iterdag 8 Januari 1920
i^Naar het Woord
1 Kon. 17 10-16.
Toen maakte hij zich op en ging naar Zar-
t atb. Als hij nu aan de poort der stad kwam,
ne, zoo was daar eene weduwvrouw hout le-
tende; en hij riep tot haar en zoide: Haal
t nij toch een weinig water in dit vat, dat
k drinke. Toen zij nu henenging om dat te
ïalen, zoo jiep liij tot haar en zeide: Haal
mj toch ook een bete broods in Uwe hand.
Haar zij zoide: Zoo waarachtig als de Heere
7w God leeft, indien ik oenen koek heb, daa
illeen een handvol meel in de kruik on een
weinig olie in de flesch; en zie, ik heb een
6 paai- houten gelezen, en ik ga henen en zal
het voor mij en mijnen Zoon bereiden, dat
wij het eten en sterven. En Elia zeide tot
j ïaar: Vrees niet, ga henen, doe naar Uw
woord; maar maak mij vooroerSt een kleinen
roek daarvan en breng mij dien hier uit,
Joch voor U en Uw zoon zult gij daarna
wat maken.
Want zoo zegt de Heere de God Israëla:
L_ Eet meel van de kruik zal niet verteerd wor-
j len, en de olie der flosch zal uiot ontbreken,
ot op den dag dat de Heere regen op den
d aardbodem geven zaL En zij ging henen en
e> deed naar het woord van Elia; zoo at zij,-
en hij, en haar huis, vele dagen.
Het meel van de kruik werd niet verteerd
en de olie van de flesch ontbrak niet naar
het woord des Heeren dat Hij gesproken1 had
door den dienst van Elia.
Tat was dat éen vreeselijke tijd!...
Iia heeft den hemel toegesloten, zoodat
niet regent, is weggegaan en heeft
sleutel moegenomen.
rat een oordeel!
e zegenende zon veranderd in een
i g e n d e zon, en haar stralen gewor-
brandende vuurvlammen Gods.
i heel het land onder mensch en vee de
gste ellende, de hongersnood op den
hl
n dat zal nèt zoolang duren tot Elia
a r den sleutel hanteert, en den hemel op
W\& bevel ontsluit. Maar Elia is weg
nam den sleutel mee!
[ij is weg en niemand weet waarheen,
een de Heere weet het zeer wèl.
ij heeft hem verborgen,
erst aan de beek Kritih waar de raven
verzorgen. Totdat de beek uitge-
>gd is
aar dan, als ook deze beek uitdroogt,
a. dan wordt het voor Elia toch ook
bange tijd!
e Heere beveelt hem to gaan haar
od! heeft hij 't wel goed verstaan? kan
waar zijn?
agen reizens door dorre streken onder
alles verzengende zonnehitte en waar
overal op zijn weg ontmoeten zal: hon-
honger, hongersnood!
n dan naar het land der keide-
a Moet Israels trouwe ziener dan
bij bèn levensondeihoud zoeken?
a hij moet. gaan naar Zarphath bij S i-
n Naar Siclon, waar Izebels goddeloo-
vadev heerschappij voert en waar Ize-
zeker wel haar detectives zal hebben
den beroerder Israels" op te sporen.
Iia in het hol van den leeuw!
in daar zal Elia zijn verzorging moe-
zoeken bij een arme, weerlooze w e-
w e I
a, als hij deze weduwe ontmoet, schijnt
wel of hem ook de laatste stroohalm,
ir hij zich nog aan zou kunnen vast-
den, finaal wordt afgesneden: de vrouw
_j>ezig hout te sprokkelen voor het bak-
I van den laatsten koek voor haar-
re en voor 'haar zoon, en dan zullen
[samen moeten sterven
b dat dan nu een vrouw, die Elia zal
[raorgen?
tn toch Elia gaat heen en hij geeft be-
aan de vrouw en voegt er de rijkste
)fte bij, want Elia gelooft!
In als g r o n d voor zijn geloof heeft
niets dan een Woord.
[aar dat is dan ook liet Woord van
n G o d
)at Woord is hem vaster dan de ber-
ïouwende op de granietrots van het
ord, steunt hij op zijn God.
In hij wordt niet beschaamd.
FEUILLETON.
Hebt elkander lief.
.3)
Catriena keek omhoog, om te zien, of de
inestraal, die door het nu heldergezeem-
daikvenster naar binnen drong, in zijn
gen schitterde, maar neen, die speelde
igs de groote eiken kast; het licht van
uk in zijn oogen kwam van binnen, het
aaide uit zijn hart. Hij hief voor haar
zware deksel van de meelkist omhoog,
ii zij nu een bruinen, aarden schotel
£ep om dien daaruit te vullen, en keek,
(wijl hij het open hield, in de ktet, welks
endige verscheidene afgedeeldo vakken
g. waarin tarwe- en roggemeel, gries,
ste- (haver- en boekweitgort in voorraad
en.
,Zoo leeg is je kist nog nooit geweest,
triena," zeide hij, terwijl hij wat gries
v zijn vingers liet glijden. „Maar."
hgde hij er bij. terwijl 'hij al de deur
sik in zijn hand ahd om heen te gaan,
isschien houdt ook bij ons het meel in de
eeh niet op en wordt de olie in de kruik
t verteerd, tot betere tijden komen?"
Uqmee .ging hij en Kafcriena's hart sprong
van vreugde.
|bT--we o agen zochten deu zonnestraal en
Misschien zult ge zeggen, lezer en leze
res: „jawel, maar hij was ook Elia!
„En welk een nietige dwerggestalte ben
ik vergeleken bij die reuzenfiguur!"
Die verontschuldiging lijkt veel gewich
tiger dan ze is. Maar toch wil ik daarover
thans niet met u redeneeren. Ik wil u lie
ver op nog oen andere gestalte wijzen, te
genover welke die verontschuldiging in
géén geval geldt, tenzij in ömgekeerden
zin.
Do weduwe te Zarphath!
Wie is zij todh?
Is zij een vrouw gelijk vroeger Rachab
op de muren van Jericho? Of eene gelijk
de laterg Syro-Fenicische of Kananeesche te
midden van 't heidendom, maar tot wie 't
licht der goddelijke genade «enigermate is
doorgedrongen? Of een oorspronkelijke
Israëlietische, die echter te midden van de
afgodendienaars is verdwaald?
In elk geval is zij met den naam van
Jehovah beleend en beroept zij zich op dien
God des Verbonds.
Maar zij leeft, toch te midden van
't duistere heidendom.
En welk een toonbeeld van
jammer en ellende!
Bereidwillig toont zij zioh op Elia's ver
zoek voor dezen een weinig waters te ha
len. Maar als de profeet haar dan smee-
kend naroept, zeggende: „haal mij toch
ook een bete broods in uwe hand" o,
dan berst haar 't hart schier van weedom
en klaagt ze haar jammer zoo aangrijpend
uit: „Zoo waarachtig als de
HEERE uw God leeft., indien ik
een koek heb, dan alleen een
hand vol meels in de kruik en
een weinig olie in deflesch!
En zie ik heb een paar houten
gelezen en ik ga heen en zal het
voor. m ij en voormijn zoon berei
den, datwijetenen sterven!"
Welk een toestand!
Met wolk een vlijmende smart in het
moederharte moet zij dit hebben uitgespro
ken of uitgesnikt: zij zal nog één koek toe
bereiden en dan zullen zij en haar lieve
kind zich nederleggen om samen te
sterven... den versohrikkelijken h o n-
gerdo o d
O, denkt u dien ontzettenden nood in!
En toch klagen en murmereeren
doet ze niet.
Zij twistniet met God en komt niet
in opstand.
Welk een ootmoed, welk een zwijgende
stilheid, welk een onderwerpen!
Hoe beschamend voor ons...!
En welk een aandoenlijke hulpvaardig
heid nog om voor den man, dien ze als
oep dienstknecht van Jehovah herkent, een
beker koud water te halen.
En als ge de uitgeputte weduwe zoo met
wankelende schreden ziet uitgaan om nog
een beker koud water voor den armen
zwervenden dienaar van Jehovah te halen,
komt u dan niet in de herinnering Je
zus' woord: „zoo wie ulieden een beker
waters zal te drinken geven in Mijnen
naam,' omdat gij discipelen van Christus
zijt, voorwaar zeg Ik u, hij zal zijn loon
geenszins verliezen?"
Neon, ook deze weduwe zal haar loon
geenszins verliezen.
In deze verarmde, gansch vereenzaamde
en in diepe ellende verzonken weduwe zal
de Heere Zijn genade op bijzondere
wijze verheerlijken. Zij wordt bevoorrecht
boven vele weduwen in Israël; want niet
tot deze, maar alléén tot de weduwe van
Sarepta in Sidon werd Elia gezonden.
Wel is het voor haar thans nog zoo
donker ate maar mogelijk is.
Geen hoop meer. op redding. Geen eten
meer voor zichzelf en voor haar kind!
Nog een laatste bete zal ze toebereiden.
En dan ja^ dan zal ze zich met haar
lieve kind neerwerpen op de schamele spon
de en wachten, wachten in stomme wan
hoop en honger lijden zoolang tot de dood
hen beiden weghaalt!
Yreeselïjk, die nood!
Maar als de nood op 't hoogst is, is God
nabij
Zie, daar komt de profeet!
Hij brengt een wondere boodschap.
En God 6ohenkt ook een wonderbaar
geloof!
Maar lezer, lezeres hebt ge er wel
ooit recht bij stil gestaan, op hoe zwaar
een proef baar geloof werd gesteld?
Hoort, wat Elia van haar eischt: „be
reid van uw laatste handvol meel éérst
m ij een koek!"
Gij vaders en gij moeders, die de teeder-
volgden den blinkenden weg, dien hij geko
men was, door het glanzende raampje al
door hooger op, naar den blauwen hemel.
Daar had Hendrik werkelijk weer uit de
Sohrift gesproken, voor de eerste maal. En
ze zend een vurig dankgebed ten hemel.
„Moeder, moeder, kunt u- komen? Juf
frouw Sëhrödtr is er!" klonk Kaatjes stem
van beneden. „Juffrouw Schröder? Snel en
vToolijk ijlde Katriena naar beneden, want
die was altijd haar liefste vriendin geweest
reeds in haar schooltijd.
Toen het vreemde, kleine meisje uit de
pastorie voor de eerste maal in diepen
rouw in het speelkwartiertje onder de
dorpsjeugd had gestaan, vreemd en een
zaam en verlaten, en groote tranen over
de bleeke wangetjes rolden, toen had plot
seling een door de zon gebruinde, ruwe kin
derhand de hare gegrepen en stevig ge
drukt. Een prachtigen grooten roodwangi-
gen appel had zij haar voor den mond go-
houden, zoo dicht, dat ze er in bijten
moest, of ze wilde of niet, en de vroolijkete
bruine ocvgen hadden haar over den appel
heen heel 6chalks aangekeken, en een hel
dere stem had geroepen: „Zie je, je moet
bijten, als ik het wil. Een appel smaakt
altijd goed, oolc als men treurig is."
Van fesen af was 't gauw klaar, dat Ma-
heid kent, waarmee het ouderhart klopt
voor het eigen kind, denkt u eens haar toe
stand in: terwijl haar lieve 'kind schreit
van honger en zij zich gereed maakt om
nog éénmaal, één enkele maal slechts dien
honger éénigszins te stillen om hem dan te
zien sterven den hongerdood en zelve dien
dood met hem te sterven wordt van
haar geëischt, dat zij het brood aan haar
lieve kind onthoude en het aan Elia geve!...
O, Abraham, uw beproeving was zwaar,
toen ge uw eigen zoon moest offeren, maar
was die van deze weduwe minder zwaar
dan de uwe?
Doch ziet, hoe ook in hètar openbaar
wordt wat het geloof vermag, het geloof
in het Woord, in de Belofte des Heeren,
haar door Elia gebracht: „Alzoo zegt da
HEERE, de God Israels: „het meel van de
kruik zal niet verteerd worden en de olie
der flesdh zal niet ontbreken tot op den dag
dat de Heere regen op den aardbodem ge
ven zal"".
Dat Woord zinkt in haar ziel.
Zij gelooft het.
0„ er waren hier duizend redenen om
zich te verontschuldigen en te weigeren.
Maar heen, de arme weduwe gelooft.
En zij gehoorzaamt aan Gods 'bevel.
Zij doet wat zonder het geloof volstrekt
onmogelijk was; zij ijlt heen, en de laatete
bete onthoudt zij aan zichzelve en aan
haar kind en bereidt ze voor den profeek..
Haar geloof legt het zwijgen op aan den
twijfel van haar hart, aan de vreeze voor
bedrog, aan de overleggingen des vle§sches
aan den eigen honger van haar binnenste,
ja, aan de liefde van 'het moederhart!
O vrouw, groot, is uw geloof!
Ja, zoo groot geloof werd zelfs in Israël
niet gevonden.
Zij gelooft in het Woord.
En zij h a n d e 11 in gehoorzaamheid
naar dat Woord.
Nooit kan 't geloof te veel ver
wachten.
Nimmer kan het te va6t betrouwen
op Gods beloften.
De Heere, die zelf 't geloof in onzo har
ten werkt, wil het ookkronen met Zijn
zegen.
Hoe kostelijk is dat gebleken bij deze we
duwe, die gewisselijk niet enkel voor den
tijd, maar ook voor de eeuwigheid een rij
ken zegen van haar God ontving.
En dat gaat door ook in o n s leven.
Het verband tussdhen geloovige on
derwerping aan het Woord Gods en
den zegen Gods gaat door op alle
gebied; in alle zaken van uw b e d r ij f,
in nering en hanteering; en ook in alle
sociale aangelegenheden.
Verdwaasd is de mensch (lie den zegen
des levens en de oplossing van 's levens
vraagstukken zoekt in den weg buiten
het Woord Gods.
Zonder geloovige onderwerping aan het
Woord Gods is er geen hope voor meel-
kruiken olieflosch, voor handel en
nijverheid, voor welvaart en vrede.
En evenmin en nog minder voor uwe
ziel.
Lezer, lezeres, gelooft het Wóórd!
Bouwt en vertrouwt met uw gansche
hart op de belofte des Heeren.
Gehoorzaamt onvoorwaardelijk
aan het bevel uws Gods.
Ja, neemt, gelijk de weduwe Elia, den
grooten Gezant en Gezalfde des
Heeren op in uw h u i s.
Neemt Hem op in uw h a r t.
Hij zal u zegenen.
Want Hij is zelf het- Brood des levens en
de eeuwige Levensfontein.
Ds. W. BOUWMAN.
LICHT.
De zon dook neer in 't Westen,
en aan den overkant
vlogen van al de huizen
de ruiten in rooden brand.
Die alledaagsclie ruiten
van nuchter, kleurloos glas,
ze lichtten en laaiden alsof er
oen eigen zon in wasl
Zo stonden zoo rijk te pralen
al was het huis ook arm;
in tooverende stralen
leek 't al zoo schoon en warm!
Maar dieper dook de zon, en
stil aan verglom de glans,
om ganschlijk te verdwijnen
met het licht aan 's hemels trans.
ria van Pastor Domberg en Katriena al
tijd samengingen en later ook samen belij
denis deden. Door dik en dun waren zij
elkander trouw gebleven, de vriendschap
was in al die lange jaren niet veranderd en
ook nu wikte Katriena haar vriendin met
warme vreugde begroeten, maar plotseling
schrok ze terug.
Het diepe rouwkleed van de jonge vrouw
daar had ze niet aan gedacht! Haar oom
was gestorven en ze had nog in 't geheel
geen deelneming gehoord.
Haar man wilde haar niet laten gaan en
haar eigen hoofd was zoo vol kommer en
zorg geweest. Daarom had ze er niet verder
op aangedrongen en naar de begrafenis
waren ze ook niet geweest, haar man had
't niet togeestaan. Aarzelend bleef ze staan,
maar Marie Schröder dadht op 't oogenblik
in 't geheel niet aan 't eigen leed, maar al
leen aan dat van haar vriendin, ctet ze ge
komen was te verzachte a
„Ik wil vandaag wat bij je halen?" riep
ze. Katriena met uitgestoken armen tege
moet snellend. j
„Raad eens wat? Een heel groot plei- j
zier moest je me eens doen!"
„Graag, als ik het maar kan. Maar hoe
zou ik"Katriena sprak altijd nog te-
mghoudend in haar beschaming.
„Jo raadt het to oh niet," ging de jonge j
Niets schooner dan de ziele
waarin Gods liefde straalt!
Niets droever dan de ziele
waaraan die liefde faalt!
O Leven van mijn leven,
o mijner ziele Licht,
wil mij toch nooit verbergen
Uw stralend Aangezicht!
Wil mij toch nooit doen derven
Uw lieven lichten schijn,
opdat ik weer voor andren
een leidend licht moge zijn!
(Uit „Stamelingen" door Nellie).
Uit de Pers.
DE ZONDAGSWET.
In het laatste nummer van „Studiën en
Schetsen" schrijft Prof. Fabhis over de
Zondagswet:
De eigenaardigheid der vrijzinnigheid
komt viezer dagen vooral uit in haar ver
langen naar de onbelemmerde mogelijkheid
van het 'verbranden van menschenlijken en
in haar verzet tegen een wet, die het ka
rakter van den dag des Heeren in bet open
bare leven wil handhaven.
Dit laatste ook oiTder het voorgeven,
dat de eene gyoep des. volks haar wijze van
Zondagviering aan de andere wi\ opdrin-
gen.
Waarvan geen sprake is.
Wie met den dag des Heeren niet wil
rekenen, blijft in zijn particuliere teven ge
heel vrij.
Wie in het particuliere leven den dag
des Heeren door kerkgang en op andere
wijze, heiligt, dwingt niemand zijn voor
beeld te volgen.
Het gaat bij de Zondagswet om hot
openbare erf; om de vraag, of het Neder-
landscbe volk als zoodanig in dit opzicht
zal bestaan als christelijk, dan als niet-
christelijk volk.
Tegen dit door de vrijzinnigheid, willen
doen verdwijnen van Nederland uit de
christelijke natië-n is eenparig verzet der
christenen onafwijsbare plicht.
MIDDEN IN DE CRISIS.
„Het Patroonsblad"" 'wijst op de zware
crisis welke thans alle takken van onze
industrie doormaken, waarvan het einde
nog niet is te voorzien en waarvan nie
mand nu reeds de consequenties voorspel-
len# kan.
Ér zal zich, zegt liet blad o.m. tengevolge
der heerschende crisis en de daaruit vol
gende groote werkloosheid, een menigte
van sociaal-economische problemen aan
ons opdringen, voor welker goede oplos
sing vooral aan de leiders der vakvereni
gingen van arbeiders en werkgevers, zware
cischen zullen worden gesteld.
Reeds nu ontwaart men overal bij de
leidende mannen in de productie de over
tuiging, dat de loonen onmogelijk kunnen
blijven op het peil. waartoe zij geklommen
zijn. Zelfs al zouden de werkgevers, blind
voor wat om hen heen gebeurt en valt, aan
de bestaande loonen willen vasthouden,
dan zouden zij, door de economische om
standigheden en toestanden gedwongen
worden, dien opzet te laten varen.
Moeilijke tijden worden dat.
Tijden van crisis ook voor de vakorgani
saties. Deze zulten Staan voor een moei
lijke keuze. Ofwel dc bange tijden van
werkloosheid meemaken, of er bij berusten,
dat, in gezamenlijk overleg, de loonen
eenigszins in overeenstemming worden ge
bracht met de mogelijkheid waaraan do
industrie kan voldoen.
In het eerste geval, dat n.l. de leiders
der arbeiders-vakbonden vasthouden aan
de .bestaande loonen, zien wij bij troe
pen de leden de vakorganisatie verlaten,
om' op eigen gelegenheid voor lagere loo
nen te gaan werken; de voorbeelden zijn er
reeds bij honderdtallen.
In het andere geval hebben de leiders te
duchten de ontevredenheid dergenen, die
minder gedrukt door do zorgen voor het
gezin, liever willen werkloos worden, dan
toe te staan, dat de loonen ook maar met
een cent zouden dalen. De kiem van ver-
zwakking der vakorganisatie zit ook daarin
Sprekend is 't wel, dat de Bedrijfsraad
voor de Metaalindustrie eenparig van ge
voelen was, dat, bij het sluiten eener C.A.O.
thans niet langer dan ééne maand moet
worden gecontracteerd en de loonbepaling
geheel daarbuiten gehouden moet worden.
Dat wijst op komende toestanden, zooals
w(j niet hadden kunnen voorzien.
Dat maant tot voorzichtigheid.
Het wil ons voorkomen, dat aan daling
der loonen niet te ontkomen zal zijn, wil
vrouw levendig voort. „Je dochtertje wil
ik voor nu vragen voor eenige weken."
Vragend en zoo grenzeloos verbaasd
keek Katriena haar aan, dat Marie lachte.
„Ja, ik ben dadelijk verschrikkelijk bru
taal, niet waar? Ik zou Kaatje zoo dol
graag voor een tamelijk langen tijd bij me
hebben. Zie je. dat komt zoo. Mijn George
mist zijn lievelingsscholior al te veel. Voor
al bij de Bijbelles. Ten eerste, 'haar lief,
gespannen luisterend gezichtje, als hij
van den Heiland vertelt, en dan ook haar
levendige, verstandige antwoorden; hij
meent, dat ze den Heere Jezus wel liefheb
ben moot."
„Ja, Hij is haar beste vriend," viel 8e
moeder in de rede, terwijl ze haai- oog met
teederheid liot rusten op het kleine meisje,
dat daarginds langs de schutting van den
tuin met haar pop ik de zonneschijn wan
delde.
„En nu klaagde George daarover tegen
dokter Walter en vropg, of Kaatje niet
spoedig weer op ecbool mocht komen. Ze
zou zooveel verloeren zet hij schorteend,
dat de overvloed van wijze zaken, die hij
in zijn leerplan beeft, haar nooit zouden
kunnen worden ingestampt. En toon de
dokter zei, dat bet kind do schooluren en
de instanrjxmethode wel uit kon boudenj
maar niet den langen weg toen kwam
men niet een aanzienlijk ceel o in
dustrie het doorwerken te bezwaarli iv,
maken.
En indien dal waar is, speciaal voor die
industrieën, welke met concurrentie vuq
het buitenland te maken, hebben, dan li,kt
het ons eisch van goed beleid en voorzich
tigheid, dat de leiders onzer werklieden-
vakbonden beginnen met die noodzakelijk
heid te erkennen en te aanvaarden. Dal zal
het vertrouwen in hen en den lust tot
samenwerking met hen doen toenemen. Zij
zullen dan den sceptici uit hot andere
kamp toonen, er eene eigen, onafhanke
lijke, desnoods van de meéning van een
goed deel hunner kameraden afwjjkonde
opinie op na te durven hourlen. En wat
dat beduidt voor het welslagen van noodig
overleg, zal ook hun wel niet ontgaan.
Maar bovendien. Een onvermijdelijke
eventueele loondaling is veel minder ge
vaarlijk, levert veel minder aanleiding tot
te groote sprongen en mógelijk mi.-bruik
van de miserabele omstandigheden, wan
neer zij door eerlijk overleg lusschen pa
troons- en werklieden-organisaties wordt'
geregeld en 'desnoods getemperd.
Moet die daling zonder colt-dier v
leg, in 't wilde dus plaats hebben, dan zul
len daaraan al die euvelen verbonden zijn,
waarop wij boven reeds terloops wezen, en
welke wij niet behoeven aan te dikken.
Van de leiders van beide groepen wordt
in deze zware lijden buitengewoon veel
beleid vereischl. Van die der werklieden,
be met de roode broeders vaak moeten
rekenen, wellicht het meest.
Het nieuwe jaar brenge 't ons allenI
RECHTZAKEN,
Sociëteit niet „drooggelegd'*.
Voor de rechtbank te ZuLptien stond te
recht B. v. H., kastelein der sociëteit De
Hereeniging te DeVenter, wegens het tap
pen van sterken drank gedurende de ker
mis te Deventer in Juni 1920, bij verorde
ning verboden. De officier van justitie
vroeg bevestiging van hel vonnis van den
kantonrechter te Deventer, waarbij hekl.
is ontslagen van rechtsvervolging, met de
opmerking, dat een verordening als boven
bedoeld niet van toepassing kan zijn op
sociëteiten.
Heling van papier.
De Vierde Kamer der Amsterdamsche
Rechtbank heeft uitspraak gedaan in de
zaak tegen den 45-jarigen motorschippec
H. C. R. uit Uithoorn, die zich schuldig
had gemaakt aan heling van papier ten
nadeele- van de Alg. Papier Mij. in Juli j.l.
De Rechtbank veroordeelde bekl. tot zes
maanden gevangenisstraf met aftrek van
preventieve hechtenis. De eisch was zeven
maanden met vier maanden aftrek pre
ventief.
Op verzoek van den verdediger Mr. Ad.
Zelrlenrust werd bekl. destijds uit de pre
ventieve hechtenis ontslagen.
TWEE KANTEN.
Twee jongens waren aan hot pruimen plukken.
Do een was blij, omdat hij pruimen had; do an
der w_as ontevreden, omdat er pitten in de prui
men zaten.
Aan twee herstellenden word gevraagd, hoo
het hun ging. De één zeide: „Ik ben van
daag beter dan gisteren". De ander zcido: „Ik
was gisteren erger dan'vandaag'.
Als het regent, zal de één zoggen: „Wat zul
len de straten vuil worden". De ander zal zoggen:
„Dat regentje is goed voor liet stof".
Van twee jongens, die bij een rozenstruik «Ion*
den, bemerkte de een, dat er doornon, de ander,
dat er rozen aan zaten.
Twee kinderen keken door geklourdo glazen.
Het óéno kind zeide: „De wereld is blauw"; heb
andore: de wereld is licht".
„Ik ben blij, dat ik leof', zei er een. „Het doet
mij leed, dat ik sterven moet," sprak oen ander.
Do één spreekt: „lk ben blij, dat hot niet er
ger is," de ander: „Het spijt mij, dat hot niifc
beter is."
De .één denkt: „Op het zure volgt niot zelden
het zoete." De ander klaagt: „Het zoete wordt
niet zelden voorafgegaan door het zure."
Zoo kan men alle dingen van twoo kanton be
zien en optimistisch of pessimistisch wezen. Do
Christen echter, die waarlik op zijn God ver
trouwt, leert van alle dingen de lichtzijde zoe
ken, want hij weet, alle dingen zijn in de hand
des Hcoren, en die behoort aan oen Vader, Dio
Hein. lief heeft met een eeuwige liefde.
me in de gedachten, dat zo wol bij ens kon
blijven. Katriena, geef me je dochtertje
voor eenige woken mee. Haar lief gebabbel
zal mij de schoonste troost zijn in dezen
tijd van gemis en ontbering. Het is oen
groot offer, dat ge me zoudt brengen, maar
ik vraag het ter wille van onze vriend
schap."
„Ja", zei Katriena, en richtte haar oogen
vol en groot, op haar vriendin. „Door eigea
zorg en kommer heb ik verzuimd, iete voor
je te zijn,- nu go moeilijke dagen beleeft.
Kan mijn kind dat weer goedmaken, dan
kan het bij je blijven, zoolang ge hel. be
geert."
„Zal uw man het. ook goed vinden?"
„Ja zeker, dat zal ik wel in orde bren
gen."
„Vertrouw mij Kaatje maar me: een ge
rust hart toe. Ze zal het wel goed bij m«
hebben. Dat gelooft ge immers, Katriena?
Ik weet toch niet., wat ik mot al mijn vor-
sche melk moet doen en ze zal cr wel schik
in hobben, de eieren uit 't kippenhok te ha
len. Ik heb ook nog een groo mot
cacao staan, dte ik voor oom te b laten ko
men. Ik zou blij zijn, ate ik d opgebrui
ken kon. Wérkelijk, Katriena, >k /.al aa
verzorgen en verplegen, zoo gcod \k kan.
Niot lang zaten de vrouwen nog onder
den noteboom. (Wordt vervolgd).