Tweede Blad. 31 December 1920 Lichamelijke Opvoeding. OUDE JAAR. 'V. „Zegen mij, ook mij, mijn vader!" (jen. 27 38. Het ie wel een heel droevig huiselijk boomeel, dat ilk u bij de wisseling ider ja- en vbor den aandacht roep. Nog wtel in (ie tent Tan qem igrijzen par [rtai'ch. Zelfs -om de stervonsspionde Van Abnam'e joon der belofte*. Wonderlijker combinatie van gebeur to lkten eh, overdenkingen is moeilijk be le ien op de laatste bladzijde van ,hét levens boek van oen stervend mensch. Immens, naast do laatste begeerte van den-tot heengaan geroepen .vader, gtaait ^en -opgezet gedachtenepel van lougën en fccdro'g van een1 partijdige moeder, dn op een voOrgte-wend ^oonsdh'aip van oen door God aangewezetn (opvolger volgt een ont zettende teleurstelling ,van ©én achteloos kind, dat met Gods oidi-nantiën speelde, en uiods rechten verachtte. Denk u d-ait in, als gij ziet lbo© Rebekka Jacob «n Ernu zich scharen-om het sterf- irèd va,n den grijzen, blinden, afgoleefdeli aak. - En beschouw dn het licht dier omdtan- ïigftiedétt en der leiding Gods hot woord hicuboven genoemd van de .groote en bit tere schreeuw uit het bedrogen -hart van Uffli oudsten, der broeders, uit Ezau's te leurgestelde ziel. Dan voelt gij daarin do bangheid van de kreet -om vdrloren recht, 'Ap vreeseli jkh-eid van de schreeuw der waai- ioop over een verlorén levén. Och, als hij het had kunnen overdoen! Och, of hij bij maohbe ware, om den ze gen te bieërven! Óch, of hij in ©taiat was, alles to.t' zijn eer sn nut te doen uitloo'pen! Maajr wat hij veraon, niets baatte; wat 3ój dacht, niets hielpwat hij schreeuwde, iT Was geen- antwoord. Het wan eenmaal te' laat! Alles .was te ja-at! Ook de bede oan den zqgen van zijp rader, te laat! En de wanhoop teek-ent zich af op h,et verwrongen, gelaat, en de ismairt schreit iitih uit in de klacht van zijn 'rauw-uiffcgo- ^ilde klanken- Alles, wat die wereld boéd, had hij ge docht. Éón ding had hij vergeten, achteloos 7r zorgeloos was -bij voortgegaan. En nu nij tot inkeer komt, tot bezinning en be bouw, «o. nog wilde heërvefn, wat oenmaal weggegeven wös, nu is er zolfs geen. plaats ;xfe- vcouws, hoewel hij di,e niet tranen Wij kunnen op Oudejaar dezelfde klaoht aïoioi'cp ui't den mond van duizenden. En hoevelen zijn er afgereisd in dit jaar, wier heer.gaan een levende 'reproduc tie was van -dit ontzettend tafereel uit hot grijs verleden? Sterbedden on efoojdsuren, bi getelo niet uit to drukken, van men- *hen, date mot hun leven hebben -gespeeld 'Als Ezau, aüsof bet oen spel dor geneugten ;*als, en tenslotte tot de conclusie kwai- Hen„Ik heb mij vergist maar 't is ijroor mij te laat!" Dui/zonden -kobben zich ge»worpe.n in d,e vangarmen ,van zondige, wereldsehe ver leiding en hebben gedronken uit de kelk :jer brooddronkenheid en hun verzondi.gd i.even eindigde in don zwarten nacht van den dood, en hun laatste bekentenis was: •yerku^n voor de eeuwigheid, hulpeloos verloren! En hoevelen, die in onverschilligheid, ^odveraaking en lastering hun dagen toorbra-chten mét die verdediging van- God- *nt,ee<renide leuzen en beginselen en dett wlke predikten: Er is toch niets! r— en 'oen, toen *t te laat wa6, bekenden: „Iets er, Iemand misschien wed, ja, God as er jok hog Hij maar v©|or mij. niet." Want het was te laiat! De bede, over do vertetijvend'e lippeh pitgeperet, vond geen gehoor. Ezau's schreeuw, de sdhreeuw dor wanhoop, vond geen ontferming. Willendoi den zegen beclr- yen, werd hij verworpen. i Lezers, hoe gnoot re Gods gen'ade en lh&kmocdig.héifd, dat «dhfc woord van Ezau u niet geld't. t Is wel laat ojp den dag, laat in 't jaar 1920, laat in uw leven misschien, maar te Haat Ï6 hot niet Van- u geildt niet het vfeord 'aap Bolzazar's wand: „Gewogen, gewogen, en te licht bevonden." En -de prediking van oude jaar komt tot allen, die nog leven buiten de genad,e van Christus, d'en zegen; der bekeering, de troost der gemeenschap Gods: „Hcdote, zoo gij Zijpe stem ho'ort, verhardt u niet, maar laat u leiden! Vreesel'ijk oh htet, te vallen in de handen des lov-epde Go'dis. Kiest u heden, wicsn gij dienen zult!" 't Is een ernstige ure, die van den Ouder ja'arsavond. Is het wed met uwe ziel? Wèl, op de reis naar ,do eeuwigheid? Wtel, als God ,u 'tot verantwooiding roept? Zoo ni-et laat" dan Ezau's wan hoopskreet uw bekeeringsbtde zijn: „Va der, zegen mij, ook mij, met den ze g en der bekee-ring, ten tijde uws wie lbo ha gons, in het heden der ge nade. Maat't was o'ok een droeve ureip an deren zin, de ure inihet huis van den aarts- v'ader, u in herinnering gebracht. 't Wlals een unc van scheiding! Niet lang zou 't meer duren, en de oude man ztou verzameld worden bij zijn vade ren en itegaap in rust. van het volk des Beeren. Oudeja'ar vervult aller harten met wee moed. Het jaatr, dat voorbijgaat, werd zwart, 'gestreept door den uitgedoofden fakkel* van don dood, on het rouwkleed werd oon de schouders gehangen. Wij treurden, ook al was bet vaak niet als degenen, die geen hope hadden. Veel werd ontnomen, vader, moeder, kind, dierbaren, 't Waren harde slagen, wTeed en bitter, <ook al mo'eeten We God gerechtigheid toekennen. Maatr dam bleef er toch ééme bede over dn ons schreiend (hart. En als ons oog opzag tot den hemel, tot Hem, die 't alles 'deed, dap k&om op in ons hart, in de ure van -het scheiden, do bede om den zqgen der tottroOeting: „Vader, zegen mij, ook mij, mijn Vader!" Want we gelteoMenHij kon het alleen. Hij wilde het ook doen, Hij zou het maken. En in die bedte 6pnak ons hart dat alles uit, 'als .een belijdenis, ais een nieuwe, dnnig- gevoelde behoefte. Iemand stond eens aan het. .graf vam zijn kind, hét eenig overgebleven pand van al zijn dierbaren. Toen werd het hem te machtig; er kwam opstand in zijn 'hart, en hij riep uit: „Zeg mij, -o God, waarom ,nu ook nog mijn kind?" Zoover kan 't ktamen. Maar op die vra gen van o.patand is geen antwoord. De Heere geeft, geen rekenschap van Zijn «ia den. En beter is het, in de ure van smart het gansdh© hart uit 'te weenen voter God. Wamt don aal bet lijden ep do rouw -tot heiliging zijn,-en de beproeving .ten to gen, als die bede gekend wordt en be oefend. En ook in de 1 aal-die ure des jaars bij veel d'at van ons schoi'dt of gescheiden is, zal zij Ons sterkte -geven. Rijke zegen der v O r 'troos ting in ure van scheiden, zegen van Godswege^ zij uw detel. Jaar 1920 ligt weldra ach'ter ons! Maar een nieuw jaar staat aan te lichten. In welke -omstandigheden, blijde of droeve, i'n wolke levenscondities, gemakkelijke of moeilijke, wij weten het niet. Wij moeten den overgang maken; wij moeten voort voort kindoren Israels! almaar voorttrekken! Kunnen wij dat doen? Op de pelgrimsretoe naar een bet co- land? Is er kracht om afscheid te nemen van htet oude, om tte aanvaarden het nieuwe, om w-el tte moe des levensreize voort te zetten? In 'Orsa zelf zeker niet! Wie, i3- tot deze dingen bekwaam? Wie is in staat met kracht te volharden bij het heilig ideaal, bij onze dierbare Le vensbeginselen, bij den arbeid in Gods ko1- ninkrijk, bij de levenstaak, tor eer.e Gods, op alle terrein des levens? E.én voorwaarde als dez-ogen der b 1 ij d e hope ons deal is inde ure van den overgang; als we wetten een Vader te hebben, dïo zorgt, leidt,, ze gent, zaligt;!als we geü'oov.en1: öok mij is da,t deel geschonken, om als een kind van Hem uit genode vorkoren, dtoor liefde ver wonnen te zijn, in zegening 'geleid, in trouw, bewoond te worden. Ezau stond in' een gewichtig tijdfetip des levens als een wanhopende, bQ nieuwen voortgang zonder uitzicht. Dat kan een kind yau God nimmer get- beuren! Zij wcxrden in hope zalig, zij leven in de hoop, zij sterven in de hope des eeu wigen levens. Die hoop doet loven, ook bij de wisseling der jaren. En nu was Izaak maar eeu arme vader: één zegen hafcl hij -slechts 'te geven. Ma-ar onze ihemejisohe Vader heeft dui zenden zegeningen, rijk zijnde in barm hartigheden. En daanom, met dien God ko men wij nooit bedrogen uit. Is or dan een béter leven, dan om in die h-eop voort to gaan? In de blijde verwach ting van Zijn toekomstig hei'l, Zijn blij» yendten zegen? In de wetenschap van Zijn rijken zegen, die Hij uitstort keer op keer? O, vliegt dan, 'henen, tijden, jaren! God, mijn God, vergeet mij niét. Wij wagen 'lret op Hem, ep Zijn Vader naam is ons borg, dat het ons wèl zal ge lukken. G. H. BEEKENKAMP. NADER BIJ U. Nader, mijn G-o<d, bij U, U en Uw huils, schrijne mijn schouder ook 't loodzware kruis! Naar U gaan al mdjn beêu, al mijn verlangens heen! Nader, mijn God, bij U, U eu Uw huis! Duister is vaak mijn weg; droef ten alleen, vind ik voor 't moe.de hoofd soms slechts een stteen. Todh voel ik immer mij U nader, naderbij; nadeer, mijn God, bij U U en Uw huis! Zegen is wat Gij geeft, zij 't vreugd iof kruis! 't Brengt me alles dichter bij U en Uw huis. Englen omringen mij, Engelen jüblen blij: „Dichter steeds nadert- gij G-od en Zijn huis!" Sta 'k van mijn sftoenen bod mijn Becbhel op, moedig stijg ik weer voort naar steïlen top: 't al jubileert iu mij: i „Immer steeds naderbij, nader, door vreugd en kruis, God, tot Uw huis!" Daagt dan, na stervensnacht, mij 't Eeuwig licht., 'k zie dan, o trouwe Heer, Uw Aangezicht; 't is dan Uw eigen mond 1 die. 'mij mijn heil verkondt: „Pelgrim, wees wolkom Mij in 't. eeuwig Tlïuiis!" (Uit „Stamelin-gen dteör Nellie"). Acrobatiek. Wanneer wi'j dit wtooid terug brengen in het oorspronkelijke, en lezen, aicro-bati- que, dan komen wij tent do elb-tsom dat het niet mqer of mindier beteeke'n't dan: het uitvoeren van toeren op het slappe koord door oen kunstenmaker. In hét. Duiteche woonden'bo-ek vinden wij het woord acrobaat vertaald al6: koord danser; kuustturaer. Het in den htetegeten graad o-pgevoerde turnen aan toestellen kunnen wij dan cook rekenen onder de acrobatiek. - Nu is het voor ons, Christenen, d,e groote vraag: mogen wij ons op dit terrein bjawegén ja of neen en waar-om. Ons antwoord dient in deze kort en Bon dig 'bo zijn, neen. En dit wel om verschil lende redenen. In- de eerste plaats ktoiriion wij tfot. de vraag: wat moet het doel zijn dat wij ons bij de oefening van het lidhaam moeten stellen. Het tot de hoogste trap van behendig heid brengen dn het uitvoeren .van kunsti ge bewegingen op de grond, in de ludh't of aan toestellen? Noen vtelstrekt niet. Het uitvoeren van dez,o bewegingen poet voor on6 slechts middel blijven. Door dit mid' flel trachten wij het 'doel te bereiken, n. 1. Thtet l^chpum, tmaaT ook weer niet bet ïio'haum allqen, neen de geheet© mensch, 0oo op te voeden en te ontwikkelen dat het beier in .staat as, .de roeping van God 'hem -of Ih-aar gegeven, n. 1. tot. Zijne ,eere en .tot 's naaslen welzijn in dit Ieren werk- zaam te zijn-, te volbrengen. Het trtreven rnkxet zijn na'ar: alzijdige lichaamsbeweging;- heit ibevordeien der le- vensveirrichtmgen en he't daardoor verbe teren der gezondheid. Het dool is, oen harmonisch -nonn-aal gevormd lichaam, waarbij rekening wordt gehouden met den natuurtajken aanlog (bouw) van het indi vidu. Is iet alleen lichamelijke, ook mo-' reele eigenschappen trachten mij te ont wikkelen als: moed, vaistberadenheid, wils- kraabti, Eolfvcrt.iteuwen, togenwo oidigheild van -geest, uithoudingsvermogen, zelfber heccrsching enz. De acrobatiek sWt daarentegen (de oefe ning tot doel. Gé voelt dat dit doel nim mer te bereiken is. Wat wilt ge noemen ide hoogste graad van geoefendheid van oen bepaald toestel bijv. aan het zweefrek. Ge steld, ge vindt idat 'aan dilt bostel de uiter ste ••oefening is: ,zwaaiende aan dit toestel, op 25 meter boven den beganen grond, een k'ip afepJong maken .en op uw weg naar de aarde een tweedie trapezium grij pen om daaraan uwe oefening te vervol gen. D.enkt niet geachte lozers (ess en) dat dit een 'onmogelijke fan'üasie vap mij is. In menig circiïs wordt dergelijke acroba tentoer uitgowend. Ik neem hier natuur lijk een uiterste aJs voor-beeld. Toch -kun nen wij dit terug brengen op ieder toestel. Lit een gymnastisch oogpunt is het dus ongeoorloofd de oofoninlg als doel te stpl- len en is de 'acrobatiek dus im het. systeem Van een harmonische lichamelijke .en mo reel© opvoeding niet te .gebruiken. Nog een ander bezwaar dienen wij on- dbr oogen te ziens, n. 1. de gevaren voor ongelukken. Ik wil dUairmede niet zeggen dat wij alleen "die oefeningen mogen kiozen waarbij ieder gevaar is uitgesloten. Inte gendeel. De oefeningen iin het ^ontwikkelen van den iiwoed, beperken ziéh tot het gebied van het gevaar. Het komt hierbij aan op de -grootte •van het gevaar, dat is op de diepte, van de indruk die het maakt. Deze indruk te overwinnen moet (worden ge^ leerd. \«an opvoedkundig standpunt zal het bedenkelijk sahijnen ibij het gyannafeticeoren do oofenenden aan ernstig gevaar iblo-ot te ©tellep. Evenwel d'it is niet geheel te ver mijden, wil men een der voornaamste re sultaten van het gymnastiekonderwijs, de mbcideontwikkelmg, niet anilssen. De tur- n,ere(sterB) moeten evenwel sléchts lang zaam aan het (gevaar gewennen, terwijl natuurlijk alle nood'ige voorzorgsmaatre gelen te treffen zijn. Een tweede vraag is ho^ ver mogen wij, met een vrij geweien, gaian. Het is duidelijk -dat voor onis, die zioh buigen A*oor het: ,„Gij zult de Heere uw God niet verzoeken", 'deze grens veel na derbij hg.t dan voor degenen die oinze Ie? venGbeschouwiag niet deelen. Daaitem is hei zoo uiterst noodzakelijk dat. onze Christelijke Turnvereenigingen geleid worden door mannen, vakmadne.n in de eeralbe plaats, die duidelijk en klaar weten .waar -de '-grens loopt, die gymnas tiek en acrobatiek van elkander scheidt. En do oud-ore zijn gewaairschuwd d'o'ox dé gevaren, op dit terrein, oipdat zij tijdig maatregelen kuhnen nemen' tegon het wreg- dfo ezelen <der hier aan getoonde grenzen. Want dit moet toch het groote verschil zijn tueschen een "Christelijke lichamelijke oefening en een imateriialistfedhe, dat wij rekening willen houden met (Gods ordinan tie, ook op idi't levensterrein. Moge daarom véle onzer jonge mensclim die nojg schud -ga-am in aoo'n neutrale Gymnastiekclub hunne -roeping verstaan en aansluiting izioeken bij die ver-eénigin- gen die in hun vaandel schrijven„Vecr- hqerlijkt God in ziel en lichaam beide." de b. Staten-Generaal. EERSTE KAMER. Zitting van 30 December. Aan de orde is het 'ontwerp Accijnsv^rhooging- l De heer B 1 o m j o u s (R.K.) zegt dat het hem niet. duidelijk is, waarom de Mi nister van meening fe, dat het accijnaver- echil iusséhen België en Nederland belang rijk hooger zal worden. Spr. voelt niet veel voor een dergelijke méthode van drankbesIrijdibg. Een gevolg van het wetsontwerp zal zijn, dat onze in dustrie naar België zal worden verplaatst. Door veihoogdo uitgaven voor scherpere controle aan de grens .en binnenlands zal men met de linkerhand weer moeten uitge ven, wat men met de rechterhand door dito wetsontwerp ontvangen aal. Spreker zal ziéh -daarom zijn étem voorbehouden tot n« het antwoord van den Minister. De heer Bergsma (U. L.) verwacht ook niet veel voordeelen van het ontwerp. Spreker verzoekt aartbeekening, dat hij ge- aoh't mé et worden tégen het wetsontwerp te hebben gestemd. De Minister van Financiën (de beer De Tries) zeg/t, dat. men verwach ten kan, dat -de clandestiene fabricage spoedig zal worden gestraft, waardoor, nieuwe gelegenheden wel zullen worden af geschrikt. Vergelijking van de accijnzen op den in voer mqt het buitenland acht spreker ©enigszins moeilijk. Betreffende de opmerkingen over beper king van den smokkelhandel, zegt de Mi nister, dat op hét o ogenblik nog beslaat 'de strook van 3000 M. lengte langs die grens, waarop hdt verboden is, sterken drank op te slaan ói te vervoeren. Dit zaj, volgens spreker well een afdoen de maatregel voior het smokkelen vian ster ken drank zijn. Verbooging van de midddlea is dringend noodi'g. De dienst 1920 zal sluiten met oen belangrijk verlies, terwijl op de raming van het dienstjaar 1921 ©en aanzienlijk te kort voorkomt Daarom moeten 's Rijks middelen verhoogd worden. Ook den Mi nister is deze verhoogde belasting niet ge heel sympathiek. De heer B e r g sjn a (U. L.) rep lice»- rend, blijft bij zijn meening, dat de ver hoogde drankaccijns niet in oms volksbe lang is. Beter ware dat or overgegaan ward tot rantsoeneer in g van sterken drank. Spreker blijft tegen 'het wetsontwerp. De heer v. d. Hoeven (C. H.) zogt, dat hij liever had gezien, dat ons land werd drooggelegd, waardoor wij een be langrijke bets-paring zouden krijgen in d© kosten van het krankzinnigenwezonenz. Spreker zal zijn-stem aan dit wetsontwerp geven, zij het dan ook niet met groote in genomenheid. De heer Mendels (S. D.) noemt dit een zeer immoreele belasting, die 's Rijks schatkist meer en meer bindt aan de no©- den van liet wik. Spreker zou tot den Mi- nisier willen zeggen, dat, indien 'bezuinig! moet wonden, 't beter is te stemman tegen do hoe ge begroetingen van Oorlog en Ma-- ri'no. Spreker verklaart zich. eveneens togen het wetsontwerp. De heer Van Emtden (V. D.) hoopt, dat het wetsontwerp een verminde ring van di'ankaecij-nzen zal brengen. Waaroon is 'do minister niet gekomen mdt een poging om ons land droog to loggen, waardoor de band Husschen drankmisbruik en Staatsfinanciën verbroken zou worden. De Minister dupliceerd, zogt, dat een belangrijke vcih'oo-ging van drankac- cijns wel degelijk een midvlel is «pm het drankgebruik te bestrijden. Spreker ver klaart echter, dat hij het ontwerp niet heeft ingediend opi hét drankgebruik te bestrijden, maar eenvoudig om meer geld in kas te krijgen. Wat betreft de opmerking over de be zuiniging op Oorlog en Marine, verwijst de Minister den heer Mendels naar België. Hot ontwerp wordt aangenomen. Nadat verder nog verschillende kleine ontwerpen zijn afgedaan wordt de verga dering verdaagd tot 11 Januari 1921. Land- en Tuinbouw. Mond- en klauwzeer. Stand van het mond- en klauwzeer in Ne derland gedurende de week van 12 tot 19 De cember 1Ü20: Provinciën. Yeebeslagon. Gemeenten, Groningen 14 12 Friesland 16 15 Drente 8 5 Overijssel 13 10 Gelderland 10 8 Utrecht Noord-Holland 3 2 Zuid-Holland 11 11 Zeeland 3 3 Noord-Brabant 22 18 Lüuburg 32 21 Totaal 132 105 FEUILLETON. Hebt elkander lief. 7yr In de boomen voor de huisdeur gonsden Jde bijeo, de vensters stonden wijd open, om den eersten zonnestraal op te vangen, die nai het regenachtig weer komen zou, licht en 1©6 fladderden de gordijnen in den wannen zomerwind; eerst nu drong het tot het bewustzijn van den onderwijzer door, .welk een snelle weersverandering bad plaatsgegrepen; voor weinige uren was hij hier geweest in iden stroomenden regeln, .en nu keek de zon vriendelijk, maar nog schuchter, alsof ze knorren vewachtte voor haar long wegblijven, van ach ter het kerk je vandaan. De grijze oude Nero van Oom Pastor lag op de steenen voor die huisdeur, maar hij kecde de jonge vrouw nog als zijn vroegere meesteres, kwispelstaartende sprong hij o-p en drong, vroolijke geluiden makejnd, naast haar 't huis in. „Do oude Brigitte slaapt stellig ook nog," meende George. „O neen, ze is al tijd precies op tijd met de koffie", zeide Mari-e, daar is -ze al." Juist, toraJd de oude huishoudster in haar iwarfce Zondagsdhe japon met .gesteven wit sdiort en groote witte muts -de keuken uit, het blad met de koffie voor dén ouden h-eer in de hand. „Gegroet, juffertje Marie," riep ze en haar rimpelig oud gezicht straalde van helle vreugde bij den aanblik der jonge vrouw. „Juffertje? Maar Brigitte 1" berispte George schertsend. „Ja, dat vergeet ik nog dikwijle", mompelde do oude, altijd, al6 ik geen tijd héb om er aan te denken, dat de bruiléft al voorbij ïb, ahs het lieve juf fertje zoo plotseling voor mij staat als diaa-r net." „Daar vergeet gij weer, dat uw juffertje Mamie niet meer in de pastorie woont", zeid© George. „Stil", vermaande de jonge vrouw, „Oom 6loiapt misschien nog." „Ja*" beveeti'g'de Brigitta, „hij heeft neg niet gebeld en het is al tien minuten over vier. Ik ben mezelf niét van ongerustheid, orndait hij anders zoo precies ie. En de koffie worilt koud." George zag zijn vrouw aan. Sneeuwwit was ze geworden, maair baar hand ba*f •reeds de deurknop van ooms studeerkamer gevat en drukte ze zachtjes open. Hij trad na baar binnen en de oude Volgde met'de koffie. De oude heer zat in den leuningstoel, dien Marie den gro-otVaderstoel placht te noemen: op 't tafeltje voor hem lag de opengeslagen Bijbel, met een blad papier en een potlood er op. Het hoofd met het sneeuwwitte haar was wo rover gezonken, het zwartzijden leap je ever de oogen ge trokken, de handen gevouwen, zoo 6liep hij rustig en vaet. Zijn Marie was het, die zachtjes Zijn hoofd omvatte en met lichte hand het kap je opdioog schoof. Aoh, zij 'die den dood zoo .goed kende, wist het al, eer zij hem aanraakte, dat hij een langen slaap deed, zo'oals hij geweneciht had. Zij schreeuwde iftefc, ze sprak geen woord: zonder geluid gleed zij oon zijn zijde neder, het hoofd legde zo op de arm leuning van den 6toel en zoo lag ze heel 6til, een .geruimen tijd. Geor.g knielde naast haar. Toen hij boorde, dat de oude Brigitte, di© dadelijk naar buiten geijld was, met den koetsier Andreas terugkeerde en de beide oude lieden aan den landerien kant vcun den doéde stonden, begon hij te bid, den. En in de stilte van de sterfkamer klonk zijn stem zoo troostrijk in het oor van zijn Maxi© en 'hij trof zoo goed de juiste woorden, die haar in dit oogenblik troost en kracht geven kénden, dat haar •eigen smart om het verlies van den gelief den pleegvader onderging in het dankbare jubjelgévoel: „Wij is bij Jezus in het licht hij is in de zalige mét Gods". Georges arm omvatte haar en zoo kniel den zij te zomen, als twee kinderen, die hetzelfde leed, «maar ook denzelfden troost ondervonden. Toen hij hot Amen gespro ken had, richtte zijn arm haar op. „Mijn kind Marie", zeide hij zachtjes, en het was de leenste maal, dat ;hij ze met den naam aansprak, dien Oom altijd liefkozend gebruikt had, „nu zijt gij mijn kind Marie." „Het .was niet goed, dat ik hem alleon liet en bïj hem vandaan -ging, om je to trouwen. Had ik niet bij hem moeten blij ven?" snikte za. „Wilt ge hooren, wat tój verder tot me zei in bet kiaanperfoeliepriëel, viandaag", zei George. „Hij drukte me stevig de baud en zeide, dlat hij sedert de bruiloft ioderen dag God gedankt had, die ge mij toebe hoorde en dait hij je zoo kalm, sender eeni- ge zorg achterlaten kon, als .zijn Heer hem opriep." „Hoe kwam hij daarop? Waarom zet h*j dat?" vroeg ze ien "haar ©ogen keken stra lend, door hai&r tranen heen, tot hom op. Wel, ik zed, dat het zoo. stil -bij hem was, en vraagde, of zijn kind Marie bij hom kJomon zon?" Daarop geide hij: „Nieen, neen, gij komt immers van avond en voor dien tijcl zou ik igraiaig een langen slaap, doen." „Dus je bent de .éenige, di(0 van hem afscheid genomen hebt." „Edigenlijk niet. Hij zei het i>recio6, zoo als hij gewoonlik sprak. Hier liet Rnigitta's snakken zkh hooren en Andries' oude, éérlijk© gezicht toondo epbren van diepe ontroering. Hij kuste zijn overledlen moester de witte, reeds koud gq* worden hand, daarop sprak hij: „Wat. nu, mijnheer Schröder? Moet ik dokter Walter roepen?" Georg zond hem te paard naar het -naast te dorp, ^yaar dokter Walter woonde, en Brigitte ijlde het dorp in; weer ware» George en Marie mét den do,oden gri^- aard alleen. „Zie, daar ligl zijn potlood in de open Bijbel, hij pioet nog een tekst oangetee» kend hebben," zei Géorg. „Ja, zie bier, bet is in het dertiende hoofdstuk van Joh arme» het vier en dertigste vérs, dat hfj ook 'fat het vier en dertigste vers, döft. hij ook in bod geef Ik u, ,dat gij elkander liefhiebte gelijk Ik u liefgehad iheb, dat gij oois elkander liefhebt." (Wordt .wvolgjü.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1920 | | pagina 5