Dagblad voor Leiden en Omstreken. Aan het sterfbed van Dr. KUYPER. "j ABONNEMENTSPRIJS fif IN LEIDEN EN BUITEN LEIDEN pj WAAR AGENTEN GEVESTIGD ZIJN ER KWARTAAL 12.50 'ER WEEK10.19 RANCO PER POST PER KWARTAAL 2.00 Is te JAARGANG. - WOENSDAG 10 NOVEMBER 1920. - No. I88 BUREAUHOOIGRACHT 35 - LEIDEN. - TELEFOON INT. I278 ADVERTENTIE-PRIJS PER GEWONE REGEL i 0.22 1/3 DES ZATERDAGS£0.30 INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIEF, KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens 30 woorden 50 cent: Zaterdags 75 cent, bij vooruitbetaling 1 Dit nummer bestaat uit twee bladen a. De Standaard van Dinsdagavond, injdio ter gelegenheid van het afsterven van 'Dr. Kuyper in zwaren rouwrand verschccn; etfcevat na een redactioneel artikel, van den lieer Idenburg ook een persoonlijk Gwoord, speciaal voor hen, die zich aan Dr. ®TKuyper ziel verwant gevoelen, die goduren- !-nde zijne ziekte zoo zeer met hem meeleefden Hen die daarvan ook soms op zoo teedere 1 wijze deden blijken. [,j „Mij viel schrijft de heer Idcn- il durende de laatste maanden meermalen 's weeks, en gedurende de laatste weken '«schier dagelijks, te bezoeken. Ik heb dit ge- 'e,weldig sterke lichaam langzaam zien sloo- d'pen en zijno krachten geleidelijk zien ver minderen. Ik heb hem gezien in oogenblik- Piken dat het lichaam leed, en ook wel als ?Uija bewustzijn omfloerst scheen. Maar nim- -jiner heb ik zijn geloof aangevochten ge- .^zien. Steeds vond ik hem gerust in zijn 'fflGod, ook als het lichaam onrustig was ^((slechts kort). Rustig liggend, heeft hij we ken aaneen, zich ten volle van zijn toestand (bewust, zijne ontbinding verwacht, waar- "Inaar hij zoo vurig verlangde. „Met Chris- l_ ftus te zijn was hem verre het, beste". Hij '.heeft wel eens gevraagd waarom hij daar- op zoo lang moest wachten, maar ook zelf "[daarop geantwoord dat God hem geduld fjwilde, leeren. Wat dit lange rustigo liggen ivoor hem beteekende, kunnen alleen zij be- iflgrijpen, die zijn rusteloozen drang tot wer- ijken kenden, welke hem tot het laatste toe Jbij'bleef. Zijn geloof bleef steeds helder. Toen het |6preken hem zwaar viel, wijl dan steeds ai vermoeiende hoestaanvallen volgden, kon ■aihij zoo veelzeggend en vol blijde verwach- mting den blik hemelwaarts slaan, de rech- ti terhand omhoog heffend. Zijn ziekbed was ajgeloofsversterkend voor heu, dio hem ver pleegden. Meer dan eens heb ik hem gesproken van ie trouwe liefde, die hem werd toegedragen in den grooten kring van zijne gee6tverwan- ;en, „onze menschen", zoo als hij placht te «"'«zeggen, en heb ik hem namens die tiendui zenden gedankt voor alles wat hij door ""Gods genade voor hen had mogen zijn. De °Ttrouw, die door deze vrienden hem bewezen ,Werd, ook nadat hij het publieke terrein jhad moeten verlaten, heeft hem herhaalde lijk ook op zijn ziekbed verkwikt. De lief- 'de van zijn hart bleef steeds tot hen uit gaan. 'J Kort geleden, toen het naderond einde jieeds zijn schaduw vooruit wierp, verzocht hij mij hun te zeggen dat God zijn toevlucht r^en sterkte was en dat Hij krachtiglijk is he rvonden een hulp in benauwdheden. t Zoo is hij van -ons gegaan, gelijk hij on- der ons geleefd heeft, roemend in de kracht ven genade zijns Gods. In hetzelfde blad schrijft de heer V e r- weijck omtrent de laatste oogenblikken, jj ran Dr. Kuyper nog het volgende: Zooals gisteren reeds werd gemeld werd Zaterdagavond de toestand plotseling zeer ernstig; de nacht van Vrijdag op Zaterdag was wel onrustig geweest; en de Zaterdag- zelf bleef het aldus, maar eerst 's avonds io: kwam de groote verandering. Des Zondags- lo) morgens kwam de geneesheer en achtte het Mno'odig, dat de kinderen en familieloden on middellijk werden gewaarschuwd. Aldus geschiedde en in den namiddag wa ren allen bijeen. De zieke was toen kalm en rustig; reeds sinds een paar dagen had hij 't vermogen ora te spreken verloren; zijn trouwe verpleegsters wisten echter zijn wen- schen te raden. Des avonds te ongeveer 7 uur bemerkte men, dat hij iets begeerde, en toen men hem vroeg of hij wellicht zijn kinderen om zich wildo zien, knikte hij bevestigend. Zijn zo nen en dochters betraden toen de ziekenka mer en daar nam hij met een kus afscheid van allen. 't Was een ontroerend oogenblik. Even daarna wènschle hij den heer en mevrouw Idenburg te zien, en deze -verlieten mee een handdruk en oen enkel woord de sponde. Toen werd schrijver dezes, op het verlangen van den stenende, bij hem toege laten. Hoe zwaar valt afscheid nemen. Hoe zwaar viel het mij, voor de laatste maal die hand te drukken. En wie zal zeggen hoe zwaar het zijn kinderen valt. Allen bleven in de ziekenkamer, 't Was een oogenblik vol diepe ontroering. De moe gestreden dienstknecht, hijgende en wach tend naar het oogenblik, waarop de Mees ter hem roepen zou te komen. Boven zijn hoofdeinde hangt een schilderij, Christus aan het kruis, waarheen hij de zijnen in de laatste weken, ook zelfs als hij niet meer spreken kon, herhaalde malen heeft gewe zen. 't Was alsof de schaduw van 't kruis over het aangezicht van .den stervende viel. Met betraande oogen zagen wij allen op hem; niemand die eenige oogenblikken de ontroerende stilte verbrak; de zieke hijgde zwaar en lag overigens rustig met gesloten oogen te wachten. Zijn hoofd zonk een wei nig op do borst; zijn handen bewogen zich. Een zijner dochters boog zich over hem heen en vroeg: „Vader, zullen we bidden." Hij sloeg de* oogen op en knikte bevesti gend. Wat nu volgde kan ik moeilijk onder woorden brengen. Het ziekbed was omringd door allen, die er bij tegenwoordig konden zijn en we wa ren allen diep ontroerd, toen de heer Iden burg zoo kinderlijk eenvoudig bad of God zijn moegestreden kind een ruimen ingang in zijn Koninkrijk wilde geven on hem het sterven licht maken. Nimmer zal ik dat uur van heilige ont roering vergeten. Met gebogen hoofd bleven we allen om de sponde 6taan voor een paar oogenblikken en verlieten toen diep onder den indruk van dit afscheid de ziekenkamer. Later op den avond kwam de dokter. Hij oordeelde den toestand zeer critiék*, maar toch iets beter dan 's morgens. De zieke was volkomen helder en bij bewustzijn; de pols was iets beter; maar we moesten er ons op voorbereiden, dat hen op zijn hoogst nog een paar dagen kon duren. Maandag was de achteruitgang weer merkbaarder. De trekken van het eens zoo forsche gelaat vielen eenigermate in; het eens zoo sprekende oog stond dof en de oog opslag kostte hem blijkbaar moeite. Maandagmiddag gaf hij de begeerte te kennen nog eens den heer Idenburg te zien, die dadelijk aan het verzoek gehoor gaf. Zooals reeds een vorig maal door mij werd medegedeeld, was de zieke, wat zijn zielstoestand betreft, rustig en kalm. Hij wachtte, en wachtte geduldig. Voor ieder bewijs van hartelijkheid was hij uitermate dankbaar en zijn zielsoog bleef vol vertrouwen gericht op die toe komst van enkel heerlijkheid en vrede, die God Voor zijn kinderen heeft weggelegd. Ons belijdend volk leefde mee aan deze sponde en ik mocht dan ook deze dingen niet voor mij houden. Zo behooren U allen toe; en gij allen zult met groote dankbaar heid vernemen, dat Hier eindig ik; daar komt een telegram en als ik 't openbreek, lees ik: God heeft onzen lieven Vader tot zich ge nomen. Nog geen twee uur geleden zag ik den lijderrustig, kalm,en nu tehuis! God zij geloofd en gedankt voor zijn on uitsprekelijke genade. Zijn laatste levens? dagen zijn, naar onze bede, beschenen door het licht van den eeuwigen dag; zijn heen gaan was volkomen kalm en in vollen vrede. V Kuyper herdenking. Het was een gelukkige gedachte van het Centraal Comité om alle Antirevolutionai re Kiesvereenigingen uit te noodigen aan den vooravond van Dr. Kuypers begrafe nis een gedachtenis-samenkomst te houden. Heel ons Antirevolutionaire volk zou on getwijfeld gaarne van de begrafenisplech tigheid getuige willen zijn. Dat is echter niet mogelijk. Maar nu is het een sehoonc en verheffen de gedachte dat Donderdagavond alle mee levende Antirevolutionairen zich in den geest om de geopende groeve 6charen om te gedenken wat God ons in dezen dierbaren doode heeft geschonken. Door heel het land komen straks onze mannen en vrouwen bijeen, om Dr. Kuyper te eeren, zeer zeker, om zijne machtige ga ven in het licht te stellen om met eerbied en ontroering dezen grooten strijder te her denken, maar vooral ook om God te dan ken voor wat Hij ons volk en in 't bijzon der onze partij in Dr. Kuijper heeft willen sschenken. Te Leiden zal deze herdenkingssamen komst in de Graanbeurs worden ge houden. Uit andere plaatsen ontvingen wij nog geen bericht, maar ij twijfelen niet of ook de Kiesvereenigingen in den omtrek zullen aan het verzoek van het Centraal Comité gevolg geven. Gaarne wekken wij onze lezers en onze lezeressen op deze vergaderingen te bezoe ken. Niemand die ook maar eenigszins kan blijve achter en verzuime .doze samenkom sten te bezoeken. STADSNIEUWS DE K. v. K. EN DE WEELDEBELASTING Naar aanleiding van het verzoek van den minister van Financiën om haar oor deel te kennen te geven over hot wetsont werp tot heffing eener weeldebelasting, heeft de Kamer van Koophandel en Fabrie. ken alhier den Minister bericht, dat in den boezem der Kamer breedvoerige be sprekingen over dit belangrijke ontwerp hebben plaats gehad, waarbij bleek, dat de meerderheid, met het oog op de klaarblij kelijke behoefte der schatkist aan nieuwe bronnen van inkomsten, tegen een zuivere weeldebelasting weliswaar geen overwe gend bezwaar had-, d«och niettemin tegen dit ontwerp zeer ernstige bedenkingen koesterde en wel om de volgende redenen: „In de eerste plaats schijnt het karakter eener weeldebelasting in de bij het ont werp behoorende tabel niet overal streng volgehouden. Verschillende artikelen toch zullen volgen» die tabel aan de belasting onderworpen worden, waarvan het gebruik in den tegenwoordige^ tijd niet meer als luxe mag worden aanfemerkfc doch of be antwoordt aan in breede kringen gevoelde zeer normale behoeften of uit een oogpunt van hygiene als anderszins eer verdient te worden aangemoedigd clan belemmerd." Er wordt dan opgemerkt, dat indien door het schrappen van de bedoelde artikelen het ontwerp to mager en mitsdien de op brengst der belasting te gering zou wor den, zulks de juistheid dezer critiek niet zou ontzenuwen, doch slechts zou bewij zen dat in ons land voor een werkelijke weeldebelasting geen voldoende plaats is. Verder zegt het adres van de Kamer: „In de tweedie plaats vreezen wij van de invoering dezer n et een groote toeneming van de toch reeds zoo bedenkelijke ambte narij en een voor de bedrijven hoogst hin derlijke inmenging in interne zaïken, die noodzakelijk zal wezen om allerlei ontdui king tegen te gaan. Een drukker bijv., die overigens niets met de wet uitstaandede heeft, zal zich aan hare bepalingen en for maliteiten moeten onderwerpen, wanneer hij eenige stellen prentbriefkaarten op de pers legt en niet onwaarschijnlijk ambte naren in zijn bedrijf moeten Gelaten, die komen onderzoeken of hij niet van andere stellen de belasting aan den fiscus ont houdt. Hoe zal verder bijv. een banketbak ker van de door hem zelf vervaardigde en in zijn winkel verkochte artikelen voldoen, de aanteekening in registers kunnen hou den, hetgeen toch noodig is om ook hier, waar zij uit sociaal oogpunt juist wel ra tioneel schijnt, de belasting te kunnen hef fen? Wij meenien dat deze zijde van het wetsontwerp tot zeer hooge kosten van invordering en controle zal leiden, veel ongerief en ongenoegen in de betrokken bedrijven zal veroorzaken, terwijl ten slotte toch een schromelijke ontduiking niet zal kunnen worden voorkomen en daarmede dus aan de algemeene moraliteit opnieuw schade zal worden aangedaan. Verder vreezen wij dat de heffing der be. lasting van verschillende industrieën en daaronder aan takken van nijverheid, die hier te lande juist aan het opkomen zijn, zooals de meubel, en de parapliiie-Lndus- trie, groot nadeel zal berokkenen. De nieu we prijisverhoogingerf zullen ongetwijfeld bij verschillende artikelen, tot verminder den omzet leiden en dat de bedrijven zich daaraan spoedig zullen aanpassen door zich dan meer op de productie van andere, nuttiger geachte zaken toe te leggen, wordt, naar het ons wil voorkomen, in de Memorie van Toelichting op het wetsont werp wel wat al te. gemakkelijk veronder steld-. In het bijzonder willen wij in dit verband er op wijzen, dat, werd het wetsontwerp ongewijzigd wet, sommige inlandsche in dustrieën op zeer opvallende wijze zouden worden benadeeld, doordat zoowel de uit het buitenland te betrekken grondstoffen aan belasting worden onderworpen a«s het afgewerkte product, bijv. spiegelglas naast spiegels; stoffen van zijde naast zijden pa- rapluies. De Nederlandsche producent heeft clus tweemaal de belasting te voldoen, de buibenlancfëche importeur maar éénmaal, waardoor dus de laatste een voorsprong verkrijgt. Nog sterker komt dit uit, waar het afgewerkte product lager wordt belast dan het in te voeren onderdeel, zooals bijv. wandelstokken met bamsteenen of ivoren knoppen met 10 pet., terwijl voor die knop. pen zelf blijkens no. 91. 20 pet. zal moeten worden betaald. Wij dringen er me-t klem op aan, dat de tabel met het oog hierop nog eens ernstig zal worden overwogen. Ten slotte zal onzes inziens met name de klein-industrie, die voor een groot deel met gebrek aan bedrijfskapitaal heeft te wor stelen, in sterke mate worden bemoeilijkt, doordat zij d'e belasting zal moeten vol doen, voordat zij de betrokken verkoopen heeft geraliseerd." Hoewel de Kamer adviseert tot een te rugnemen- of althans belangrijke omwer king van het wetsontwerp, wil zij toch, voor het geval de minister het mocht handt haven, bedenkingen opperen tegen de be paalde volgnummers: No. 3. Aardewerk en porcelein met uit zondering van, enz. Nos. 4 en 5. Batlgeysers en badkuipen. No. 9. Benzine. No. 11. Bloemstukken, bouquetten, bloememman- Aan het Zoeklicht. Leiden- 10 Nov. 1920. In de levensschrijvingen van Dr. Kuy- per die we thans in alle bladen ontmoe ten vinden we beschouwingen over Dr. Kuyper als student, als predikant, als journalist, als staatsman enz. enz. Een heele lange rij. Nergens echter zag ik hem geteekencC als d i c h t e r. Bij het nalezen van Kuyper-lectuur vond ik dan ook sléchts twee versjes. Het eerste is vrij gevolgd naar Dr. Bronsveld en ook aan diens adres gericht als het. in „Strikt genomen" heet Gij zijt zeer vlug, hebt veel talent, Maar hebt u ditmaal niet gewend, Om rustig van 't begin tot 't end Elk argument, Te wikken en te wegen, vrind. 'k Vertrouw dat elk 't natuurlijk vindt. Als ik dit keer U nog eens refuteer. Wat dan ook schitterend gedaan werd. Het tweede werd in 1897 bij het Stan* daard-jubileum, in eigen toon, Da Gosta nagezongen: Voor mij, één zucht beheerscht mijn leven. Een hoogcr drang drijft zin en ziel, En moog' mij d'adem eer begeven, Eer ik aan dien heilgen drang ontviel, 't Is om Gods heil'ge ordonnantiën, In huis en kerk en school en 6taat, Ten spijt van 's werelds remonstrantien. Weer vast te zetten, 't volk ten baat. 't Is om die ord,ningen des Hecren Waar Woord en Schepping van getuigt. Ia T volk zoo helder te grïivccren, Tot weer dat volk voor God zich buigt! 't Zal niet gemakkelijk zijn het levens doel van den nu ontslapen strijder in korto woorden duidelijk er uit te drukken. OBSERVATOR. den. Nö. 15. Bontwerk, pelswerk, enz. No. 10. Brandkasten, enz. No. 19. Dons. No. 21. Eetwaren in •luchtdichte verpakking. No. 34. Handwapens en munitie, enz. No. 36. Huistelefonen ca. No. 37. Ingevoerd fruit, enz. No. 30. Kachelhaarden, enz. No. 41. Koek-, suiker- cn taartwerk, enz. No. 45. Kunstvoorwerpen. No. 52. Mandwerk en rieten meubelen, enz. Nos. 53 en 54. Meube len, enz. No. 58. Muziekinstrumenten. No. 64. Parapluies, enz. No. 71. Rijwielen, enz. No. 85. Stofzuigers. No. 89. Vloerkleeden en matten. «Zij motiveert tegen elk dezer nummers uitvoerig hare bezwaren. Prof. EinStein die Donderdag jl. zijn cursus te dezer stede heeft beëindigd, is, na Vrijdag in Hannover een voordracht te hebben gehouden, thans in Berlijn terug. Het volgend jaar hoopt hij ter voortzetting van zijn colleges in Leiden terug te keereu. Omtrent de herdenkingssamenkomst gewijd aan de nagedachtenis van wijlen Dr. Kuyper, welke morgenavond in de „Graan beurs" zal worden gehouden, vernemen wij nader, dat deze een geheel huishoudelijk karakter zal dragen. Verschillende voor mannen uit onze stad zullen een enkel woord wijden aan de groote verdienste van den overleden Staatsman en zijn beteekenis schetsen welke hij heeft gehad voor de door werking onzer beginselen op velerlei ter rein des levens Wij vertrouwen dat zoo veel mogelijk alle antirevolutionairen, vrouwen zoowel als mannen dezen avond zullen vrijmaken, opdat spontaan herdacht worde de grooto gave Gods, ons in Dr. Kuyper geschonken. Mr. Briët zal als voorzitter do hijeen- komst leiden. FEUILLETON Vader ën Zoon. Thord Overaa6 was in alle opzichten de voor naamste en de invloedrijkste man in het Noor- scke dorp, waar hij woonde. Hij was zeer rijk en dacht, dat hij om zijn gold niet alloen kon doen en laten wat hij wilde, m&ar er ook alles mede naar zijn hand kon zetten. Op zekeren dag stond hij zoo lang als hij was met fier opgeheven hoofd in de studeerkamer van .den predikant. „Ik heb een jongen gekregen" zeide hij „en Wecschle nu wel, dat hij gedoopt werd". „Hoe moet hij hceten?" „Finn, ovenals mijn vader geheeten heeft". „En wie zal als getuige den jonggeborono ton doop houden?" Thord noemde verscheidene namen, familieleden van hem, die in de oogen jiunner buren allen go- .wichtigo en voornamo lieden waren. „Hebt gij anders nog iets?" vroeg de predikant. Do boer bedacht zich even en zeide eindelijk: ,Ik wildo wel dat hij alleen, geheel afzonderlijk gedoopt werd". „Dat wil dus zeggen: op oen werkdag?" jj „Ja. aanstaanden Zaterdag, na den middag". 41 „Andere nog iets?" vroeg de looraar opnieuw. J „Anders niets", antwoordde do boor, waarna jiliij zijn hoed opnam en zich naar do deur wendde. Maar nu stond de predikant op en zeido: „Toch Bog iets!" Hij trad op 'inorü too, vailo ziju iwud, zag hem vriendelijk in de oogen en 6prak: „God moge u dit kind ten zogen doen worden!" Zostien jaar later stond de man weder in de studeerkamer van den predikant. „Gij zijt weinig veranderd, Thord", merkte de predikant.aan„do tijd gaat, naar het schijnt, vriendelijk met u om". „Ik weet ook niet, wat mij zorg of onrust zou berokkenen", zeide Thord met do grootste be daardheid. Daar gaf de leeraar hem geen antwoord op, maar wel vroeg hij: „En wat brengt u dezen avond, in mijn hijis?" „Ik zou gaarne eens met u spreken over mijn zoon, die morgen in de kerk zijn belijdenis doen' zal". „Het is een zeer degelijke, wakkere jongen". „Ik wilde u de bclooning voor het onderwijs niet brengen zonder vooraf gehoord te hebben, welke plaats hij morgen in "(ie kerk krijgen zal". „Hij is de eerste". „Dat heb ik gehoord, on nu breng ik u hier tien kronen (f 1350) voor het onderwijs." „Anders nog iels?" vroeg de predikant, ten wijl hij zijn blik op Thord vestigde. Anders niets", antwoordde deze, waarna hij heenging. Weer waren er acht jaren vcrloopen toen do predikant op zekeren namiddag een menigte voet stappen voor zijn studeerkamer hoorde. Een aan tal mannen traden bij hem binnen, mot Thord aan het hoofd. De leeraar zag op, herkende hom en zeide: „Zoo? dezen keer komt gij met een talrijk ge zelschap". „Wij komen hier om do huwelijksinzegening van mijn zoon bij u te bestellen. Hij wil zich in den écht verbinden mot Karen Storlindcn, do dochter van Gudmund, en haar vader staat hier naast mij". „Wel zoo, dat is zeker hot rijkste rneisjo uit tien ganschen omtrek!" „Ja, dat zeggen do menschen", antwoordde do boer, terwijl hij zijn haar van zijn voorhoofd wegstreek. De predikant bleo! oen poosje zwijgend zitten, alsof er allerlei gedachten bij hem opkwamen, en schreef daarna de namen in zijn huwelijksre- gister in. Inmiddels legde Thord drie kronen op de tafel. „Gij zijt er maar één schuldig", sprak de leeraar. ,.Dat weet ik wel, maar hij is mijn ccnig kind, en daarom wil ik het royaal hebben". De predikant nam het geld op en zeide: „Dit is nu voor dc derde maal, dat gij wegens uwen zoon tot mij komt". „En nu zal het dan ook wel voor do laatste maal geweest zijn", sprak Thord, .terwijl hij zijn portefeuille borg, waaruit hij de vereischte papieren gehaald had. Daarop nam hij afscheid cn ging hij langzaam mot de andcro mannen heen. Veertien dagen later voeren vader en zoon bij prachtig weder in een boot over het meer naar Storlinden, om met hem de huwelijksvoltrekking der boide jonge lieden te bospreken en het feost te regelen. „De plank waarop ik zit, schijnt losgeraakt te zijn" zeide de zoon, en hij ktond op om haar vast to leggen. Op hetzelfde oogenblik gleed hij uit, stak zijne armen omhoog en viel in het water. Houd je vast aan den riem!" riep zijn vader, terwijl hij hem een roeiriem toestak. De zoon beproefde het twee- of driemaal, maar voeldo al zijn ledematen door kramp verstijven. „Wacht ik-kom!" riep zijn vader weerf en hij roeido uit alle macht naar zijn zoon toe. Doch dezo wierp nog slechts een langen blik op zijn yaders gelaat, en zonk in de diepte weg. Thord kon het niet gelooven; hij bleef met den riem in de hand zitten en staarde onbewege lijk op de plek, waar zijn zoon gezonken was, alsof hij hem straks weer boven zou zien komen. Maar er kwam niets anders to voorschijn dan eenige blazen, op 't laatst kwam er een groote, die aan de oppervlakte uiteenspatte, en daarna zag hot meer er weer even spiegelblauk en effen uit als te voren. Twee dagen cn drie nachten zag men den vader op dio plek rondroeien, zonder dat hij eten of drinken dacht of door den 6laap zijn krachten versterkte; hij zocht zijn zoon. In den morgen van den derden dag had hij hom gevonden en droog hij hem op zijn armen over de heuvelen naar zijn huis. Ongeveer ben jaar later lioordc de leeraar op een herfstavond, toen het reeds vrij laat was in zijn voorkamer zittend een gekrabbel, alsof or iemand naar den deurklink zocht. Hij ging open doen, cq nu trad er oen man binnen wel groot yan gestalto, maar gobukt van houding, oen man, die er bleek cn vervallen uitzag. Do predikant moest hom ocret eens oplettend aanzien. ..Komt gij nog zoo laat?" vroeg hij, terwijl hij zich neerzette. De predikant schoof zijn stoel wat nader bij en bleef zwijgend wachten. Duaiop begon Thord: „Ik heb hier iets voor u medegebracht, dat ik gaarne aan do armen zou willen gevener moet een- gesticht voor gebouwd worden, dat den naam van mijn zoon zal dragen". Hij stond op, legde het geld op de tafel en ging weder zitten. „Maar dat is een groote som", sprak do pro* dikant, terwijl hij een oog over het geld liet gaan. „liet is de helft van hetgeen ik voor mijn boer derij heb gekregen, dio ik dezen morgen verkocht hob". De predikant bleef een gcruimen tijd zwijgend zitten en zeide toen met min of meer bevond» stom: „Maar waaraan wilt gij nu voor uzelven denken, Thord?" „Aan het gocdo deel, aan de dingen die boven zijn!" Er volgde een lange pauze. Thord keek naar den grond, en de predikant poogde zijn aandoe» ningen uit "rijn gelaatstrekken te lezen. Daarna 6prak hij langzaam en plocbtig: „Ik geloof, Thord, dat de Heere n uw zoon toch eindolijk tot een zegen heeft doen zijn". „Ja, dat geloof ik ook", zeide Thord, terwijl hij opzag en tweo grooto tranen over zijn wangen biggelden. 2ijn trots en hoogmoed waren go- broken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1920 | | pagina 1