Dagblad voor Leiden en Omstreken.
BUREAUHOOIGRACHT 35 - LEIDEN. - TELEFOON INT. I278
°r
^Bij Kuyper's graf.
De gemeente onder het kruis
ABONNEMENTSPRIJS
IX LEIDEN EN BUITEN LEIDEN
_e WAAll AGENTEN GEVESTIGD ZIJN
7TER KWARTAAL 4 12.50
|jf»ER WEEK10.19
FRANCO PER POST PER KWARTAAL 12.90
|Ste JAARGANG. - BAANDAG 15 NOVEMBER 1S20. - No. I92
ADVERTENTIE-PRIJS
PER GEWONE REGEL 10.221/1
DES ZATERDAGS 10.30
INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIEF
KLEINE ADVERTENTIES van hoogsti-na
30 woorden 50 cent: Zaterdags 75 cent,
bij vooruitbetaling 1
B *t Is Vrijdagmiddag half éém
t «Een grauwe mist hangt over Den Haag, en geen
(limp van zonlicht dringt door den vochtig-killon
ir. ier heen. De daken en gevels glimmen klam ift
let vale daglicht; de straten ziiii morsig en glib-
ierig.
En toch, men voelt het overal 't is geen
j tewone herfstdag. De droefheid van hot weer
'tl-eft u niet. Er i-s immers een droefheid; go
kent ze immers? Ze ia u zoo vertrouwd ge-
Uworden; want hij, de groole meester is niet.
,1 Jeer.
1 Op den Loosduinschenweg ziet go al, dat er iets
tijzonder is. Daar gaan ze, de zonen en dochters
-fan 't Calvinismo. Veel buitenmenschen. Jonge,
'espierdo kerels, met blozende landelijke gczich-
en.-.gaan daar stil en zwijgend met hun vrouwen
raar het graf van Kuyper. .Maar ook ouderen
let gc. Vergrijsde mannen, op wier hoofden do
w des ouderdoms roods gevallen is; stoero
risscheis, die wijdbeens loopen, werklui in hun
jenvoudigc jassen, de knokige vuisten diep in de
takken en vrouwen ziet go, moeders die geno-
tisi hebben van Kuvpers meditaties, meisjes bij
(roepen van drie en vier ze gaan allen op
raar Oud Eikenduinen.
Eindelijk gaan we de laan op. Marechaussees
m bereden politie duiden ons den weg al aan.
ft'e vinden 't gemakkelijk door do brcede lanen
ran het kerkhof.
De mist weegt zwaar tusschen de vcrkaalde
women. Monotoon tikken zwaro droppols op den
loorweekten grond. Overal rotten de dorrende
rlaren. Go ziet veel grafmonumenten, marmer-»
ilankc zuilen, zerken, kruisen 't gaat alles
langs u heen. 't Dringt niet tot u door. Ge hebt
laar één doel: Daar te zijn bij Kuypers graf.
jj Daar op het zuidelijk godeelto, den kant naar
"4"r loosduinen uit, ziet go een menschenmenigte.
ar moet het zijn. Daar, waar alles afgezet is,
[oor stevige touwen. Do laan naar het graf is
lengehoudcn, maar aan weerszijden pftkt do me-
rigte als samen. Eindelijk staan we er.
(Wat is het eenzaam hier. Goen zerken, geen ge-
'denkteokens, niets dan oen onontgonnen dooden-
akker, waar het golo, natto herfstgras over hoen
.groeit. Ja, tocli; or staat één kolossaal monu-
ient: oen urn op een zuil. En daarvoor is gedol-
ren z ij n graf, Kuypers graf. De opgedol-
aarde ligt wat verder. Zwarte planken liggen
aast de groeve. Aan weerszijden twee zware
ouwen. Een houten getimmerte zal straks als
ipreekgestoelte dienen; en oen wijd vierkant is er
imheen afgezet voor de familieleden, de offi-
:ieele vertegenwoordigers, de genoodigen. Dat is
o aanblik van Kuypers graf. En verder geen
iraal, geen bloem, geen zon niets dan de wee
lende droefheid van de alles omhullende, alles
rtrvagende mist-
Wc wachten. De menigte wacht.
'Geleidelijk komen ze. En zijn trouwe studen
ten ze houden de wacht bij 's meesters rustplaats.
t Requicscat in pace. Dat hij ruste in vrede.
[En meerderen verschijnen. Professoren^diploma-?
ten, deputaties, ministers, kamerleden allen
in 't effen zwart. En als dan de menigte uit de
Zuiderkerk komt, dan voelt ge iets .van de groote
jrereenng, van de warme liefde voor den grooten
meester. Bij duizenden stroomt de massa het
kerkhof op. Men haast zich, men dringt om een
plaats. Eenigo Markervisschers in hun typische
Heeding loopen vooruit om de eersten te zijn. Ze
grijpen het touw vast, om hun plaats vast te hou
den. 't Is overweldigend. En steeds stroomt het
volk maar toe, om dicht bij zijn graf te staan.
Eindelijk kwart over tweeen luidt do bel. Dr.
Kuvpor is op zijn rustplaats aangekomen, 't
Wordt stil onder de menigte. Eenige ministers
nemen hun plaats in bij de groeve. Een knecht
legt twee steunbalken over den" kuil.
En we turen do laan uit
'Opeens or vaart oen ritsoling door de uit
diende schare. Aller hoofden ontbloolen zich.
Daar op den bocht, komt de stoet aan. Lang
haam, héél langzaamvoorop gaan do boden
der Staten-Generaalvier in getal; als eenig
kenteeken hun borstinsignes. Dan komt de baar,
die in de handen gedragen wordt. Een zwart kleed
bedekt de kist. Bij den kuil gekomen houdt do
stoet stil. Do baar wordt vooruit gedragen. Het
kleecl weggenomen, en een eenvoudige eiken kist,
eerder klein dan groot, wordt op.de balken boven
do-groove geplaatst. Een zilveren plaat, waarop
alleen geschreven staat: „Dr. Abraham Kuyper,
geboren den 23stcn October 1837, gestorven den
November 1920", siert den deksel. Dan treedt
de familie nader. Voorop gaan do koninklijke ver
tegenwoordigers in hun rijk gegalonneerde unifor
men. Daarop volgt de "familie Kuvpor. Deze neemt
links van de groeve plaats. Naar rechts begeven
zich de anderen, die in den stoet moe gegaan zijn.
We noemen den hoer en mevrouw Idenburg, den
heer en mevrouw Colijn, den predikant Dr. K.
Dijk, de beide ministers Heemskerk en do Visser,
en een twintigtal studenten der Vrije Universiteit
En als dan allen hun plaats om den grafkuil
hebben ingenomen, betreedt minister Heemskerk
het spreekgestoelte. Met zijn rechterhand het pa
pier vasthoudend, spreekt hij zijn korte rede uit.
Met forschen klemtoon wordt woord voor woord
precieselijk uitgesproken, 't Is de hulde der lands-
regoering, die den grooten doode eert als- „be
dienaar des Woords.kerkraformator,geleerde,stich
ter eener Universiteit, redenaar en schrijver,
geboren leider van velen, volksvertegenwoordiger,
eerste dienaar der Kroon".
Bij iedere zinsnede wacht de hoer Heemskerk
even, als wilde hij der menigte goed doen besef
fen, welk een man thans van haar weggedragen
wordt. En men luistert in ademloozo spanning:
nu hij. die zoolangst dag was, nooit moe
de was om te arbeiden, heeft mogen ingaan in da
eeuwige rust".
Minister Heemskerk is uitgesproken. Een lichte
beweging vaart door de schare; een beweginng.
die plotseling ophoudt, als do heer Colijn het ge
stoelte beklommen heeft. Daar staat hij, de for-
sche, eenvoudige figuur. Type van den Hollander,
met vaste overtuiging en trouw hart. Het flinke
gelaat met kort geknipt haar houdt hij opgehe
ven. Hij ziet do menigte aan. Het is alsof hij
nog niet spreken kan. Als worstelt hij om zijn
vele, vele emoties te bedwingen. Zijn handen grij
pen den wit-houten leuning. En dan klinkt het
ontroerend, met bewogen stem over de duizenden
hoofden: „er is droefheid in ons hart". Hij beeft
„de kleyno luyden" om hom heen als gepakt. Do
wog tot hun harten is open. Ze luisteren
ademloos. Dit is het woord van hun verlangen.
Kuyper kon het immers ook zoo goed, de teerste
gedachten, die in 'het gesloten Nederlandscho
Calvinisten-liart weggeborgen waren met één
zin, met één klank van zijn groote ziel naar vo
ren brengen. Ja Kuypers ziel in Colijn's woor
den, die pakt het volk. Het hart van „het vrome
volk" spreekt. Hoor maar: „De souvereiniteit
Gods! O antircvolutionnair volk van Nederland,
dat. is de onvervreemdbare erfenis van Kuyper en
daarop te vertrouwen dit moet het vrome volk
blijven doen en dan'is God de Getrouwe, die
Zijn volk nimmermeer verlaten zal.
„De diepste grond van de liefde van het anti
rcvolutionnair e volk voor Kuyper, lag hierin, dat
hij uiting wist to geven aan het ongevormde, dat
in het onbewuste van hun ziel leefde. Daardoor
werd hij onze voorvechter, meer nog, hij wa3
enze voorbidde r".
Hij neemt, ze mee, de oud-minister, in een ver
voering van liefde voor den grooten doode. Forsch
zijn z'n gebaren, de ontroering doet ün sterke
stem nu en dan beven. En als hij dan meer èpe-
ciaal het woord tot. hot antirevolutionaire volk
richt, dan klinkt het over Kuypers stoffelijk over
schot heen, tot in do verstb hoeken:. „Die bood
schap van trouw herhaal ik voor u. Hot komt
plechts hierop aan dat wij dezelfdo trouw bezitten
Dan zal de Heere zijn erfdeel niet verlaten. Dan
hebben we dit machtige troostwoord: „Die in do
schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal
vernachten in de schaduw des Almachtigen".
(Colijn had gesproken. En onder den naklank
van zijn geemotioueerd woord, sprak professor
Wolljor, rector magnificus der V. U. zijn moer be
zonken rode uit, over Dr. Kuyper's- wetenschap
pelijke betoekenis. Hier was niet hot bewogen ge
moed aan het woord; hier sprak de diepe klanta
volle stem van den „amor intellectualis"do speu
rende liefde des geestes, die zookt, zoekt naar
den oorsprong van des meesters gonialitoit. Ecn-
vouding stond hij daar, do rector. Zijn rechter
hand half gestoken in den jaszak; en rustig, ge
dragen door een evenwichtig temperament,
vlooiden de schitterend gestyleerde zinnen oyer
zijn lippen. En aan het slot, toen hij de vraag
beantwoordde wat dan toch de beteokeni3 was
van Dr. Kuyper's wetenschappelijkheid, klonk het
zegevierend in den laten herfstmiddag: „komend
uit den Eeuwige, govoed door den eeuwigen bron
en ontwakende in hot eeuwige Liclit. Want uit,
door en tot God zijn alle dingen".
Weer ging er een ritseüng door do menigte.
Daar stond Dr. Dijk op. Had CoHjn's woord Kuy
per voor een oogenblik doen herleven in zijn poli
tieke betoekenis, als leider van het antirevolutio,
naire volk, dr. Dijk tooverdo hem door de magie
van zijn wijduitgedragen woord, wfcer naar voren,
als kerkreformat-or, als uitbouwer der belijdenis
schriften,
Na een krachtig „Soli Deo Gloria" en erop
gewezen te hebben,, dat bij diepenrouw toch weer
gejubeld moet worden, toch weer reden tot dank
baarheid is, zegt hij, dat de hoogtepunten van
Kuyper's leven op kerkelijk terrein liggen. En
in vurige taal releveert hij de daden der Dolean
tie. en de Unie der kerken. En als hij dan verder
spreekt, over zijn meditaties, die duizenden treuj
renden zielen getroost hebben dan roert hij
de teerste snaren van het toegestroomde volk aan.
De trooster in den naam des Hoeren, dat was hij
immers? „God zij voor alles gedankt, Jezus Chris
tus is gisteren en heden dezelfde tot in der
eeuwigheid". Ontroerd verlaat do gevierde spre
ker de spreekplaats, tot in haar diepste harle-
vezelen geroerd is ook de menigte. En toen daarna
de heer Idenburg naar voren kwam en o zoo een
voudig, maar zoo warm sprak van de liefde van
zijn gestorven vriend, toen hoordé men niets meer
dan de stille, bewogen stem, die allen, allen
troostte. „Toen de meester riep was hij gewillig
om te volgen, wetend, dat. Hij die getrouw is, het
zal voleindigen. Daaróm zij Gods naam alleen
groot, gemaakt aan deze groeve. De Heer heeft
gogeven, do .Hoor höbit. genomen, do naam des
Hoeren zij geloofd."
Toen volgde er een oogenblik dat nooit verge
ten zal worden. Do hoer Idenburg verzocht na
mens dé familie te zingen Ps. 87 vrs. 7 en 8. En
toen -de duizenden, duizenden stemmen Kuypers
lied aanhieven: „Hoe zalig is het volk, dat naar
Uw klanken hoort" toen grepen vier mannen de
touwen, waarop des meesters lichaam rustte. De
balken werden weggeschoven, en onder „de psal
men van zijn volk", zonk de eenvoudige kist. lang
zaam weg in de aarde. De ontroering van dat
oogenblik is niet weer te geven. Niet alleen zijn
betrekkingen weenden, neen mannen zagen we,
die schreiden als kinderen. En bij het tweede vers:
„Gij toch, gij zijt hun roem, de kracht van hun
ne kracht", toen was het of de heer Idenburg
met een gebaar hot. volk wildp toeroepen: „toe,
zing toch 't is het laatste wat ge voot hem doen
kunt". Het was onder dat gezang, dat prof. H.
H. Kuyper den sproekplaats betrad. Zwijgend
6tond hij daar, de nobele figuur. De zwart ge
schroeide hand steunend op de balustrade; het
hoofd iets naar rechts gebogen, tuurde hij in de
verte.. waar de hemelen op aarde neerhingen. Als
bezield door hooger licht luisterde hij naar het
gezang der menigte. En toen, nadat hij in een
zacht uitgesproken woord allen gedankt had voor
hun belangstelling en liefde, eindigde hij met do
rechterhand omhoog gelieven, het edele hoofd ge
bogen: „Rust zacht geliefde vader, tot op den
dag der wederopstanding in Jozus Christus, als
God de Zijnen zal tot zich nemen en wezen zal
alles en ia allen".
Toen begon er iemand te zingen, alleen
maar weldra werd God geprezen door allen die
daax-stonden: „Zijn Naam moet eeuwig eer ont
vangen".
Langzaam verliet de familie Kuyper den doo-
denakkcr, na een laatsten blik in de groeve go-
worpen te hebben. Zwijgend ging ook de schare
heen. Teveel onder den indruk om een woord te
spreken. Vele getrouwen bleven nog staan bij do
plaatsen, waar de groote mester rustte.
Onmerkbavar kwam de schemering Door do
donkerendo lanen bewogen zich do drommen lang
zaam naar den uitgang. Ook de rijtuigen ver
trokken. Men hoorde het klappen dor portieren,
de paarden trokken aan weldra waren ze uit
het gezicht verdwenen.
Fluisterend werd cr gesproken.
Want immer, do „klevne luyden" hadden hun
grooten leider naar zijn rustplaats gebracht....
Ch. T.
STADSNIEUWS
Ds. G. Wisse.
Naar wij van betrouwbare zijde vernemen
heeft. Ds. Wisse te Driebergen, voorheen
predikant bij de Geref. Kerk alhier, gister
morgen na afloop van de godsdienstoefe
ning, aan de Gemeente medegedeeld dat
hij voornemens is als Dienaar des W oords
bij de Geref. Kerken ontslag te nemen.
Nadere bijzonderheden zouden nog in déh
loop van deze week worden bekend ge
maakt
De Gemeente, zoo wordt ons gemeld was
ziohtbaar onder den indruk. Velen konden
hunne ontroering niet verbergen.
Ds. Wisse had het Woord bediend naar
aanleiding van de woorden: „Gij bezocht
mij in den nacht."
Den heer G. Boon, wethouder van
Oegstgeest, die kort geleden in het Diaeo-
nessehuis alhier een ernstige operatie on
derging sinds eenigen tijd weder thuis
werd verpleegd, is opnieuw in deze inrich
ting opgenomen tot het ondergaan van een
tweede operatie.
Op uitnoodiging van de Leidsche Chr.
trymnasiastenvereenigimg „Spes", ab-actis
de heer C. Beekenkamp, zal a. s. Vrijdag,
10 November, des avonds te 7.30 uur in do
Nutzaal alhier, Dr. J. v. d. Valk, Rector
van het Marnix Gymnasium te Rotterdam
een lezing houden over: „Shakespeare's Ju
lius Caesar".
Wij mogen verwachten dat velen onzer
lezers althans zij die een wetenschappe
lijke vorming ontvangen doze lezing zul
len bijwonen.
Zoowel de in onzo kringen zoo uitne
mend bekende spreker als de Chr. Gymn.
Vereeniging „Spes", maken aanspraak op
onze warme belangstelling.
Wij verwijzen nog afzonderlijk naar de
in dit nummer voorkomende advertentie.
Zaterdag werd in „Zomerzorg" alhier,
onder leiding van den heer W. Warnaar te
Sassenheim een vergadering gehouden van
besturen dér A. R. Kiesvereenigiugen in de
Statensectie Leiden.
De besprekingen waren in hoofdzaak ge
wijd aan het bijeenbrengen van het „Mil-
lioen" en de daarvan noodige organisatie
in hoofdtrekken vastgesteld.
De verschillende kiesvereenigingen zullen
hieromtrent nauwkeurig worden ingelicht.
Medegedeeld werd nog dat binnenkort de
heeren H. Colijn en Idenburg persoonlijk
te Leiden het. plan nader komen behandelen
en tot krachtige actie aansporen.
In de stedelijke werkinrichting Stads-
timmerwerf, zijn in de afgeloopen week op
genomen 165 volwdssen personen, 27 kinde
ren, totaal 192 personen.
Door Ged. Staten van Zuid-Holland
wordt voorgesteld aan de handelscursus
van „Kennis is macht", alhier een subsidio
te verleenen van f 1347.50, en aan do ver-»
eeniging 'tot opleiding van bewaarschool-»
houderessen .alhier een subsidie van 4000,
In de laatst gehouden vergadering
van den raad van het Indonesisch Verbond
van Studeerenden, is tot secretaris beuoemd
de heer Raden Pandoe Soeradhiuingrat
alhier.
Men verzoekt ons er de aandacht op
te vestigen dat de avondsamenkomst van
bet. Java-Comité op Donderdag 18 Novem
ber in de Oosterkerk alhier, niet te zes uur
aanvangt, zooals abuisievelijk in de adver
tentie vermeld stond, maar te acht uur.
Men zie onze agenda!
In het volgend voorjaar zal er van de
verzamelingen, die 's Rijks Ethnograpisch
Museum te Leiden bezit, een belangrijk ge
deelte tentoongesteld en te bezichtigen zijn
in het gebouw aan de Breestraat 18, waar
vroeger het Oudheidkundig Museum geves
tigd was. De inhoud van laatstgenoemde
instelling is verhuisd naar het. gebo"uw Ra
penburg-Papengracht, waar eertijds het
Museum van natuurlijke historie een tehuis
had. Het pand aau de Breestraat, een van
de-ffaaie, antieke heerenhuizen, die dezo
straat nog kan toonen al wordt zij, he
laas, meer en meer winkelstraat onder
gaat van binnen een geduchte opknapping.
Het. mooie, havlf verheven beeldwerk van
gangen en portalen, boven de zware eiken
houten deuren en aan de wanden van het
prachtige trappenhuis, waarin de breedc,
eikenhouten trap naar boven wentelt, dat
beeldwerk wordt van de overbodige kalk
ontdaan en de oude scherpe profielen ko
men nu wedor te voorschijn.
De zalen en kamers hebben meerendeels
uitstekend museum-licht, en waar iu 'do
achterkamers de verlichting onvoldoende'
-was, had reeds het beheer van het Oudheid
kundig Museum door het aanbrengen Yan
een glazen kap in dit euvel voorzien. Wat
de opstelling van de museumkasten (n do
rangschikking der voorwerpen in die kasten
betreft, daarin vallen groole verschillen
,waar te nemen, onderscheidene stadia van
ontwikkeling; enkele zalen zijn geheel go-
heel, alles is er aanwezig, de otiketten iu
de kasten incluis, alleen de suppoost ont
breekt. In andere zalen is men met de vul
ling der kasten bezig, weer elders staat het
materiaal, het tastbare kultuurbezit der
volken te waditen op de hand des conserva
tors, die,.
„Na dat men 't oude, en lang vergeten
uit den hoek
„Gehaelt hebbe",
zich nu het merkwaardige herinnert
„Van dingen die hem zijn ontschoten door
de jaeren".
Hier, in deze zalen, leidt niet, zooals iu
het museum van Tervueren, de pracht dor
omgeving de aandacht af ten koste -van do
uitgestalde voorwerpen; de inriohting is er
inderdaad zeer 6ober, en moeilijk kan rncq
zich iets eenvoudiger denken dan het maak
sel van de kasten en van hare binnenbetim-
meringen; alles heeft één kleur: wit, en aan
de verlichting van 's Rijks schatten komt
deze kleur ten goede. In iedere kast is do
geschreven catalogus aanwezig die omtrent
elk voorwerp inlichtingen geeft; en beneden
in de kast, afgescheiden van het tentoonge
stelde liggen de doubletten, voor zoover
men bij ethnografiea van dubbelen kan
sproken, die als studie-materiaal kunnen
dienen bij wetenschappelijk onderzoek.
Nieuw Guinea, het geheele eiland, is ge
reed en kleine landkaarten leeren den be
zoeker in welke streek hij zich bevinutet-
zijn prachtige serieën aanwezig van do
Noord- en van de Zuidkust., en de zeer
groote voorwerpen, vindt men buiten do
kasten langs den wand opgesteld. De eol-
.lectier van het groote eiland, welks geluk
kige bewoners ieder ongeveer een vierkan-
F£UILLETON
ti)
(Onder de Pclgrim-vaders).
I.
De poorten van de stad Leiden stonden
open; het was niet meer in den tijd dat de
Spanjaarden de steden belegerden en inslo
pen. Nog streed Holland voor zijne onaf
hankelijkheid, maar de- slag was reeds ge-
/wonnen: de republiek der Vereenigde Ne
derlanden was geslicht, en zij kon op haro
foeurt aan vervolgden en bannelingen van
I andere natiën de helpende hand bieden.
1 iHoogelijk ingenomen met hunne politiekq
én godsdienstige vrijheid, hadden de Ne
derlanders zich altijd eervol onderscheiden
tioor anderen te gunnen wat goeds zij voor
jziohzelven verlangden en zij 6tonden een ge-
2 svetensvrijheid too, zooals zij die nergens
Ijin Europa vonden. Het was in de maand
I IFebruari van het jaar 1620. In weerwil van
de strenge koude en de sneeuw, die de aar-
tie overdekte, drong zich een kleine men-
I Bchengroep, blijkbaar vreemdelingen, voor
de Koepoort bijeen, starende naar den ge-
I aichtseinder, waar de bleeke zon reeds ten
endergang neigde,
g l Het waren de Puriteinen met den predi
kant Robinson aan het hoofd, die uit Enge
land overgekomen, om hier een toevlucht'
te zoeken, besloten hadden in de nieuwe we
reld éen tehuis te zoeken, waar zij God
naar hun geweten lcondon dienen en toch
Engelschen blijven.
„Onze broeders zullen, vrees ik, vandaag
niet komen", sprak een rijzig, forsch ge
bouwd man met grijze haren en ernstige
gelaatstrekken; „hoewel hun schip reeds
voor twee dagen als te Amsterdam in de
haven aangekomen is vermeld."
„De winden en de zee zijn in de hand des
Heeren", zeide de leeraar Robinson, tot
wien Brewster, een van de ouderlingen der
gemeente, het woord had gericht; en een
helder geloof blonk in zijne oogen. „Hij zal
zeker onze broeders hier tot ons brengen,
want zij zijn bezig in zijn werk en zij ar
beiden tot zijn eer."
„Dit is ook mijn gevoelen," hernam
Brewster; „maar niet al onze broeders zijn
van hetzelfde gevoelen; het huisgezin van
Carver is door twijfelingen en gewetensvra
gen verdeeld".
„Ik weet het," antwoordde Ds. Robinson,
en iets van zijn onwrikbare vastheid ver
ried zich op dit gewoonlijk zoo zacht ge
laat. „Het is het lot van hen, die besloten
zijn het Lam te volgen waarheen het gaat;
er zijn altijd eenigen van de hunnen die
Hem niet willen volgen in de woestijn.
Maar onze broeder Carver geniet de vreug
de zijner vrouw- twee zijfier zonen en zijne
dochter Anna te zien deelen iu het besluit
dat hij genomen heeft."
„Ja," zeide Brewster, „Anna is even be
slist als haar vader, en zij schraagt den
moed van hare moeder. Wat is zij sedert
eenigen tijd vermagerd! Wat dunkt u
en de eerwaardige ouderling boog zich naar
den leeraar „dunkt u, dat zij cenig leed
heeft., een of andero geheime reden tot
droefheid, die op haar gestel werkt?"
„Anna Carver is geen vrouw, die hare
geheimen aan mannen vertelt," antwoordde
Ds. Robinson, terwijl hij een blik van ver
wondering, met verwijt gemengd, lot zijn
vriend wendde. „Wat haar smarten kan bij
de gedachte deze plaats van ons pelgrim
schap te verlaten, dat zegt zij God alleen."
„Ik wist nietmompelde de ouden
ling. „Soms loopt het hart over."
„Voor God!" liet Robinson er op volgen,
en hij zweeg stil, zich in herinnering bren
gende al de oogeéblikken waarin hij zijn
hart voor den Heer zijn God had uitgestort,
van af dat hij een onafhankelijke gemeente
in Engeland gesticht had, tot op het oogen
blik dat hij, na groot o vervolgingen en
zooveel lijden besloten had nog eens zijne
tent op te breken en aan gindsche zijde der
zee de vrijheid te zoeken ojn God naar zijn
geweten to dienen, verre van de tirannie van
koning Jakobus (16031625), en beschut
voor de ellendo die de Engelsche kolonis
ten in hunne schuilplaats iiuHolland voor
den tijd verouderde. Hij werd uit zijne over
denkingen losgerukt door een kreet van
William Bradford: „Daar zijn ze!" riep
deze uit, ~en voor een oogenblik zijne gewo
ne deftigheid vergetende, liep hij de aanko
menden zoo haastig tegemoet, dat do pre
dikant en zijne ouderlingen hem niet kon
den bijhouden.
„William is wel haastig", zeide Robin
son, hijgende, iu de verte Carver ziende,
die zijn paard had doen stilstaan om uit
zijn wambuis een papier te zooken, dat hij
Bradford overhandigde.
„En door zijne overhaasting vertraagt
hij onze vreugde," liet Brewster er op vol
gen „maar daar komt Cushman haastig
Meteen was Cushman bij den predikant,
„Wij brengen het patent en de overeen
komst met de kooplieden om door de ge
meente onderteekend te woixien," zonder
zich den tijd te gunnen om zijne vrienden
te groeten.
„De voorwaarden?" vroeg de heer Ro
binson.
„De beste, welke wij hebben kunnen ver
krijgen; maar harde; zeven jaren werken
ten bate der Compagnie."
„Geen interdict, geen tinsschonkomst. van
de bisschoppen?" ging Robinson voort.
„Neen!" antwoordde Carver, en glim
lachte; „de bisschoppen geven ons over tot
ons verderf en aan de pijlen der wilden."
„Dit is alles wat wij van het vragen,"
zeide Robinson, en hij scheen in zijne dank*
zegging aan God verzonken; terwijl Brew
ster uitriep: „Zij hebben niet gedacht aan
Hem, die gezegd heeft: „Gij zult niet vree
zen voor den schrik des nachts, voor den
pijl die des daags vliegt." De pijlen der In
dianen zullen minder wreed zijn, dan de ge
vangenissen waarin wij reeds gezucht heb»
ben."
„Hoera voor Nieuw-En gel and!" riep te
gelijkertijd William Bradford uit, die ein
delijk met Carver aankwam. „Over zeven
jaren zijn wij van alle verplichtingen aaa
de Compagnie vrij. Jakob heeft wel zeven
jaren gediend om Rachel van Laban te bo»
komen, en toch is hij eindelijk nog bedro
gen"; wij zullen zeven jaren dienen, om dö
vrijheid te bekomen om eene kerke Goda
in een nieuw vaderland te 6tichten. Hij dia
ons roept, is getrouw, en zal ons ton elndd
toe behoeden."
(Wordt vervol). j