iiwdeÉÉCont 'woede Blad. BINNENLAND. aterdag 28 Augustus 1920 God lacht, en bespot hen. Die in den Hemel woont zal lachen, de Heere zal heif bespotten, Ps. 2 A. Psalm 2 is de psalm waarin de dichter ertolkt, wat het doel is dergenen dicjn re- olutie en opstand zich stellen togen den ivendcn God, om daarna te bezingen de astheid en onwankelbaarheid van Gods suwigen raad, en de heerlijkheid van den oning, die gezalfd is over Sion, den berg an Gods heiligheid. Machtig en aangrijpend is de tegenstel- ing tusschen de in eigen oog machtige nlkcrcn en heidenen en Hem, die woont i den hemel, die zelf niet zichtbaar is, en ?a ontoegankelijk licht bewoont, maar in ijn Souvcreine Majesteit regeert over den >jnel en de aarde. Koningen en volken zijn één in hun re- olutiegeruop. been uuu en geen meester dulden zij bo- ta zich. Weg met alle banden! Verbreek alle ton en, waarmede wij ons gebonden gevoe- Neen, geen wet meer dulden wij boven us! Wij zullen onszelveu ten wet en tot iod zijn. Het is nog altijd hptzelfde, wat apn- cliouwd werd in de engelenwereld, toen aar opstand uitbrak tegen God, wat ge ien werd in bet Paradijs, als de mensch elf God wilde zijn, kennende het goede en et kwade, en wat alle eeuwen door ge oord is en gezien in het leven der vólke rn, de geschiedenis der menschheid. De revolutiekreet krijscht alle eeuwen oor en nooit heeft gezwegen het hed van cn opstand. Do dichter van dezen psalm had het be- jsterd, als het opkwam uit het hart van tn menseh, zoo vol haat van nature ta rn alle macht waardoor hij was gebon- ra. Eu nu brengt hem het hooren van dien reet tot de vraag: waarom? Met andere woorden: zal nu inderdaad e opstand baten, en zal het nog eens zoo- er komen, dat de mensch zijn God ont- ooflt. en zelf God zijnde, de plaats in- temt van Hem, die woont in den hemel. Zal het woord van den verleider: Gij lit als God zijn,- dan toch worden ver- ild, en zou het mogelijk zijn dat de illu- s van het Paradijs toch werkeljkkeid erd? Vers 4 geeft op die vraag het antwoord, een, dat zal nooit geschieden: die in den mei woont zal lachen, de Heere zal hen spotten. Daar wordt op mcnschelijlce wijze ge roken van God. Gelijk bij een mensch, ie aangevallen wordt, maar die toch eet dat zijn vjiand niet zal vermogen ie erwinnen, de spotlach te voorschijn eedt, en hij daarmede zijn aanvaller be- ot en tart, zoo zal het ook zijn bij oi Op Goddelijke en dus heilige wijze lacht lij om het woelen der mensehen. Neen, met al hun woelen zullen zij Zijn iad niet kunnen veranderen. Het Koninkrijk, dat naar dien raad ko, leu moet, het zal komen. Wie zijn gij, o mensch,. dat gij het durft igeu God op te staan! Meent eij God te uilen en te kunnen onttroonen? God lacht om al dat vruchteloos ge- oel. Deze wetenschap strekt ons tot troost. Als de beginselen waaruit leven allen ie woelen en opstaan tegen God, steeds rie6ter te voorschijn treden, dan zegt ons it woord: Zij zullen niets vermogen te- God. in het Goddelijk bewustzijn van Zijn macht bespot 'Hij hen, en eens storjen Hen die zich tegen God stellen neer in de nwige verwoesting. Het Koninkrijk van Christus zal ko en. Onze Koning is .gezalfd. Hij regeert. En nu moge dat Koninkrijk hier in den bjdn^doormaken een^ieriode van stoiyi Voor de Jeugd. Levend Begraven. XXI. Jacques bemerkte dat zijtn voorraad ledhte nog een veertien of^vijlftden dagen >ereikend zou zijn. En hij was nog in tnuari'. Hij kon er nog nftet aan denken de hut f verlaten. Tot den 30sten Januari verminderde lanchette's melk, en toen dacht Jacques, aar eene dubbele hoeveelheid, zout te ge en; maar dit hielp slechts voor een dag, ii den 4den Februari kon hij sloohts een aar druppels melk van haar krijgen. Den »ten vond hij de melk geheel opgedroogd! 'ij zette zich. naast het arme dier op den fond, sloeg zijne armen om haar heen, en eende bitter. Hét droevige oogenblik was onaderd. Hij was gedwongen Blanchette i dooden; de vriendelijke makker in zijne roefheid; het eenige levende wezen, dat ine eenzaamheid veraangenaamde, zijn ftrouwa voedster moest hij. dooden; hij 'oest zijn mes in haar keel steken en haar ijn veroorzaken, na al het goede dat zij p*n geschonken had! •Hij kon nog niet besluiten, tot de vreese ik e en toeli noodige daad hij. stelde de ilvoering uit. Hij had nog eten genoeg en drang: Geen nood, boven allen en alles zetelt onze God en Koning. Hij belacht en bespot ai het woelen en woeden. Wij hebben ons voor Hem te buigen. Weiende dat de triumf is aan Gods zijde, kufinen wij met kracht cn sterk door het geloof voortstrijden. Do overwinnig is des Heeren en ons. Lichamelijke Opvoeding, „Op alle scholen zonder onderscheid moet. ra. i. dagelijks een uur aan lichaams oefening worden gewijd. Niet slechts de physiologie (leer der levensverrichtingen) schrijft dit voor, maar zelfs het nuchtere, eenvoudige gezond verstand." Prof. Dr. N. Zwaardemaker. Hoogleer- aar te Utrecht. „Het lijdt m. i, geen twijfel dat de me thodische lichaamsoefening, op de juiste wijze toegepast, voor kinderen een wel daad is." Prof. J. Boeke, Hoogleeraar te Utrecht. „In mijne oogen zal elk goed door dachte en goed geleide lichamelijke ont wikkeling tevens de geestelijke en moreele stevigheid van den mensch verhoogen." Prof. Dr. Seheltema, Hoogleeraar in kinderziekten, Groningen. „Ook ik ben van meening, dat de zooge naamde lichamelijke 6choolonvn«ding voor den aanstaanden man van een even groote beteekenis is, als de geestelijke opvoeding. Wij hebben niet alleen behoefte aan knappe menschen, maar ook aan menschen die hun wil door daden kunnen uitdruk ken". Prof. Dr. C. Winkler, Hoogleeraar in de psychiatrie. „Zulk een opvoeding verhoogt ook de weerkracht van een volk." Dr. J. J. Ie Roy. „Of is het redelijk en oorbaar te noemen, dat de mensch den levenden tempel Gods, die tot woonplaats strekt van zijn ziel, en die schooner is dan eenige kathedraal van steen door menschenhanden gebouwd, uit traagheid of avereebtsche vroomheid ver waarloost? Gij zijt het aan uw God, als Schepper, verplicht dit kunstig hui6 in eere te houden tot God zelf het afbreekt, om U te geven een huis eeuwig in de hemelen." Amsterdam. Dr. B. Wielenga. Overdenkt eerst de uitspraken van deze vooraanstaande mannen, zoowel op weten schappelijk als op godsdienstig gebied, al vorens U er toe overgaat een oordeel uit te 6preken over de waarde van de lichamelij ke oefening in de opvoeding van „Jong Holland." Bedenkt daarbij dan tevens dat dit „Jong Holland", waartoe ook uwe zonen en dochtoren behooren, is de hope der toe komst. L. 27—8—'20. de Br. 9 9. Door verschillende omstandigheden wordt het. verslag van de Riinlandsche trekvogels heden niet vervolgd. Heden over 8 dagen volgt het slot. de Br. Uit de Pers. DS. J. C. SIKKEL. „Patrimonium" wijdt aau de na gedachtenis van Ds. J. C. Sikkel de volgen de waardeerende woorden: Met diepe ontroering werd in Patrimo niums kringen de tijding ontvangen: Ds. Sikkel is heengegaan! Wij verliezen zooveel in dezen Dienaar des Woords, die ook voor het sociale leven steeds warme belangstelling toonde. Ds. Sikkel was een zeer gewaardeerd lid van onze Commissie van Advies. En het was ons een reden tot groote blijdschap, dat hij zich enkele maanden geleden bereid verklaarde, om als medewerker van ons or gaan op te treden. Wij hadden ons daarvan veel voorge steld. Immers Sikkel was een man, die de teekenen der tijden trachtte te verstaan. En vooral: Sikkel had een zoo diepen blik ontvangen in de Schrift, in het Woord Gods, dat voor hem al6 een eeuwig Woord, lichtstralen werpend ook over het donkere wereldleven v^n onzen tijd. Niet lang mochten wij evenwel van Sik kels medewerking genieten. God nam hem tot zich in de eeuwige heerlijkheid. Ds. Sikkel heeft ook voor het sociale leven lijnen pogen uit te stippelen. Zoo met name in zijn Vrijmaking van den Arbeid. En nog pas in zijn rede over Socialisatie. Sommige uitingen hebben wél eens aan- leiding tot veel discussie, ook tot veel mis verstand gegeven. Zijn Vakorganisa tie naar Christel ij ke begins e- 1 e n vond bij ons geen onverdeelde instem ming. En tegen ander geschriften zijn de zerzijds ook meermalen enkele bezwaren ontwikkeld. Toch waardeerden wii ds. Sikkel steeds in bijzondere mate. Toch hadden wij hem lief. Zijn worstelen, om tot principieele helderheid to komen, was on6 sympathiek. Hadden wij vele bekwame mannen als Sik kel, die, gelijk hij, verteerd werden door een heiligen ijver voor God en Zijn ordi nantiën, dan zouden wij ook op het terrein der C h r i s t e 1 ij k-sociale actie verder zijn. De nagedachtenis van dezen theoloog, die waarlijk godgeleerde was, zal bij on ze Christelijke arbeiders, zal vooral bij de loden van ons Verbond -in dankbare herin nering blijven. God sterke de familie, die zoo ontzagge lijk veel in dezen man en vader verliest. De Heere zij met de Geref. Kerk van Amster dam, die een trouw dienstknecht van Jezus Christus zag heengaan. God' lof! Over Sikkels graf straalt eeu- wigheidslieht. De belofte, waarmede hij zich op den laatsten dag zijns levens hier op aarde hoeft gesterkt, is reeds, zij het nog niet ten volle, aan hem vervuld- „De goedertieren heid over degenen, die Hem vreezen." Dio goedertierenheid zal ook Sikkel eens in heerlijkheid doen wandelen op de nieu we aarde. Dan zal zijn geest zich niet meer als gebonden voelen door de zwakheden des lichaams. Dan zal alles harmonie zijn! DE WEELDE. In een vorig nummer hebben wij overge- nomen wat de „N. Pr. Gr. Cr t." over de mode schreef. Hetzelfde blad wijdt ook en kele beschouwingen aan de tartende weelde van onze dagen en zegt daarvan o. m.: Daar was nog en ontdekking die mijn vriend in Parijs deed. Hij had in Nederlandsche pensions ge zien hoe het behoorde tot den fijnen vorm om het bord soep slechts half leeg te eten. Gek geval. Ons werd aan tafel geleerd dat men niets op zijn bord mocht laten staan. Als je dat deed, dan was het oog „groot" geweest, en dat stond leelijk. Je was te begecrig geweest. Maar het schijnt nu mode te zijn om niet alles op te eten. Ook het kopje thee moest je half leeg laten staan. Of dat het laatste kopje was, heb ik vergeten te vragen. Maar nu in Parijs. Daar zag je de men schen hun bord soep lekker leeg eten en dan maakten ze het nog schoon met een stukje brood om niets verloren te laten gaan. Ik begrijp dat. Zoo ruim is het in Frankrijk nog niet. En ik denk dat er streken in Epropa zijn waar de menschen, als men hun een bordje soep gaf, de restjes op de ouderwetsche manier met den vinger goed zouden uittik ken zooals ik dat bij een boer eens de knecht zag doen, wien men toen spottend toeriep, dat hij het bord niet mee naar bin nen moest halen. Maar terwijl in vele streken van Europa grooten honger wordt geleden, steken vele menschen in ons land de broodkruimels dermate, dat zij het fijn beginnen te vinden om maar half te nemen en het andere te la ten staan. Nu is er in dit opzicht evenals ook in zake de kleeding niets nieuws onder de zon. De geschiedenis verhaalt, dat er na de Fransche revolutie een even schaamtelooze mode was in de vrouwenkleedine als thans. En na den oorlog van 1870. toen er in ons land ook goed was verdiend, was het, naar mij door ouden van dagen werd verteld, onder de rijke boeren ook gebruikelijk om een glas slechts half leeg te drinken en de flesch wijn half vol te laten staan. Zoo goed konden ze het doen, ziet go? Nu ging de slimme kastelein heen en ■goot twee halve flesschen weer tot een volle. Daar Was weinig op tegen. Maar denk u nu eens in dat de restaura teur, van twee' halve borden soep, waar een modern heertje of een gepoederd dame tje van geslurpt hebben, weer een vol bord maakt en u dat voorzet. Smakelijk eten! Ik was voornemens nog een dag of wat uit te gaan, maar blijf nu vast thuis. Er zijn na „zeventig" jaren gekomen, dat de royale menschen van voorheen geen geld meer hadden om een halve flesch wijn te. koopen. Allicht denk ik dat het nu nog wel erger zal worden. Het kan nog wel eens gebeuren dat wij in Nederland voor een leeg bord zullen ge zet worden. Do weelde schijnt te spreken van groote welvaart. Maar onze welvaart is 6lechts schijn. Heel ons maatschappelijk leven beweegt zich op een hoogte, eenige meters boven den vasten' grond, nis op qpo licht getimmerte. Als straks eenige ver molmde balkon breken stort alles ineen. Laat men daar maar vast op rekenen, dan valt de toekomst niet tegen. Tegen de weeldebelasting. De Kamer van Koophandel te Hoorn heeft zich tot den Minister van Financiën gewend met het verzoek, geen gevolg te ge ven aan zijn voornemen een ontwerp van wet tot heffing eener weeldebelasting bij de Staten-Generaal aanhangig te maken. De Kamer vreest, dat de doorvoering der belasting een groot nadeel zal betceke- nen voor handel en industrie, alsmede ten opzichte van enkele artikelen voor land- en tuinbouw. - Vele der opgesomde artikelen worden in eigen land vervaardigd en het is te voorzien, dat, worden die goederen straks belast en dus dumber, zij worden ingekocht in de grensgemeenten van nabu rige landen. Hoewel de Kamer erkent, dat enkele der in de tabel genoemde artikelen onder „weelde" kunnen worden gerangschikt, meent zij, dat dit voor de meeste der aan gegeven goederen niet het geval is. Een groot deel acht zij voor aanschaffing nood zakelijk en andere zijn dienstig om de om geving in eigen huis wat aangenamer, wat gezelliger te maken. De grens is naar het oordeel der Kamer niet te trekken. Een beperking in de tabel acht de Ka mer niet. aanbevelenswaardig. De kosten van uitvoering, die naar haar oordeel zeer hoog zullen zijn. zullen niet beduidend ver minderen, omdat voor controle en inning hetzelfde aantal ambtenaren noodig zal zijn. De Kamer ziet in de doorvoering der weeldebelasting ook als noodzakelijk ge volg een opvoering der prijzen en een duurder worden der artikelen, hetgeen met zich zal brefigen hoogere uitgaven en een vernieuwd vragen naar hoogere arbeid6- loonen. In dit verband wijst de Kamer er op, dat de Regeering niet mag voorgaan in het opdrijven der prijzen, maar moet zij alle middelen ter hand nemen, die kunnen leiden naar een meer normalen toestand. Mail voor Zoid-Amerika. Brievenmalen zullen worden verzonden naar Brazilië, Uruguay en Argentinië, per b.s. „Brabantia" van den Kon. Holl. Lloyd. Medegeven worden alleen stukken, voor zien van eene aanwijzing tot verzending met genoemd stoomschip. Laatste buslichting ten hoofd-postkan- tore alhier 31 Augustus 12 uur 's avonds, aantcelcening tot 8 uur 's avonds. Postpakketten voor Portugal, Brazilië, Argentinië, Uruguay, Paraguay, Bolivia en Chili, kunnen worden aangeboden aan Bureel Pakketpost Warmoesstraat tot 31 Augustus 12 uur 's middags. Mail voot West-Indië. Een brievenmaal zal worden gezonden naai- Parimaribo per s.s. „Achilles" van den Kon. West-Ind. Maildienst. Laatste buslichting ten hoofdpostkan- tore alhier 2 September 12 uur 's avonds, aanteckening tot 8 uur 's avonds. Postpakketten voor Suriname kunnen worden aangeboden aan Bureel Pakket- post. Warmoesstraat tot 2 September 12 uur 's middags. Bezuiniging op de Rijksnitgaven. Een opmerkelijk en hóógst gelukkig feit: een vakvereeniging van Rijks-ambtenaren dringt zelf aan op bezuiniging op den Staatsdienst. Het is de „Bond van Ambte naren bij Departementen van Alg. Bestuur en Hooge Colleges van Staat", die den 26sten Mei eenige beschouwingen en voor stellen" had doen toekomen aan den Minis ter van Financiën, en deze nu in druk heeft gegeven. Deze heeren, die natuurlijk het best kunnen weten, waar de schoen wringt, verklaren reorganisatie van het algemeen bestuur en bezuiniging op de Rijksuitgaven noodzakelijk, en doen daar toe de volgende middelen aan de hand. In de eerste plaats bestaan er algemee- ne gebreken in den dienst: er wordt te veel improductief werk gedaan en te weinig partij getrokken van de beschikbare werk krachten; de Rijks-administratie is om slachtig en duur door de vele en verouder de voorschriften, de ambtenaren hebbon niet altijd voldoende verantwoordelijk heidsbesef, enz. Daarin zou verbetering kunnen worden gebracht door een deugde lijk preventief toezicht op de uitgaven, en door instelling van een interdepartementa le commissie van onderzoek. Aardige voorbeelden worden aangevoerd, om den bekenden ambtelijken omslag en wolven op uen sneeuw kunnen loopen, waarom zal ik het dan ook niet kunnen'?" „Deze gedachte* deed mij va*i vreugde beven, maar weldra kwam mijn vrees weer hoven. Mocht ik mij, om Blanchette te spa ren, blootstellen, een prooi der wolven te worden? „Toen dacht ik, gesteld, dat ik Blanchet te zou dooden, ben ik dan zeker dat ik ge noeg aan haar vleesch heb, tot het uur mij ner bevrijding? Dikwijls is de Jura midden in den zomer met sneeuw bedekt; zoo'n goede gelegenheid als nu, dat de sheeuw bevroren is, zal zich misschien niet weer voordoen. Daarbij is het zeer twijfelachtig of de wolven ons zouden overvallen, en daar wij den berg in een slede afdalen, zullerf wij zeer snel gaan, en de wolven mogen ons vangen, wanneer zij kunnen! „De gedachte in een slede te gaan, deed mij besluiten. Ik begon zonder uitstel een slede te maken, en gebruikte het beste hout dat ik er voor vinden kon. Zij is goed uit gevallen en groot en wijd genoeg om mij en Blanchette te bergen. Gelukkig weet ik genoeg, om zoo'n slede te sturen, zelfs in hare snelste vaart naar beneden. Ik zal de pooten van Blanchette te zamen binden, daar zij mij misschien zou kunnen hinde ren, en haar achter mij leggen, en dan moge God onze vlucht begunstigen.!" En Jacques aarzelde niet in zijn voorne- tijd- en moeiteverspiiling te Zoo bloeit de „dubbele arbeid", doordas c bijv. naast de afdeeling „spoorwegen" au het Dep. van Waterstaat een Raad van Toezicht op de Spoorwegdiensten v, rkt, naast de afdeeling „Arbeid" van het g ii.ik- namige Departement eon Directie van den Arbeid etc., zonder dat iemand ooit heeft gedacht aan een afdeeling „Statistiek" ne vens Centraal Bureau voor de Statistiek. Al dergelijk dubbel werk moest worden voorkomen. Verder geeft de Bond een groot aaiual nuttige wenken, waarvan wij deze knippen; Aan de cbefs der afdeelingen of dieast- vakken dient de bevoegdheid te worden ge geven, de dagelijks terugkeerende admini stratieve kleinigheden af te doen op da meest eenvoudige wijze. De talrijke onder- deelen van het departementale raderwerk kunnen dan grootendeels worden gepas seerd. Briefkaarten,correspondentiekaarten en copieboeken zijn nuttige zaken, die men op de departementen nog veel te weinig gebruikt. Het stelsel om van alle stukken zelfs van de meest ondergeschikte „minute" te houden, kan zonder eenig be zwaar voor den dienst vervallen. Aan „agenda's" en „indices" moet niet méér zorg en tijd worden besteed dan 6trikt noodig is. Vorm en inhoud daarvan moe ten eenvoudig, kort en zakelijk zijn. Slechts lagere en enkele middelbare ambtenaren die nen voor dat werk in aanmerking te ko men. Eenvoudige stukken worden over het algemeen niet, of in collectieven vorm, ge agendeerd. Het wisselen van nota's tusschen de af deelingen van één departement blijve ach terwege. Alleen wanneer over belangrijke zaken meeningsverschil rijst, drage men deze schriftelijk aan de beslissing van den Minister voor. Ook de correspondentie tusschen de de partementen en colleges van hét algemeen bestuur onderling kan worden ingekrom pen. Het komt voor dat instellingen, die vlak bij elkaar liggen, over allerlei beuze lingen brieven aan elkander schrijven, die dan alle weer de geheele administratieve machinerie moeten passeeren. Verder geeft de Bond o. a. in overweging de Algemeene Rekenkamer te reorganisee- ren, opdat zij een behoorlijke preventieve controle uitoefenen kan; en verklaart zich in zijn slotwoord bereid, aan het nuttige bezuinigingswerk zijn medewerking te ver leent. Éen vakvereeniging dus. die toont, niet alleen te worden gedreven door groeps egoïsme. Mogen andere haar voorbeeld vol gen! Ben reusachtige almanak. Evenals veel geleerden, was de dezer daron- overleden -Engelsche astronoom Sir Norman Lockyer zeer benieuwd naar het mysterie \an de rij reusachtige slcenen van Stonehenge. Door een toevel kwam de geleerde achter de bestemming, die deze* gevaarten, eens had ten. In het Parthenon zny hij, op een reis m Griekenland, een standbeeld, dat naar men ■hem zei slechts ééns per jaar door de zon werd beschenen. Dit trof den astronoom tn hij kwam door uitgebreide berekeningen tol Ce erkenning van het feit, dat alleen 21 Juni de zon het beeld trof. Dit bracht hem op het gemale denkbeeld ook in deze richting zijn onderzoekingen te Stonehenge te lenden en zoo kwam hij tot do ontdekking, dat de s;eenen zöo opgesteld wa ren ora successievelijk de zonnestralen op te vangen met de nachtevening en het zonne- stilstamdpunt: Was eenvoudig een reusach- fiqie almanak, die den boeren van voor twee duidend jaar aanwees, wat de geschikste tijd Was voor zaaien en oogsten. Uit een ver verleden. Dazer -dagen. zijn Ibij de Domp, nabij Sneak, tijtdens het graven voor den aanleg van een d-uiker en Iden bauiw van een be- malinigsstation 2 urnen gevonden, alsmede eèn aantal sdherven, hetwelk de veronder stelling wettigt,'dat bier een begraafplaat» uit overoude tijd-qn is ontdekt. Een der urnen, sdhrijift 't „N. v. h. N.", trekt in (het. bijzonder de aan-dadht van wege den vrij onregelmatiger* vorm welkt eij vertoont, zoodat men daaruit de gevolg trekking wal kan majteen, dat de maker van dit voorwerp in de urnenSounet nog alles behalve volleerd is geweest, .hetgeen, op zichzelf genqmen het vermoeden recht- vaartiigt, dat men hier inderdaad te doen heeft met voorwerpen van zeer ouden da tum. Eenigen tijd te Voren is bij de Domjp «n been gevonden, hetwelk in overoude tijden wellicht als schaats is gebezigd; in ieder geval vertoont bedoeld been aan den eenen kant een zekere mate van gladheid, welke waarschijnlijk aan. het contact het ijs ia top te schrijven. "men, zoo stout en gevaarlijk het scheen, en hoe treurig de afloop wellicht mocht zijn- Op den 21sten Februari ontwaakte hij zeer vroeg. De koude scheen nog heviger dan te voren, maar het was juist die koude, die voor zijne onderneming zoo gunstig was; hij verloor dus geen tijd. Eerst moest hij zich eeni weg door de sneeuw banen; dat was echter geen moeielijk werk. daar hij de sneeuw maar in de hut behoefde te werpen om ze uit den weg te krijgen. Hij begon met zijne schop te werken en arbeid de zoo hard voort, dat hij eindelijk moed* was, en genoodzaakt was een weinig te rusten. Hij ging in de Rut en-stak een vuur aan. Nauwelijks was de rook door den schoor steen gegaan, of h\j hoorde buften eeno» leven. Zijn'eerste gedachte was dat het de wolven waren, die hem kwamen over\al len. Zijn vrees behoefde echter niet lang te duren: in .plaats van het gehuil der wol ven, hoorde hij de stemmen van menschen hij hoorde zijn eigen naam en hij uiti* een kreet van vreugde, die door denzélfden klank van buiten werd beantwoord. Buiten zich zelvon van vreugde, narn Jacques zijne schop cn werkte krachtig door de sneeuw om zij«e bevrijders lé onU moeten. (Slot volgt.; i voor een paar dagen en hij zou er zuinig mede zijn. Op don T2cten Februari schreef hij in zijn dagboek: „Het is mij onmogelijk, in mijne tegen woordige droefheid en angst, alles neder te schrijven. Mijn voorraad raakt uitgeput, en ik kan niet, zonder mijne gezondheid in gevaar te brengen, mijn dageflijksch voedsel verminderen. Blanchette, daarentegen wordt vetter, en schijnt mij aan te sporen, mij beter te voeden, en toch kan ik er niet toe komen haar te dooden. „13 Februari- Ik heb mijn onderzoek vernieuwd en de geheele hut doorzocht; op enkele plaatsen zelfs den grond omge spit vergeefs! Ik vind nergens eenig levensmiddel, en deze inspanning heeft mijnen honger vermeerderd. „Wat moet er van mij en Blanchette worden? „O God, help ons! „17 Februari. De koude is sedert gis terenavond' zoo toegenomen, dat ik genood zaakt ben een vuur aan te maken. Dit weer zou goed zijn om het vleesch van Blanchet te te bewaren; het zou bevriezen en dan goed "blijven. Maar zou het weder niet op nieuw zachter kunnen worden? Wanneer dat zoo ware, héb ik niet genoeg zout om het te bewaren. 'Neen, ik wil nog wat wach ten, wachten tot het uiterste. „18 Februari. De koude neemt toe, en iierinnert mij nei Dezoes. der wolven. I\iets houdtlien tegen in de bergen te zwerven. Mijn God! besciierm mij voor hen! Hoe vreeselijk door hunne klauwen -te worden verscheurd! Liever zou ik in een sneeuw val begraven worden. „20 Februari. Ik heb een1 groot besluit genomen. Ja, ik zal de hut morgen verla ten, en in het geval mij een ongeluk over komt, zal ik neerschrijven, waarom ik het gedaan heb. Gisteren deed het geblaat der geit mij uit een vreeselijkeh droom ontwa ken. Ik droomde, dat ik Blanchette aan stukken sneed, mijne handen waren met Moed bedekt, en terwijl ik het deed, uitte het arme dier een klagend gehlaat en keek mij droevig aan. In ontwaakte op dat ge luid, en vond mijn gelaat nat Van tranen, maar zag met Mijdschap, dat Blachette nog- leefde. Ik vloog naar haar toe en lief koosde haar feeder; maar mijne vroolijk- heid verdween weder snel. Van wat nut was dit uitstel voor mij? Nog twee dagen en mijn voorraad was op! Ik moest beslis sen. Tk nam mijn mes; ik liep op Blanchet te aan, om haar den doodsteek te geven; maar ik kon het niet doen. 'Het scheen mij, alsof ik een moord beging; het mes viel uit mijne hand, en in plaats van haar te dooden, omhelsde ik haar herhaaldelijk! De koude nam steeds -toe. Ik maakte dus een vuur aan, en terwijl ik mij verwarm de, vroeg ik mij zeiven af: „Wanneer de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1920 | | pagina 5