij opgegroeid in de meening, dat hij zich om niets behoefde te bekomme ren, wat anderen maar ecnigszins op den hals geschoven kon worden. Bijgevolg mis te David geheel en al het zelfvertrouwen cn de vastheid van karakter, die Paul in zoo hooge mato bezat. Hij was zwak, meegaan- do on zelfzuchtig. Hij vreesde elke verant woordelijkheid, en had een afkoer van alios wat naar moeito of inspanning zwoemde. Bepaald slocht was hij niet, en zoo lang hij nog thuis was zorgde zijne moeder, dat hij niet van den rechten weg afweek. Maar toen hij naar St. Hildred ging om les te nemen, was hij daar in kennis gekomen met ver scheidene jongelieden, waaronder velen die ouder waren dan hij, terwijl de moesten een vasten wil bezaten. En de arme David was in dit opzicht altijd in de macht van de sterkeren. Hij wist, dat hij lafhartig was, maar wilde het niet bekennen; en dikwijle deed hij iets wat niet goed was, en waarvan hij later spijt had. bevreesd voor het spottend? „O, Vivian durft niet!" En wanneer hij zag, dat er de oen of an dere moeilijkheid dreigde als kot gevolg va» zijn eigen zwakheid en dwaasheid, dhn ge bruikte hij al zijne scherpzinnigheid om die af te wenden, zonder er zich om te bokreu- nen, of hij daartoe oneerlijke middelen ge bruikte, of dat een ander daardoor schada Leed. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1921 | | pagina 5