ÉuweliWont
Tweede Blad.
Zaterdag 18 September IS20
Des Heeren goedheid.
O mijne zielo! gij hebt tot den Hcere
gezegd: Gij zijt de HEERE, mijne r oed-
lieid rrfakt^iiot tot U, maar tot de heili
gen, die op de aarde zijn, en de heerlij
ken, iii dewelke al mijn lust is.
Psalm 16 2, 3.
dit onzen kostelijke» psalmbundel is de
zestiende psalm ten allen tijde' een 'bijzon
der, gelief de gelest.'Het berijmde lied: werd
steeds door Gods volk zoo gaarne' gezon
gen, cn het lezen van dien psalm betfrde
altijd op het ter neder gebogen'■hart.
Daarin wordt gesproken van snoeren in
liefelijke plaatoen, van een echo one erfenis^
van verzadiging van vreugde bij Gods aan-
gezichte, en van lieflijkheden die eeuwig in
rs Heeren hand zijn. Met het oog hierop,
laat het zich verstaan, dat wij boven dit
heilige lied lezen, wat slechts zelden ge
beurt een gouden k 1 o i n'o q d.
Een gouden kleinood! Dat is iets dier
baars, iets kostelijks, iets van groote
waarde.
En aan dat gouden kleinood ziet ons oog
weer een schitterend edelgesteente in het
Messiaarische, woord tot-do HEERE ge^.
sproken: mijn© goedheid radek-piet.tot U
maar tot de heiligen'die iop- aarde zijn; en'
de heerlijken waarin al mijn lust is.
Mijn goedheid raakt'mtèUtob U! zoor
spreekt de komende Messias. Hij. ie -eén [Ko
ning, ja de Koning der koningen en Hij),
spreekt van zijne goedheid^ van.zijn. drilde.-',
lijk uitdeelen van alle goede gaven, van alle:
schart-ten van heil en vanrgenade. De-lieiHj?,
ke plaatsen, de schoone. erfenis, de volke- -
men verzadiging, ziet, het is alles in zijne
hand.
Doch voor wie! Wie. worden daajmede;
beweldadigd en gezegend'?
Gij zijt de HEERE! .Mijne, gpcftheid
raakt niet tot U!
Jehovah, de algenoegzame en volzaligfe
God, wiens troon de hemel, v-;iens voet
bank de aarde is, heeft deze goedheid niet
noode. Hij, de HEERE, is de bron van alle
goed, de fontein van alle heiL Hij geeft,
alle dingen, maar Hij ontvangt, niet. Dg
Libanon is niet genoeg om to branden, al.
jzijn gedierte niet voldoende, tpn -braudQifcr,
'Alle de heilige engelen, wier getal is-, tien--
maal tienduizend, de duizeqden verdubbeld-
in getale, zijn de gedienstige -geesjen va»
Hem, die het al beheert j.
Hoe zou die volzalige en voïheerlijke
God de goedheid van deni Me§skis behoe
ven?
Dat kan niet zijn, en zoo is het eok niet
Hoor in dit lied, den Messias cloqr. David
betuigen: Gij zijt de HEERE, mijne goed-
-heid raakt niet tot D!
Ik ben Koning en heb vele goederen en -
schatten om daarmede goed te doen en ze
gen te verspreiden. Ik ben mild en welda
dig. Maar niet voor U, o HEERE. Mijne
goedheid raakt niet tot U, betreft U niet.
doelt niet op U, want Gij woont in eeuwi
gen glans en goddelijken luister, en hebt
mijne goedheid niet van noode.
Mijne goedheid gaat uit naar de kinde
ren der menschen. Mijne weldadigheid en
goedertierenheid is voor de heiligen die op
de aarde zijn, voor de heerlijken in dewel-
ken al mijne lust is. De Messias wil zijn
goedheid aan zijn volk schenken, zijn gena
de en zegen zijn voor hen, die er behoefte
aan hebben en er door gebenedijd worden
Alzoo de van God verordineerde Midde
llaar komt tot deze wereld. Hij komt met
tot zegenen uitgebreide handen tot zijn
volk. Zijn goedheid, barmhartigheid en
goedertierenheid gaan uit naar allen die
van dat volk zijn en daartoe bchooren.
O, wil het indenken, dat al wat die groo
te Koning bezit, niet den Hecre raakt, maai
betreft het volk dat Hem toebehoort.
•Vaste regel van alle koningschap is, dat
het volk er niet is om den koning, maar dc
koning om .het volk. Doch als er ooit een
koning is geweest, die alleen voor zijn volk
hed^erfd^die^zi^^e^en^aaj^n^
Voor de Jeugd".
Van een Leidsche Jongen.
2)
II. De kroonprins in betrokking.
Zoodra de zes makkers in den speeltuin
ti Zoetervvoude aangekomen waren, begon-
pen ze weer eens te bespreken,, wat ze nu
eigenlijk daar buiten spelen zouden en- na
veel over. en weerprateni werd er besloten,
dat men verstoppertje^ of wegkrnpertje
zou spelen.
Rembrand zelf zou aftellen wie de zoeker
zijn zou en begon aldus:
Dau-dau-deeren kwam ik tegen
Op Sint Joris bruggetje
Met den pappot op haar ruggetje,
Met den pollepel in haar' hand;
Zoo kwam Dau-dau-deeren in 't land.
Op hemzelf viel het woordje „land"', zoo
dat hij de zoeker zijen moest.
Er was in den speeltuin ruimte genoeg,
en er waren kostelijke plaatsjes om weg te
kruipen.
Op don Leidschen weg kwam een wagen
stapvoets aanrijden! er» zoodra deze voor
het huis wa-s, zou Rembrand beginnen met
zoeken. Doodbedaard ginghij voor het huis
op eene bank zitten wachten tot de wagen
er zijn zou. Hii had een stokje in de hand
volk heeft gewijd, het is de groote Koning
die ons van Israels God is geschonken. Die
Koning is door God den Heere aan Z:jr
volk toegebracht, en komende tot dat volk
roept Hij uit: mijne goedheid raakt niet tot
U, o HEERE, want alle mijne heilswelda-
deu zijn voor do heiligen op aarde, vooi
de heerlijken in .dewelke ik al mijn lust
heb.
Christus Kwam met Zijn heil tot deze
aarde niet voor alle menschen. Neen, Gode
goedheid in Christus is alleen voor de hei
ligen. Bij al de koninklijke goedhoid var
den Messias, zijn er toch vaste grenzen
voor het hemelsch koninkrijk op deze
aarde.
Maar waar zijn die heiligen en die heer
lijken? zoo vragen wij, want wij vinden
zet niet, en wij weten niet waar ze zijn.
God: dd Heere zal u het antwoord geven
Heiligen'en heerlijken zijn daar te vinden,
whar ik de Heere,1 door mijn goddelijke
kracht naar vrije, verkiezende genade lier
tot het aanzijn heb geroepen, Ilv de. Heere
bon het, die. de heiligen -roep uit den dood
tot het leven, en cle heerlijken uit de duis
ternis tot het wonderbaar licht. En in die.
door Mijne hand verwékte heiligen en heer
lijken heb ik al mijn lust en welbehagen.
'Het stemme uw "hart tqt diepe veroot
moediging te weien.-dat-' gij. zonder dal
werk van den Rêere uwen God,' nooit eet
heilige, noeit een heerlijke-kunt zijn, inte
gendeel zijt een onheilige en vervloekte.
{Het stemme uw hart tot eeuwigen, dank
enj jubel te weten, dat de Messias met al
zijn goedheid.- gekomen .is tot- dezo werelcl
tot de heiligen op deze aarder en tot de
heerlijken in dewellcen al zijn lust is, om-
dat God de Almachtige er. voor waakte1
xdat Hfons Koning nooit zonder verloste on-
dejrd'anen zou zijn.
En. de. bede. uws harten, zij: O' Heere
laat uwe goedheid .toch ook voor mij zijn!
Neem. ook, mij op 'in het getal der heiliger-
oij aarde, .en' geef mij plaats-bij de heerlij-
kcii. in dewellcen al uw lust is.
Uit de Pers.
DE BEWAARSCHOOL.
Het ontwerp van Minister De Visser tot
regeling van het bewaarschoolonderwijs is-
door een dgel van.de pers ver*van. gunstig,
ontvangen^
Htrfe1 Volle om daarmee te beginnen,
is) ieev verbolgen, en noemt het ontwerp
volst r e k,t onaannemelijk, omdat wel
het .particulier- maar. niet «het. gemeentelijk
bewaarschool-onderwijs, gesubsidieerd wordt
rÏÏfet argument van den Minister, clatvol-
'.'strekt niet- alle ouders bew,aarschool-onder-
'wijs voor. hunne kinderen begeeren- wordt
klinkklare onzin genoemd.
l„Niet beter staat het-, met. het-tweede ar
gument. dat in zake dit onderwijs „bisto-
risch tpt. nu toe-het particulier initiatief,
hqt krachtigst voor den dag. gekomen" isi
Het tegendeel isveeleer juist. Haast overal
was, voordat do gemeente er zich mee ber
moeide, het bewaarschool-dnderwijB een al
lertreurigste janboel. Het. waren in werke-.
lijkheid bewaarschooltjes,-niet meer; be
dompte lokaaltjes, jvaar- kudden kinderen
zoowat werden zoet- gehouden. Van. uiterst
geringe particuliere, uitzonderingen -afge-!
zien, waren het eerst de gemeenten, .die. een
waarlijk hoogstaand openbaar voorberei-i
dend onderwijs invoerden. Door de gemeen
telijke subsidies, die het. particuliere voor3
bereidend onderwijs zoowat geheel gingen
bekostigen, werd ook dit eerst op hooger
peil gebracht. „Historisch" staat dan ook
heel wrat anders vast dan de Minister
schrijft, n.l. dat pas door gemeentelijk in
grijpen het voorbereidend onderwijs zich uit
den poel van achterlijkheid en ongerechtig
heid is gaan omhoog weiken.
Allerzondelingst. is het van den Minister,
om het feit, dat bij dit onderwijs de „ver
schillen in levensopvatting" weinig be tee
kenis hebben, als argument te bezigen ten
gunste van het bijzondere onderwijs. Im
mers, dat bijzondere .„bewaarschool-onder
wijs is in verreweg de meeste gevallen
thans (misschien anders dan vroeger) wel
degelijk confessioneel.
Tenslotte het financieele argument: sub-
sidieering ook van de openbare voorberei
dende scholen zou te veel kosten. Hieruit
volgt reeds afdoende, dat hét. openbaar
voorbereidend onderwijs niet de geringe
plaats inneemt, waarvan de Minister
spreekt. Maar daarenboven: is dit nu een
argument voor een bewindsman om zoo
~cn wroette hiermede in -den mulle ra grond.
Eensklaps viel zijn oog op een strak houts
kool en, daar de wagen maar langzaam
vorderde, nam hij de kool op en begon op
dien witten muur te teekencn. Wiat toeken
de hij"? I-Ioe lang was hij er wel mede
bezig?
De wagen was misschien al lang en
breed in Leiden en nog zaten de vijf jon
gens te wachten om gevonden te worden.
Ze hadden er nu wel pret in gehad, dat
ze wegkruipen mochten, maar om nu zóó
lang te blijver} zitten, neen, dat beviel toch
niet!
Jasper Cornelissen was de eerste, die het
in zijne schuilplaats zoo begon te vervelen,
dat hij het waagde voor den dag te ko
men.
En geen wonder, waarlijk! Misschien
meer dan een uur had hij in een laag kip
penhok gezeten-, cn had hij zichzelven zoo
veel geweld moeten aandoen om er in te
kunnen, dat hij zoo stijf was, als eent hout}
toen hij er uittrad.
'Zijn eerste gang was naar den stapel
met takkenbossen. Jan Wil'lems, een eerste
klimmersbaas, had daar eene schuilplaats
gezocht.
,.Psst! pssl!" klonk het van beneden.
„Ja, roep maar", daclvt. Jan, „ik zal wel
zorgen dat ik niet voor den dag kom!"
Een oogerv-blik stilte.
„Psst! psst!"
grof onrecht te plegen? En onrecht in de
hoogste mate zou het zijn, om subsidie te
weigeren aan oen onderwijs, dat tienduizen
den ouders boven het bizondere verkiezen.
Dit wetsontwerp is dan ook volstrekt
onaannemelijk. Het brengt in de practijk
de^ toepassing van de Kuyperiaansche leu-
zo: het bijzonder onderwijs regel. En dat
nadat men den schoolstrijd heeft willen
begraven!
Dit wotsontwerp mag geen
wet worden.
De Telegraaf denkt er niet andere
over en zegt:
Wij kunnen in dit wetje niet anders zien
dan het streven om de bijzondere school
een voorsprong boven de openbare te ver
schaffen. Men hoopt dat de ouders, die hun
kinderen naar bijzondere bewaarscholen
moeten zenden, er toe kunnen worden ge
bracht hun daarna de lagere scholen te
doen bezoeken, die onder dezelfde, kerkelij
ke of andere, besturen of althans onder be
sturen van dezelfde richting staan.
Dat de voorstanders van het openbaar
onderwijs op dit- punt niet mogen toege
ven, staat voor ons vast.
Het is wel zeer noodlottig, als de strijd
jra alweer ontbranden moet; en het is wel
•heel"dwaas als dit moet geschieden over de
drje- tot zes-jarige kleuters maar doze
wètmagoT niet komen.
Do Haagsche redacteur van ditzelfde
blad, spreekt geheel in denzelfden geest en
zegt' -o. m;:
„In wezen gaat het ontwerp dan ook lijn-
recht-(in tegen den geest van do pacificatie.
Wij'hopen, dat het parlement zich met
dit 'vbtfrstel niet zal vereenigen. Dit heet
een-wétttrKjke „regeling" van het bewaar
school-onderwijs, maar het is een wettelij
ke wegwrkïrig" van de openbare bewaar
scholen. Wij geVefl' volmaakt toe, dat de
prin"Gipie#fe Verschillen die ons lager onder-
wjjs beheersehen zich bij het voorbereidend
onderwijs^ rrr reef minder mate doen gevoe
de», maar ditf.hnd'er den minister juist toe
moeten bréngen' om ook de openbare be-
- wAarscholen ie -steurten, omdat daar kinde
ren uit allerlètgezinnen gerust - kunnen
kotmen. Door de'openbare scholen uit te
robien maakt de minister; dat de confessio-
neele, gesteund door hu rijk, in groot aan
tal zullen opbloeien.'Hij weet ook wel, dat
int de kringen de rir»:ht*om'eigqn schoten op
te-richten en daaraan een bepaald karakter
te. geven, veel sterfceCMs. Wordt- de arbeid
der gemeenten hier uifegesehakeldv^an zul
len zeer vele niet-cbnfeseioneélen geen
„eigen scholen stichten",-, maar hun kinde
ren thuishouden. Zoodoende Aal ons be
waarschool-onderwijs een •eenzijdig, karak
ter krijgen. - t.-
Voor links is dit ontwerp een pijnlijke
verrassing geweest."
De Nederlander daarentegen ver-
^dedigt het ontwerp en zegt o. m.:
Nu de'schoolquaest'ie is opgelost, veï-valt
dei noodzakelijkheid voor de kunstmatige
bevordering der bewaarschool. Deze moes
teil worden opgericht, waar d e-1 o c a 1 e
omstandigheden de behoefte
eraan doen gevoelen. Daarover
moeten de ingezetenen zeiven oordeelen;
liéfsrt' blijve het politieke lichaam, de ge-
.mfcenteraad, er buiten. Die ingezetenen knn-
jieir z-kh onderling verbinden naar de be
hoeften. Zijn er groepen-Mie de bewaarscho
len willen inrichten in verband met de
godsdienstige inzichten' der ouders, of an
dore groepen die zich te hoog wanen om
met de-kinderen van „kapitalisten" en der
gelijk gespuis in cén lokaal te verkeeren,
r welnusoort zoeke soort. Elke aan ze-
kerc, eischen Voldoende bewaarschool krijgt
recht pp- subsidié ra rt s d e h e 1 f t d o r
onkosten; na.aftrek dè-r school
gelden, door de-b el a n g h eb b en
den worde betaald.
Ziedaar het stelsel der Rcgeering, waar
tegen Het Volk te velde trekt als tegeq,
een monument van onrecht.
Het is dit geven wij toe in, lijn
rechten strijd niet de dogmatiek dep socia
listen, die aan het particulier "initiat ief
kracht, nog waarde toekennen; voor wie de
Overheid het- een en het alles is; die dus in.
de ambtenaren hoogere wezens zien da».zij
die onder leiding 'van particulieren het al
gemeen dienen, en die zich om de geldelijke
draagkracht der ingezetenen niet bekom
meren, veeleer van meening zijnde, dat die
gehate „bourgeoisie sitisfaite" ten spoedig
ste van haar „te veel" moet.worden ont:
last.
Daar wij ec-htcr in die dogma's niet dee-
len' gaan wij met hun ach en wee-gekrijt
niet mee, cn hopen we dat er weinig acht
op zal worden geslagen.
„Welzeker, Rem, ik zal voor den dag
'komen, da-t kunt gij begrijpen", fluisterde
hij! daar boven op het hout.
„Psst, Ja», ik ben het, ik, Jasper Corne
lissen!''
Ja, nu.hoorde hij daar in de hoogte toch,
dat het Rembrand raiet was, en wat naar
dier} voorkant kruipende, zoodat zijn h-oofd
over den rand kwam, zei hij: „Hebben ze
je ook niet kunnen vinden, zeg?"
„Ik en weet het niet", antwoordde Jas
per, „maar ik en heb hem zelfs niet ge
hoord of gezien. Mag ik daarboven bij u
komen?"
„Welja, waarom niet? Jongen, meq zit
hder zoo kostelijk, en in het midden -is eene
holte, als in een vogelnest, zoodat niemand
ons van beneden zien. kan!"
lOndervvijl Jasper langs de uitgestrekte
taakerx naar hoven klauterde, kwamen
Cornelis Claesz. en Matthijs ook aam.
„Met ons vieren kunnen we er niet op",
riep Jan.
„We spelen geen: wegkruipertje meer!
Ik wed, dat Rembrand en Cornelis Gerrits
aan het' knikkeren gegaan zijn. Komt ook
maar naar hen-eden, dan gaan we samen
naar huis!" zeide Matthijs. De beide jon
gens doolden af en besloten stilletje het
hek uit te gaan, zonder dat die twee „val-
sche" jongens, zooals ze Cornelis Gerrits
i en Rembrand noemden, heet zien konden.
Voor onze vrouwen.
Het ziet er met de brandstoffen nog ver
dan gunstig uit.
De hoeveelheid is gering enduur even
als het gas.
't Zal dus voor de meeste huismoeders
zaak zijn naar middelen om te zien om zoo
weinig mogelijk brandstoffen te gebruiken.
In de oorlogsjaren hebben velen van de
hooikist gebruik gemaakt, maar-zooals 't
gewoonlijk gaat, toen de brandstoffen rui
mer werden, raakten de hooikisten in 't ver
geetboek.
Misschien is 't daarom goed ep deze zeer
nuttige meubelen weer eens de aandacht te
vestigen.
Iedereen heeft weieens gehoord van het
koken in hooikist of kranten.
Dit is eigenlijk niet heelemaal juist, want
het voedsel kookt or niet in, maar het
wordt, nadat het eenigen tijd op het vuur
of gas gekookt heeft, er verder in „gaar".
Het denkbeeld van een „hooikist" is niet
nieuw. Want vroeger (en nog gebeurt het
soms) werd wel een pan met eten in bed
gezet, met dekens en kussens toegedekt en
liet men het eten op die manier gaar wor
den. Maar deze manier is sterk af te keuren,
omdat de lucht, vooral in gesloten bedste
den, daardoor sterk verontreinigd wordt.
Hetzelfde bereikt men beter met een
hooikist. Deze kisten kan men geheel ge
reed koopen, maar waarom zou men juist
deze nemen? Ze zien er misschien wat net
ter uit, maar hoeven niet beter te zijn dan
de zelf gemaakte. Meestal heeft men in huis
wel een oude kist, een hoedendoos, een lek
ken emmer, een mand of iets dergelijks, die
voor hpt maken van een hooikist kan die
nen. Wil men een goede hooikist maken,
dan moet deze circa 20 c. M. breeder en
hooger zijn dan de pan is, die men denkt te
gebruiken.
Als vulling kan men allerlei gebruiken,
als het materiaal maar goed is, want juist
op de vulling komt het aan.
Men kan gebruiken hooi, houtwol, pa
piersnippers, stroo enz. Zorg er voor, dat,
wat ge ook neemt, geheel droog is.
Men belegt eerst den bodem met een
laag die circa 10 c. M. dik i6 en drukt deze
wat aan (maar niet te vast) en zet dan de
pan er op. Nu vult men de ruimte daarom
heen op en haalt daarna de pan er uit. Op
die manier hebt ge een mooi, warm holletje
gekregen.
Om nu te zorgen, dat het hooi (of iets
anders) niet verschuift en er geen hooi in
dè pan „komt, bekleedt men het vulsel met
een oijden wollen doek, zakkengoed of iets
anders, als het maar schoon is. Heeft men
een kist, dan spijkert men het doek vast te
gen den wand, bij een doos naait men het
vast en bij een emmer neemt men een zak
waar de pan geheel in kan.
Om te zorgen, dat de warmte ook boven
niet ontsnapt, maakt men een kussen, dat
goed dik is en geheel over de pan heen past.
Dit. kussen houdt men op de plaats door een
goed sluitenden deksel, of bij een emmer
door er een steen op te leggen.
In het begin zal misschien een gerecht
wel eens mislukken, maar probeer het weer
tot het goed uitvalt. Gebruikt ge uw hooi
kist trouw, dan zult ge dat aan het eind
van de maand zeker bemerken, wanneer ge
uw rekening opmaakt.
Hier volgen enkele wenken, die u zeker
wel op weg zullen helpen:
1. Zorg, dat uw: pan minstens voor twee
derde gevuld is, 16 uw hooikist voor een
groote pan bestemd en wilt ge er een klei
nere inzetten, vul dan de open ruimte op
met kranten.
2. Kook de spijzen een yijfde van hun ge
wonen kloktijd voot,*. ,£)at wil zeggen breng
ze'eerst aan de k-ook en kijk, vanaf het
oogeteblik dat, de spijs begint te koken op
de klok. Rijst bijv. is. in 30 min. gaar.
Brepg nu de rijst aan de kook en laat ze 6
min. dporkokgn.
3. Zet de pan zoo vlug mogelijk in de
hooikist, dek de pan af en laat de pan den
vereischten tijd in de hooikist staan, zonder
er naar te kijken,, daar hierdoor warmte
ontsnapte -
4. Neem voor gerechten, die in de hooi
kist klaargemaakt worden, minder vocht-
dan gewoonlijk, omdat er minder vordampt
Rijst bijv. zet men op met 3 maal zooveel
water, gebruikt men de hooikist dan is 2,5
maal zooveel water voldoende.
5. De gerechten moeten ongeveer 3 maal
zoolang in de hooikist staan als de kook
tijd op het vuur is. Rijst op de kachel ge
kookt is in 20 a 30 min. gaar, in de hooi
kist duurt het een uur. Blijft het er langer
in dan levert het geen bezwaar op, want
het voedsel wordt in de hooikist nooit te
„Waar gaat gij Keen?" riep eensklaps
Cornelis Gerrits.
De vier knapen ston-den stil en zagen
•rond.
„Dat is Cornelis, die ons roept!" zeido
Jasper. „Cornelis, waar zdt gij?"
„Hier onder dit bienvat! De knecht heeft
mij er ondier geholpen! Ja, ja, ik wist wel
een plaatsje, waar ze mij niet zouden vin
den!"
„Jawel, maar Rembrand heeft ook ons
niet gevonden!" hernam Jasper.
„En waarom gaat gij dan heen?"
„Wel, omdat hij ons maar laat zitten;
Wie weet waar hij zit! Een mood kompeer,
die kroonprins!" zeide Jan.
Thans l)esloten ze alle vijf stilletjes h v»n
te gaan; maar toen ze den hoek omdraai
den zagen ze eenige mannen en vrouwen
uit de stad met alle aandacht naar iéis
staan kijken, Swaneraburg was er ook bij.
Hij beduidde de jongens door wenken, dat
ze zich stil moesten houden enj wees te ge
lijkertijd op Rembrand, die met de houts
kool nog altijd bezig was te teekenen.
Geen van Rembrand* kameraden had
echter iets met die rr enschen te maken,
•doch wel miet den 'kietelen teekervaar die
ben alle vijf zoo leelijk had beet gehad.
„Jij bent ook een lieve jongen" riep
Jasper.
„Stil, jongens, stil! Ik moet den aten van
den) beul nog wat veranderen!" antwoord-.
gaar. Kookt men bijv. 's avonds
mout en zet men deze na 5 min. doorkok a
in de hooikist, dan is ze don volgenden
morgen nog warm en uistekend voor 't ge
bruik.
Erwten en hoonen hebben uren werk om
gaar te komen. Dat kost dus veel aan
brandstof. Weekt men ze eorst en kookt
men ze daarna 15 min. voor om ze dan in
de hooikist te zetten, dan zijn ze na 6 uur
goed gaar en niet stuk gekookt.
6. Zet de hooikist na gebruik altijd open
zoodat ze goed uit kan luchten, anders gaat
op don duur het vulsel muf ruiken. Ver
rersch zoo nu en dan ook het hooi, daar
dit langzamerhand vaster in elkaar is gaar.
zitten, niet zooveel lucht meer tusschen zich
heeft en daardoor minder geechikt is, de
warmte in de pan te houden.
Probeer eerst wat gewone dingen in uw
hooikist klaar te krijgen en ga daarin tob
de moeilijker over.
Het groote voordeel van de hooikist iSj
buiten de brandstoffenbesparing, dat gc
veel minder tijd noodig hebt om het voed
sel te bereiden. Terwijl de spijzen in ds
hooikist staan kunt ge u met uw ander werk
bezig houden.
Het voedsel brandt niet aan, daar het
maar een kort poosje moot koken en dien
tijd kunt ge er wel bij blijven. Doordat het
eten niet aanbrandt, hebt ge geen aangezet
te pannen, dat geeft alweer besparing van
geld en tijd.
De invoering van de Arbeidswet.
In con onderhoud, dat een redacteur van he£
„Centrum" had met Minister Aalber69 betrof-»
fende zijn afwijken van het advies, door den
Hoogen Raad van ArbeicUgcgeven ten aanzien van
den werkduur der metaalbewerkers, verklaarde
de Minister o.m. het volgende:
„De zaak ia eigenlijk zoo, dat de
Hooge Raad van Arbeid feitelijk mots
anders heeft gedaan, dan zich voreenigon mot
mijn plannen tot invoering der 45-urige arbeids
week, behalve wat dan de seheepraakerijon bo-
treft Ik dacht tot voor korten tijd niot anders, of
ook voor de metaal-industrie zou die arbeidsweek,
de acht-urige arbeidsdag, terstond kunnen wor-»
den ingevoerd. En het advies van den Hoogen
Raad van Arbeid strookte dan ook geheel i.iefc
mijn eigen wensch en verlangens. Maar daarna
kwamen er nieuwe gegevens te mijner kennis cn
kreeg ik cijfers en feiten onder de oogon. die :k
niet kon negligeeren. Men moet nu eenmaal hot
is reeds gezegd rekening houden met de bai-
tcnlandsehe concurrentie, speciaal van DuiteeJi-*
land en Belgie. En dit geldt in deze zaak niet
slechts voor den arbeidsduur, maar ook voer de
loonen. Die bedragen in DuitacL'and bijv., naar
het verschil in valuta berekend, circa 10 cont per
uur minder dan bij ons, terwijl men er niet de
45-urigo, maar de 48-urige workweek be'cft.
En wanneer ik hier spreek van de met 'indue*
trie, dan bedoel ik daarmee ni 'w do go' oclo ino-.
taai-nijverheid, maar alleen de groote bedrijven,
liet is toch enkel voor de groote bedrijven, dat
de overgangstermijn gc-lden zal, bedrijven, welks
vooral of althans voor een belangrijk deel hun
afzetgebied in Belgie hebben, of op de markt
met Duitschland en Bef^ie moeten concurreorea.
Mag ik nu het risico loopen, dat onr.o nijverheid
in dit geval wordt overvleugeld en verdrongen?
Dat er dus minder werk zal komen of, wal nog
erger is, werkloosheid? Reeds nu komen or uit
Duitschland geheele ijzer- cn melaal-c .structios,
kant en klaar, terwijl wij hot ruwe- ijzor daarvan
alleen al duurder moeten betalen. De ko!eu-prii-.
zen zijn" trouwens hierbij ook van invloed. Het ia
een complex van redenen, die tot noodzak-dijko
voorzichtigheid manen.
De Minister hoopt over enkele dagen ecnigo
cijfers te kunnen publiceereti, die hom thans nog
onder geheimhouding zijn verstrekt. Dan zal het
nog duidelijker zijn dat er inderdaad ernstige
reden bestaat voor den door hem bepaalden over-»
gangstermijn.
Minister Aalberse wees er verder op, dat list
oorspronkelijke acht-uren-ontwerp-Schaper een
overgangstijd van niet minder dan acht jaren be*
vatte, en' in zijn tweede, verscherpte editio van
dat ontwerp wilde de voorsteller in October 1918
nog een termijn van vier jaren stellen. Twee ja
ren zou er nog 10 uur mogen gewerkt worden en
twee jaar 9 uur, om dan te komen tot don 8*
rendag. 't Is waar: na November van dat jaar
schrapte hij alle bepalingen dienaangaande. Maar
als gij mij vraagt, aldus de Minister of cr dan
in dat. korte tijdsverloop iets gebeurd was. wat
hem daartoe moest bewegen, dan kan ik slechts
zeggen: er ^yas niets gebeurd, niets anders dan
dat Mr. Troelstra zich had vergist!
Nu verwijt men mij, dat ik in dit geval ge*
handeld heb in strijd met hot advies van den
Hoogen Raad van Arbeid. En men bindt daaraan
allerlei commentaren vast, alsof dat college daar
voor zou zijn gekleineerd. Zelfs werd in een blad
gesproken van een „wassen neus", dien men wel
kon „opheffen". Maar dit lijkt nu toch een nlee-
■gligP»»!-■■■IIILI
<le Rembrand era .vi!;le oortgnan. Toeval
lig keek lijj echte:* om en zag al dte men
schen slaan.
„Wel, Rembrand, jongen, wat hebt gij
daar geteekend?" vroeg Swaneraburg.
„De ora-thoofding van Van Öldenbarne-
veld, meester!"
„En wie zijn al die menschen. diie daar
bij staan?"
„Die daar op dat paard is zijne Excellen
tie Prins Maurits, dat is Prins Frederik en
dat is Dominus Borgerman, meester!"
„Maar jongen, die heeren waren er niet
bij tegenwoordig! Ik zelf
„Van wien hebt gij leeren teekenk-n,
manneke?" vroeg een der andere heeren.
Het was Coenraedt Schilperoort, die dat
vroeg, en die, met zijnen vriend Arnoudt
Elsevier, evenals hij een gunstig bekend
schilder, het werk van den jongen teoke-
naar met bewondering gadegeslagen had.
„Van niemand, sinjeur!" antwoordde
Rembrand, die geen der beide heeren.
'kende.
„Zoo, van niemand! Hoe is uw naam?"
„Ik heet Rembrand Hermansz. Van Rijn,
sinjeur!"
„Van Rijn? Van Rijn? Is uw vader de
moutmolenaar uit de Wedfcdeeteeg?"
.,Ja, sinjeur, daar ben' ik geboren en
daar wonen mijne ouders!"
#w*or<it vervolgd-)