Dagblad voor Leiden en Omstreken.
BUREAUHOOIGRACHT 35 - LEIDEN. - TELEFOON INT. 1278
Om het recht Gods.
„Pilgrim Fathers"
Herdenking.
BINNENLAND.
ABONNEMENTSPRIJS
IN LEIDEN EN BUITEN LEIDEN
IVAAR AGENTEN GEVESTIGD ZIJN
PER KWARTAAL 12.50
PER WEEK 10.19
FRANCO DER POST PER KWARTAAL f2.90
Iste JAARGANG. - DONDERDAG 2 SEPTEMBER 1920. No. 130
ADVERTENTIE-PRIJS
PER GEWONE REGEL f0.22y,
DES ZATERDAGS f0.30
INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIEF
KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens
30 woorden 50 cent: Zaterdags 75 cent,
bij vooruitbetaling,
Onze briefschrijver is nog niet geheel
yoldaan.
In ons eerste artikel over rechten en
plichten hadden wij geschreven: „Sommi
gen in onze kringen hebben bezwaar om
van rechten te spreken. Een mensch, zoo
redeneeren zij heeft geen rechten. Dat is tot
op zekere hoogte juist. Maar alleen wan
neer wij on6 plaatsen tegenover onzen
God. Anders staat het echter ten opzichte
van de men6ohen
Maar, zoo wordt nu gevraagd, staat een
mensch dan niet a 11 ij d tegenover zijnen
God, van den morgen tot den avond, van
de wieg tot het graf'?
Ongetwijfeld.
Toch is het noodig hier wèl te onder
scheiden.
Wanneer wij van God vragen voorzie
ning in al onze nooden dan kunnen wij
geen enkel recht laten gelden. Dan is het
Maar de zaak staat toch eenigszins an
ders, wanneer wij voor onze medemenschen
een of andere arbeid verrichten.
Dan kunnen wij wel degelijk ons recht
op een behoorlijk loon laten gelden.
De arbeider, zegtv Gods Woord, is zijn
loon waardig.
Hij heeft daar recht op.
Wij twijfelen niet of onze opponent zal
dit met ons eens zijn.
De vraag waarom het eigenlijk gaat is
dezo: op welke wijze de arbeider voor zijne
rechten moet opkomen, welke middelen hij
daarbij mag gebruiken.
Niet elk middel is geoorloofd.
De schrijver wij6t op Elimelech die meen
de heel verstandig te doen door naar den
vroemde te trekken en knoopt daaraan vast
de opmerking, dat niet alle zorg voor het
gezin goed ie in Gods oog.
Maar daarover bestaat onder ons geen
yerschil.
Het is juist de groote fout van de Socia
listen en van de moderne vakorganisaties
dat zij ons trachten diets te maken dat de
voorziening in de stoffelijke behoeften met
de beginselen die wij belijden en met
den dienst van God niets te maken heeft.
In de keuze van de middelen hebben wij
Kcl degelijk voorzichtig te zijn.
Een Christen-handelaar zal ook als het
de afdoening van zaken betreft anders
moeten optreden dan hij die naar Gods or
dinantiën niet yraagt.
Een Christen-patroon zal anders tegen
over zijne ondergeschikten moeten staan,
dan een patroon die de band mot Gods
Woord niet gevoelt.
En zoo zal ook een Christenwerkman in
de keuzo van de middelen om zijn recht te
handhaven en zijne positie 'te verbeteren
zeer voorzichtig moeten zijn.
Trouwens de geschiedenis is daar om te
bewijzen dat onze Christelijk georganiseer
de werklieden meermalen met de meeste be
slistheid de van andere zijde ondernomen
acties hebben afgewezen omdat daardoor
him beginsel in 't gedrang zou komen.
Zij hebben daardoor 6pot en hoon ver
dragen en beleedigingen moeten verduren.
Denk slechts aan de jongste uitsluiting
en wat daarbij ook te Leiden voorviel.
Maar al moeten wij in het gebruik der
middelen voorzichtig zijn en die middelen
altijd weer toetsen aan Gods Woord, dit
wil niet zeggen dat wij allo middelen, in
casu de vakorganisatie zouden moeten af
keuren.
Onze briefschrijverzegt dat hij van zijn
elfde tot zijn acht en zestigste jaar heeft
mogen arbeiden en dat hij in zijn arbeid
dikwijls merkbare zegeningen heeft mogen
ontvangen.
Het is heerlijk en een groote j&egen van
God indien iemand zoo op zijn arbeidsleven
mag terugzien.
Maar toch zouden we willen vragen:
heeft do briefschrijver hoewel ongeorgani
seerd ook zelf niet de .zegen yan de orga
nisatie ondervonden?
Als hij zijn leven nagaat moet hij dan
niet erkennen dat God ook de arbeid van
de organisaties heeft willen gebruiken om
hem een zegen te schenken?.
Hoe dit echter zij, do ervaring heeft dui
delijk geleerd dat God de Christelijke vak
organisatie beeft willen gebruiken om in
dion weg ons volk een zegen te schenken.
In de eerste plaatg door de positie van
vele werklieden te verbeteren en hun leven
op hooger peil te brengen, maar ook om
do verderfelijke invloed van de socialisti
sche organisaties te verzwakken.
Wij vleien ons niet met de hoop dat wij
onzen bezwaarden broeder hebben over
tuigd.
Dit behoeft ook niet.
Als dit schrijven maar tengevolge heeft
dat wij weer eens ernstig over dezo vraag
stukken gaan nadenken en ons bij vernieu
wing plaatsen voor de vraag: wat wil God
dat ik als werkgever of als werknemer doen
zal; op welke wijze kan God ook door
mijn misschien eénvoudigen arbeid worden
gecerd, dan is al veel bereikt.
Want daar gaat het tenslotte om.
Het gaat niet om onze rechten, maar
om het zoeken van het r e c h t G o d s, ook
op terrein van den arbeid.
Een hooge rekening.
De uitsluiting in de bouwvakken is nu
zoo goed als opgeheven.
En dus ziju we nu in de gelegenheid de re
kening op te maken en na te gaan wat van
dezen, door de socialistische vakorganisa
ties gewilden strijd de gevolgen zijn.
Drie maanden heeft de uitsluiting ge
duurd en het eind is geweest, dat het con
tract, zoo als het voor de uitsluiting door
de Christelijke organisaties werd aanvaard,
is aangenomen.
Er is dus niets gewonnen.
Maar wel veel verloren.
Van deskundige zijde is berekend, dat
de betrokken arbeiders een loonverlies heb
ben te boeken van twee en een half
millioen gulden.
't Is een aardig koopje dat de roode lei
ders aan hunne volgelingen hebben gele
verd.
Volgens officieele berichten heeft het N.
V. V. de laatste maanden vele honderde le
den verloren.
Waarlijk geen wonder.
Men moet al heel erg verblind en „onbe
wust" zijn om zulke leiders die inderdaad
verleiders zijn te blijven volgen.
Berekend is voorts dat wekelijks onge
veer 50.000 arbeidsdagen verloren zijn ge
gaan. Dat is dus in totaal ruim 600.000
arbeidsdagen.
En dat in dezen tijd van schreienden wo
ningnood.
't Is wel een hooge rekening, die jammer
genoeg weer door de verleugende en mislei
de arbeiders moet worden voldaan.
zijn, nu, na een verloren 'strijd, het werk
moet wordon hervat?
Het is zeker thans de gelegenheid een
woord van hulde en dank te brengen aan
de besturen der christelijke organisaties en
haar leden voor den moed en de trouw,
waarmede zij zich van meet af hebben ver
zet tegen hen roode geweld.
Tegenover het onverantwoordelijk spel
der revolutionaire bonden kozen zij van
stonde af aan flink positie en in de moei
lijke dagen, die ginds voorbij gingen, weken
zij niet van hun post.
Het einde kroont hun strijd.
Het i6 gebleken, dat juist de mannen van
Christelijken huize beter inzicht hadden in
hetgeen hun plicht als vakvereeni-
gingsleiders hun voorschreef, dan
zij, die steeds pretendéeren „de" arbeiders
te vertegenwoordigen.
Bovendien werd om de bijzondere belan
gen het algemeen maatschappelijk belang
niet uit het oog verloren.
Zij hebben metterdaad getoond christe
lijke vakorganisatie te zijn en doen zien
de wnarde van beginselen, ook in den eeo-
nomischen strijd. Want in dezen strijd was
niet de overwinning aan het getal; niet de
macht heeft het gewonnen, maar het begin
sel der christelijke vakvereenigingsmannen
treedt met eere uit het strijdperk."
STADSNIEUWS.
Door H. M. de Koningin is aan de fir
ma J. C. Zaalberg en Zoon, alhier, de bij
zondere onderscheiding toegekend om aan
hare firmanaam het praedikaat „Konink
lijke" toe te
Naar wij vernemen heeft H. M. de
Koningin aan de commissie voor de te hou
den Leidsche Winkelweek bij het 3-October-
feest een zilveren medaille beschikbaar ge
steld.
Het zal a. s. Zondag voor den heer
Joh. Trauwee een feestdag zijn. Op dien
dag hoopt hij te herdenken, dat hij voor 60
jaar in dienst trad bij de firma Jan_ Zuur
deeg en Zonen, op de dekenfabriek alhier.
De jubilaris was toen pl.m. acht jaar oud
en al dien tijd heeft hij zich leeren kennen
als een ijverig en plichtgetrouw werkman,
en was menigeen ten voorbeeld.
Het zal hem ongetwijfeld niet aan belang
stelling ontbreken.
De jubilaris herdenkt bovendien nog een
ander feit. Het is Zondag voor hem 45 jaar
geleden, dat hij tot plaatsengever en onder
koster werd aangesteld in de Pieterskerk.
Als zoodanig zuUen velen hem ook hebben
leeren kennen. -
Moge het Zondag voor den heer Trau
wee een genoegelijke feestdag zijn!
Bij het gisteren te 's-Gravenhage af
genomen examen Fransch L. O., is onze
stadgenoot, do heer H. J. T. Tummors ge-
V De moreeTe schade.
Onze „N. H. C r t." brengt terecht onder
'de aandacht dat bij dit materieele kwaad,
ook nog komt de zedelijke verwil
dering die is aangekweekt.
„Bij de uitgestotenen is opgewekt een
geest van haat en bitterheid, die hen heeft
verleid tot tal van dadén van geweld, tot
op het misdadige af, tegenover hen, die
zich gedroegen overeenkomstig het door
hun organisatie wettig genomen besluit.
Wrok is in veler harten gezaaid. En zal
deze vergiftigde geest geheel verdwenen
Een inspecteur van do recherche al
hier, arresteerde te 's-Gravenhage den 40-
jarigen P. B., verdacht van het plegen van
onzedelijke handelingen met een Leidsch
meisje in Katwijk.
De netto opbrengst van het Weldadig
heidsconcert op 23 Aug. 1.1. in de Pieters-
kerk'ten bate der Wijkverpleging voor alle
Gezindten te Oegetgeest bedroeg naar men
ons mededeelt f 1004,67 5.
Aan het postkantoor Leiden en de
daaronder ressorteerende hulppostkanto
ren werd gedurende de maand Augustus
1920 ingelegd f 107.527,74, terugbetaald
f 108.015,07 5.
Het laatste door dat kantoor uitgegeven
boekje draagt het nummer 47193.
(Slot).
In de Pieterskerk
stroomden Maandagavond de vele genoodig-
den binnen, om den gedachtenisdienst aan
den leider der- Pilgrim-Fathers, John Ro
binson bij te wonen.
Om tien over 7 gingen de groote deuren
open.
Dank zij de voortreffelijke regeling had
den geen stoornissen plaats, en konden alle
coegresleden hun gereserveerde plaatsen in
nemen.
Om even voor 8 uur werd de burgemees
ter Jhr. de Gijselaar met Mevr. de Gese
laar binnen geleid, onmiddelijk gevolgd
door Mr. Dowse van Massachusetts.
Om 8 uur trad het uitvoerend comité
het schip van het Godsgebouw binnen, ter
wijl Ds. Plooy, den kansel, waarop John
Robinson eens gepredikt had, beklom. Na
den zegen uitgesproken te hebben, zongen
alle aanwezigen in het Hollandsch en En-
gelsch Psalm 100, waarna Dr. F. B. Meyer
uit Londen, voorlas uit Hebreden 11 vs.
1232 en daarna voorging in het gebed,
dat alle Engelsch sprekende aanwezigen
besloten met het onze Vader.
Een koor zong daarna onder leiding van
Ds. J. Riemens op eminente wijze drie ver
zen van Psalm 83.
Hierna nam Ds. Plooy het woord om
deels in het Engelsch, deels in het Hol
landsch de volgende rede uit te spreken.
Mijne vrienden. Gij zijt hier allen wel
kom. Maar laat ons onze schoenen van
onze voeten doen, want de plaats, waar
wij 6taan is heilig.
Deze beroemde kerk die zoo gewijd door
het stof der Heiligen, is als hier de graftom
ben zeggen wachten op de opstanding;
maar wat meer is, zij is gewijd door het
levende woord van God, dat zijn wil open
baart. Hier werd Gods aangezicht gezocht
tijdens het beleg van Leiden. Hier werd hij
gedankt toen Zijn adem den vijand weg
blies. Wij herinneren ons hier een groot
man, een groot gebeuren. Toen Dr. Rendell
Harris mij over dezen dienst schreef zeide
hij, dat John Robinson daar minstens een
uur moest, spreken. Ik geloof, dat Dr. Har-
ris gelijk had. En ik denk dat wij willen
luisteren naaT Robinson, voor een of
twee uren en niet vermoeid zullen worden.
Drie dingen zal hij ons zeggen.
Ten eerste: Volg mij niet verder dan
ik Christus volg.
Ten tweede: Dank God voor ieder bewijs
van trouw, die hij u bewijst, want niets
is lichter dan af te vallen van Zijn Woord.
Ten derde: Laat ieder Christen God prij
zen in eigen taal en met eigen gaven. En
dit is de reden, waarom ik u 6preek in eeni-
ge Hollandsche woorden en wanneer onze
gasten die woorden niet verstaan, zullen
zij door Gods Geest geleid worden om te
weten wat de meening des Geestes zij.
Wij- zijn hier tot gedachtenis van John
Robinson, maar John Robinson zou naar
boven wijzen, en zeggen: Dank God, van
wien alle gaven afdalen. Hij de eenvoudige
trouwe, nedorige Christen zou niet gewild
hebben, dat wij hem zouden eeren, hem een
mensch als wij, stof. en a6ch.
Wij zijn hier samen, gemeenteleden van
Leiden en leden van Christus Gemeente van
heinde er ver, niet om eenig mensch te eeren
maar om God te eeren, die de zijnen leidt
in de waarheid en zorg draagt, dat het
licht van zijn Woord niet wordt uitge-
bluscht.
Wij zijn dankbaar, dat wij in ons Vader
land aan dezo baUingen een tehuis hebben
mogen aanbieden, waar zij God mochten
dienen naar den eisch van hun geweten
toch hebben zij een ander vaderland ge
zocht. Zij waren als doortrekkende reizigers
en hieven hunne oogen op naar den hemel,
het eeuwige betere Vaderland. Zelfs aan de
overzijde van den Oceaan was hun blijven
de plaats niet, en de voornaamste reden*
waarom zij dat aardsche Vaderland aan da
overzijde verkregen hebben, is datl
zij het betere vaderland daar
boven zochten. Aan hen is bewaarheid3
Zoekt eerst het Koninkrijk der hemelen en
alle dingen worden U toegeworpen. En wat
is nu liet verheffende in deze gedachtenis-
dienst: dit, dat wij nu hier gekomen zijn*
christgeloovigen van heinde en ver, van ol-
kander gescheiden door Oceanen, maar hicn
in het huis van God, in de gedachtenis van
een zijner eenvoudige dienaren vinden wij
elkander als broeders en zusters. Dat is da
ware geestelijke internationale, de eenheid
in Christus de band van kinderen van het»
zelfde huis.
Internationalisme zonder do diepe wor
tel van Christelijk geloof is hol en ver
dwijnt. De wortels moeten dieper liggen
dan belangen en wenschen, Christus is da
band der eenheid en de kracht die samen
houdt. Dat bleek bij dien kleinen kring, dia
onder nood en verdrukking de een den an
der droeg en zelfs toen de eene helft naan
de overzijde van den Oceaan was overge
stoken, bleven zij elkander trouw.
Daarom heeten wij al onze vrienden van
de overzijde van den Oceaan welkom. Gij
zijt onze vrienden omdat de eenheid in;
Christus sterk en hecht is. En dit is wafe'
Robinson ons zegt in dit huis. Christus ia
de rots der eeuwen. In Hem zijn zwakka
schepselen sterk als ijzer. In Hem staan
wij vast en door Hem zullen naties en in
dividuen gered worden. Dat is Robinson'f
boodschap. Wij zullen Christus volgen en
God danken voor zijn boodschapper, d*
ons dierbare John Robinson.
Na deze met groote stilte en aandachtl
aangehoorde rede, zong het koor het En-*
gelsche „When wilt Thou save Their peo
ple", waarna Dr. Charles S. Macfarland
van New-York de pelgrim-toespraak
hield, die voornamelijk handelde
over het geloof der Pilgrim-Fathers. Hiernai
zong weer het koor begeleid door het or
gel.
Na, deze met groote aandacht gevoiguo*
in gloeiende woorden uitgesproken rede*
sprak Dr. R. F. Horton uit Londen meen
speciaal over John Robinson en zijn bctce-
kenis voor onzen tijd.
Toen na de redo van Dr. Horton het or
gel bespeeld werd, werd er gecolletiecrd
voor het fonds voor Kerkrestauratie. Vela
het Engelsch niet verstaande toehoorders
verlieten daarop het kerkgebouw.
Toen de stilte weer was teruggekeerd*
zongen alle aanwezigen staande het vijfde
vers van Gezang 2, waarna Dr. Horton den
zegen uitsprak.
Winterdienstregeling Spoorwegen.
De winterdienst op de spoorwegen zal
van den zomerdienst niet veel afwijken.
De locaalspoorwegen zullen de meeste in
krimping ondergaan, met name in den ach
terhoek en in do Haarlemmermeer. Vooral
zal de Zondagsdienst word^ beperkt.
Duitsclie erediefctn.
Do eerste termijn der Neüerlandsehe cro-
dieten aan Duitschland tijdens den oorlog
voor de N.U.M., het Centraal Verrekenkan-
toor voor brandstoffen en de Verconiging
tot regeling van het ijzervervoer verleend,
vervalt den eersten October a. s.
Tot dusver waren er gronden te ver
moeden, dat Duitschland uitstel van de af
lossing zou verzoeken. Thans vernemen
wij, dat de eerste termijn reeds 13 Septem
ber a. s. zal worden voldaan.
Examens M. O.
Ee examens middelbaar onderwijs in da
Fransche-, Hoogduitsche- en Engelsc.ha
taal, voor zoover zulks het examen B. be
treft, en de examens in de Spaansche- en
FEUILLETON.
Langs donkere wegen.
.Niets zou mij "kunnen bewegen hem ite
dragen," antwoordde Janet met vuur. „O,
Mary, hoe kunt ge toch zoo onverbeterlijk
zijn?" maai zij zeide niets meer, en het
pakken ging goed vooruit. Eindelijk kwam
Maurice hen storen, en beknorde hij hen,
dat zij elkander wakker hielden, maar daar
zijne berisping een half uur duurde, gedu
rende welken tijd hij boven, op den koffer
van Mary zat, en over allerlei andere on
derwerpen sprak, stond het zeer te betwij
felen of zijne tusschenkomst heilzaam was.
Eindelijk raakte (Mary hen: kwijt, en
bleef ze ongeveer een uur lang op het
haardkleedtje zitten, terwij'l zij in het vurr
staarde.
Lettice lag in dien tijd in de aangren
zende kamer mot) open oogen in de duister
nis te turen, en dacht, dat een half dozijin
nachten tot één waren samengesmolten,
zóó verlangde zij, dat de gelukkige dag
zou aanbreken. (Mary had besloten, dat zij
.niet vóór donker op Crome wilde aanko
men; 2üj had er met Janet over gestreden,
maar was hij haar besfluit gebleven. „Stel
u voor, dat ge uw nieuw tehuis als eene
vleermuis binnen fladdert", merkt» Mrs,
St. John verstoord aan, „in plaat9 van
plecbbig binnen te rijden!"
„Ik zou er liefst heen wandelen, maar
Lettice en ik zouden verdwalen en natte
voeten krijgen", antwoordde Mary bedaard.
Mary had den vorigen avond zoo hard
gewerkt, dat er niets meer to doen was en
zij het vooruitzicht had) van een langen
morgen met Janet en de kinderen. Er was
veel sneeuw gevallen, en de grauwe be
wolkte lucht deed nog meer verwachten.
•Het was akelig koud weer; maar itoch deed
Mary haar dikke laarzen en haar regen
mantel aan en ging zij met Maurice uit.
Geen van beiden kwam thuis vóór het eten,
en toen waren zij bedekt met sneeuw en
zeer moe. „Wat een slechte dag voor Mary,
om op reis te gaan", merkt» Maurice op,
terwijl hij zijne verkleumde handen warm
de; „niets zal haar zeker kunnen bewegen
het uit te stellen, denk ik?"
„Het is geen lange reis en zij is nu ook
reeds zonder noodzaak uit geweest", ant
woordde zijne vrouw droogjes; en Mary
begreep terstond, dat zij gezondigd had
met uit te gaan; maar zij lachte slechts en
zeide vroolijk: „Zoo is het goed, Janet; wat
zijt ge toch eene verstandige vrouw!" en zij
sloeg haar natten mantel uit.
Eindelijk sloeg het uur van hun vertrek.
Maurioe bracht hen naar het station. Mary
was op het laatst zeer stil, en liet Janet en
de kinderen om haar heen draaien zooveel
zij maar wilden; zedfs «met Maurice sprak
zij weinig. „Ik hoop, dat ge u niet eenzaam
zult gevoelen Mary, alleen in dat groote
huis", zeide hij bezorgd, terwijl Hij tegen
het portier leunde. „O, neen, ik zal mij niiét
vervelen', met Lettice en Boy", antwoordde
zij, terwijl zij zich hukte om den hond -te~
streelen; toen hij daarna den wenoch uit
sprak, dat God hen mocht zegenen, hief zij
het hoofd op en zag hem glimlachend aan;
en later verwonderde hij er zich over, waar
om die gflimlach zoo droevig had gesche
nen! Gedurende de reis sprak zij niet veel
met het kind, maar keek naar de neder-
vallende sneeuw. Voordat zij uitstapten
hield het echter op met sneeuwen en d'e rit
over den gladden witten weg was bepaald
een genot voor Lettice; maar de helderheid
van het landschap in schemerdonker, wek
te in Mary dezelfde droomerige gewaarwor
ding op, die zij bij h'aar eerste bezoek ge
voeld: had een gevoel, als ware zij een
ander, en als leefde zij niét haar eigen
leven, maar al zou ze straks ontwaken om
weer even gelukkig te "worden als vroeger.
Maar dien avond was dat vreemde gevoel
nog sterker. Vergeefs streed zij ter tegen,
terwijl zij door het park reden; vergeefs
zeide zij tot zichzelve, dat dit haar tehuis
was, waar zij alleen haar leven moest door
brengen, ter wille van anderen, niet ter
wille van haarzelve, en dait zij Crome niet
zou verlaten, voordat zij onder de Spaan
sche kastanje op het kerkhof werd gelegd.
Plotseling kwam haar diit denkbeeld onuit
voerbaar en onmogelijk voor. Ten laatste
gaf zij beft op en luisterde toen naar de ver
baasde uitroepen van Lettice.
Weldra zagen zij het licht van Crome
door de geopende deur schijnen en op den
drempel stonden de .Pratts, die hen vrien
delijk verwelkomden.
Lieve Tante Mary, zijt ge niet blij, dat
ge in uw eigen nieuw tehuis zijit!" riep Let
tice uit, toen zij eindelijk alleen waren.
Rhoda, het roodwangige kamermeisje, had
hun de kamers gewezen, en Lettice gehol
pen zich wat op te knappen; maar het keu
rig maal inde eetkamer was eenigszins
bedorven door die beleefdheden van Pratt,
die ondanks de zijdelingsche wenken zijner
jonge meesteres er op stond de schalen
rond.te geven; (maar eindelijk waren zij
alleen, en Lettice zat op haar geliefkoosd
plaatsje aan de voeten harer tante. „Vindt
gij mijn huis mooi?" antwoordde tante
Mary glimlachend. „Valt) het u werkelijk
niet tegen? is het zelfs voor Hatlby groot
genoeg?" „Ik vind, dat het geschikt is voor
eene koningin", was het ernstig antwoord;
„maar niets is te goed voor u, Tante Mary.
O, welk een heerlijk denkbeeld, dat wij
hier eene geheele maand alleen zullen zijn!
eni dat ik morgen de pauwen en de faisan-
ten en het park zal zien!" en weer glim
lachte Mary.
Hit kinderlijk gesnap vertroostte baar;
en zelfs speet het haar toen Rhoda met deni
zilveren kandelaar binnen kwam om Letlbi-»
ce naar haar kamer te geleiden. Eén oogen*
blik had zij bet gevoel, alsof zij haar dezen
eersten avond bij zich moest houden, alsof
zij wiet. alleen- kon blijven. Maar Lettice
was koortsachtig van opwinding, cn> har»
wangen waren zóó bleek, dat de onze-li-
zuchtigheid harer tante de overhand kreeg.
iWa-t deed het er toe of zij zich dien eersten
avond eenzaam voelde)? Zou zij nieft, dik-
wijls eenzame avonden moeten doorbren-
gen met niets dan bare eigen gedachten
om haar gezelschap te houden? En toch*
toen de deur zich achter Letitice en Rh o dal
sloot en zij hunne voetstappen in de gang
kon hooren weerklinken, zou zij hen/ wel
terug hebben willeb roepen; maar zij ba*
dwong zich, hoewel tranen, opgewekt doou
een/ onuitsprekelijk gevoel van eenzaam-»
lieid cn verlangen, haar in de oogen kwa
men. Zuilk eene eenzaamheid, zulk een
verlangen:, zulk eene onbeschrijfelijke beu
hoefite aan den druk eener hand en- uen
aanblik van een. gelaat, dat haar dierbaar*
der was don de geheele wereld l
f Wordt vervolgd).