Tweede Blad.
31 December 1920
Lichamelijke Opvoeding.
OUDE JAAR.
'V. „Zegen mij, ook mij, mijn vader!"
(jen. 27 38.
Het ie wel een heel droevig huiselijk
boomeel, dat ilk u bij de wisseling ider ja-
en vbor den aandacht roep.
Nog wtel in (ie tent Tan qem igrijzen par
[rtai'ch.
Zelfs -om de stervonsspionde Van Abnam'e
joon der belofte*.
Wonderlijker combinatie van gebeur to
lkten eh, overdenkingen is moeilijk be le
ien op de laatste bladzijde van ,hét levens
boek van oen stervend mensch.
Immens, naast do laatste begeerte van
den-tot heengaan geroepen .vader, gtaait
^en -opgezet gedachtenepel van lougën en
fccdro'g van een1 partijdige moeder, dn op
een voOrgte-wend ^oonsdh'aip van oen door
God aangewezetn (opvolger volgt een ont
zettende teleurstelling ,van ©én achteloos
kind, dat met Gods oidi-nantiën speelde, en
uiods rechten verachtte.
Denk u d-ait in, als gij ziet lbo© Rebekka
Jacob «n Ernu zich scharen-om het sterf-
irèd va,n den grijzen, blinden, afgoleefdeli
aak. -
En beschouw dn het licht dier omdtan-
ïigftiedétt en der leiding Gods hot woord
hicuboven genoemd van de .groote en bit
tere schreeuw uit het bedrogen -hart van
Uffli oudsten, der broeders, uit Ezau's te
leurgestelde ziel. Dan voelt gij daarin do
bangheid van de kreet -om vdrloren recht,
'Ap vreeseli jkh-eid van de schreeuw der waai-
ioop over een verlorén levén.
Och, als hij het had kunnen overdoen!
Och, of hij bij maohbe ware, om den ze
gen te bieërven!
Óch, of hij in ©taiat was, alles to.t' zijn eer
sn nut te doen uitloo'pen!
Maajr wat hij veraon, niets baatte; wat
3ój dacht, niets hielpwat hij schreeuwde,
iT Was geen- antwoord.
Het wan eenmaal te' laat! Alles .was te
ja-at! Ook de bede oan den zqgen van zijp
rader, te laat!
En de wanhoop teek-ent zich af op h,et
verwrongen, gelaat, en de ismairt schreit
iitih uit in de klacht van zijn 'rauw-uiffcgo-
^ilde klanken-
Alles, wat die wereld boéd, had hij ge
docht. Éón ding had hij vergeten, achteloos
7r zorgeloos was -bij voortgegaan. En nu
nij tot inkeer komt, tot bezinning en be
bouw, «o. nog wilde heërvefn, wat oenmaal
weggegeven wös, nu is er zolfs geen. plaats
;xfe- vcouws, hoewel hij di,e niet tranen
Wij kunnen op Oudejaar dezelfde klaoht
aïoioi'cp ui't den mond van duizenden.
En hoevelen zijn er afgereisd in dit
jaar, wier heer.gaan een levende 'reproduc
tie was van -dit ontzettend tafereel uit hot
grijs verleden? Sterbedden on efoojdsuren,
bi getelo niet uit to drukken, van men-
*hen, date mot hun leven hebben -gespeeld
'Als Ezau, aüsof bet oen spel dor geneugten
;*als, en tenslotte tot de conclusie kwai-
Hen„Ik heb mij vergist maar 't is
ijroor mij te laat!"
Dui/zonden -kobben zich ge»worpe.n in d,e
vangarmen ,van zondige, wereldsehe ver
leiding en hebben gedronken uit de kelk
:jer brooddronkenheid en hun verzondi.gd
i.even eindigde in don zwarten nacht van
den dood, en hun laatste bekentenis was:
•yerku^n voor de eeuwigheid, hulpeloos
verloren!
En hoevelen, die in onverschilligheid,
^odveraaking en lastering hun dagen
toorbra-chten mét die verdediging van- God-
*nt,ee<renide leuzen en beginselen en dett
wlke predikten: Er is toch niets! r— en
'oen, toen *t te laat wa6, bekenden: „Iets
er, Iemand misschien wed, ja, God as er
jok hog Hij maar v©|or mij. niet."
Want het was te laiat!
De bede, over do vertetijvend'e lippeh
pitgeperet, vond geen gehoor. Ezau's
schreeuw, de sdhreeuw dor wanhoop, vond
geen ontferming. Willendoi den zegen beclr-
yen, werd hij verworpen. i
Lezers, hoe gnoot re Gods gen'ade en
lh&kmocdig.héifd, dat «dhfc woord van Ezau
u niet geld't.
t Is wel laat ojp den dag, laat in 't jaar
1920, laat in uw leven misschien, maar
te Haat Ï6 hot niet Van- u geildt niet het
vfeord 'aap Bolzazar's wand: „Gewogen,
gewogen, en te licht bevonden."
En -de prediking van oude jaar komt
tot allen, die nog leven buiten de genad,e
van Christus, d'en zegen; der bekeering, de
troost der gemeenschap Gods: „Hcdote,
zoo gij Zijpe stem ho'ort, verhardt u niet,
maar laat u leiden! Vreesel'ijk oh htet, te
vallen in de handen des lov-epde Go'dis.
Kiest u heden, wicsn gij dienen zult!"
't Is een ernstige ure, die van den Ouder
ja'arsavond.
Is het wed met uwe ziel?
Wèl, op de reis naar ,do eeuwigheid?
Wtel, als God ,u 'tot verantwooiding
roept? Zoo ni-et laat" dan Ezau's wan
hoopskreet uw bekeeringsbtde zijn: „Va
der, zegen mij, ook mij, met den ze g en
der bekee-ring, ten tijde uws
wie lbo ha gons, in het heden der ge
nade.
Maat't was o'ok een droeve ureip an
deren zin, de ure inihet huis van den aarts-
v'ader, u in herinnering gebracht.
't Wlals een unc van scheiding!
Niet lang zou 't meer duren, en de oude
man ztou verzameld worden bij zijn vade
ren en itegaap in rust. van het volk des
Beeren.
Oudeja'ar vervult aller harten met wee
moed.
Het jaatr, dat voorbijgaat, werd zwart,
'gestreept door den uitgedoofden fakkel*
van don dood, on het rouwkleed werd oon
de schouders gehangen. Wij treurden, ook
al was bet vaak niet als degenen, die geen
hope hadden. Veel werd ontnomen, vader,
moeder, kind, dierbaren, 't Waren harde
slagen, wTeed en bitter, <ook al mo'eeten
We God gerechtigheid toekennen.
Maatr dam bleef er toch ééme bede over dn
ons schreiend (hart. En als ons oog opzag
tot den hemel, tot Hem, die 't alles 'deed,
dap k&om op in ons hart, in de ure van
-het scheiden, do bede om den zqgen der
tottroOeting: „Vader, zegen mij, ook mij,
mijn Vader!"
Want we gelteoMenHij kon het alleen.
Hij wilde het ook doen, Hij zou het maken.
En in die bedte 6pnak ons hart dat alles uit,
'als .een belijdenis, ais een nieuwe, dnnig-
gevoelde behoefte.
Iemand stond eens aan het. .graf vam zijn
kind, hét eenig overgebleven pand van al
zijn dierbaren. Toen werd het hem te
machtig; er kwam opstand in zijn 'hart, en
hij riep uit: „Zeg mij, -o God, waarom ,nu
ook nog mijn kind?"
Zoover kan 't ktamen. Maar op die vra
gen van o.patand is geen antwoord. De
Heere geeft, geen rekenschap van Zijn «ia
den. En beter is het, in de ure van smart
het gansdh© hart uit 'te weenen voter God.
Wamt don aal bet lijden ep do rouw -tot
heiliging zijn,-en de beproeving .ten to
gen, als die bede gekend wordt en be
oefend. En ook in de 1 aal-die ure des jaars
bij veel d'at van ons schoi'dt of gescheiden
is, zal zij Ons sterkte -geven.
Rijke zegen der v O r 'troos
ting in ure van scheiden, zegen
van Godswege^ zij uw detel.
Jaar 1920 ligt weldra ach'ter ons!
Maar een nieuw jaar staat aan te lichten.
In welke -omstandigheden, blijde of droeve,
i'n wolke levenscondities, gemakkelijke of
moeilijke, wij weten het niet.
Wij moeten den overgang maken; wij
moeten voort voort kindoren Israels!
almaar voorttrekken!
Kunnen wij dat doen?
Op de pelgrimsretoe naar een bet co-
land?
Is er kracht om afscheid te nemen van
htet oude, om tte aanvaarden het nieuwe,
om w-el tte moe des levensreize voort te
zetten?
In 'Orsa zelf zeker niet!
Wie, i3- tot deze dingen bekwaam?
Wie is in staat met kracht te volharden
bij het heilig ideaal, bij onze dierbare Le
vensbeginselen, bij den arbeid in Gods ko1-
ninkrijk, bij de levenstaak, tor eer.e Gods,
op alle terrein des levens?
E.én voorwaarde als dez-ogen der
b 1 ij d e hope ons deal is inde ure
van den overgang; als we wetten
een Vader te hebben, dïo zorgt, leidt,, ze
gent, zaligt;!als we geü'oov.en1: öok mij is
da,t deel geschonken, om als een kind van
Hem uit genode vorkoren, dtoor liefde ver
wonnen te zijn, in zegening 'geleid, in trouw,
bewoond te worden.
Ezau stond in' een gewichtig tijdfetip des
levens als een wanhopende, bQ nieuwen
voortgang zonder uitzicht.
Dat kan een kind yau God nimmer get-
beuren! Zij wcxrden in hope zalig, zij leven
in de hoop, zij sterven in de hope des eeu
wigen levens. Die hoop doet loven, ook bij
de wisseling der jaren.
En nu was Izaak maar eeu arme vader:
één zegen hafcl hij -slechts 'te geven.
Ma-ar onze ihemejisohe Vader heeft dui
zenden zegeningen, rijk zijnde in barm
hartigheden. En daanom, met dien God ko
men wij nooit bedrogen uit.
Is or dan een béter leven, dan om in die
h-eop voort to gaan? In de blijde verwach
ting van Zijn toekomstig hei'l, Zijn blij»
yendten zegen? In de wetenschap van Zijn
rijken zegen, die Hij uitstort keer op keer?
O, vliegt dan, 'henen, tijden, jaren!
God, mijn God, vergeet mij niét.
Wij wagen 'lret op Hem, ep Zijn Vader
naam is ons borg, dat het ons wèl zal ge
lukken.
G. H. BEEKENKAMP.
NADER BIJ U.
Nader, mijn G-o<d, bij U,
U en Uw huils,
schrijne mijn schouder ook
't loodzware kruis!
Naar U gaan al mdjn beêu,
al mijn verlangens heen!
Nader, mijn God, bij U,
U eu Uw huis!
Duister is vaak mijn weg;
droef ten alleen,
vind ik voor 't moe.de hoofd
soms slechts een stteen.
Todh voel ik immer mij
U nader, naderbij;
nadeer, mijn God, bij U
U en Uw huis!
Zegen is wat Gij geeft,
zij 't vreugd iof kruis!
't Brengt me alles dichter bij
U en Uw huis.
Englen omringen mij,
Engelen jüblen blij:
„Dichter steeds nadert- gij
G-od en Zijn huis!"
Sta 'k van mijn sftoenen bod
mijn Becbhel op,
moedig stijg ik weer voort
naar steïlen top:
't al jubileert iu mij: i
„Immer steeds naderbij,
nader, door vreugd en kruis,
God, tot Uw huis!"
Daagt dan, na stervensnacht,
mij 't Eeuwig licht.,
'k zie dan, o trouwe Heer,
Uw Aangezicht;
't is dan Uw eigen mond 1
die. 'mij mijn heil verkondt:
„Pelgrim, wees wolkom Mij
in 't. eeuwig Tlïuiis!"
(Uit „Stamelin-gen dteör Nellie").
Acrobatiek.
Wanneer wi'j dit wtooid terug brengen
in het oorspronkelijke, en lezen, aicro-bati-
que, dan komen wij tent do elb-tsom dat
het niet mqer of mindier beteeke'n't dan:
het uitvoeren van toeren op het slappe
koord door oen kunstenmaker.
In hét. Duiteche woonden'bo-ek vinden wij
het woord acrobaat vertaald al6: koord
danser; kuustturaer.
Het in den htetegeten graad o-pgevoerde
turnen aan toestellen kunnen wij dan cook
rekenen onder de acrobatiek. -
Nu is het voor ons, Christenen, d,e
groote vraag: mogen wij ons op dit terrein
bjawegén ja of neen en waar-om.
Ons antwoord dient in deze kort en Bon
dig 'bo zijn, neen. En dit wel om verschil
lende redenen.
In- de eerste plaats ktoiriion wij tfot. de
vraag: wat moet het doel zijn dat wij ons
bij de oefening van het lidhaam moeten
stellen.
Het tot de hoogste trap van behendig
heid brengen dn het uitvoeren .van kunsti
ge bewegingen op de grond, in de ludh't
of aan toestellen? Noen vtelstrekt niet. Het
uitvoeren van dez,o bewegingen poet voor
on6 slechts middel blijven. Door dit mid'
flel trachten wij het 'doel te bereiken, n. 1.
Thtet l^chpum, tmaaT ook weer niet bet
ïio'haum allqen, neen de geheet© mensch,
0oo op te voeden en te ontwikkelen dat
het beier in .staat as, .de roeping van God
'hem -of Ih-aar gegeven, n. 1. tot. Zijne ,eere
en .tot 's naaslen welzijn in dit Ieren werk-
zaam te zijn-, te volbrengen.
Het trtreven rnkxet zijn na'ar: alzijdige
lichaamsbeweging;- heit ibevordeien der le-
vensveirrichtmgen en he't daardoor verbe
teren der gezondheid. Het dool is, oen
harmonisch -nonn-aal gevormd lichaam,
waarbij rekening wordt gehouden met den
natuurtajken aanlog (bouw) van het indi
vidu. Is iet alleen lichamelijke, ook mo-'
reele eigenschappen trachten mij te ont
wikkelen als: moed, vaistberadenheid, wils-
kraabti, Eolfvcrt.iteuwen, togenwo oidigheild
van -geest, uithoudingsvermogen, zelfber
heccrsching enz.
De acrobatiek sWt daarentegen (de oefe
ning tot doel. Gé voelt dat dit doel nim
mer te bereiken is. Wat wilt ge noemen ide
hoogste graad van geoefendheid van oen
bepaald toestel bijv. aan het zweefrek. Ge
steld, ge vindt idat 'aan dilt bostel de uiter
ste ••oefening is: ,zwaaiende aan dit toestel,
op 25 meter boven den beganen grond,
een k'ip afepJong maken .en op uw weg
naar de aarde een tweedie trapezium grij
pen om daaraan uwe oefening te vervol
gen. D.enkt niet geachte lozers (ess en) dat
dit een 'onmogelijke fan'üasie vap mij is.
In menig circiïs wordt dergelijke acroba
tentoer uitgowend. Ik neem hier natuur
lijk een uiterste aJs voor-beeld. Toch -kun
nen wij dit terug brengen op ieder toestel.
Lit een gymnastisch oogpunt is het dus
ongeoorloofd de oofoninlg als doel te stpl-
len en is de 'acrobatiek dus im het. systeem
Van een harmonische lichamelijke .en mo
reel© opvoeding niet te .gebruiken.
Nog een ander bezwaar dienen wij on-
dbr oogen te ziens, n. 1. de gevaren voor
ongelukken. Ik wil dUairmede niet zeggen
dat wij alleen "die oefeningen mogen kiozen
waarbij ieder gevaar is uitgesloten. Inte
gendeel.
De oefeningen iin het ^ontwikkelen van
den iiwoed, beperken ziéh tot het gebied
van het gevaar. Het komt hierbij aan op
de -grootte •van het gevaar, dat is op de
diepte, van de indruk die het maakt. Deze
indruk te overwinnen moet (worden ge^
leerd.
\«an opvoedkundig standpunt zal het
bedenkelijk sahijnen ibij het gyannafeticeoren
do oofenenden aan ernstig gevaar iblo-ot te
©tellep. Evenwel d'it is niet geheel te ver
mijden, wil men een der voornaamste re
sultaten van het gymnastiekonderwijs, de
mbcideontwikkelmg, niet anilssen. De tur-
n,ere(sterB) moeten evenwel sléchts lang
zaam aan het (gevaar gewennen, terwijl
natuurlijk alle nood'ige voorzorgsmaatre
gelen te treffen zijn.
Een tweede vraag is ho^ ver mogen wij,
met een vrij geweien, gaian.
Het is duidelijk -dat voor onis, die zioh
buigen A*oor het: ,„Gij zult de Heere uw
God niet verzoeken", 'deze grens veel na
derbij hg.t dan voor degenen die oinze Ie?
venGbeschouwiag niet deelen.
Daaitem is hei zoo uiterst noodzakelijk
dat. onze Christelijke Turnvereenigingen
geleid worden door mannen, vakmadne.n
in de eeralbe plaats, die duidelijk en klaar
weten .waar -de '-grens loopt, die gymnas
tiek en acrobatiek van elkander scheidt.
En do oud-ore zijn gewaairschuwd d'o'ox
dé gevaren, op dit terrein, oipdat zij tijdig
maatregelen kuhnen nemen' tegon het wreg-
dfo ezelen <der hier aan getoonde grenzen.
Want dit moet toch het groote verschil
zijn tueschen een "Christelijke lichamelijke
oefening en een imateriialistfedhe, dat wij
rekening willen houden met (Gods ordinan
tie, ook op idi't levensterrein.
Moge daarom véle onzer jonge mensclim
die nojg schud -ga-am in aoo'n neutrale
Gymnastiekclub hunne -roeping verstaan
en aansluiting izioeken bij die ver-eénigin-
gen die in hun vaandel schrijven„Vecr-
hqerlijkt God in ziel en lichaam beide."
de b.
Staten-Generaal.
EERSTE KAMER.
Zitting van 30 December.
Aan de orde is het 'ontwerp
Accijnsv^rhooging- l
De heer B 1 o m j o u s (R.K.) zegt dat
het hem niet. duidelijk is, waarom de Mi
nister van meening fe, dat het accijnaver-
echil iusséhen België en Nederland belang
rijk hooger zal worden.
Spr. voelt niet veel voor een dergelijke
méthode van drankbesIrijdibg. Een gevolg
van het wetsontwerp zal zijn, dat onze in
dustrie naar België zal worden verplaatst.
Door veihoogdo uitgaven voor scherpere
controle aan de grens .en binnenlands zal
men met de linkerhand weer moeten uitge
ven, wat men met de rechterhand door dito
wetsontwerp ontvangen aal. Spreker zal
ziéh -daarom zijn étem voorbehouden tot n«
het antwoord van den Minister.
De heer Bergsma (U. L.) verwacht
ook niet veel voordeelen van het ontwerp.
Spreker verzoekt aartbeekening, dat hij ge-
aoh't mé et worden tégen het wetsontwerp
te hebben gestemd.
De Minister van Financiën (de
beer De Tries) zeg/t, dat. men verwach
ten kan, dat -de clandestiene fabricage
spoedig zal worden gestraft, waardoor,
nieuwe gelegenheden wel zullen worden af
geschrikt.
Vergelijking van de accijnzen op den in
voer mqt het buitenland acht spreker
©enigszins moeilijk.
Betreffende de opmerkingen over beper
king van den smokkelhandel, zegt de Mi
nister, dat op hét o ogenblik nog beslaat
'de strook van 3000 M. lengte langs die
grens, waarop hdt verboden is, sterken
drank op te slaan ói te vervoeren.
Dit zaj, volgens spreker well een afdoen
de maatregel voior het smokkelen vian ster
ken drank zijn.
Verbooging van de midddlea is dringend
noodi'g. De dienst 1920 zal sluiten met oen
belangrijk verlies, terwijl op de raming
van het dienstjaar 1921 ©en aanzienlijk te
kort voorkomt Daarom moeten 's Rijks
middelen verhoogd worden. Ook den Mi
nister is deze verhoogde belasting niet ge
heel sympathiek.
De heer B e r g sjn a (U. L.) rep lice»-
rend, blijft bij zijn meening, dat de ver
hoogde drankaccijns niet in oms volksbe
lang is. Beter ware dat or overgegaan ward
tot rantsoeneer in g van sterken drank.
Spreker blijft tegen 'het wetsontwerp.
De heer v. d. Hoeven (C. H.) zogt,
dat hij liever had gezien, dat ons land
werd drooggelegd, waardoor wij een be
langrijke bets-paring zouden krijgen in d©
kosten van het krankzinnigenwezonenz.
Spreker zal zijn-stem aan dit wetsontwerp
geven, zij het dan ook niet met groote in
genomenheid.
De heer Mendels (S. D.) noemt dit
een zeer immoreele belasting, die 's Rijks
schatkist meer en meer bindt aan de no©-
den van liet wik. Spreker zou tot den Mi-
nisier willen zeggen, dat, indien 'bezuinig!
moet wonden, 't beter is te stemman tegen
do hoe ge begroetingen van Oorlog en Ma--
ri'no. Spreker verklaart zich. eveneens togen
het wetsontwerp.
De heer Van Emtden (V. D.) hoopt,
dat het wetsontwerp een verminde
ring van di'ankaecij-nzen zal brengen.
Waaroon is 'do minister niet gekomen mdt
een poging om ons land droog to loggen,
waardoor de band Husschen drankmisbruik
en Staatsfinanciën verbroken zou worden.
De Minister dupliceerd, zogt, dat
een belangrijke vcih'oo-ging van drankac-
cijns wel degelijk een midvlel is «pm het
drankgebruik te bestrijden. Spreker ver
klaart echter, dat hij het ontwerp niet
heeft ingediend opi hét drankgebruik te
bestrijden, maar eenvoudig om meer geld
in kas te krijgen.
Wat betreft de opmerking over de be
zuiniging op Oorlog en Marine, verwijst
de Minister den heer Mendels naar België.
Hot ontwerp wordt aangenomen.
Nadat verder nog verschillende kleine
ontwerpen zijn afgedaan wordt de verga
dering verdaagd tot 11 Januari 1921.
Land- en Tuinbouw.
Mond- en klauwzeer.
Stand van het mond- en klauwzeer in Ne
derland gedurende de week van 12 tot 19 De
cember 1Ü20:
Provinciën. Yeebeslagon. Gemeenten,
Groningen
14
12
Friesland
16
15
Drente
8
5
Overijssel
13
10
Gelderland
10
8
Utrecht
Noord-Holland
3
2
Zuid-Holland
11
11
Zeeland
3
3
Noord-Brabant
22
18
Lüuburg
32
21
Totaal
132
105
FEUILLETON.
Hebt elkander lief.
7yr
In de boomen voor de huisdeur gonsden
Jde bijeo, de vensters stonden wijd open,
om den eersten zonnestraal op te vangen,
die nai het regenachtig weer komen zou,
licht en 1©6 fladderden de gordijnen in den
wannen zomerwind; eerst nu drong het tot
het bewustzijn van den onderwijzer door,
.welk een snelle weersverandering bad
plaatsgegrepen; voor weinige uren was
hij hier geweest in iden stroomenden regeln,
.en nu keek de zon vriendelijk, maar nog
schuchter, alsof ze knorren vewachtte voor
haar long wegblijven, van ach ter het kerk
je vandaan.
De grijze oude Nero van Oom Pastor
lag op de steenen voor die huisdeur, maar
hij kecde de jonge vrouw nog als zijn
vroegere meesteres, kwispelstaartende
sprong hij o-p en drong, vroolijke geluiden
makejnd, naast haar 't huis in.
„Do oude Brigitte slaapt stellig ook
nog," meende George. „O neen, ze is al
tijd precies op tijd met de koffie", zeide
Mari-e, daar is -ze al."
Juist, toraJd de oude huishoudster in haar
iwarfce Zondagsdhe japon met .gesteven
wit sdiort en groote witte muts -de keuken
uit, het blad met de koffie voor dén ouden
h-eer in de hand.
„Gegroet, juffertje Marie," riep ze en
haar rimpelig oud gezicht straalde van
helle vreugde bij den aanblik der jonge
vrouw.
„Juffertje? Maar Brigitte 1" berispte
George schertsend. „Ja, dat vergeet ik nog
dikwijle", mompelde do oude, altijd, al6
ik geen tijd héb om er aan te denken, dat
de bruiléft al voorbij ïb, ahs het lieve juf
fertje zoo plotseling voor mij staat als
diaa-r net."
„Daar vergeet gij weer, dat uw juffertje
Mamie niet meer in de pastorie woont",
zeid© George.
„Stil", vermaande de jonge vrouw, „Oom
6loiapt misschien nog."
„Ja*" beveeti'g'de Brigitta, „hij heeft neg
niet gebeld en het is al tien minuten over
vier. Ik ben mezelf niét van ongerustheid,
orndait hij anders zoo precies ie. En de
koffie worilt koud."
George zag zijn vrouw aan. Sneeuwwit
was ze geworden, maair baar hand ba*f
•reeds de deurknop van ooms studeerkamer
gevat en drukte ze zachtjes open. Hij trad
na baar binnen en de oude Volgde met'de
koffie.
De oude heer zat in den leuningstoel,
dien Marie den gro-otVaderstoel placht te
noemen: op 't tafeltje voor hem lag de
opengeslagen Bijbel, met een blad papier
en een potlood er op. Het hoofd met het
sneeuwwitte haar was wo rover gezonken,
het zwartzijden leap je ever de oogen ge
trokken, de handen gevouwen, zoo 6liep
hij rustig en vaet.
Zijn Marie was het, die zachtjes Zijn
hoofd omvatte en met lichte hand het kap
je opdioog schoof. Aoh, zij 'die den dood
zoo .goed kende, wist het al, eer zij hem
aanraakte, dat hij een langen slaap deed,
zo'oals hij geweneciht had.
Zij schreeuwde iftefc, ze sprak geen
woord: zonder geluid gleed zij oon zijn
zijde neder, het hoofd legde zo op de arm
leuning van den 6toel en zoo lag ze heel
6til, een .geruimen tijd. Geor.g knielde
naast haar.
Toen hij boorde, dat de oude Brigitte,
di© dadelijk naar buiten geijld was, met
den koetsier Andreas terugkeerde en de
beide oude lieden aan den landerien kant
vcun den doéde stonden, begon hij te bid,
den. En in de stilte van de sterfkamer
klonk zijn stem zoo troostrijk in het oor
van zijn Maxi© en 'hij trof zoo goed de
juiste woorden, die haar in dit oogenblik
troost en kracht geven kénden, dat haar
•eigen smart om het verlies van den gelief
den pleegvader onderging in het dankbare
jubjelgévoel: „Wij is bij Jezus in het licht
hij is in de zalige mét Gods".
Georges arm omvatte haar en zoo kniel
den zij te zomen, als twee kinderen, die
hetzelfde leed, «maar ook denzelfden troost
ondervonden. Toen hij hot Amen gespro
ken had, richtte zijn arm haar op.
„Mijn kind Marie", zeide hij zachtjes, en
het was de leenste maal, dat ;hij ze met den
naam aansprak, dien Oom altijd liefkozend
gebruikt had, „nu zijt gij mijn kind Marie."
„Het .was niet goed, dat ik hem alleon
liet en bïj hem vandaan -ging, om je to
trouwen. Had ik niet bij hem moeten blij
ven?" snikte za.
„Wilt ge hooren, wat tój verder tot me
zei in bet kiaanperfoeliepriëel, viandaag",
zei George. „Hij drukte me stevig de baud
en zeide, dlat hij sedert de bruiloft ioderen
dag God gedankt had, die ge mij toebe
hoorde en dait hij je zoo kalm, sender eeni-
ge zorg achterlaten kon, als .zijn Heer
hem opriep."
„Hoe kwam hij daarop? Waarom zet h*j
dat?" vroeg ze ien "haar ©ogen keken stra
lend, door hai&r tranen heen, tot hom op.
Wel, ik zed, dat het zoo. stil -bij hem
was, en vraagde, of zijn kind Marie bij hom
kJomon zon?" Daarop geide hij: „Nieen,
neen, gij komt immers van avond en voor
dien tijcl zou ik igraiaig een langen slaap,
doen."
„Dus je bent de .éenige, di(0 van hem
afscheid genomen hebt."
„Edigenlijk niet. Hij zei het i>recio6, zoo
als hij gewoonlik sprak.
Hier liet Rnigitta's snakken zkh hooren
en Andries' oude, éérlijk© gezicht toondo
epbren van diepe ontroering. Hij kuste zijn
overledlen moester de witte, reeds koud gq*
worden hand, daarop sprak hij: „Wat. nu,
mijnheer Schröder? Moet ik dokter Walter
roepen?"
Georg zond hem te paard naar het -naast
te dorp, ^yaar dokter Walter woonde, en
Brigitte ijlde het dorp in; weer ware»
George en Marie mét den do,oden gri^-
aard alleen.
„Zie, daar ligl zijn potlood in de open
Bijbel, hij pioet nog een tekst oangetee»
kend hebben," zei Géorg. „Ja, zie bier, bet
is in het dertiende hoofdstuk van Joh arme»
het vier en dertigste vérs, dat hfj ook 'fat
het vier en dertigste vers, döft. hij ook in
bod geef Ik u, ,dat gij elkander liefhiebte
gelijk Ik u liefgehad iheb, dat gij oois
elkander liefhebt."
(Wordt .wvolgjü.