ÉuweliWont Tweede Blad. Zaterdag 18 September IS20 Des Heeren goedheid. O mijne zielo! gij hebt tot den Hcere gezegd: Gij zijt de HEERE, mijne r oed- lieid rrfakt^iiot tot U, maar tot de heili gen, die op de aarde zijn, en de heerlij ken, iii dewelke al mijn lust is. Psalm 16 2, 3. dit onzen kostelijke» psalmbundel is de zestiende psalm ten allen tijde' een 'bijzon der, gelief de gelest.'Het berijmde lied: werd steeds door Gods volk zoo gaarne' gezon gen, cn het lezen van dien psalm betfrde altijd op het ter neder gebogen'■hart. Daarin wordt gesproken van snoeren in liefelijke plaatoen, van een echo one erfenis^ van verzadiging van vreugde bij Gods aan- gezichte, en van lieflijkheden die eeuwig in rs Heeren hand zijn. Met het oog hierop, laat het zich verstaan, dat wij boven dit heilige lied lezen, wat slechts zelden ge beurt een gouden k 1 o i n'o q d. Een gouden kleinood! Dat is iets dier baars, iets kostelijks, iets van groote waarde. En aan dat gouden kleinood ziet ons oog weer een schitterend edelgesteente in het Messiaarische, woord tot-do HEERE ge^. sproken: mijn© goedheid radek-piet.tot U maar tot de heiligen'die iop- aarde zijn; en' de heerlijken waarin al mijn lust is. Mijn goedheid raakt'mtèUtob U! zoor spreekt de komende Messias. Hij. ie -eén [Ko ning, ja de Koning der koningen en Hij), spreekt van zijne goedheid^ van.zijn. drilde.-', lijk uitdeelen van alle goede gaven, van alle: schart-ten van heil en vanrgenade. De-lieiHj?, ke plaatsen, de schoone. erfenis, de volke- - men verzadiging, ziet, het is alles in zijne hand. Doch voor wie! Wie. worden daajmede; beweldadigd en gezegend'? Gij zijt de HEERE! .Mijne, gpcftheid raakt niet tot U! Jehovah, de algenoegzame en volzaligfe God, wiens troon de hemel, v-;iens voet bank de aarde is, heeft deze goedheid niet noode. Hij, de HEERE, is de bron van alle goed, de fontein van alle heiL Hij geeft, alle dingen, maar Hij ontvangt, niet. Dg Libanon is niet genoeg om to branden, al. jzijn gedierte niet voldoende, tpn -braudQifcr, 'Alle de heilige engelen, wier getal is-, tien-- maal tienduizend, de duizeqden verdubbeld- in getale, zijn de gedienstige -geesjen va» Hem, die het al beheert j. Hoe zou die volzalige en voïheerlijke God de goedheid van deni Me§skis behoe ven? Dat kan niet zijn, en zoo is het eok niet Hoor in dit lied, den Messias cloqr. David betuigen: Gij zijt de HEERE, mijne goed- -heid raakt niet tot D! Ik ben Koning en heb vele goederen en - schatten om daarmede goed te doen en ze gen te verspreiden. Ik ben mild en welda dig. Maar niet voor U, o HEERE. Mijne goedheid raakt niet tot U, betreft U niet. doelt niet op U, want Gij woont in eeuwi gen glans en goddelijken luister, en hebt mijne goedheid niet van noode. Mijne goedheid gaat uit naar de kinde ren der menschen. Mijne weldadigheid en goedertierenheid is voor de heiligen die op de aarde zijn, voor de heerlijken in dewel- ken al mijne lust is. De Messias wil zijn goedheid aan zijn volk schenken, zijn gena de en zegen zijn voor hen, die er behoefte aan hebben en er door gebenedijd worden Alzoo de van God verordineerde Midde llaar komt tot deze wereld. Hij komt met tot zegenen uitgebreide handen tot zijn volk. Zijn goedheid, barmhartigheid en goedertierenheid gaan uit naar allen die van dat volk zijn en daartoe bchooren. O, wil het indenken, dat al wat die groo te Koning bezit, niet den Hecre raakt, maai betreft het volk dat Hem toebehoort. •Vaste regel van alle koningschap is, dat het volk er niet is om den koning, maar dc koning om .het volk. Doch als er ooit een koning is geweest, die alleen voor zijn volk hed^erfd^die^zi^^e^en^aaj^n^ Voor de Jeugd". Van een Leidsche Jongen. 2) II. De kroonprins in betrokking. Zoodra de zes makkers in den speeltuin ti Zoetervvoude aangekomen waren, begon- pen ze weer eens te bespreken,, wat ze nu eigenlijk daar buiten spelen zouden en- na veel over. en weerprateni werd er besloten, dat men verstoppertje^ of wegkrnpertje zou spelen. Rembrand zelf zou aftellen wie de zoeker zijn zou en begon aldus: Dau-dau-deeren kwam ik tegen Op Sint Joris bruggetje Met den pappot op haar ruggetje, Met den pollepel in haar' hand; Zoo kwam Dau-dau-deeren in 't land. Op hemzelf viel het woordje „land"', zoo dat hij de zoeker zijen moest. Er was in den speeltuin ruimte genoeg, en er waren kostelijke plaatsjes om weg te kruipen. Op don Leidschen weg kwam een wagen stapvoets aanrijden! er» zoodra deze voor het huis wa-s, zou Rembrand beginnen met zoeken. Doodbedaard ginghij voor het huis op eene bank zitten wachten tot de wagen er zijn zou. Hii had een stokje in de hand volk heeft gewijd, het is de groote Koning die ons van Israels God is geschonken. Die Koning is door God den Heere aan Z:jr volk toegebracht, en komende tot dat volk roept Hij uit: mijne goedheid raakt niet tot U, o HEERE, want alle mijne heilswelda- deu zijn voor do heiligen op aarde, vooi de heerlijken in .dewelke ik al mijn lust heb. Christus Kwam met Zijn heil tot deze aarde niet voor alle menschen. Neen, Gode goedheid in Christus is alleen voor de hei ligen. Bij al de koninklijke goedhoid var den Messias, zijn er toch vaste grenzen voor het hemelsch koninkrijk op deze aarde. Maar waar zijn die heiligen en die heer lijken? zoo vragen wij, want wij vinden zet niet, en wij weten niet waar ze zijn. God: dd Heere zal u het antwoord geven Heiligen'en heerlijken zijn daar te vinden, whar ik de Heere,1 door mijn goddelijke kracht naar vrije, verkiezende genade lier tot het aanzijn heb geroepen, Ilv de. Heere bon het, die. de heiligen -roep uit den dood tot het leven, en cle heerlijken uit de duis ternis tot het wonderbaar licht. En in die. door Mijne hand verwékte heiligen en heer lijken heb ik al mijn lust en welbehagen. 'Het stemme uw "hart tqt diepe veroot moediging te weien.-dat-' gij. zonder dal werk van den Rêere uwen God,' nooit eet heilige, noeit een heerlijke-kunt zijn, inte gendeel zijt een onheilige en vervloekte. {Het stemme uw hart tot eeuwigen, dank enj jubel te weten, dat de Messias met al zijn goedheid.- gekomen .is tot- dezo werelcl tot de heiligen op deze aarder en tot de heerlijken in dewellcen al zijn lust is, om- dat God de Almachtige er. voor waakte1 xdat Hfons Koning nooit zonder verloste on- dejrd'anen zou zijn. En. de. bede. uws harten, zij: O' Heere laat uwe goedheid .toch ook voor mij zijn! Neem. ook, mij op 'in het getal der heiliger- oij aarde, .en' geef mij plaats-bij de heerlij- kcii. in dewellcen al uw lust is. Uit de Pers. DE BEWAARSCHOOL. Het ontwerp van Minister De Visser tot regeling van het bewaarschoolonderwijs is- door een dgel van.de pers ver*van. gunstig, ontvangen^ Htrfe1 Volle om daarmee te beginnen, is) ieev verbolgen, en noemt het ontwerp volst r e k,t onaannemelijk, omdat wel het .particulier- maar. niet «het. gemeentelijk bewaarschool-onderwijs, gesubsidieerd wordt rÏÏfet argument van den Minister, clatvol- '.'strekt niet- alle ouders bew,aarschool-onder- 'wijs voor. hunne kinderen begeeren- wordt klinkklare onzin genoemd. l„Niet beter staat het-, met. het-tweede ar gument. dat in zake dit onderwijs „bisto- risch tpt. nu toe-het particulier initiatief, hqt krachtigst voor den dag. gekomen" isi Het tegendeel isveeleer juist. Haast overal was, voordat do gemeente er zich mee ber moeide, het bewaarschool-dnderwijB een al lertreurigste janboel. Het. waren in werke-. lijkheid bewaarschooltjes,-niet meer; be dompte lokaaltjes, jvaar- kudden kinderen zoowat werden zoet- gehouden. Van. uiterst geringe particuliere, uitzonderingen -afge-! zien, waren het eerst de gemeenten, .die. een waarlijk hoogstaand openbaar voorberei-i dend onderwijs invoerden. Door de gemeen telijke subsidies, die het. particuliere voor3 bereidend onderwijs zoowat geheel gingen bekostigen, werd ook dit eerst op hooger peil gebracht. „Historisch" staat dan ook heel wrat anders vast dan de Minister schrijft, n.l. dat pas door gemeentelijk in grijpen het voorbereidend onderwijs zich uit den poel van achterlijkheid en ongerechtig heid is gaan omhoog weiken. Allerzondelingst. is het van den Minister, om het feit, dat bij dit onderwijs de „ver schillen in levensopvatting" weinig be tee kenis hebben, als argument te bezigen ten gunste van het bijzondere onderwijs. Im mers, dat bijzondere .„bewaarschool-onder wijs is in verreweg de meeste gevallen thans (misschien anders dan vroeger) wel degelijk confessioneel. Tenslotte het financieele argument: sub- sidieering ook van de openbare voorberei dende scholen zou te veel kosten. Hieruit volgt reeds afdoende, dat hét. openbaar voorbereidend onderwijs niet de geringe plaats inneemt, waarvan de Minister spreekt. Maar daarenboven: is dit nu een argument voor een bewindsman om zoo ~cn wroette hiermede in -den mulle ra grond. Eensklaps viel zijn oog op een strak houts kool en, daar de wagen maar langzaam vorderde, nam hij de kool op en begon op dien witten muur te teekencn. Wiat toeken de hij"? I-Ioe lang was hij er wel mede bezig? De wagen was misschien al lang en breed in Leiden en nog zaten de vijf jon gens te wachten om gevonden te worden. Ze hadden er nu wel pret in gehad, dat ze wegkruipen mochten, maar om nu zóó lang te blijver} zitten, neen, dat beviel toch niet! Jasper Cornelissen was de eerste, die het in zijne schuilplaats zoo begon te vervelen, dat hij het waagde voor den dag te ko men. En geen wonder, waarlijk! Misschien meer dan een uur had hij in een laag kip penhok gezeten-, cn had hij zichzelven zoo veel geweld moeten aandoen om er in te kunnen, dat hij zoo stijf was, als eent hout} toen hij er uittrad. 'Zijn eerste gang was naar den stapel met takkenbossen. Jan Wil'lems, een eerste klimmersbaas, had daar eene schuilplaats gezocht. ,.Psst! pssl!" klonk het van beneden. „Ja, roep maar", daclvt. Jan, „ik zal wel zorgen dat ik niet voor den dag kom!" Een oogerv-blik stilte. „Psst! psst!" grof onrecht te plegen? En onrecht in de hoogste mate zou het zijn, om subsidie te weigeren aan oen onderwijs, dat tienduizen den ouders boven het bizondere verkiezen. Dit wetsontwerp is dan ook volstrekt onaannemelijk. Het brengt in de practijk de^ toepassing van de Kuyperiaansche leu- zo: het bijzonder onderwijs regel. En dat nadat men den schoolstrijd heeft willen begraven! Dit wotsontwerp mag geen wet worden. De Telegraaf denkt er niet andere over en zegt: Wij kunnen in dit wetje niet anders zien dan het streven om de bijzondere school een voorsprong boven de openbare te ver schaffen. Men hoopt dat de ouders, die hun kinderen naar bijzondere bewaarscholen moeten zenden, er toe kunnen worden ge bracht hun daarna de lagere scholen te doen bezoeken, die onder dezelfde, kerkelij ke of andere, besturen of althans onder be sturen van dezelfde richting staan. Dat de voorstanders van het openbaar onderwijs op dit- punt niet mogen toege ven, staat voor ons vast. Het is wel zeer noodlottig, als de strijd jra alweer ontbranden moet; en het is wel •heel"dwaas als dit moet geschieden over de drje- tot zes-jarige kleuters maar doze wètmagoT niet komen. Do Haagsche redacteur van ditzelfde blad, spreekt geheel in denzelfden geest en zegt' -o. m;: „In wezen gaat het ontwerp dan ook lijn- recht-(in tegen den geest van do pacificatie. Wij'hopen, dat het parlement zich met dit 'vbtfrstel niet zal vereenigen. Dit heet een-wétttrKjke „regeling" van het bewaar school-onderwijs, maar het is een wettelij ke wegwrkïrig" van de openbare bewaar scholen. Wij geVefl' volmaakt toe, dat de prin"Gipie#fe Verschillen die ons lager onder- wjjs beheersehen zich bij het voorbereidend onderwijs^ rrr reef minder mate doen gevoe de», maar ditf.hnd'er den minister juist toe moeten bréngen' om ook de openbare be- - wAarscholen ie -steurten, omdat daar kinde ren uit allerlètgezinnen gerust - kunnen kotmen. Door de'openbare scholen uit te robien maakt de minister; dat de confessio- neele, gesteund door hu rijk, in groot aan tal zullen opbloeien.'Hij weet ook wel, dat int de kringen de rir»:ht*om'eigqn schoten op te-richten en daaraan een bepaald karakter te. geven, veel sterfceCMs. Wordt- de arbeid der gemeenten hier uifegesehakeldv^an zul len zeer vele niet-cbnfeseioneélen geen „eigen scholen stichten",-, maar hun kinde ren thuishouden. Zoodoende Aal ons be waarschool-onderwijs een •eenzijdig, karak ter krijgen. - t.- Voor links is dit ontwerp een pijnlijke verrassing geweest." De Nederlander daarentegen ver- ^dedigt het ontwerp en zegt o. m.: Nu de'schoolquaest'ie is opgelost, veï-valt dei noodzakelijkheid voor de kunstmatige bevordering der bewaarschool. Deze moes teil worden opgericht, waar d e-1 o c a 1 e omstandigheden de behoefte eraan doen gevoelen. Daarover moeten de ingezetenen zeiven oordeelen; liéfsrt' blijve het politieke lichaam, de ge- .mfcenteraad, er buiten. Die ingezetenen knn- jieir z-kh onderling verbinden naar de be hoeften. Zijn er groepen-Mie de bewaarscho len willen inrichten in verband met de godsdienstige inzichten' der ouders, of an dore groepen die zich te hoog wanen om met de-kinderen van „kapitalisten" en der gelijk gespuis in cén lokaal te verkeeren, r welnusoort zoeke soort. Elke aan ze- kerc, eischen Voldoende bewaarschool krijgt recht pp- subsidié ra rt s d e h e 1 f t d o r onkosten; na.aftrek dè-r school gelden, door de-b el a n g h eb b en den worde betaald. Ziedaar het stelsel der Rcgeering, waar tegen Het Volk te velde trekt als tegeq, een monument van onrecht. Het is dit geven wij toe in, lijn rechten strijd niet de dogmatiek dep socia listen, die aan het particulier "initiat ief kracht, nog waarde toekennen; voor wie de Overheid het- een en het alles is; die dus in. de ambtenaren hoogere wezens zien da».zij die onder leiding 'van particulieren het al gemeen dienen, en die zich om de geldelijke draagkracht der ingezetenen niet bekom meren, veeleer van meening zijnde, dat die gehate „bourgeoisie sitisfaite" ten spoedig ste van haar „te veel" moet.worden ont: last. Daar wij ec-htcr in die dogma's niet dee- len' gaan wij met hun ach en wee-gekrijt niet mee, cn hopen we dat er weinig acht op zal worden geslagen. „Welzeker, Rem, ik zal voor den dag 'komen, da-t kunt gij begrijpen", fluisterde hij! daar boven op het hout. „Psst, Ja», ik ben het, ik, Jasper Corne lissen!'' Ja, nu.hoorde hij daar in de hoogte toch, dat het Rembrand raiet was, en wat naar dier} voorkant kruipende, zoodat zijn h-oofd over den rand kwam, zei hij: „Hebben ze je ook niet kunnen vinden, zeg?" „Ik en weet het niet", antwoordde Jas per, „maar ik en heb hem zelfs niet ge hoord of gezien. Mag ik daarboven bij u komen?" „Welja, waarom niet? Jongen, meq zit hder zoo kostelijk, en in het midden -is eene holte, als in een vogelnest, zoodat niemand ons van beneden zien. kan!" lOndervvijl Jasper langs de uitgestrekte taakerx naar hoven klauterde, kwamen Cornelis Claesz. en Matthijs ook aam. „Met ons vieren kunnen we er niet op", riep Jan. „We spelen geen: wegkruipertje meer! Ik wed, dat Rembrand en Cornelis Gerrits aan het' knikkeren gegaan zijn. Komt ook maar naar hen-eden, dan gaan we samen naar huis!" zeide Matthijs. De beide jon gens doolden af en besloten stilletje het hek uit te gaan, zonder dat die twee „val- sche" jongens, zooals ze Cornelis Gerrits i en Rembrand noemden, heet zien konden. Voor onze vrouwen. Het ziet er met de brandstoffen nog ver dan gunstig uit. De hoeveelheid is gering enduur even als het gas. 't Zal dus voor de meeste huismoeders zaak zijn naar middelen om te zien om zoo weinig mogelijk brandstoffen te gebruiken. In de oorlogsjaren hebben velen van de hooikist gebruik gemaakt, maar-zooals 't gewoonlijk gaat, toen de brandstoffen rui mer werden, raakten de hooikisten in 't ver geetboek. Misschien is 't daarom goed ep deze zeer nuttige meubelen weer eens de aandacht te vestigen. Iedereen heeft weieens gehoord van het koken in hooikist of kranten. Dit is eigenlijk niet heelemaal juist, want het voedsel kookt or niet in, maar het wordt, nadat het eenigen tijd op het vuur of gas gekookt heeft, er verder in „gaar". Het denkbeeld van een „hooikist" is niet nieuw. Want vroeger (en nog gebeurt het soms) werd wel een pan met eten in bed gezet, met dekens en kussens toegedekt en liet men het eten op die manier gaar wor den. Maar deze manier is sterk af te keuren, omdat de lucht, vooral in gesloten bedste den, daardoor sterk verontreinigd wordt. Hetzelfde bereikt men beter met een hooikist. Deze kisten kan men geheel ge reed koopen, maar waarom zou men juist deze nemen? Ze zien er misschien wat net ter uit, maar hoeven niet beter te zijn dan de zelf gemaakte. Meestal heeft men in huis wel een oude kist, een hoedendoos, een lek ken emmer, een mand of iets dergelijks, die voor hpt maken van een hooikist kan die nen. Wil men een goede hooikist maken, dan moet deze circa 20 c. M. breeder en hooger zijn dan de pan is, die men denkt te gebruiken. Als vulling kan men allerlei gebruiken, als het materiaal maar goed is, want juist op de vulling komt het aan. Men kan gebruiken hooi, houtwol, pa piersnippers, stroo enz. Zorg er voor, dat, wat ge ook neemt, geheel droog is. Men belegt eerst den bodem met een laag die circa 10 c. M. dik i6 en drukt deze wat aan (maar niet te vast) en zet dan de pan er op. Nu vult men de ruimte daarom heen op en haalt daarna de pan er uit. Op die manier hebt ge een mooi, warm holletje gekregen. Om nu te zorgen, dat het hooi (of iets anders) niet verschuift en er geen hooi in dè pan „komt, bekleedt men het vulsel met een oijden wollen doek, zakkengoed of iets anders, als het maar schoon is. Heeft men een kist, dan spijkert men het doek vast te gen den wand, bij een doos naait men het vast en bij een emmer neemt men een zak waar de pan geheel in kan. Om te zorgen, dat de warmte ook boven niet ontsnapt, maakt men een kussen, dat goed dik is en geheel over de pan heen past. Dit. kussen houdt men op de plaats door een goed sluitenden deksel, of bij een emmer door er een steen op te leggen. In het begin zal misschien een gerecht wel eens mislukken, maar probeer het weer tot het goed uitvalt. Gebruikt ge uw hooi kist trouw, dan zult ge dat aan het eind van de maand zeker bemerken, wanneer ge uw rekening opmaakt. Hier volgen enkele wenken, die u zeker wel op weg zullen helpen: 1. Zorg, dat uw: pan minstens voor twee derde gevuld is, 16 uw hooikist voor een groote pan bestemd en wilt ge er een klei nere inzetten, vul dan de open ruimte op met kranten. 2. Kook de spijzen een yijfde van hun ge wonen kloktijd voot,*. ,£)at wil zeggen breng ze'eerst aan de k-ook en kijk, vanaf het oogeteblik dat, de spijs begint te koken op de klok. Rijst bijv. is. in 30 min. gaar. Brepg nu de rijst aan de kook en laat ze 6 min. dporkokgn. 3. Zet de pan zoo vlug mogelijk in de hooikist, dek de pan af en laat de pan den vereischten tijd in de hooikist staan, zonder er naar te kijken,, daar hierdoor warmte ontsnapte - 4. Neem voor gerechten, die in de hooi kist klaargemaakt worden, minder vocht- dan gewoonlijk, omdat er minder vordampt Rijst bijv. zet men op met 3 maal zooveel water, gebruikt men de hooikist dan is 2,5 maal zooveel water voldoende. 5. De gerechten moeten ongeveer 3 maal zoolang in de hooikist staan als de kook tijd op het vuur is. Rijst op de kachel ge kookt is in 20 a 30 min. gaar, in de hooi kist duurt het een uur. Blijft het er langer in dan levert het geen bezwaar op, want het voedsel wordt in de hooikist nooit te „Waar gaat gij Keen?" riep eensklaps Cornelis Gerrits. De vier knapen ston-den stil en zagen •rond. „Dat is Cornelis, die ons roept!" zeido Jasper. „Cornelis, waar zdt gij?" „Hier onder dit bienvat! De knecht heeft mij er ondier geholpen! Ja, ja, ik wist wel een plaatsje, waar ze mij niet zouden vin den!" „Jawel, maar Rembrand heeft ook ons niet gevonden!" hernam Jasper. „En waarom gaat gij dan heen?" „Wel, omdat hij ons maar laat zitten; Wie weet waar hij zit! Een mood kompeer, die kroonprins!" zeide Jan. Thans l)esloten ze alle vijf stilletjes h v»n te gaan; maar toen ze den hoek omdraai den zagen ze eenige mannen en vrouwen uit de stad met alle aandacht naar iéis staan kijken, Swaneraburg was er ook bij. Hij beduidde de jongens door wenken, dat ze zich stil moesten houden enj wees te ge lijkertijd op Rembrand, die met de houts kool nog altijd bezig was te teekenen. Geen van Rembrand* kameraden had echter iets met die rr enschen te maken, •doch wel miet den 'kietelen teekervaar die ben alle vijf zoo leelijk had beet gehad. „Jij bent ook een lieve jongen" riep Jasper. „Stil, jongens, stil! Ik moet den aten van den) beul nog wat veranderen!" antwoord-. gaar. Kookt men bijv. 's avonds mout en zet men deze na 5 min. doorkok a in de hooikist, dan is ze don volgenden morgen nog warm en uistekend voor 't ge bruik. Erwten en hoonen hebben uren werk om gaar te komen. Dat kost dus veel aan brandstof. Weekt men ze eorst en kookt men ze daarna 15 min. voor om ze dan in de hooikist te zetten, dan zijn ze na 6 uur goed gaar en niet stuk gekookt. 6. Zet de hooikist na gebruik altijd open zoodat ze goed uit kan luchten, anders gaat op don duur het vulsel muf ruiken. Ver rersch zoo nu en dan ook het hooi, daar dit langzamerhand vaster in elkaar is gaar. zitten, niet zooveel lucht meer tusschen zich heeft en daardoor minder geechikt is, de warmte in de pan te houden. Probeer eerst wat gewone dingen in uw hooikist klaar te krijgen en ga daarin tob de moeilijker over. Het groote voordeel van de hooikist iSj buiten de brandstoffenbesparing, dat gc veel minder tijd noodig hebt om het voed sel te bereiden. Terwijl de spijzen in ds hooikist staan kunt ge u met uw ander werk bezig houden. Het voedsel brandt niet aan, daar het maar een kort poosje moot koken en dien tijd kunt ge er wel bij blijven. Doordat het eten niet aanbrandt, hebt ge geen aangezet te pannen, dat geeft alweer besparing van geld en tijd. De invoering van de Arbeidswet. In con onderhoud, dat een redacteur van he£ „Centrum" had met Minister Aalber69 betrof-» fende zijn afwijken van het advies, door den Hoogen Raad van ArbeicUgcgeven ten aanzien van den werkduur der metaalbewerkers, verklaarde de Minister o.m. het volgende: „De zaak ia eigenlijk zoo, dat de Hooge Raad van Arbeid feitelijk mots anders heeft gedaan, dan zich voreenigon mot mijn plannen tot invoering der 45-urige arbeids week, behalve wat dan de seheepraakerijon bo- treft Ik dacht tot voor korten tijd niot anders, of ook voor de metaal-industrie zou die arbeidsweek, de acht-urige arbeidsdag, terstond kunnen wor-» den ingevoerd. En het advies van den Hoogen Raad van Arbeid strookte dan ook geheel i.iefc mijn eigen wensch en verlangens. Maar daarna kwamen er nieuwe gegevens te mijner kennis cn kreeg ik cijfers en feiten onder de oogon. die :k niet kon negligeeren. Men moet nu eenmaal hot is reeds gezegd rekening houden met de bai- tcnlandsehe concurrentie, speciaal van DuiteeJi-* land en Belgie. En dit geldt in deze zaak niet slechts voor den arbeidsduur, maar ook voer de loonen. Die bedragen in DuitacL'and bijv., naar het verschil in valuta berekend, circa 10 cont per uur minder dan bij ons, terwijl men er niet de 45-urigo, maar de 48-urige workweek be'cft. En wanneer ik hier spreek van de met 'indue* trie, dan bedoel ik daarmee ni 'w do go' oclo ino-. taai-nijverheid, maar alleen de groote bedrijven, liet is toch enkel voor de groote bedrijven, dat de overgangstermijn gc-lden zal, bedrijven, welks vooral of althans voor een belangrijk deel hun afzetgebied in Belgie hebben, of op de markt met Duitschland en Bef^ie moeten concurreorea. Mag ik nu het risico loopen, dat onr.o nijverheid in dit geval wordt overvleugeld en verdrongen? Dat er dus minder werk zal komen of, wal nog erger is, werkloosheid? Reeds nu komen or uit Duitschland geheele ijzer- cn melaal-c .structios, kant en klaar, terwijl wij hot ruwe- ijzor daarvan alleen al duurder moeten betalen. De ko!eu-prii-. zen zijn" trouwens hierbij ook van invloed. Het ia een complex van redenen, die tot noodzak-dijko voorzichtigheid manen. De Minister hoopt over enkele dagen ecnigo cijfers te kunnen publiceereti, die hom thans nog onder geheimhouding zijn verstrekt. Dan zal het nog duidelijker zijn dat er inderdaad ernstige reden bestaat voor den door hem bepaalden over-» gangstermijn. Minister Aalberse wees er verder op, dat list oorspronkelijke acht-uren-ontwerp-Schaper een overgangstijd van niet minder dan acht jaren be* vatte, en' in zijn tweede, verscherpte editio van dat ontwerp wilde de voorsteller in October 1918 nog een termijn van vier jaren stellen. Twee ja ren zou er nog 10 uur mogen gewerkt worden en twee jaar 9 uur, om dan te komen tot don 8* rendag. 't Is waar: na November van dat jaar schrapte hij alle bepalingen dienaangaande. Maar als gij mij vraagt, aldus de Minister of cr dan in dat. korte tijdsverloop iets gebeurd was. wat hem daartoe moest bewegen, dan kan ik slechts zeggen: er ^yas niets gebeurd, niets anders dan dat Mr. Troelstra zich had vergist! Nu verwijt men mij, dat ik in dit geval ge* handeld heb in strijd met hot advies van den Hoogen Raad van Arbeid. En men bindt daaraan allerlei commentaren vast, alsof dat college daar voor zou zijn gekleineerd. Zelfs werd in een blad gesproken van een „wassen neus", dien men wel kon „opheffen". Maar dit lijkt nu toch een nlee- ■gligP»»!-■■■IIILI <le Rembrand era .vi!;le oortgnan. Toeval lig keek lijj echte:* om en zag al dte men schen slaan. „Wel, Rembrand, jongen, wat hebt gij daar geteekend?" vroeg Swaneraburg. „De ora-thoofding van Van Öldenbarne- veld, meester!" „En wie zijn al die menschen. diie daar bij staan?" „Die daar op dat paard is zijne Excellen tie Prins Maurits, dat is Prins Frederik en dat is Dominus Borgerman, meester!" „Maar jongen, die heeren waren er niet bij tegenwoordig! Ik zelf „Van wien hebt gij leeren teekenk-n, manneke?" vroeg een der andere heeren. Het was Coenraedt Schilperoort, die dat vroeg, en die, met zijnen vriend Arnoudt Elsevier, evenals hij een gunstig bekend schilder, het werk van den jongen teoke- naar met bewondering gadegeslagen had. „Van niemand, sinjeur!" antwoordde Rembrand, die geen der beide heeren. 'kende. „Zoo, van niemand! Hoe is uw naam?" „Ik heet Rembrand Hermansz. Van Rijn, sinjeur!" „Van Rijn? Van Rijn? Is uw vader de moutmolenaar uit de Wedfcdeeteeg?" .,Ja, sinjeur, daar ben' ik geboren en daar wonen mijne ouders!" #w*or<it vervolgd-)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1920 | | pagina 5