euweleidsclieCoüfaiil Tweede Blad. Ingezonden. Zaterdag 20 November IS20 Licht en Waarheid. Zend uw ücht eu uwe waarheid, dat die mij leiden; dat zij mij brengen tot den berg uwer heiligheid, en tot uwe wen ningen. Pa. 43:3. Het is niet bekend wie de schrijver is van dezen psalm. Volgens het gemeen gevoelen is deze psalm door David gedicht toen hij vluchten moest voor .zijn zoon Absalom en in nare ballingschap verre van Gods heilig dom omzwierf. Deze gedachte is alleszins aannemelijk, en wij kunnen ons David zeer goed voor stellen in die omstandigheid tot zijn God de bede opzendende: zend uw licht en uwe waarheid dat die mij leiden; dat zij mij brengen tot den berg uwer heiligheid, en tot uwe woningen. David beleefde in de dagen van Absa lom's revolutie een hoogst moeilijken tijd. Toen wandelde zijn God met hem in tegen- heden en de hand des Qeeren wa3 zwaar op hem. En nu treft ons dit altoos van David, dat in tijden van verdriet één ding hem het zwaarst valt, namelijk als hij niet kan in gaan tot Gods altaren, als hij zijn God niet op de harpe kan loven. In bange dagen is zijn ziel wel onrustig in hem, maar roept hij toch zich zeiven toe: wat buigt ge u fceder, o mijne ziele! en dan bemoedigt hij zich zelf met bet troostrijke woord: hoop op God, want ik zal Hem nog loven. Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God. Ook nu bewandelt David den weg der vromen, stort zijn ziele uit iu gebed voor bet aangezicht des Heeren, en breugt zijit klacht"m benauwdheid v«ort. Want dit weet hij dat Jehova er lust in heeft het ge bed van zijn gunstgenooten te hoorcnv en dat Hij altoos is do groote Hoorder der gebeden. David bidt in deze dagen van bangheid en benauwdheid: zond uw licht en uwe waarheid. Wat beteekenen deze woorden op de lip pen van dien vromen bidder? Wat houdt dat roepen om licht en waarheid in? In de Psalmen wordt gezongen van het licht dat van Zijn aanzicht straalt Als het donker en duister is wordt er niets gezien en niets waargeno men. Maar als er licht is wordt alles ge zien, dan is niets verborgen. Het licht maakt alles openbaar. Zoo nu kan God de Eecre zich verborgen /houden, niets van zich laten merken, cn dan zegt de Psalmist dat Hij in de donkerheid woont. Maar de Hecre kan ook uit zijn schuilplaats treden en klaarlijk zijn gunst doen merken, en dan zingt Gods volk van bet licht dat van Zijn aanzicht straalt. Als van zelf denken we hierbij aan den bekenden zegen, dien de priesters op Israel hadden te leggen: „De Heere doe zyijn aan gezicht over u -li c h t e n, en zij u gena dig!" Deze woorden hidden in dat God de Heere zich voor Zijn 'volk niet verborgen zou houden, maar integendeel klaarlijk zou betoonen aan Zijn volk te denken. Zijn ge nade zou duidelijk zichtbaar zijn. Wij hebben onder het licht, waar Da- .vid om bidt, dus te verstaan de duidelijke betooning van Gods genade, het zichtbaar uitsteken-Van Gods Vaderhand, het daad werkelijk verieenen van bulpe. Er wórdt gebeden om het licht van Gods genade, van dien God die zich niet verborgen houdt, maar zich openbaart. Dat Ücht Gods is voor Israël de trouw die betoond, de hulpe die ervaren, de bijstand die dndervondon wordt. David bidt ook om waarheid: zend uw licht en uwe waarheid. Onder waarheid in dit verband hebben wij te ver staan de waarheid van Gods belofte. Im mers, God de Heere, heeft in zijn Verbond aan zijn volk dit licht beloofd. Do zegen van Gods lichtend aangezicht is Israel toe gezegd. En nu wordt gebeden door David dat de Heere zijne belofte van dat licht wil waarmaken. Het bidden is hier ccn pleiten op Gods onbezweken trouw. En het bidden om licht èn waarheid is een bidden om de waarheid van het beloofde licht, opdat in de glanzen van het schijnend Ücht de waar- beid van Gods beloften heerlijk zou schitteren. o Met welk doel legt David deze smce^ing neder voor den troon der gebeden? Bidt hij alzoo slechts er aan denkende uit moeite en ellénde te geraken, is hij bedacht alleen op eigen lijfsbehoud? Zoo moogt. ge van Da vid niet denken. In hom werkt hooger mo tief, Hoor bem zelf aldus van het doel zijner bede gewagen: dat zij mij brengen tot den 'berg uwer heiligheid en tot uwe woningen, en dat ik inga tot Gods altaren, tot don God der blijdschap mijner verheuging, en U met de harp love, o God, mijn Go<l! Wat wordt door die toevoeging, Davids smecken een heilige bede. Zijn grootste smart is dat hij met de schare nit^ kan op gaan, dat hij niet in Go5s heiligdom kan verkeeren. En het is zijn innige wensch en vurige bede, door Gods licht en waarheid, weer in Gods woning te mogen binnengaan, weer op de bergen van Gods heiligheid te verkeeren, weer hij Gods altaren te vertoe ven. En dat alles ter eere van Gods grooten en heerlijken Naam, om dien le priGen en te venheerliikcn,. om God zija God v.aci op de harpe te kunnen loven. Daarin ligt de blijdschap zijner verheuging. Laat, bij het indenken van dezo' bede van den koninklijken harpenaar, aan ons de vraag gedaan worden, of ook wij evenals David in dagen van droefheid en tegen spoed niet alleen bidden om licht en waar heid het is heerlijk als we dat met een geloovig hart kunnen docu maar ook of we het doeu mefr een heilig doel niet al leen om uit ellende verlost le worden, maar ook om, door die glanzeu geleid, weder te komen tot de gewijde tente en bij Gods al taren juichend stem en snaren tol roem van zijne goedheid te paren. Indien ja. dan komen ook wij op do ber gen van Gods heiligheid waar Zijn gunst on6 verbeidt. V Onze Onderwijzers, Naar aanleiding van onze Donderdag ge plaatste driestar over bovengenoemd onder werp ontvingen wij van een „belanghebben de" een. schrijven dat niet voor pLaatsing bestènid was, maar waaraan wij toob gaar ne eenigé aandacht schenken. Hij kan zich met wat wij schreven niet geheel vereeuigen en zegt o'. m.: Het kan u toch niet onbekend zijn dat Ministe'r De Vinger met deze regeling ver blijft beneden wat nic-t alleen door de on- derwijzersorganisatiën, maar ook door den Onderwijsraad was gevraagd. En nu zegt u wel dat tooh ook met de toestand van 's lands schatkist moet wor den gerekend, maar waarom moeten nu juist weer_de onderwijzers daarvan de dupe worden? Een optreden als van de Ara.ter- damsche onderwijzers keur ik niét u aieen dergelijk optreden is onder alle omstan digheden geoordeeld, maar moest dit voor de regeering geen reden zijn, om aan de positie van de onderwijzers des temeer aandacht te schenken? Wij kunnen toch niet als in particuliere bedrijven, onze eischen desnoods door sta kingen etc. doorvoeren'? En wat nu speciaal het gemis van de hoofdacte betreft, het komt mij voor dat u daarop toch niet den rechten kijk hebt. Er zijn verschülende onderwijzers zeer verdienstelijke onderwijzers die hard en veel hebben geblokt om taalakten te krij gen, maar dio met hunne taaiakten, vrucht van langdurige studie, toch een lager sala ris ontvangen, dan collega's die alleen de hoofdacte bezitten. Dit Üjkt mij toch in eik geval niet billijk en ik kan mij niet Yoor» steüen dat er iemand is, die zulle een rege ling kan verdedigen." Dat de Minister vèr büjft, beneden wat gevraagd en misschien ook verwacht was, is ons niet onbekend. Maar we wisten even eens dat reeds vooruit?"vaststond dat do Mi nister aan de verlangens van den Onder wijsraad, waarmee een jaarlijksche uitgaaf van 60 a 70 millioen gulden gemoeid was, niet kon voldoen. Een vergelijking met het particu liere bedrijf is naar het ons voorkomt niet. houdbaar. Als straks de laag gehoopte da ling van prijzen komt en het leven goed- kooper wordt, dan zal de terugslag daarvan in verreweg de meeste particuliere betrek kingen dadelijk worden gevoeld. Maar het zal heel wat voeten in de aarde hebben, in dien het althans ooit mogelijk zal blijden, de salarissen van de ambtenaren te verla gen. k Bovendien 13 to<h ook van groote beiee- kenis, dat de onderwijzers ovenals andere Rijksambtenaren premio-vrij pensioen ge nieten terwijl de kans op ontslag wegens „slapte", „opheffing van een zaak", enz. niet bestaat Wij geven too, in één opzicht 6taat do Regeering zwak. In vergelijking met de regeling voor vele andere ambtenaren, wij denken bijv. aan de leeraren bij het M. O., is wat nu voor de onderwijzers wordt voor gesteld, ongetwijfeld aan den lagen kant- Dat overigens aan deze regeling als ge heel niet enkele fouten kleven, zouden wij niet durven ontkennen. Het is zeer goed mogelijk. Maar een voorbeeld als hier bo ven genoemd zal vermoedelijk toch wel tot de uitzonderingen behooren, waarmee bij een algemeene regeling moeilijk rekening kan worden gehouden. Regel is, dat een onderwijzer zich eerst volledig bekwaamt en dat daarna getracht wordt de „b ij- •akten" zooals ze tot nu toe genoemd werden, te verkrijgen. Wij willen aannemen dat op- de nu vooi- gestelde regeling nog wel gegronde aan merkingen zijn te maken, en er is niets te gen wanneer al het mogelijke gedaan wordt, daarin verbetering te brengen. Maar intusschen blijven wij bij onze mee ning, dat de danktoon niet. mag ont breken. Uit de Pers. DE ONDEEWWZERSSALARISSEN. Dat is thans in de pers het onderwerp. Tal van,bladen geven over het plan van Minister De Visser beschouwingen. De re geling vindt over het geheel weinig waar deering, weinig instemming. Het H d b 1. bijv. laat zich als volgt uit: De opleiding zal verbeterd worden, maar zal men betere onderwijzers krijgen, dan zuüen zich toch candidaten voor de kweek scholen moeten aanmelden. Met vooruitzich ten als uit de nieuwe salarisregeling te le zen zijn, zal, vreezen we, do lust niet groot zijn, en we hopen daarom, dat de interpel latie van den heer Ossendorp eenig succes zal hebben. Er moet niet alleen bevrediging maar ook vrede in school zijn en onvol doende salarieering moet do opgewektheid van de leerkrachten, noodig voor het on derwijs, schaden. Dit schijnt ons het gevolg van deze regeling te zullen zijn en daarom lijkt ze ons niet in het belang van het onderwijs. Maar behalve deze zuivere 'iLiüteitsover- weging moet iedereen voelen, dat, nu een gemeente-arbeider, ongeschoold, thans een salaris van meer dan f 2000 per jaar ont vangt, een aanvangssalaris van f 1600 voor eeu onderwijzer, zelfs al geldt dit slechts voor een ongehuwd onderwijzer, te ge ring is. „Afgezien dus van de cijfers, zegt het N. v. d. D., bracht dit bezoldigingsbesluit aan het corps over de gansche lmie deze minis- terieele boodschap: gij allen zijt bij den onderwijzer die na u komt vergeleken minderwaardigen, Heloten. „De Nieuwe lourant" oordeelt: „Dver de geheele linie zijn het vooral de tegenwoordige onderwijzers, die door de salarisregeling zoodanig getroffen worden, dat er niet slechts geen sprake.is van noo- menswaardigen vooruitgang in positie, maar zelfs achteruitzetting is te constatee- ren. Aan de Maasbode lijkt de nerveuze stemming, welke in de kringen der onder wijzers tot\uiting kwam, niet geheel' onver klaarbaar. Het moet toch wel groote teleurstelling wekken, dat do regeéring, in zake de nieu we salarisregeling een eindweegs meegaan de met de voorstellen van de commissie voor georganiseerd overleg, het betreffende salarispeil fixeert voor de onderwijskrach ten die op den grondslag der opleiding vol gens de nieuwe wet zich in de toekomst aan hun opvoedkundige taak zuüen gaan wij den, maar de huidige functionarissen aan zienlijk lager wil honoreeren. Niettemin gaat 'het, dunkt ons. niet aan, den staf te breken over de regeering, alvo rens zij zich op dit stuk heeftuitgespro ken. Van serieuze bewindslieden als een dr. De Visser raag men verwachten, dat zij inderdaad zwaarwichtige motieven hebben voor een besüssing als de onderhavige, die zoo weinig strookt met de verlangens der betrokkenen. Het blad schort daarom zijn oordeel op tot na de intepjellatie. Onze Rotterdammer zegt o. m. De aangekondigde salarisregeling voor de onderwijzers beeft in zekeren lering der schoolmeesters rumoerige ontstemming ge wekt. We vertrouwen dat onze Christelijke on derwijzers zich van deze agitatie verre zul len houden. Niet omdat ze met het voorgestelde vol komen aecoord gaan; immers zeer wel is mogelijk dat hier en daar feilen zijn inge slopen, die tot rechtvaardige grieven aan leiding geven. Die grieven kunnen dan tegen de voorgestelde regeüng, die nog geenszins een definitieve is, langs den orde lijken wog worden ingebracht. Meegaan met de lawaaierige propaganda der openbar^ onderwijzers is daarbij uit gesloten. Te 6choon is het verleden van Minister De Visser en van het huidige kabinet, met betrekking tot de zorg van den Christelij- lcen onderwijzersstand dan dat onze man-» non en vrouwen er ook maar een oogon- blilc aan zouden, denken aan de rumoerige bondsagjtatie voedsel te geven. Zij- weten dat zij op de 'inwilliging van rechtvaardige eischen kunnen rekenen. „De Bod e" schrijft in een artikel, dat tot opschrift draagt „De Doodsklok": „Ach, de nieuwe onderwijzer, hoe radi caal én boe cjmisch wurgt dit bezoldigings besluit hem. „Als dit. bezoldigingsbesluit blijft. Maar het mag niet en het kan niet blijven. Ontzettend is de ontroering, dio deze weck het. onderwijzerskorps heeft aangegrepen, en velen van ons zullen lange uren als ver suft zijn geweest door den slag, hun finan cieel ook toegebracht. De Residentiebode kan begrij pen, dat er ter dego actie zal gevoerd wor den. De v-oorgesteldo salarissen mogen, in vergeÜiking met die van voor den oorlog, heelwat vooruitgang te zien geven, in hot licht of üever de schaduw der huidi ge toestanden 6temmen ze niet bepaald tot juichen. Van den anderen kant begrijpen we ook, dat de minister rekening beeft te houden met den penibelen toestand der schatkist en met de onzinnig opgedreven belastingen, zoodat hij bedachtzaam heelt te handelen, als het gaat om tienlaüen millioenen. H e t Volk eindigt een beschouwing al- du^t Zoo zal, wat de regeering voorstelt, als zij het er door krijgt, tot een ramp voor het onderwijs, voor de volksontwikke ling worden. Het is wel ver gekomen met een regeering, als men dat van haar getui gen moet. En het is toch de naakt© waar heid. BEN TREFFENDE HERINNERING. Van bevriende zijde, zegt onze ,,N. Pr. Gr. Crt.", word onze aandacht gevestigd op oen arti kel van do hand van Mevr. C. A. Mason. de be kende schrijfster van de ,.Lolio van ons Vorsten huis", geplaatst in do Standaard van 3 Maart Ü»02. De schrijfster geeft daarin een blik op hot moer intieme leven van dio overleden groote. Men her inner» zich dat het geschreven is in 1902, dus een jaar nadat het kabinct-Kuyper aan de regee- rïng kwam. Dr. Kuyper was toen premier en Min. van Binnenl. Zaken. We geren nu het woord aan mevr. Mason die aldus schreef: Bij oen nedoriaag zoo ernstig als door do Ne- dorlandsche liberalen bij do parlementaire ver kiezingen verleden jaar Juni geleden werd, zoekt eon ieder onwillekeurig naar een verklaring. Dio verklaring is tweevoudig en wordt gevonden*. .in een man en een beginsel. Een man, bekwaam genoog om het beginsol te controleeren en or als 't ware leiding aan to govcn, om er de baanbreker voor te zijn. Een bogifisol, stork genoeg om. onder zulko leiding, de schijnbaar onoverwinnelijke hinderpalen uit den weg te ruimen. Hot beginsel kan met oen enkel woord als de orthodox reactionaire beweging worden aange duid; de man is Dr. A. Kuyper, de nieuwe Na- derlandsche Premier. Een geheeld generatie lang is Dr. Kuyper oen kracht geweest, waarmede in de Néderlandscho politiek rekening moest worden gehouden. Thans, tengevolge van de reactionaire bewoging. dio door hom tot een bijna dramatische overwinning ge-» voerd is. is aan het vroegere calvinistisch regime weer een in 't oog loop°nde plaats in de Europee- sche politiek iugeruimd. Een eenig "persoon is deze man predikant, pnbicïst, leider der oppositie, staatsman! Do vroomste' predikant is zelfs, niet meer evangelisch in zijn vroomheid, meer buigzaam in zijn ortho doxie dan dezo man, die bekwaam is tot het samensmelten van de meest verschülende elemen ten in een verwonderlijke politieke unie. Dr. Kuyper is een man van stevige constitutie, maar zijne krachtige goatallo mot het opvallend schrandere hoofd en gelaat en den diep doordrin genden blik schijnt den man slechts des te meer geweldig te maken. De eerste ontmoeting'liet daaromtrent zelfs geen twijfel opkomen wij bevonden ons in gezelschap van een eenige en machtige persoonlijkheid; wij dachten aan Car- lyle's König, den man die kan. iZijne wijzo van spreken is correct, idiomatisch Engelscli, was kort en beslist; men merkte tor- stond dat men te doen had met iemand, dio niet noodeloos woorden verkwistte, die gewoon was op het gelaat van mannen en vrouwen te lezen, en zonder veel omhaal te zien en te zeggen wat er in hem omging in één woord een zakelijk man, keerschend, recht op 't doel afgaand. Deze eigenschappen aan de eeno zijde, maar aan do andere zijde toonde hij tegenover ons, die zijne gasten waren, een innemende welwillendheid, de meest vriendelijke gastvrijheid, terwijl zijn con versatie die was van een fijn beschaafd, plooi baar man van de wereld, van iemand die thuis is aan hoven en in parlementen. Wij dineeren bij Dr. Kuyper „en familie". Het huis was het oude historische gebouw op de Prins Hendrikkade to Amsterdam, waarin de vroegere Oost-Indische Compagnie georganiseerd werd.Het eerste schip ging onder zeil op "het breede ka naal. aan de andere zijde,jan de kade. In 't oog loopend staat in de groote hal van het huis een kolossale buste van Johannes Calvijn. den groo ten genius, die de loopbaan van onzen gastheer beheerscht. Hot Noderlandscho volk heoft in de zo eeuwen niot voor niets oen leven van weelde en gomak geleefd. Een atmospheer van erfelijken en onvermijdolijken, hoéwei niet pronkcrigen rijkdom is het kenmerk van alle patricische huizen in Ne- dorland. Fijne porceleinen, Oost-Indisc-he raritei ten, zeldzaam oud zilver, kostbare lamst voorwer pen, interessante erfstukken, zijn heel gewono dingen. Zoo waren zo ook hier aanwezig in ruimo mate, en, niettegenstaande den indruk dien Dr. Kuyper geeft ran iemand dio noch tijd noch smaak heeft voor het overtollige/schenen hom de ze voorwerpen noodzakelijk, onmisbare dingen te zijn. Aan het hoofd van de tafel zat dien avond een lievo jonge dame, Mej. Henriet te Kuyper, de oudste dochter des huizes; in den loop van dat jaar was Mevrouw Kuyper overleden. Een prettig gezelschap was om de tafel geschaard: de zoons en dochters des huizes, waarvan sommigf van hun eigen tehuis waren gekomen. Er was iets aartsva derlijks in het geheele tooneel. Het meest opmer kelijk was do toegenegenheid, do eerbied bijna, waarmede de heer dés huizes zelve door al de aanwezigen behandeld werd. Dó gastvrijheid was inderdaad mild, de bediening onberispelijk, de kamer waarin wij dineerden op zichzelf als 't ware reeds eon schilderij. Ieder gerecht werd al- lereorst aan Dr. Kuyper aangeboden, dio ons, tusschen de gerechten door, op schitterende wijze onderhield, ons aangenaam bezig koudendo mot zijn gunstige indrukken van het Aznerikaanseho leven, hoowel hij verklaarde, dat onze leidende porsonen geheel op een dwaalspoor zijn, waar zij aanhangers zijn Yan de evolutie-theorie, welke, zooals liij ons verzekerde, geheel onhoudbaar is. Aan het einde van het diner kwamen de dienst boden binnen cn namen plaats, en ontving ieder een bijbel. Toen. terwijl wij allen om do tafel zaten, zocht Dr. Kuyper, met al den eenvoud en fijnheid van gevoel van Burns ColtA en met de zorg van den kenner, een gedeelte uit, hetwelk hij voorlas, waarna hij met het geheele gezin jiedcr- kniolde en een gebed uitsprak met verwonderlijke warmte en welsprekendheid. Wij stonden ran on ze knieen op mot het gevoel, dat de modcrao wereld ver weg en haar ondergang nabij was. Niet op zulk een wijze dineert men bij de be roemde Staatslieden te Washington, to Londen cf te Farijs. De heerlijke erfenis van zuiveren, on verflauwde:) godsdienst, van edelen levenseenvoud, van nalionaio vrijheid in huiselijke deugd, waar voor Holland in de zestiende eeuw zijn duizend dooden gestorven was, schenen op dat oogenblik eene levende voelbare werkelijkheid. (Buiten verantwoordelijkheid der Red.' Geachte Redactie! Vergun mij naar aanleiding van „de Onderwij zers-salarissen'' epnige opmerkingen to maken, op dat hot lezend publiek toch niet den indruk krijge, dat thans niets dan lot moest* worden ge sproken van dezen minister. Als men thans denkt „Nou zijn dio meesters or nog eens best aan too", dan is men, er in zeer vele getallen glad naast. Vrijwel was "men het er over eens, dat dc salaris een te laag, Yoel te laag waren en wat meer zegt, do nood in vele onderwijzersgezinnen heeft dit jneüerdaad bewezen. Een gehuwd ondor- wijzer kwam, bij niet-bezit dor hoofdacte, tot f 2300 en zal nu tot f2600 geraken na 19 jaren dienst 1). Hoe velen zc-uden or dat niot zijn iu ons corps! Alle organisaties achtten een mini mum van f 2200 min f 300 aftrek voor niet-bezit der hoofdacte niets meer dan noodig. En thans komt de minister met (schrik niet!) een m a x i u m u ra van f 2200 voor een ongéluiwde en gaat, daarvóbr de gehuwden een^lnipelo honderd of wat boven. U vindt bet niet onbillijk dat de hoofdactc- bezitters f300 worden ten achter gesteld bij de a.s. volledige bevoegdheid-bezitters. Maar waren deze menschen met hoofdacte niet. altoos en zijn 7b ook in de toekomst nog steeds niet de vol ledig bevoegden 2T Wie onzer zal andere ooit voor vol kunnen worden aangezien; die „nieuwe jtc- te" kunnen wii niet meer halen. Of werken wij voor de hoofdacte ook niet plm. 8 jaar 3). Toch kunnen eensdeels die .hoofdacte-metftichen" nog blij zijn. Ze zijn immers ontzaglijk veel meer waard in school dan .Jndpactc-collega's". Niet alleen 1300 direct bij *t behalen (dat nog daar gelaten), maar ook nog 4 verhoogingen van f 100 extra in den loop fier jaren. Do verhoogingen VOORSCHOTEN*! ÏI PARADIJSJE. Ik droef In miju bootje al op den vliet, cn vond in het ruischende oeverriet oen holleken, knus en alleene. De golfjes kabbelden oeverwaard. zoo stille, zoo trage, zoo Hollandseli-bedaurdi een vogelken vloog langs mij henen. en 't zong cr zijn lustige lentewijs zoo jolig, als waar' het in 't Paradijs. O vogelken, o lief diertje, wat héb j© mij toch een goed gedaan, niot zoo vroolijk en vriendelijk uit te alaan j© schuldeloos leveusplciziertje! Want Voorschoten's wereldje is maar klein:' hier dondert geen val van Donau of Rijn,, hier kent men geen Alpengloeien; in vlakke weide, langs vlakke vaart, grazen zoo rustig, zoo doodbedaard, do kalme Hollandsche koeien. Maar over ons wolft zich de hemel wijd, i en die if aanbiddelijk, te allen tijd; cn ons water," dat is zoo innig: diop-spiogelcnd geeft het den hemel weer, nu blauw, dan grauw, dan vlammend alweer of bewasemd met wolkjes zoo minnig. 't Is hemel dl boven, dl onder mij 't is hemel dl over de wazige Wei Nu, vogeltje, vat ik je wijsje die lucht, dat licht, die ruime" blik, niet waar, lief diertje? we zijn in ons schik mot ons Voorschotensch Paradijsje! (Uit „Stamelingen" door Nellio) krijgen do onderwijzers, omdat ze praetisch bo« ter worden, mijns inziens. Maar eifieve, wordt oen hoofdacte-bezitter in do pracfijk zooveel bo ter geschikt voor zijn taak door die hoofdacte dan een niet-bezitter? Weineen, maar waarom die f 400 nog weor extra? Hoofden van scholen krij gen een extraatje van f 700 b. f 800. ZiehierEen gehuwd onderwijzer zonder hoofdacte (er zijn or nog zoo talloos vele) f2600, een hoofd f 4000 ol f 4100, dit alles op scholen voor gewoon l.o. f 1500 verschil. Ook niet onbillijk. Red.? Wij lazen ©enigen tijd geleden: Geen rijks ambtenaar onder de f1600. Nu, onderwijzers, die tf»ans .nog m functie komt onder het huidige ré- gime, ge staat gelijk met do minste rijksambte naar, neen go blijfter beneden, want als go 18 jaar zijt, worden nog 3 maal f 50 is f 150 daarvan afgetrokken. Mijnheer do Red. Wij hadden van dezen minis ter verwacht dat hij ons allen ridderlijk uit da ellende zou helpen. Doch er zijn er duizenden dia er even diep in blijven. Zoo'n regeling kunnen wij niet blijde begroeten. Daarom schrüf ik vrijmoe dig: Het is geen schijn,' neen werkelijkheid (niet to verwonderen) dat deze voor velon gertnga verhoogingen „niet in sommigo onderwijzerskrin gen!" maar bij heel het corps groote ontstemming l.qpft gewekt, terwijl de onbillijko verdeeiing do geest niet verbetert. U dankend voor de plaatsruimte, teeken ik „Teleurgestelde". P.S. Over die „bijverdienste kwestie" wil iW thans niet veel zeggen, wat wel zou kunnen. Dit nxerk ik er over op, dat wij geen onderwijzer zijn geworden om over veel vrijen tijd te kunnom beschikken, zoodat wij er in onzo avonduren (dio voor ons cn ons gezin zijn) nog veel bij zouden „ploeteren". Dat zou het paardenmiddel zijn om het zoo ondraaglijk bestaan uic-t noemenswaard dragelijker to maken. 1) Plus kindertoeslag en prenvevrij pensioen. 2) Do inzender vergeet de taaiakten. 3) 4) Dat is toch niet de schuld van den Minis- lor? Red. „Pro Rege". Naar wij vernemen is *Ds. D. -A. v. d. Bosch van 's-Gravenhage welke zich aanvankelijk bereid verklaarde als spreker 'op te treden voor de op 30 November a^. te houden Propaganda-vergade- ring van de Afd. Leiden van Militair „Pro Re- ge" door omstandigheden daartoe verhinderd. Gelukkig is mtnlf in mogen slagen, voor dica avond andere sprekers te krijgen, n.l. Z.E. M. J. Bijlcveld, oud-minister van Marine, gep. Luitenant Generaal Ph. J. Weber en Kapitein J. Legemaat. Do leiding vtïft deze vergat^ring is in handen van Ds. H. Thomas, terwijl Ds. Punselie zich bereid hoeft verklaard een slotwoord te spreken mot het dool te komen tot oprichting van een Burgeratdoeling van „Pro Rege". De zangvereeniging L.E.D.A.G.O.II., welke Donderdag j.l. uitvoering gaf in de Stadsge hoorzaal, heeft zich genegen Verklaard, dien avond eenige zangnnmraers "ten beste te geven. Vermoedelijk zulleu door de leeriin^n van do Kweekschool voor Zeevaarf eenige vrije oefenin gen worden uitgevoerd. Het geheel belooft een prachtavond tc worden. Wij twijfelen niet, of deze Afd. van ..Pro Re- ge" met haar allorsympathic winnend doel en stroven vooral bij ons Christenvolk zal zich dien avond kunnen verblijden met oen tot in alle hoeken gevulde Stadsgohoorëaal. Geraden wordt zoodra de gelegenheid- daar- too geopQnd wordt dat men zich van kaarten voorziet, welke aan verschillende adressen ver krijgbaar zullen worden gostcld. Voorts vernamen wij nog, dat ter bestrijding van de kosten, ontvangen zijn, van den hcor de G. een gift van f 25 on van den Leer B. een; van f 10.—. 'Door de liieron-ier genoemde hecroo worden» gaarno giften tot bestrijding der kosten ia ontvangst genomen. J. VAN HOLTEN, Rijn- en Schiokade 57. II. T/. J. KOENEN, De Ruyterstraat 27. S -Generaal. 1 WEEDE KAMER. Vergadering van gisteren- Verruiming Gemeentelijk Belastinggebied. Aan de orde is de eindstemming over het wetsontwerp tot wijziging van de Gemeentewet cn tot wijziging van de Inkomstenbelasting. Beide wetsontwerpen worden z. h. s. goed gekeurd. Staatsbegrootinq voor 1921. Algemeene Beschouwingen. Voortgegaan wordt met d® algemeene be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1920 | | pagina 5