Dagblad voor Leiden en Omstreken.
Aan het sterfbed van
Dr. KUYPER.
"j ABONNEMENTSPRIJS
fif IN LEIDEN EN BUITEN LEIDEN
pj WAAR AGENTEN GEVESTIGD ZIJN
ER KWARTAAL 12.50
'ER WEEK10.19
RANCO PER POST PER KWARTAAL 2.00
Is te JAARGANG. - WOENSDAG 10 NOVEMBER 1920. - No. I88
BUREAUHOOIGRACHT 35 - LEIDEN. - TELEFOON INT. I278
ADVERTENTIE-PRIJS
PER GEWONE REGEL i 0.22 1/3
DES ZATERDAGS£0.30
INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIEF,
KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens
30 woorden 50 cent: Zaterdags 75 cent,
bij vooruitbetaling 1
Dit nummer bestaat uit twee bladen
a. De Standaard van Dinsdagavond,
injdio ter gelegenheid van het afsterven van
'Dr. Kuyper in zwaren rouwrand verschccn;
etfcevat na een redactioneel artikel, van den
lieer Idenburg ook een persoonlijk
Gwoord, speciaal voor hen, die zich aan Dr.
®TKuyper ziel verwant gevoelen, die goduren-
!-nde zijne ziekte zoo zeer met hem meeleefden
Hen die daarvan ook soms op zoo teedere
1 wijze deden blijken.
[,j „Mij viel schrijft de heer Idcn-
il durende de laatste maanden meermalen
's weeks, en gedurende de laatste weken
'«schier dagelijks, te bezoeken. Ik heb dit ge-
'e,weldig sterke lichaam langzaam zien sloo-
d'pen en zijno krachten geleidelijk zien ver
minderen. Ik heb hem gezien in oogenblik-
Piken dat het lichaam leed, en ook wel als
?Uija bewustzijn omfloerst scheen. Maar nim-
-jiner heb ik zijn geloof aangevochten ge-
.^zien. Steeds vond ik hem gerust in zijn
'fflGod, ook als het lichaam onrustig was
^((slechts kort). Rustig liggend, heeft hij we
ken aaneen, zich ten volle van zijn toestand
(bewust, zijne ontbinding verwacht, waar-
"Inaar hij zoo vurig verlangde. „Met Chris-
l_ ftus te zijn was hem verre het, beste". Hij
'.heeft wel eens gevraagd waarom hij daar-
op zoo lang moest wachten, maar ook zelf
"[daarop geantwoord dat God hem geduld
fjwilde, leeren. Wat dit lange rustigo liggen
ivoor hem beteekende, kunnen alleen zij be-
iflgrijpen, die zijn rusteloozen drang tot wer-
ijken kenden, welke hem tot het laatste toe
Jbij'bleef.
Zijn geloof bleef steeds helder. Toen het
|6preken hem zwaar viel, wijl dan steeds
ai vermoeiende hoestaanvallen volgden, kon
■aihij zoo veelzeggend en vol blijde verwach-
mting den blik hemelwaarts slaan, de rech-
ti terhand omhoog heffend. Zijn ziekbed was
ajgeloofsversterkend voor heu, dio hem ver
pleegden.
Meer dan eens heb ik hem gesproken van
ie trouwe liefde, die hem werd toegedragen
in den grooten kring van zijne gee6tverwan-
;en, „onze menschen", zoo als hij placht te
«"'«zeggen, en heb ik hem namens die tiendui
zenden gedankt voor alles wat hij door
""Gods genade voor hen had mogen zijn. De
°Ttrouw, die door deze vrienden hem bewezen
,Werd, ook nadat hij het publieke terrein
jhad moeten verlaten, heeft hem herhaalde
lijk ook op zijn ziekbed verkwikt. De lief-
'de van zijn hart bleef steeds tot hen uit
gaan.
'J Kort geleden, toen het naderond einde
jieeds zijn schaduw vooruit wierp, verzocht
hij mij hun te zeggen dat God zijn toevlucht
r^en sterkte was en dat Hij krachtiglijk is he
rvonden een hulp in benauwdheden.
t Zoo is hij van -ons gegaan, gelijk hij on-
der ons geleefd heeft, roemend in de kracht
ven genade zijns Gods.
In hetzelfde blad schrijft de heer V e r-
weijck omtrent de laatste oogenblikken,
jj ran Dr. Kuyper nog het volgende:
Zooals gisteren reeds werd gemeld werd
Zaterdagavond de toestand plotseling zeer
ernstig; de nacht van Vrijdag op Zaterdag
was wel onrustig geweest; en de Zaterdag-
zelf bleef het aldus, maar eerst 's avonds
io: kwam de groote verandering. Des Zondags-
lo) morgens kwam de geneesheer en achtte het
Mno'odig, dat de kinderen en familieloden on
middellijk werden gewaarschuwd.
Aldus geschiedde en in den namiddag wa
ren allen bijeen. De zieke was toen kalm en
rustig; reeds sinds een paar dagen had hij
't vermogen ora te spreken verloren; zijn
trouwe verpleegsters wisten echter zijn wen-
schen te raden.
Des avonds te ongeveer 7 uur bemerkte
men, dat hij iets begeerde, en toen men hem
vroeg of hij wellicht zijn kinderen om zich
wildo zien, knikte hij bevestigend. Zijn zo
nen en dochters betraden toen de ziekenka
mer en daar nam hij met een kus afscheid
van allen.
't Was een ontroerend oogenblik.
Even daarna wènschle hij den heer en
mevrouw Idenburg te zien, en deze -verlieten
mee een handdruk en oen enkel woord de
sponde. Toen werd schrijver dezes, op het
verlangen van den stenende, bij hem toege
laten. Hoe zwaar valt afscheid nemen. Hoe
zwaar viel het mij, voor de laatste maal die
hand te drukken. En wie zal zeggen hoe
zwaar het zijn kinderen valt.
Allen bleven in de ziekenkamer, 't Was
een oogenblik vol diepe ontroering. De moe
gestreden dienstknecht, hijgende en wach
tend naar het oogenblik, waarop de Mees
ter hem roepen zou te komen. Boven zijn
hoofdeinde hangt een schilderij, Christus
aan het kruis, waarheen hij de zijnen in de
laatste weken, ook zelfs als hij niet meer
spreken kon, herhaalde malen heeft gewe
zen.
't Was alsof de schaduw van 't kruis over
het aangezicht van .den stervende viel.
Met betraande oogen zagen wij allen op
hem; niemand die eenige oogenblikken de
ontroerende stilte verbrak; de zieke hijgde
zwaar en lag overigens rustig met gesloten
oogen te wachten. Zijn hoofd zonk een wei
nig op do borst; zijn handen bewogen zich.
Een zijner dochters boog zich over hem
heen en vroeg: „Vader, zullen we bidden."
Hij sloeg de* oogen op en knikte bevesti
gend.
Wat nu volgde kan ik moeilijk onder
woorden brengen.
Het ziekbed was omringd door allen, die
er bij tegenwoordig konden zijn en we wa
ren allen diep ontroerd, toen de heer Iden
burg zoo kinderlijk eenvoudig bad of God
zijn moegestreden kind een ruimen ingang
in zijn Koninkrijk wilde geven on hem het
sterven licht maken.
Nimmer zal ik dat uur van heilige ont
roering vergeten. Met gebogen hoofd bleven
we allen om de sponde 6taan voor een paar
oogenblikken en verlieten toen diep onder
den indruk van dit afscheid de ziekenkamer.
Later op den avond kwam de dokter. Hij
oordeelde den toestand zeer critiék*, maar
toch iets beter dan 's morgens. De zieke was
volkomen helder en bij bewustzijn; de pols
was iets beter; maar we moesten er ons op
voorbereiden, dat hen op zijn hoogst nog
een paar dagen kon duren.
Maandag was de achteruitgang weer
merkbaarder. De trekken van het eens zoo
forsche gelaat vielen eenigermate in; het
eens zoo sprekende oog stond dof en de oog
opslag kostte hem blijkbaar moeite.
Maandagmiddag gaf hij de begeerte te
kennen nog eens den heer Idenburg te zien,
die dadelijk aan het verzoek gehoor gaf.
Zooals reeds een vorig maal door mij
werd medegedeeld, was de zieke, wat zijn
zielstoestand betreft, rustig en kalm. Hij
wachtte, en wachtte geduldig.
Voor ieder bewijs van hartelijkheid was
hij uitermate dankbaar en zijn zielsoog
bleef vol vertrouwen gericht op die toe
komst van enkel heerlijkheid en vrede, die
God Voor zijn kinderen heeft weggelegd.
Ons belijdend volk leefde mee aan deze
sponde en ik mocht dan ook deze dingen
niet voor mij houden. Zo behooren U allen
toe; en gij allen zult met groote dankbaar
heid vernemen, dat
Hier eindig ik; daar komt een telegram
en als ik 't openbreek, lees ik: God heeft
onzen lieven Vader tot zich ge
nomen.
Nog geen twee uur geleden zag ik den
lijderrustig, kalm,en nu tehuis!
God zij geloofd en gedankt voor zijn on
uitsprekelijke genade. Zijn laatste levens?
dagen zijn, naar onze bede, beschenen door
het licht van den eeuwigen dag; zijn heen
gaan was volkomen kalm en in vollen
vrede.
V Kuyper herdenking.
Het was een gelukkige gedachte van het
Centraal Comité om alle Antirevolutionai
re Kiesvereenigingen uit te noodigen aan
den vooravond van Dr. Kuypers begrafe
nis een gedachtenis-samenkomst te houden.
Heel ons Antirevolutionaire volk zou on
getwijfeld gaarne van de begrafenisplech
tigheid getuige willen zijn.
Dat is echter niet mogelijk.
Maar nu is het een sehoonc en verheffen
de gedachte dat Donderdagavond alle mee
levende Antirevolutionairen zich in den
geest om de geopende groeve 6charen om te
gedenken wat God ons in dezen dierbaren
doode heeft geschonken.
Door heel het land komen straks onze
mannen en vrouwen bijeen, om Dr. Kuyper
te eeren, zeer zeker, om zijne machtige ga
ven in het licht te stellen om met eerbied
en ontroering dezen grooten strijder te her
denken, maar vooral ook om God te dan
ken voor wat Hij ons volk en in 't bijzon
der onze partij in Dr. Kuijper heeft willen
sschenken.
Te Leiden zal deze herdenkingssamen
komst in de Graanbeurs worden ge
houden.
Uit andere plaatsen ontvingen wij nog
geen bericht, maar ij twijfelen niet of ook
de Kiesvereenigingen in den omtrek zullen
aan het verzoek van het Centraal Comité
gevolg geven.
Gaarne wekken wij onze lezers en onze
lezeressen op deze vergaderingen te bezoe
ken.
Niemand die ook maar eenigszins kan
blijve achter en verzuime .doze samenkom
sten te bezoeken.
STADSNIEUWS
DE K. v. K. EN DE WEELDEBELASTING
Naar aanleiding van het verzoek van
den minister van Financiën om haar oor
deel te kennen te geven over hot wetsont
werp tot heffing eener weeldebelasting,
heeft de Kamer van Koophandel en Fabrie.
ken alhier den Minister bericht, dat in
den boezem der Kamer breedvoerige be
sprekingen over dit belangrijke ontwerp
hebben plaats gehad, waarbij bleek, dat de
meerderheid, met het oog op de klaarblij
kelijke behoefte der schatkist aan nieuwe
bronnen van inkomsten, tegen een zuivere
weeldebelasting weliswaar geen overwe
gend bezwaar had-, d«och niettemin tegen
dit ontwerp zeer ernstige bedenkingen
koesterde en wel om de volgende redenen:
„In de eerste plaats schijnt het karakter
eener weeldebelasting in de bij het ont
werp behoorende tabel niet overal streng
volgehouden. Verschillende artikelen toch
zullen volgen» die tabel aan de belasting
onderworpen worden, waarvan het gebruik
in den tegenwoordige^ tijd niet meer als
luxe mag worden aanfemerkfc doch of be
antwoordt aan in breede kringen gevoelde
zeer normale behoeften of uit een oogpunt
van hygiene als anderszins eer verdient
te worden aangemoedigd clan belemmerd."
Er wordt dan opgemerkt, dat indien door
het schrappen van de bedoelde artikelen
het ontwerp to mager en mitsdien de op
brengst der belasting te gering zou wor
den, zulks de juistheid dezer critiek niet
zou ontzenuwen, doch slechts zou bewij
zen dat in ons land voor een werkelijke
weeldebelasting geen voldoende plaats is.
Verder zegt het adres van de Kamer:
„In de tweedie plaats vreezen wij van de
invoering dezer n et een groote toeneming
van de toch reeds zoo bedenkelijke ambte
narij en een voor de bedrijven hoogst hin
derlijke inmenging in interne zaïken, die
noodzakelijk zal wezen om allerlei ontdui
king tegen te gaan. Een drukker bijv., die
overigens niets met de wet uitstaandede
heeft, zal zich aan hare bepalingen en for
maliteiten moeten onderwerpen, wanneer
hij eenige stellen prentbriefkaarten op de
pers legt en niet onwaarschijnlijk ambte
naren in zijn bedrijf moeten Gelaten, die
komen onderzoeken of hij niet van andere
stellen de belasting aan den fiscus ont
houdt. Hoe zal verder bijv. een banketbak
ker van de door hem zelf vervaardigde en
in zijn winkel verkochte artikelen voldoen,
de aanteekening in registers kunnen hou
den, hetgeen toch noodig is om ook hier,
waar zij uit sociaal oogpunt juist wel ra
tioneel schijnt, de belasting te kunnen hef
fen? Wij meenien dat deze zijde van het
wetsontwerp tot zeer hooge kosten van
invordering en controle zal leiden, veel
ongerief en ongenoegen in de betrokken
bedrijven zal veroorzaken, terwijl ten slotte
toch een schromelijke ontduiking niet zal
kunnen worden voorkomen en daarmede
dus aan de algemeene moraliteit opnieuw
schade zal worden aangedaan.
Verder vreezen wij dat de heffing der be.
lasting van verschillende industrieën en
daaronder aan takken van nijverheid, die
hier te lande juist aan het opkomen zijn,
zooals de meubel, en de parapliiie-Lndus-
trie, groot nadeel zal berokkenen. De nieu
we prijisverhoogingerf zullen ongetwijfeld
bij verschillende artikelen, tot verminder
den omzet leiden en dat de bedrijven zich
daaraan spoedig zullen aanpassen door
zich dan meer op de productie van andere,
nuttiger geachte zaken toe te leggen,
wordt, naar het ons wil voorkomen, in de
Memorie van Toelichting op het wetsont
werp wel wat al te. gemakkelijk veronder
steld-.
In het bijzonder willen wij in dit verband
er op wijzen, dat, werd het wetsontwerp
ongewijzigd wet, sommige inlandsche in
dustrieën op zeer opvallende wijze zouden
worden benadeeld, doordat zoowel de uit
het buitenland te betrekken grondstoffen
aan belasting worden onderworpen a«s het
afgewerkte product, bijv. spiegelglas naast
spiegels; stoffen van zijde naast zijden pa-
rapluies. De Nederlandsche producent heeft
clus tweemaal de belasting te voldoen, de
buibenlancfëche importeur maar éénmaal,
waardoor dus de laatste een voorsprong
verkrijgt. Nog sterker komt dit uit, waar
het afgewerkte product lager wordt belast
dan het in te voeren onderdeel, zooals bijv.
wandelstokken met bamsteenen of ivoren
knoppen met 10 pet., terwijl voor die knop.
pen zelf blijkens no. 91. 20 pet. zal moeten
worden betaald. Wij dringen er me-t klem
op aan, dat de tabel met het oog hierop
nog eens ernstig zal worden overwogen.
Ten slotte zal onzes inziens met name de
klein-industrie, die voor een groot deel met
gebrek aan bedrijfskapitaal heeft te wor
stelen, in sterke mate worden bemoeilijkt,
doordat zij d'e belasting zal moeten vol
doen, voordat zij de betrokken verkoopen
heeft geraliseerd."
Hoewel de Kamer adviseert tot een te
rugnemen- of althans belangrijke omwer
king van het wetsontwerp, wil zij toch,
voor het geval de minister het mocht handt
haven, bedenkingen opperen tegen de be
paalde volgnummers:
No. 3. Aardewerk en porcelein met uit
zondering van, enz. Nos. 4 en 5. Batlgeysers
en badkuipen. No. 9. Benzine. No. 11.
Bloemstukken, bouquetten, bloememman-
Aan het Zoeklicht.
Leiden- 10 Nov. 1920.
In de levensschrijvingen van Dr. Kuy-
per die we thans in alle bladen ontmoe
ten vinden we beschouwingen over Dr.
Kuyper als student, als predikant, als
journalist, als staatsman enz. enz.
Een heele lange rij.
Nergens echter zag ik hem geteekencC
als d i c h t e r.
Bij het nalezen van Kuyper-lectuur vond
ik dan ook sléchts twee versjes.
Het eerste is vrij gevolgd naar Dr.
Bronsveld en ook aan diens adres gericht
als het. in „Strikt genomen" heet
Gij zijt zeer vlug, hebt veel talent,
Maar hebt u ditmaal niet gewend,
Om rustig van 't begin tot 't end
Elk argument,
Te wikken en te wegen, vrind.
'k Vertrouw dat elk 't natuurlijk vindt.
Als ik dit keer
U nog eens refuteer.
Wat dan ook schitterend gedaan werd.
Het tweede werd in 1897 bij het Stan*
daard-jubileum, in eigen toon, Da Gosta
nagezongen:
Voor mij, één zucht beheerscht mijn leven.
Een hoogcr drang drijft zin en ziel,
En moog' mij d'adem eer begeven,
Eer ik aan dien heilgen drang ontviel,
't Is om Gods heil'ge ordonnantiën,
In huis en kerk en school en 6taat,
Ten spijt van 's werelds remonstrantien.
Weer vast te zetten, 't volk ten baat.
't Is om die ord,ningen des Hecren
Waar Woord en Schepping van getuigt.
Ia T volk zoo helder te grïivccren,
Tot weer dat volk voor God zich buigt!
't Zal niet gemakkelijk zijn het levens
doel van den nu ontslapen strijder in korto
woorden duidelijk er uit te drukken.
OBSERVATOR.
den. Nö. 15. Bontwerk, pelswerk, enz. No.
10. Brandkasten, enz. No. 19. Dons. No. 21.
Eetwaren in •luchtdichte verpakking. No.
34. Handwapens en munitie, enz. No. 36.
Huistelefonen ca. No. 37. Ingevoerd fruit,
enz. No. 30. Kachelhaarden, enz. No. 41.
Koek-, suiker- cn taartwerk, enz. No. 45.
Kunstvoorwerpen. No. 52. Mandwerk en
rieten meubelen, enz. Nos. 53 en 54. Meube
len, enz. No. 58. Muziekinstrumenten. No.
64. Parapluies, enz. No. 71. Rijwielen, enz.
No. 85. Stofzuigers. No. 89. Vloerkleeden en
matten.
«Zij motiveert tegen elk dezer nummers
uitvoerig hare bezwaren.
Prof. EinStein die Donderdag jl. zijn
cursus te dezer stede heeft beëindigd, is, na
Vrijdag in Hannover een voordracht te
hebben gehouden, thans in Berlijn terug.
Het volgend jaar hoopt hij ter voortzetting
van zijn colleges in Leiden terug te keereu.
Omtrent de herdenkingssamenkomst
gewijd aan de nagedachtenis van wijlen Dr.
Kuyper, welke morgenavond in de „Graan
beurs" zal worden gehouden, vernemen wij
nader, dat deze een geheel huishoudelijk
karakter zal dragen. Verschillende voor
mannen uit onze stad zullen een enkel
woord wijden aan de groote verdienste van
den overleden Staatsman en zijn beteekenis
schetsen welke hij heeft gehad voor de door
werking onzer beginselen op velerlei ter
rein des levens Wij vertrouwen dat zoo
veel mogelijk alle antirevolutionairen,
vrouwen zoowel als mannen dezen
avond zullen vrijmaken, opdat spontaan
herdacht worde de grooto gave Gods, ons
in Dr. Kuyper geschonken.
Mr. Briët zal als voorzitter do hijeen-
komst leiden.
FEUILLETON
Vader ën Zoon.
Thord Overaa6 was in alle opzichten de voor
naamste en de invloedrijkste man in het Noor-
scke dorp, waar hij woonde. Hij was zeer rijk en
dacht, dat hij om zijn gold niet alloen kon doen
en laten wat hij wilde, m&ar er ook alles mede
naar zijn hand kon zetten.
Op zekeren dag stond hij zoo lang als hij was
met fier opgeheven hoofd in de studeerkamer van
.den predikant.
„Ik heb een jongen gekregen" zeide hij „en
Wecschle nu wel, dat hij gedoopt werd".
„Hoe moet hij hceten?"
„Finn, ovenals mijn vader geheeten heeft".
„En wie zal als getuige den jonggeborono ton
doop houden?"
Thord noemde verscheidene namen, familieleden
van hem, die in de oogen jiunner buren allen go-
.wichtigo en voornamo lieden waren.
„Hebt gij anders nog iets?" vroeg de predikant.
Do boer bedacht zich even en zeide eindelijk:
,Ik wildo wel dat hij alleen, geheel afzonderlijk
gedoopt werd".
„Dat wil dus zeggen: op oen werkdag?"
jj „Ja. aanstaanden Zaterdag, na den middag".
41 „Andere nog iets?" vroeg de looraar opnieuw.
J „Anders niets", antwoordde do boor, waarna
jiliij zijn hoed opnam en zich naar do deur wendde.
Maar nu stond de predikant op en zeido: „Toch
Bog iets!"
Hij trad op 'inorü too, vailo ziju iwud, zag hem
vriendelijk in de oogen en 6prak: „God moge u
dit kind ten zogen doen worden!"
Zostien jaar later stond de man weder in de
studeerkamer van den predikant.
„Gij zijt weinig veranderd, Thord", merkte
de predikant.aan„do tijd gaat, naar het schijnt,
vriendelijk met u om".
„Ik weet ook niet, wat mij zorg of onrust zou
berokkenen", zeide Thord met do grootste be
daardheid.
Daar gaf de leeraar hem geen antwoord op,
maar wel vroeg hij: „En wat brengt u dezen
avond, in mijn hijis?"
„Ik zou gaarne eens met u spreken over mijn
zoon, die morgen in de kerk zijn belijdenis doen'
zal".
„Het is een zeer degelijke, wakkere jongen".
„Ik wilde u de bclooning voor het onderwijs
niet brengen zonder vooraf gehoord te hebben,
welke plaats hij morgen in "(ie kerk krijgen zal".
„Hij is de eerste".
„Dat heb ik gehoord, on nu breng ik u hier
tien kronen (f 1350) voor het onderwijs."
„Anders nog iels?" vroeg de predikant, ten
wijl hij zijn blik op Thord vestigde.
Anders niets", antwoordde deze, waarna hij
heenging.
Weer waren er acht jaren vcrloopen toen do
predikant op zekeren namiddag een menigte voet
stappen voor zijn studeerkamer hoorde. Een aan
tal mannen traden bij hem binnen, mot Thord
aan het hoofd.
De leeraar zag op, herkende hom en zeide:
„Zoo? dezen keer komt gij met een talrijk ge
zelschap".
„Wij komen hier om do huwelijksinzegening
van mijn zoon bij u te bestellen. Hij wil zich in
den écht verbinden mot Karen Storlindcn, do
dochter van Gudmund, en haar vader staat hier
naast mij".
„Wel zoo, dat is zeker hot rijkste rneisjo uit
tien ganschen omtrek!"
„Ja, dat zeggen do menschen", antwoordde do
boer, terwijl hij zijn haar van zijn voorhoofd
wegstreek.
De predikant bleo! oen poosje zwijgend zitten,
alsof er allerlei gedachten bij hem opkwamen,
en schreef daarna de namen in zijn huwelijksre-
gister in.
Inmiddels legde Thord drie kronen op de tafel.
„Gij zijt er maar één schuldig", sprak de
leeraar.
,.Dat weet ik wel, maar hij is mijn ccnig kind,
en daarom wil ik het royaal hebben".
De predikant nam het geld op en zeide: „Dit
is nu voor dc derde maal, dat gij wegens uwen
zoon tot mij komt".
„En nu zal het dan ook wel voor do laatste
maal geweest zijn", sprak Thord, .terwijl hij
zijn portefeuille borg, waaruit hij de vereischte
papieren gehaald had.
Daarop nam hij afscheid cn ging hij langzaam
mot de andcro mannen heen.
Veertien dagen later voeren vader en zoon bij
prachtig weder in een boot over het meer naar
Storlinden, om met hem de huwelijksvoltrekking
der boide jonge lieden te bospreken en het feost
te regelen.
„De plank waarop ik zit, schijnt losgeraakt te
zijn" zeide de zoon, en hij ktond op om haar vast
to leggen.
Op hetzelfde oogenblik gleed hij uit, stak zijne
armen omhoog en viel in het water.
Houd je vast aan den riem!" riep zijn vader,
terwijl hij hem een roeiriem toestak.
De zoon beproefde het twee- of driemaal, maar
voeldo al zijn ledematen door kramp verstijven.
„Wacht ik-kom!" riep zijn vader weerf en hij
roeido uit alle macht naar zijn zoon toe.
Doch dezo wierp nog slechts een langen blik
op zijn yaders gelaat, en zonk in de diepte
weg.
Thord kon het niet gelooven; hij bleef met
den riem in de hand zitten en staarde onbewege
lijk op de plek, waar zijn zoon gezonken was,
alsof hij hem straks weer boven zou zien komen.
Maar er kwam niets anders to voorschijn dan
eenige blazen, op 't laatst kwam er een groote,
die aan de oppervlakte uiteenspatte, en daarna
zag hot meer er weer even spiegelblauk en effen
uit als te voren.
Twee dagen cn drie nachten zag men den vader
op dio plek rondroeien, zonder dat hij eten of
drinken dacht of door den 6laap zijn krachten
versterkte; hij zocht zijn zoon. In den morgen
van den derden dag had hij hom gevonden en
droog hij hem op zijn armen over de heuvelen
naar zijn huis.
Ongeveer ben jaar later lioordc de leeraar op
een herfstavond, toen het reeds vrij laat was
in zijn voorkamer zittend een gekrabbel, alsof
or iemand naar den deurklink zocht. Hij ging
open doen, cq nu trad er oen man binnen wel
groot yan gestalto, maar gobukt van houding,
oen man, die er bleek cn vervallen uitzag.
Do predikant moest hom ocret eens oplettend
aanzien.
..Komt gij nog zoo laat?" vroeg hij, terwijl
hij zich neerzette.
De predikant schoof zijn stoel wat nader bij
en bleef zwijgend wachten.
Duaiop begon Thord: „Ik heb hier iets voor
u medegebracht, dat ik gaarne aan do armen zou
willen gevener moet een- gesticht voor gebouwd
worden, dat den naam van mijn zoon zal dragen".
Hij stond op, legde het geld op de tafel en
ging weder zitten.
„Maar dat is een groote som", sprak do pro*
dikant, terwijl hij een oog over het geld liet
gaan.
„liet is de helft van hetgeen ik voor mijn boer
derij heb gekregen, dio ik dezen morgen verkocht
hob".
De predikant bleef een gcruimen tijd zwijgend
zitten en zeide toen met min of meer bevond»
stom: „Maar waaraan wilt gij nu voor uzelven
denken, Thord?"
„Aan het gocdo deel, aan de dingen die boven
zijn!"
Er volgde een lange pauze. Thord keek naar
den grond, en de predikant poogde zijn aandoe»
ningen uit "rijn gelaatstrekken te lezen.
Daarna 6prak hij langzaam en plocbtig: „Ik
geloof, Thord, dat de Heere n uw zoon toch
eindolijk tot een zegen heeft doen zijn".
„Ja, dat geloof ik ook", zeide Thord, terwijl
hij opzag en tweo grooto tranen over zijn wangen
biggelden. 2ijn trots en hoogmoed waren go-
broken.