euweleidsclieCoüfaiil
Tweede Blad.
Ingezonden.
Zaterdag 20 November IS20
Licht en Waarheid.
Zend uw ücht eu uwe waarheid, dat
die mij leiden; dat zij mij brengen tot
den berg uwer heiligheid, en tot uwe wen
ningen. Pa. 43:3.
Het is niet bekend wie de schrijver is van
dezen psalm. Volgens het gemeen gevoelen
is deze psalm door David gedicht toen hij
vluchten moest voor .zijn zoon Absalom en
in nare ballingschap verre van Gods heilig
dom omzwierf.
Deze gedachte is alleszins aannemelijk,
en wij kunnen ons David zeer goed voor
stellen in die omstandigheid tot zijn God
de bede opzendende: zend uw licht en uwe
waarheid dat die mij leiden; dat zij mij
brengen tot den berg uwer heiligheid, en
tot uwe woningen.
David beleefde in de dagen van Absa
lom's revolutie een hoogst moeilijken tijd.
Toen wandelde zijn God met hem in tegen-
heden en de hand des Qeeren wa3 zwaar op
hem. En nu treft ons dit altoos van David,
dat in tijden van verdriet één ding hem het
zwaarst valt, namelijk als hij niet kan in
gaan tot Gods altaren, als hij zijn God niet
op de harpe kan loven.
In bange dagen is zijn ziel wel onrustig
in hem, maar roept hij toch zich zeiven toe:
wat buigt ge u fceder, o mijne ziele! en dan
bemoedigt hij zich zelf met bet troostrijke
woord: hoop op God, want ik zal Hem nog
loven. Hij is de menigvuldige Verlossing
mijns aangezichts, en mijn God.
Ook nu bewandelt David den weg der
vromen, stort zijn ziele uit iu gebed voor
bet aangezicht des Heeren, en breugt zijit
klacht"m benauwdheid v«ort. Want dit
weet hij dat Jehova er lust in heeft het ge
bed van zijn gunstgenooten te hoorcnv en
dat Hij altoos is do groote Hoorder der
gebeden.
David bidt in deze dagen van bangheid
en benauwdheid: zond uw licht en uwe
waarheid.
Wat beteekenen deze woorden op de lip
pen van dien vromen bidder? Wat houdt
dat roepen om licht en waarheid in?
In de Psalmen wordt gezongen van het
licht dat van Zijn aanzicht
straalt Als het donker en duister is
wordt er niets gezien en niets waargeno
men. Maar als er licht is wordt alles ge
zien, dan is niets verborgen. Het licht
maakt alles openbaar. Zoo nu kan God de
Eecre zich verborgen /houden, niets van
zich laten merken, cn dan zegt de Psalmist
dat Hij in de donkerheid woont. Maar de
Hecre kan ook uit zijn schuilplaats treden
en klaarlijk zijn gunst doen merken, en dan
zingt Gods volk van bet licht dat van Zijn
aanzicht straalt.
Als van zelf denken we hierbij aan den
bekenden zegen, dien de priesters op Israel
hadden te leggen: „De Heere doe zyijn aan
gezicht over u -li c h t e n, en zij u gena
dig!" Deze woorden hidden in dat God de
Heere zich voor Zijn 'volk niet verborgen
zou houden, maar integendeel klaarlijk zou
betoonen aan Zijn volk te denken. Zijn ge
nade zou duidelijk zichtbaar zijn.
Wij hebben onder het licht, waar Da-
.vid om bidt, dus te verstaan de duidelijke
betooning van Gods genade, het zichtbaar
uitsteken-Van Gods Vaderhand, het daad
werkelijk verieenen van bulpe. Er wórdt
gebeden om het licht van Gods genade, van
dien God die zich niet verborgen houdt,
maar zich openbaart. Dat Ücht Gods is
voor Israël de trouw die betoond, de hulpe
die ervaren, de bijstand die dndervondon
wordt.
David bidt ook om waarheid: zend
uw licht en uwe waarheid. Onder
waarheid in dit verband hebben wij te ver
staan de waarheid van Gods belofte. Im
mers, God de Heere, heeft in zijn Verbond
aan zijn volk dit licht beloofd. Do zegen
van Gods lichtend aangezicht is Israel toe
gezegd. En nu wordt gebeden door David
dat de Heere zijne belofte van dat licht wil
waarmaken. Het bidden is hier ccn pleiten
op Gods onbezweken trouw. En het bidden
om licht èn waarheid is een bidden om de
waarheid van het beloofde licht, opdat in
de glanzen van het schijnend Ücht de waar-
beid van Gods beloften heerlijk zou
schitteren.
o
Met welk doel legt David deze smce^ing
neder voor den troon der gebeden? Bidt hij
alzoo slechts er aan denkende uit moeite en
ellénde te geraken, is hij bedacht alleen op
eigen lijfsbehoud? Zoo moogt. ge van Da
vid niet denken. In hom werkt hooger mo
tief, Hoor bem zelf aldus van het doel zijner
bede gewagen: dat zij mij brengen tot den
'berg uwer heiligheid en tot uwe woningen,
en dat ik inga tot Gods altaren, tot don
God der blijdschap mijner verheuging, en
U met de harp love, o God, mijn Go<l!
Wat wordt door die toevoeging, Davids
smecken een heilige bede. Zijn grootste
smart is dat hij met de schare nit^ kan op
gaan, dat hij niet in Go5s heiligdom kan
verkeeren. En het is zijn innige wensch en
vurige bede, door Gods licht en waarheid,
weer in Gods woning te mogen binnengaan,
weer op de bergen van Gods heiligheid te
verkeeren, weer hij Gods altaren te vertoe
ven.
En dat alles ter eere van Gods grooten
en heerlijken Naam, om dien le priGen en
te venheerliikcn,. om God zija God v.aci op
de harpe te kunnen loven. Daarin ligt de
blijdschap zijner verheuging.
Laat, bij het indenken van dezo' bede van
den koninklijken harpenaar, aan ons de
vraag gedaan worden, of ook wij evenals
David in dagen van droefheid en tegen
spoed niet alleen bidden om licht en waar
heid het is heerlijk als we dat met een
geloovig hart kunnen docu maar ook
of we het doeu mefr een heilig doel niet al
leen om uit ellende verlost le worden, maar
ook om, door die glanzeu geleid, weder te
komen tot de gewijde tente en bij Gods al
taren juichend stem en snaren tol roem van
zijne goedheid te paren.
Indien ja. dan komen ook wij op do ber
gen van Gods heiligheid waar Zijn gunst
on6 verbeidt.
V Onze Onderwijzers,
Naar aanleiding van onze Donderdag ge
plaatste driestar over bovengenoemd onder
werp ontvingen wij van een „belanghebben
de" een. schrijven dat niet voor pLaatsing
bestènid was, maar waaraan wij toob gaar
ne eenigé aandacht schenken.
Hij kan zich met wat wij schreven niet
geheel vereeuigen en zegt o'. m.:
Het kan u toch niet onbekend zijn dat
Ministe'r De Vinger met deze regeling ver
blijft beneden wat nic-t alleen door de on-
derwijzersorganisatiën, maar ook door den
Onderwijsraad was gevraagd.
En nu zegt u wel dat tooh ook met de
toestand van 's lands schatkist moet wor
den gerekend, maar waarom moeten nu
juist weer_de onderwijzers daarvan de dupe
worden? Een optreden als van de Ara.ter-
damsche onderwijzers keur ik niét u aieen
dergelijk optreden is onder alle omstan
digheden geoordeeld, maar moest dit voor
de regeering geen reden zijn, om aan de
positie van de onderwijzers des temeer
aandacht te schenken?
Wij kunnen toch niet als in particuliere
bedrijven, onze eischen desnoods door sta
kingen etc. doorvoeren'?
En wat nu speciaal het gemis van de
hoofdacte betreft, het komt mij voor dat
u daarop toch niet den rechten kijk hebt.
Er zijn verschülende onderwijzers zeer
verdienstelijke onderwijzers die hard en
veel hebben geblokt om taalakten te krij
gen, maar dio met hunne taaiakten, vrucht
van langdurige studie, toch een lager sala
ris ontvangen, dan collega's die alleen de
hoofdacte bezitten. Dit Üjkt mij toch in eik
geval niet billijk en ik kan mij niet Yoor»
steüen dat er iemand is, die zulle een rege
ling kan verdedigen."
Dat de Minister vèr büjft, beneden wat
gevraagd en misschien ook verwacht was,
is ons niet onbekend. Maar we wisten even
eens dat reeds vooruit?"vaststond dat do Mi
nister aan de verlangens van den Onder
wijsraad, waarmee een jaarlijksche uitgaaf
van 60 a 70 millioen gulden gemoeid was,
niet kon voldoen.
Een vergelijking met het particu
liere bedrijf is naar het ons voorkomt niet.
houdbaar. Als straks de laag gehoopte da
ling van prijzen komt en het leven goed-
kooper wordt, dan zal de terugslag daarvan
in verreweg de meeste particuliere betrek
kingen dadelijk worden gevoeld. Maar het
zal heel wat voeten in de aarde hebben, in
dien het althans ooit mogelijk zal blijden,
de salarissen van de ambtenaren te verla
gen. k
Bovendien 13 to<h ook van groote beiee-
kenis, dat de onderwijzers ovenals andere
Rijksambtenaren premio-vrij pensioen ge
nieten terwijl de kans op ontslag wegens
„slapte", „opheffing van een zaak", enz.
niet bestaat
Wij geven too, in één opzicht 6taat do
Regeering zwak. In vergelijking met de
regeling voor vele andere ambtenaren, wij
denken bijv. aan de leeraren bij het M. O.,
is wat nu voor de onderwijzers wordt voor
gesteld, ongetwijfeld aan den lagen kant-
Dat overigens aan deze regeling als ge
heel niet enkele fouten kleven, zouden wij
niet durven ontkennen. Het is zeer goed
mogelijk. Maar een voorbeeld als hier bo
ven genoemd zal vermoedelijk toch wel tot
de uitzonderingen behooren, waarmee bij
een algemeene regeling moeilijk rekening
kan worden gehouden. Regel is, dat een
onderwijzer zich eerst volledig bekwaamt
en dat daarna getracht wordt de „b ij-
•akten" zooals ze tot nu toe genoemd
werden, te verkrijgen.
Wij willen aannemen dat op- de nu vooi-
gestelde regeling nog wel gegronde aan
merkingen zijn te maken, en er is niets te
gen wanneer al het mogelijke gedaan
wordt, daarin verbetering te brengen.
Maar intusschen blijven wij bij onze mee
ning, dat de danktoon niet. mag ont
breken.
Uit de Pers.
DE ONDEEWWZERSSALARISSEN.
Dat is thans in de pers het onderwerp.
Tal van,bladen geven over het plan van
Minister De Visser beschouwingen. De re
geling vindt over het geheel weinig waar
deering, weinig instemming.
Het H d b 1. bijv. laat zich als volgt uit:
De opleiding zal verbeterd worden, maar
zal men betere onderwijzers krijgen, dan
zuüen zich toch candidaten voor de kweek
scholen moeten aanmelden. Met vooruitzich
ten als uit de nieuwe salarisregeling te le
zen zijn, zal, vreezen we, do lust niet groot
zijn, en we hopen daarom, dat de interpel
latie van den heer Ossendorp eenig succes
zal hebben. Er moet niet alleen bevrediging
maar ook vrede in school zijn en onvol
doende salarieering moet do opgewektheid
van de leerkrachten, noodig voor het on
derwijs, schaden. Dit schijnt ons het gevolg
van deze regeling te zullen zijn en daarom
lijkt ze ons niet in het belang van het
onderwijs.
Maar behalve deze zuivere 'iLiüteitsover-
weging moet iedereen voelen, dat, nu een
gemeente-arbeider, ongeschoold, thans een
salaris van meer dan f 2000 per jaar ont
vangt, een aanvangssalaris van f 1600 voor
eeu onderwijzer, zelfs al geldt dit slechts
voor een ongehuwd onderwijzer, te ge
ring is.
„Afgezien dus van de cijfers, zegt het N.
v. d. D., bracht dit bezoldigingsbesluit aan
het corps over de gansche lmie deze minis-
terieele boodschap: gij allen zijt bij den
onderwijzer die na u komt vergeleken
minderwaardigen, Heloten.
„De Nieuwe lourant" oordeelt:
„Dver de geheele linie zijn het vooral de
tegenwoordige onderwijzers, die door de
salarisregeling zoodanig getroffen worden,
dat er niet slechts geen sprake.is van noo-
menswaardigen vooruitgang in positie,
maar zelfs achteruitzetting is te constatee-
ren.
Aan de Maasbode lijkt de nerveuze
stemming, welke in de kringen der onder
wijzers tot\uiting kwam, niet geheel' onver
klaarbaar.
Het moet toch wel groote teleurstelling
wekken, dat do regeéring, in zake de nieu
we salarisregeling een eindweegs meegaan
de met de voorstellen van de commissie
voor georganiseerd overleg, het betreffende
salarispeil fixeert voor de onderwijskrach
ten die op den grondslag der opleiding vol
gens de nieuwe wet zich in de toekomst aan
hun opvoedkundige taak zuüen gaan wij
den, maar de huidige functionarissen aan
zienlijk lager wil honoreeren.
Niettemin gaat 'het, dunkt ons. niet aan,
den staf te breken over de regeering, alvo
rens zij zich op dit stuk heeftuitgespro
ken. Van serieuze bewindslieden als een dr.
De Visser raag men verwachten, dat zij
inderdaad zwaarwichtige motieven hebben
voor een besüssing als de onderhavige, die
zoo weinig strookt met de verlangens der
betrokkenen.
Het blad schort daarom zijn oordeel op
tot na de intepjellatie.
Onze Rotterdammer zegt o. m.
De aangekondigde salarisregeling voor
de onderwijzers beeft in zekeren lering der
schoolmeesters rumoerige ontstemming ge
wekt.
We vertrouwen dat onze Christelijke on
derwijzers zich van deze agitatie verre zul
len houden.
Niet omdat ze met het voorgestelde vol
komen aecoord gaan; immers zeer wel is
mogelijk dat hier en daar feilen zijn inge
slopen, die tot rechtvaardige grieven aan
leiding geven. Die grieven kunnen dan
tegen de voorgestelde regeüng, die nog
geenszins een definitieve is, langs den orde
lijken wog worden ingebracht.
Meegaan met de lawaaierige propaganda
der openbar^ onderwijzers is daarbij uit
gesloten.
Te 6choon is het verleden van Minister
De Visser en van het huidige kabinet, met
betrekking tot de zorg van den Christelij-
lcen onderwijzersstand dan dat onze man-»
non en vrouwen er ook maar een oogon-
blilc aan zouden, denken aan de rumoerige
bondsagjtatie voedsel te geven.
Zij- weten dat zij op de 'inwilliging van
rechtvaardige eischen kunnen rekenen.
„De Bod e" schrijft in een artikel, dat
tot opschrift draagt „De Doodsklok":
„Ach, de nieuwe onderwijzer, hoe radi
caal én boe cjmisch wurgt dit bezoldigings
besluit hem.
„Als dit. bezoldigingsbesluit blijft.
Maar het mag niet en het kan niet blijven.
Ontzettend is de ontroering, dio deze weck
het. onderwijzerskorps heeft aangegrepen,
en velen van ons zullen lange uren als ver
suft zijn geweest door den slag, hun finan
cieel ook toegebracht.
De Residentiebode kan begrij
pen, dat er ter dego actie zal gevoerd wor
den. De v-oorgesteldo salarissen mogen, in
vergeÜiking met die van voor den oorlog,
heelwat vooruitgang te zien geven, in hot
licht of üever de schaduw der huidi
ge toestanden 6temmen ze niet bepaald tot
juichen.
Van den anderen kant begrijpen we ook,
dat de minister rekening beeft te houden
met den penibelen toestand der schatkist
en met de onzinnig opgedreven belastingen,
zoodat hij bedachtzaam heelt te handelen,
als het gaat om tienlaüen millioenen.
H e t Volk eindigt een beschouwing al-
du^t Zoo zal, wat de regeering voorstelt,
als zij het er door krijgt, tot een ramp
voor het onderwijs, voor de volksontwikke
ling worden. Het is wel ver gekomen met
een regeering, als men dat van haar getui
gen moet. En het is toch de naakt© waar
heid.
BEN TREFFENDE HERINNERING.
Van bevriende zijde, zegt onze ,,N. Pr. Gr.
Crt.", word onze aandacht gevestigd op oen arti
kel van do hand van Mevr. C. A. Mason. de be
kende schrijfster van de ,.Lolio van ons Vorsten
huis", geplaatst in do Standaard van 3 Maart
ܻ02.
De schrijfster geeft daarin een blik op hot moer
intieme leven van dio overleden groote. Men her
inner» zich dat het geschreven is in 1902, dus
een jaar nadat het kabinct-Kuyper aan de regee-
rïng kwam. Dr. Kuyper was toen premier en
Min. van Binnenl. Zaken.
We geren nu het woord aan mevr. Mason die
aldus schreef:
Bij oen nedoriaag zoo ernstig als door do Ne-
dorlandsche liberalen bij do parlementaire ver
kiezingen verleden jaar Juni geleden werd, zoekt
eon ieder onwillekeurig naar een verklaring. Dio
verklaring is tweevoudig en wordt gevonden*.
.in een man en een beginsel.
Een man, bekwaam genoog om het beginsol
te controleeren en or als 't ware leiding aan to
govcn, om er de baanbreker voor te zijn. Een
bogifisol, stork genoeg om. onder zulko leiding,
de schijnbaar onoverwinnelijke hinderpalen uit
den weg te ruimen.
Hot beginsel kan met oen enkel woord als de
orthodox reactionaire beweging worden aange
duid; de man is Dr. A. Kuyper, de nieuwe Na-
derlandsche Premier.
Een geheeld generatie lang is Dr. Kuyper oen
kracht geweest, waarmede in de Néderlandscho
politiek rekening moest worden gehouden. Thans,
tengevolge van de reactionaire bewoging. dio door
hom tot een bijna dramatische overwinning ge-»
voerd is. is aan het vroegere calvinistisch regime
weer een in 't oog loop°nde plaats in de Europee-
sche politiek iugeruimd.
Een eenig "persoon is deze man predikant,
pnbicïst, leider der oppositie, staatsman! Do
vroomste' predikant is zelfs, niet meer evangelisch
in zijn vroomheid, meer buigzaam in zijn ortho
doxie dan dezo man, die bekwaam is tot het
samensmelten van de meest verschülende elemen
ten in een verwonderlijke politieke unie.
Dr. Kuyper is een man van stevige constitutie,
maar zijne krachtige goatallo mot het opvallend
schrandere hoofd en gelaat en den diep doordrin
genden blik schijnt den man slechts des te meer
geweldig te maken. De eerste ontmoeting'liet
daaromtrent zelfs geen twijfel opkomen wij
bevonden ons in gezelschap van een eenige en
machtige persoonlijkheid; wij dachten aan Car-
lyle's König, den man die kan.
iZijne wijzo van spreken is correct, idiomatisch
Engelscli, was kort en beslist; men merkte tor-
stond dat men te doen had met iemand, dio niet
noodeloos woorden verkwistte, die gewoon was
op het gelaat van mannen en vrouwen te lezen,
en zonder veel omhaal te zien en te zeggen wat er
in hem omging in één woord een zakelijk
man, keerschend, recht op 't doel afgaand. Deze
eigenschappen aan de eeno zijde, maar aan do
andere zijde toonde hij tegenover ons, die zijne
gasten waren, een innemende welwillendheid, de
meest vriendelijke gastvrijheid, terwijl zijn con
versatie die was van een fijn beschaafd, plooi
baar man van de wereld, van iemand die thuis
is aan hoven en in parlementen.
Wij dineeren bij Dr. Kuyper „en familie". Het
huis was het oude historische gebouw op de Prins
Hendrikkade to Amsterdam, waarin de vroegere
Oost-Indische Compagnie georganiseerd werd.Het
eerste schip ging onder zeil op "het breede ka
naal. aan de andere zijde,jan de kade. In 't oog
loopend staat in de groote hal van het huis een
kolossale buste van Johannes Calvijn. den groo
ten genius, die de loopbaan van onzen gastheer
beheerscht. Hot Noderlandscho volk heoft in de
zo eeuwen niot voor niets oen leven van weelde en
gomak geleefd. Een atmospheer van erfelijken en
onvermijdolijken, hoéwei niet pronkcrigen rijkdom
is het kenmerk van alle patricische huizen in Ne-
dorland. Fijne porceleinen, Oost-Indisc-he raritei
ten, zeldzaam oud zilver, kostbare lamst voorwer
pen, interessante erfstukken, zijn heel gewono
dingen. Zoo waren zo ook hier aanwezig in ruimo
mate, en, niettegenstaande den indruk dien Dr.
Kuyper geeft ran iemand dio noch tijd noch
smaak heeft voor het overtollige/schenen hom de
ze voorwerpen noodzakelijk, onmisbare dingen te
zijn.
Aan het hoofd van de tafel zat dien avond
een lievo jonge dame, Mej. Henriet te Kuyper, de
oudste dochter des huizes; in den loop van dat
jaar was Mevrouw Kuyper overleden. Een prettig
gezelschap was om de tafel geschaard: de zoons
en dochters des huizes, waarvan sommigf van hun
eigen tehuis waren gekomen. Er was iets aartsva
derlijks in het geheele tooneel. Het meest opmer
kelijk was do toegenegenheid, do eerbied bijna,
waarmede de heer dés huizes zelve door al de
aanwezigen behandeld werd. Dó gastvrijheid was
inderdaad mild, de bediening onberispelijk, de
kamer waarin wij dineerden op zichzelf als 't
ware reeds eon schilderij. Ieder gerecht werd al-
lereorst aan Dr. Kuyper aangeboden, dio ons,
tusschen de gerechten door, op schitterende wijze
onderhield, ons aangenaam bezig koudendo mot
zijn gunstige indrukken van het Aznerikaanseho
leven, hoowel hij verklaarde, dat onze leidende
porsonen geheel op een dwaalspoor zijn, waar zij
aanhangers zijn Yan de evolutie-theorie, welke,
zooals liij ons verzekerde, geheel onhoudbaar is.
Aan het einde van het diner kwamen de dienst
boden binnen cn namen plaats, en ontving ieder
een bijbel. Toen. terwijl wij allen om do tafel
zaten, zocht Dr. Kuyper, met al den eenvoud en
fijnheid van gevoel van Burns ColtA en met de
zorg van den kenner, een gedeelte uit, hetwelk hij
voorlas, waarna hij met het geheele gezin jiedcr-
kniolde en een gebed uitsprak met verwonderlijke
warmte en welsprekendheid. Wij stonden ran on
ze knieen op mot het gevoel, dat de modcrao
wereld ver weg en haar ondergang nabij was.
Niet op zulk een wijze dineert men bij de be
roemde Staatslieden te Washington, to Londen cf
te Farijs. De heerlijke erfenis van zuiveren, on
verflauwde:) godsdienst, van edelen levenseenvoud,
van nalionaio vrijheid in huiselijke deugd, waar
voor Holland in de zestiende eeuw zijn duizend
dooden gestorven was, schenen op dat oogenblik
eene levende voelbare werkelijkheid.
(Buiten verantwoordelijkheid der Red.'
Geachte Redactie!
Vergun mij naar aanleiding van „de Onderwij
zers-salarissen'' epnige opmerkingen to maken, op
dat hot lezend publiek toch niet den indruk
krijge, dat thans niets dan lot moest* worden ge
sproken van dezen minister. Als men thans denkt
„Nou zijn dio meesters or nog eens best aan too",
dan is men, er in zeer vele getallen glad naast.
Vrijwel was "men het er over eens, dat dc salaris
een te laag, Yoel te laag waren en wat meer
zegt, do nood in vele onderwijzersgezinnen heeft
dit jneüerdaad bewezen. Een gehuwd ondor-
wijzer kwam, bij niet-bezit dor hoofdacte, tot
f 2300 en zal nu tot f2600 geraken na 19 jaren
dienst 1). Hoe velen zc-uden or dat niot zijn iu ons
corps! Alle organisaties achtten een mini
mum van f 2200 min f 300 aftrek voor niet-bezit
der hoofdacte niets meer dan noodig. En
thans komt de minister met (schrik niet!) een
m a x i u m u ra van f 2200 voor een ongéluiwde en
gaat, daarvóbr de gehuwden een^lnipelo honderd
of wat boven.
U vindt bet niet onbillijk dat de hoofdactc-
bezitters f300 worden ten achter gesteld bij de
a.s. volledige bevoegdheid-bezitters. Maar waren
deze menschen met hoofdacte niet. altoos en zijn
7b ook in de toekomst nog steeds niet de vol
ledig bevoegden 2T Wie onzer zal andere ooit voor
vol kunnen worden aangezien; die „nieuwe jtc-
te" kunnen wii niet meer halen. Of werken wij
voor de hoofdacte ook niet plm. 8 jaar 3). Toch
kunnen eensdeels die .hoofdacte-metftichen" nog
blij zijn. Ze zijn immers ontzaglijk veel meer
waard in school dan .Jndpactc-collega's". Niet
alleen 1300 direct bij *t behalen (dat nog daar
gelaten), maar ook nog 4 verhoogingen van f 100
extra in den loop fier jaren. Do verhoogingen
VOORSCHOTEN*! ÏI PARADIJSJE.
Ik droef In miju bootje al op den vliet,
cn vond in het ruischende oeverriet
oen holleken, knus en alleene.
De golfjes kabbelden oeverwaard.
zoo stille, zoo trage, zoo Hollandseli-bedaurdi
een vogelken vloog langs mij henen.
en 't zong cr zijn lustige lentewijs
zoo jolig, als waar' het in 't Paradijs.
O vogelken, o lief diertje,
wat héb j© mij toch een goed gedaan,
niot zoo vroolijk en vriendelijk uit te alaan
j© schuldeloos leveusplciziertje!
Want Voorschoten's wereldje is maar klein:'
hier dondert geen val van Donau of Rijn,,
hier kent men geen Alpengloeien;
in vlakke weide, langs vlakke vaart,
grazen zoo rustig, zoo doodbedaard,
do kalme Hollandsche koeien.
Maar over ons wolft zich de hemel wijd, i
en die if aanbiddelijk, te allen tijd;
cn ons water," dat is zoo innig:
diop-spiogelcnd geeft het den hemel weer,
nu blauw, dan grauw, dan vlammend alweer
of bewasemd met wolkjes zoo minnig.
't Is hemel dl boven, dl onder mij
't is hemel dl over de wazige Wei
Nu, vogeltje, vat ik je wijsje
die lucht, dat licht, die ruime" blik,
niet waar, lief diertje? we zijn in ons schik
mot ons Voorschotensch Paradijsje!
(Uit „Stamelingen" door Nellio)
krijgen do onderwijzers, omdat ze praetisch bo«
ter worden, mijns inziens. Maar eifieve, wordt
oen hoofdacte-bezitter in do pracfijk zooveel bo
ter geschikt voor zijn taak door die hoofdacte
dan een niet-bezitter? Weineen, maar waarom die
f 400 nog weor extra? Hoofden van scholen krij
gen een extraatje van f 700 b. f 800. ZiehierEen
gehuwd onderwijzer zonder hoofdacte (er zijn or
nog zoo talloos vele) f2600, een hoofd f 4000 ol
f 4100, dit alles op scholen voor gewoon l.o.
f 1500 verschil. Ook niet onbillijk. Red.?
Wij lazen ©enigen tijd geleden: Geen rijks
ambtenaar onder de f1600. Nu, onderwijzers, die
tf»ans .nog m functie komt onder het huidige ré-
gime, ge staat gelijk met do minste rijksambte
naar, neen go blijfter beneden, want als go 18
jaar zijt, worden nog 3 maal f 50 is f 150 daarvan
afgetrokken.
Mijnheer do Red. Wij hadden van dezen minis
ter verwacht dat hij ons allen ridderlijk uit da
ellende zou helpen. Doch er zijn er duizenden dia
er even diep in blijven. Zoo'n regeling kunnen wij
niet blijde begroeten. Daarom schrüf ik vrijmoe
dig: Het is geen schijn,' neen werkelijkheid (niet
to verwonderen) dat deze voor velon gertnga
verhoogingen „niet in sommigo onderwijzerskrin
gen!" maar bij heel het corps groote ontstemming
l.qpft gewekt, terwijl de onbillijko verdeeiing do
geest niet verbetert.
U dankend voor de plaatsruimte, teeken ik
„Teleurgestelde".
P.S. Over die „bijverdienste kwestie" wil iW
thans niet veel zeggen, wat wel zou kunnen. Dit
nxerk ik er over op, dat wij geen onderwijzer
zijn geworden om over veel vrijen tijd te kunnom
beschikken, zoodat wij er in onzo avonduren (dio
voor ons cn ons gezin zijn) nog veel bij zouden
„ploeteren". Dat zou het paardenmiddel zijn om
het zoo ondraaglijk bestaan uic-t noemenswaard
dragelijker to maken.
1) Plus kindertoeslag en prenvevrij pensioen.
2) Do inzender vergeet de taaiakten.
3)
4) Dat is toch niet de schuld van den Minis-
lor? Red.
„Pro Rege".
Naar wij vernemen is *Ds. D. -A. v. d. Bosch van
's-Gravenhage welke zich aanvankelijk bereid
verklaarde als spreker 'op te treden voor de op
30 November a^. te houden Propaganda-vergade-
ring van de Afd. Leiden van Militair „Pro Re-
ge" door omstandigheden daartoe verhinderd.
Gelukkig is mtnlf in mogen slagen, voor dica
avond andere sprekers te krijgen, n.l. Z.E. M. J.
Bijlcveld, oud-minister van Marine, gep. Luitenant
Generaal Ph. J. Weber en Kapitein J. Legemaat.
Do leiding vtïft deze vergat^ring is in handen
van Ds. H. Thomas, terwijl Ds. Punselie zich
bereid hoeft verklaard een slotwoord te spreken
mot het dool te komen tot oprichting van een
Burgeratdoeling van „Pro Rege".
De zangvereeniging L.E.D.A.G.O.II., welke
Donderdag j.l. uitvoering gaf in de Stadsge
hoorzaal, heeft zich genegen Verklaard, dien avond
eenige zangnnmraers "ten beste te geven.
Vermoedelijk zulleu door de leeriin^n van do
Kweekschool voor Zeevaarf eenige vrije oefenin
gen worden uitgevoerd.
Het geheel belooft een prachtavond tc worden.
Wij twijfelen niet, of deze Afd. van ..Pro Re-
ge" met haar allorsympathic winnend doel en
stroven vooral bij ons Christenvolk zal zich
dien avond kunnen verblijden met oen tot in alle
hoeken gevulde Stadsgohoorëaal.
Geraden wordt zoodra de gelegenheid- daar-
too geopQnd wordt dat men zich van kaarten
voorziet, welke aan verschillende adressen ver
krijgbaar zullen worden gostcld.
Voorts vernamen wij nog, dat ter bestrijding
van de kosten, ontvangen zijn, van den hcor
de G. een gift van f 25 on van den Leer B. een;
van f 10.—.
'Door de liieron-ier genoemde hecroo worden»
gaarno giften tot bestrijding der kosten
ia ontvangst genomen.
J. VAN HOLTEN, Rijn- en Schiokade 57.
II. T/. J. KOENEN, De Ruyterstraat 27.
S -Generaal.
1 WEEDE KAMER.
Vergadering van gisteren-
Verruiming Gemeentelijk Belastinggebied.
Aan de orde is de eindstemming over het
wetsontwerp tot wijziging van de Gemeentewet
cn tot wijziging van de Inkomstenbelasting.
Beide wetsontwerpen worden z. h. s. goed
gekeurd.
Staatsbegrootinq voor 1921.
Algemeene Beschouwingen.
Voortgegaan wordt met d® algemeene be-