Dagblad voor Leiden en Omstreken. DSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS IN LEIDEN EN BUITEN LEIDEN WAAR AGENTEN GEVESTIGD ZIJN TER KWARTAAL 12.50 PER WEEK 10.19 FRANCO PER POST PER KWARTAAL f2.90 Iste JAARGANG. - WOENSDAG 18 AUGUSTUS 1920. - No. 117 BUREAUHOOIGRACHT 35 - LEIDEN. - TELEFOON INT. 1278 ADVERTENTIE-PRIJS PER GEWONE REGEL f0.22>/s DES ZATERDAGS f 0.30 INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIEF KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens 30 woorden 50 cent: Zaterdags 75 cent, by vooruitbetaling, Dit nummer bestaat uit twee bladen. Rechten en Plichten. i. Wi] menschen, zijn zoo gaarne eenzij dig. We komén er zoo licht toe een of an dere zaak vanuit een bepaald oogpunt te beschouwen en voor de keerzijde ons oog sluiten. Dit is ook menigmaal het geval wan neer wij spreken van onze rechten en plich ten. Sommige menschen spreken nooit van hun verplichtingen die ze hebben, maar wel en altijd w eer van hunne rechten. Dn anderen willen van rechten niet hooren zij hebben altijd den mond vol van pli c li- te n, en dan deuken ze bij voorkeur niet iu de eerste plaats aan zichzelf, maar aan anderen. Toch is er tusschen beide begrippen een merkwaardig verband en het loont de moeite daarop de aandacht te vestigen. Vooral in onze dagen nu aan beide zij den vaak zoo sterk overdreven wordt en velen eenzijdig den nadruk leggen op de plichten en anderen op de rechten van den mensch. Daardoor toch schijnt het alsof er hier een tegenstelling bestaat, terwijl bij nade re beschouwing blijkt dat dit in werkelijk heid niet. het geval is. Inzonderheid in 't maatschappelijk leven, met name in de vakbeweging doen deze .woorden opgeld. Eenerzijds wordt daar mede verdedigd het recht van den werk man om zich te organiseeren en daardoor tot een betere positie te geraken en ander zijds wordt daarmede aan den werkman dat recht ontzegd cn getracht hem te brengen of te houden in een toestand van onderworpenheid of doffe berusting. Er bestaat tusschen plichten en rechten een nauw verband en het is niet -gemak kelijk de juiste grens aan te geven. We kunnen niet zeggen waar de plicht eindigt pn het recht begint en omgekeerd. Sommigen in onze kringen - hebben be zwaar om van rechten te spreken. Een mensch, zoo redeneeren zij, heeft geen rechten. Dat is tot op zekere hoogte juist, maar alleen wanneer wij ons plaatsen tegenover onzen God. Anders staat het echter ten opzichte yan dé menschen. Dan kunnen we wel de gelijk van rechten spreken en dan m o- g e n we niet alleen maar dan moeten ,we ook ons recht handhaven, dan is het onze onafwijsbare plicht op te komen yoor de rechten ons geschonken. Het recht is van groote beteekenis en altijd weer moet het ons streven zijn op elk gebied voor het recht op te ko men. Nu komt het menigmaal voor, niet al leen in het leven van de volken, maar ook in de maatschappelijke- samenleving, dat de handhaving van het recht moeite kost en aanleiding geeft tot feilen strijd. Er zijn dan ook menschen die den vrede stel len b o v e n het recht, die liever van hunne rechten afstand doen dan de onderlinge yrede te verstoren. In dit standpunt is ongetwijfeld iets dat aantrekt, maar toch zal ons, wanneer wij nader op onze plichten de aandacht vesti gen, blijken, dat daartegen ernstige be denkingen rijzen, Vat toch is de maatschappelijke plicht, die aan ieder mensch is opgelegd? En dan. zijn we het hierover eens, dat de eerste plichtis het dagelijksch brood voor ons en ons gezin te verdienen pn zooveel mogelijk in al de behoeften van ons gozin te voorzien. Dat is een taak die aan een ieder is op gelegd, onverschillig welke rang of stand hij overigens ook mag innemen. In het zweet uws aanschijns, zoo luidde de vloek, gebracht over den gevallen mensch, zult gij brood eten. In het zweet uws aanschijns. De arbeid zou dus gepaard gaan men moeite en zorg, het bewerken van de aar de en de voorziening in de dagelijksche be hoeften zou groote inspanning kosten, maar daarnaast stond dan ook de belofte dat die moeizame arbeid den mensch brood zou geven. De arbeider is zijn loon waardig en op de meest scherpe wijze worden de heeren aangemaand dat den arbeider toekomende loon niet te verkorten. De eerste plicht van den mensch, hij zij werkman of patroon is dus om in de be hoeften van zich en zijn gezin te voor zien. In theorie- zijn we het hierover wel ecn6, maar de praetijk is met die theorie niet altijd in overeenstemming. Wij prijzen den handelaar, die van alle markten thuis is, die elke gelegenheid om te verdienen aangrijpt en die er altijd op uit is zijn afzetgebied te vergrooten, zoo goedkoop mogelijk te koopen en zijne wa ren voor den hoogsten prijs van de hand te doen. Niemand die het den koopman of den industrieel kwalijk neemt, wanneer hij al zijn gaven en krachten aanwendt oai zijn zaak vooruit fe brengen, wanneer hij geen geoorloofd middel onbeproefd laat om vooruit te komen en zijne inkomsten op te voeren. En omgekeerd, iemand die zich slap aanstelt ondervindt van niemand sym pathie en waardeering. Dit geldt ook ten opzichte van den man die met de handen zijn brood moet verdienen. Wanneer hij zich weet vrij to maken en nacht on dag zwoegt en slaaft om zijn in komsten te vermeeerderen, dan is er nie mand die daarop aanmerking maakt. Men prijst hem als iemand die zijn roeping ver staat en die waard is te ^worden voortge holpen. De plicht van den mensch om zijn krachten in te spannen en de hem geschon ken gaven te ontwikkolen, wordt door nie mand ontkend. Dat is oen heel eenvoudige en voor de handliggende waarheid, maar een waarheid die we toch terdege moeten vasthauden omdat zij ook in ander op zicht van beteekenis is. Immers, die algemeene plicht geldt ook voor den man die niet voor eigen reke ning arbeidt maar in loondienst zijn werk verricht die a 1 zijn tijd, zijn geheele le ven, al de arbeidskrackt waarover hij be schikt aanwendt in dienst van den werk gever. Maar*nu is het merkwaardig dat zoodra zulke werklieden beproeven hunne positie te verbeteren, hunne rechten zoeken te waarborgen en daarvoor in organisatie kracht zoeken, dat dan onmiddellijk menig een waarschuwend do vinger opheft en hen toeroept: terug, gij zijt op een ver keerden, een revolutionairen weg. En nu is het goed dat naar verbeterin gen wordt gestreefd, maar dat mag alleen in den rechten weg en met de rechte mid delen. Het beginsel behoort bij onze Chris telijke werklieden altijd op den voorgrond te staan, zij mogen niet afdwalen op ver keerden paden, niet den revolutionairen weg bewandelen. Wanneer dus indprdaad mocht blijken dat organisatie een revo- lutonaire daad is, dan mogen wij niet 'aarzelen het toetreden tot een organisatie af te keuren. Om jui6t te beoordee- len is het noodig dat wij trachten ons den toestand helder en duidelijk voor oogen te stellen en ons plaatsen voor de vraag: welke zijn onze plichten, mogen wij spreken van onze rechten en indien ja, welke middelen moeten wij dan aan wenden onze rechten te handhaven en onze plichten te vervullen. Wij duchten geen tegenspraak wanneer we als een der eerste maatschappelijke plichten van den werkman in navolging van het bij ons gebruikelijke huwelijks formulier noemen, dat hij getrouw en naastiglijk in zijn goddelijk beroep heeft te arbeiden, opdat hij zijn huisgezin met God eh met eere mag onderhouden en ook iets heeft om den nooddruftigen mede te deelen. Aan den mensch is de plicht opgelegd deze aarde te bebouwen en de daarin ver borgen krachten tot ontwikkeling te bren gen. Door de zonde heeft de arbeid go- kregen een smartelijk karakter. Allerlei moeiten zijn daaraan verbonden, het ver krijgen van het dagelijksch brood gaat ge paard met pijnlijken strijd. Toch mag dit alles ons niet weerhou den onzen plicht te vervullen. Die plicht, bestaande in het onderhouden van het ge zin, is voor een ieder gelijk. Zij geldt voor den geleerde en den handswerkmau, voor den werkgever zoowel als yoor den werk nemer. STADSNIEUWS. Leidsche winkelweek. De commissie voor de Leidsch Winkel week heeft ter gelegenheid der aanstaan de 3-October-viering een circulaire ver spreid, waarin zij mededeelt, dat zij, aan gemoedigd door 't 6ucces ten vorige jaren met het organiseeren eener winkelweek behaald, ook dit jaar wéder een derge lijke week zal houden en wel van 29 Sep tember tot en met 4 October. De vele aanvragen, reeds voor de plan nen daartoe vaste vorm haddon aangeno men, getuigen van de belangstelling, welke voor de zaak bestaat. Evenals het vorige jaar beoogt do Com missie ook ditmaal door een instelling in het leven te roepen, welke kooper en ver bruiker tot kennismaking noodigt met het beste, dat binnen- zoowel als buitenland- scho industrie produceert, zulks door mid del van attractievolle uitstallingen, waar van do fraaiste en verkoopkrachtigste zul len worden bekroond. Waar wederzijds deze gelegenheid tot re clame den handelaren in hef algemeen cn ieder in zijn bedrijf in het bijzonder wordt, geboden, en veelzijdige deelname iederen belanghebbende een spoorslag zal zijn, in de commercieel» arena niet de minste te willen schijnen, profiteert een ander deel der gemeenschap van deze jaarbeurs, door de vanzelf hiermede verband houdende concurrentie: behalve qualitcit ook in de rol spelen, terwijl ten slotte de betee kenis 'der Leidsche Winkelweek in niet ge ringe mate zal worden verhoogd door het bezoek der inwoners van de vele omlig gende gemeenten. Overtuigd van Uw belangstelling in bo vengenoemd streven, heeft do Commissie de eer zich tot U te weflden met het ver zoek, in stoffelijken vorm van Uw sympa- te doen blijken. Zij merkt daarbij beleefd op, dat het in hare bedoeling ligt ditmaal de uitstallin gen niet door kunstvoorwerpen te bekro nen, doch door diploma's, welke door des kundigen buiten Leiden woonachtig zul len worden toegekend. Behalve drukwerk, annonces en dergelij ke vergt juist 't verblijf der beoordeelaars belangrijke financieele offers, zoodat de Commissie de hoop uitspreekt, dat ruime geldelijke steun haar zorg moge verlich ten. Do Commissie is als volgt samenge steld: W. van der Laan, Hooge Rijndijk 26, voorzitter, H. N, Arnold, Breestraat 77, secretaris, A. J. Binnendijk, Breestraat 156, H. Buurman, Nieuwstraat 51, G. J. van Deene, Breestraat 12, Joh. Dekker, Haarlemmörstraat 232, J,. den Duijn, Apothekersdijk 31, C. Kort, Breestraat 121, Jac. Krol, Haarlemmerstraat 144, H. M. Pierrot, Maarsmansteeg 14, P. Spaa Jr. Breestraat 114, P. J. van der Zanden Jr. Diefsteeg 17, leden. Men meldt van hier aan het „Vader land" Ds. Fortg\?ns te Lage Zwaluwe en de ker- keraad der Ned. Herv. Gem. alhier, staan voor een moeilijk geval. Deze predikant toch nam geruimen tijd geleden een bei'oep naar hier aan, maar trachtte tevergeefs een hem passende woning te krijgbn. Daar om heeft hij den kerkeraad verzocht hem zijn woord terug te geven. Over dit ver zoek nu zal de kerkeraad in zijn a s. Sept.- vergadering een beslissing nemen. Op 1 September a.s. zullen 40 jaren zijn verstreken sedert de heer P. H. van der Pogh, thans administrateur, waar nemend directeur van liet Academisch Ziekenhuis, bij deze Universitaire instelling in dienstbetrekking trad. De heer N. Loman alhier slaagdo te 's-Gravenhage voor het examen Fransch L. O. Door de firma Eduard IJdo wordt per advertentie in het nummer van heden een oproep gedaan aan on^e lezers, hun namen en adressen ten zijnen kantore te contro leeren voor do nieuwe uitgave van Lei den's Adresboek. Wij ondersteunen deze oproep gaarne! Het is van het grootste be lang dat wanneer straks het nieuwe adres boek verschijnt het zoo volledig mogelijk is, en voor ieder die het noodig heeft en wie heeft dat op zijn tijd niet be trouwbaar is. Wie van onze lezers nog verzuimde op gave te doen van zijn naam en juiste adres, hij doe het nog heden. Vooral vereonigihgen en corporalie's "mogen niet achterblijven. Waar de uitgever kosten noch moeite spaart, het nieuwe adresboek zoo volledig mogelijk uit te voeren, daar heeft hij recht op de medewerking der gansche burgerij. De opgravingen in het Kopsche veld bij Ubbergen onder leiding van dr. Hol- werda, den directeur van het Rijksmu seum van Oudheden alhier ondernomen, hebben ditmaal weer tot zeer werkwaardi- ge uitkomsten geleid. Men weet, hoe hier reeds in vooraf gaande campagnes een kolossale verster king was ontdekt, een ringwal uit de eer ste jaren onzer jaartelling. Reeds hadden de vondsten van Romeinsch aardewerk in deze versterking gevonden de dateering ervan vastgesteld en aanleiding gegeven tot het zeer gegronde vermoeden dat men hier den Batavenburcht gevonden- had, volgens Tacitis' verhaal in het jaar 70 verwoest. Dit jaar Werd binnen dezen ringwal ge graven en wel langs den vroeger geconsta- teerden met steenen geplaveiden weg die den gehoelen aanleg doorsnijdt. Toont reeds dio ringwal zelf duidelijk zijn in- heemsche karakter, in tegenstelling met de door de Romeinen gebouwde militaire nederzettingen, nog duidelijker haast spreekt het uit de overblijfselen daar bin nen gevonden. Aan dien weg toch vond men de sporen van een aantal betrekke lijk kleine vierkante gebouwen vrij onre gelmatig naast en zelfs voor elkaar heen gelegen en afgewisseld met een groot aan tal afvalgaten. overblijfselen yan oude mesthoopen klaarblijkelijk. Sommige van die vierkante gebouwtjes, waarin men zonder twijfel woningen heeft te herkennen, zijn nog afzonderlijk door een kring van palen omgeven geweest. Kortom het ie een beeld van een onre gelmatig aangelegd dorpje, hetwelk men daar binnen dien ringwal gevonden heeft, een vrij primitieve aanleg, juist iets voor Aan het Zoeklicht. Leiden, 18 Augustus 1920. In het „Volk" van gisteravond werd mijn aandacht getrokken door een schrij ven van den secretaris der Haagsche afdee- ling der S. D. A. P. Een der „leiders" dus. Hij heeft het over den brief van Paulua aan de gemeente te Laodicea. En nog wel over een bekenden regel uit dieu brief oie volgens den schrijver aldus zou luiden: ..Ach dat ge heet waart, maar ge zijt koud." „Kom toch lui, zegt hij aan het slot laat die heerlijke verzuch ting van den ouden Paulus, niet van toepassing-zijn op onze Haagsche ka meraden. Ik heb dadelijk mijn Bijbel gegrepen om ,deze bekende regel" te zoeken. Maar het lukte niet. En de „brief van Paulus aan de ge meente te Laodicea" vond ik al evenmin. Zoodat ik tot de conclusie kom dat er, o f een socialistische bijbel bestaat o f dat deze 'roode leider, hoe ontwikkeld overigens ook noch van den Bijbel noch van „de oude Paulus" ook maar iets afweet. Een bewijs hoe hoog het woord van God bij de socialisten in eere is. OBSERVATOR. een meer barbaarsche bovolking. Interessant is het contrast van dezca aanleg en het karakter van de vondsten daarbinnen gedaan. Zal geen ter zaua kundige er meer aan denken den aanleg aan Romeinen toe te schrijven, de ge bruiksvoorwerpen, welke zijn bewoners hebben gehad, zijn in hoofdzaak Ro meinsch Vooral de afvalgaten hebben do fragmenten van zulke voorwerpen, in do eerste plaats van aardewerk opgeleverd. En ook op zichzelf zijn deze iuteressaut. Sommige afvalgaten leverden fragmenten op uit den tijd van Drusus, stukken van het alleroudste Romeinscho aardewerk dat in ons Noord-Europa wordt aangetrof fen, zelfs zijn. er fragmenten bij zoo oud als ze nog niet in Nijmegen gevonden werden. Andere gaten bevatten stukken, uit den tijd omstreeks den Batavonop- stand; zelfs is er één gat gevonden, waar in een aantal gave stukken van verschil lend aardewerk juist uit de jaren om streeks dien opstand in den grond weggo- stopt. Alle andere vondsten varieeren tus schen deze beide eindpunten. Zoo vertoonen ons dus deze opgravin gen ons inheemsc'i Batavenvolk nog op zijn eigen primitieve wijze binnen zijn ringwal in eenvoudige woonplaatsen ge vestigd, doch reeds in het bezit van de gebruikrvoorwerpen der Romeinsche cul tuur. Dat verder ook voor de kennis dor, ontwikkeling van het Rometnsche aarde werk zeer belangrijke nieuwe gegevens werden verkregen, spreekt na het bovea- staando vanzelf. Deze opgravingen hier, evenals nog op andere punten van den Nijmeegscben bo dem, gaan uit van het fonds der Nodcrland- sche Anthropologische vereeniging; dat reeds op tal van andere belangrijke plaat sen voor onze oudste geschiedenis, in sa menwerking met het genoemde Rijksmu seum alhier werkzaam is geweest. Het Indonesisch Verbond voor Stu deerenden alhier, is er in geslaagd een veelbelovend congres voor te bereiden, dat 23, 24,-25 en 26 dezer zal woeden gehouden. Als congresplaats is voor die dagen afge huurd liet conferentieterrein van den Zen dingsstudie-Raad te Lunterén, met'hoofd- gJjouvv, eetzaalgebouw en vier logiesge bouwen. Als sprekers zulleji optreden: Maandag avond de heer P. A. J. Mooyen, over Hin doekunst, cultuur en Jong-Indië. Dinsdag- FEUILLETON. Langs donkere wegen. 85) „Hij heeft een hulpprediker noodig Mau rice een werkzaam, plichtmatig man en ik. denk, dat gij daar juist geschikt voor zoudt zijn." Mary staarde in het vuur, en zag zoo doende den blik niet, dien Maurice haar toewierp; maar Janet zag dien en 'beefde. „En wie heeft u gezegd, dat ik bereid zou •zijn mijn werk hier te staken?" zei'de hij, met een stem, die zijn vrouw ontzettend "in dje ooren klonk, zoo verontwaardigd was ztf. Voor dieze ééne maal vergat zij haar gewone takt en mengde zich eensklaps in het gesprek. „O, spréék niet zóó tot haar, Maurice", ze'ide zij, en trad zoodoende als verdedig ster van Mary op; „gij weet niet 'hoe goed; zij is, en hoe zij slechts aanons allen 'denkt. Als gij u niét om uws zelfs wil wilt ontzien, als gij wilt voortgaan u lang zamerhand tie dooden door in deze vreese- ïijlte plaats te wonen, laat u tenminste overhalen haar te verlaten ter wille van uwe kinderen." Maurice was evnrooeid en prikkelbaar, en tflt verzoek maakte hem boos. ^Altijd de oude geschiedenis!" en hij sprak op hartstoohtelijken too A„Waarom brengt gij (mij altijd in verzoeking Janet, juist als i)k zwak ben? De kinderen al tijd de kindenen!" „Maar moet ge niet in de eerste plaats voor hen zorgen!" antwoordde zij, bijna weenend, maar toch haar eindje vasthou dend. Waarom was Marie zoo stil? Had zij niets -te zeggen? „Neen, zij nemen niet de eerste plaats ibij in!" schreeuwde hij haar toé; want hij was zeer hartstochtelijk, hoewel hij zich ge woonlijk wist te beheerschen. „Zou ik ooit getrouwd zijn, als fk dat had gedacht? als ik geloofd had dat mijne vrouw en kinde ren struikelblokken voor mij zouden zijn?" „Hoor hem eens," Mary!" riep zijn vrouw op bitteren toon uit. „Hij verstoot mij; hij ■zegt dat ik, "zijne vrouw en zijn onschuldige kinderen niets voor hem zijn." Maar hij viel haar in de rede en bracht haar door een blik tot zwijgen. „Neen Ja- net, dat heb ilc niet gezegd. .Waarom zegt gij zulke dingen en bedroefd mij daardoor? Gij hebt ongelijk. Het welzijn mijner kinde ren is mij het dierbaarst op aarde. Maar heb ik geen andere kinderen? ben ik niet aan mijn gemeente gebonden door een band, even heilig en bindend als die trouw belofte? Waarom zou ik mij van haar los- rifkken, al vraagt de eenige vrouw, die i-k liiefh'eb het mij Moeten wij het kwade (doen, opd&t hef goede ar wt* Janet?" Een stroom van tegenstrijdige gevoelens vloog over het gelaat van Janet; woede over dit verzet tegien haar wil; wanhoop over zijn verblindheid, hartstochtelijke lief de voor den man, die haar wil overiieersdh- te, vereering voor de zedelijke kracht, die ongeschokt bleief, ondanks al haar redenee ringen. „Mary, spreek tegen hem!" smeekte zij. „Ilk kan niet9 meer zeggen. Gij hoort zelve, hoe hij zich telgen mij keert hoe hij mijn angst voor hem en "de kinderen als een on gerechte zaak met voeten treedt. Maurice, ik zal zorgen, dat gij nooit weer-tot -mij kunt zeggen, dat ik u in verzoeking breng; ik zal zelfs niet klagen, al zouden al de'kin deren één voor één sterven." „Janet, lieveling." 'Maar voor de eerste maal gedurende hun huwelijksleven wend de zij zich af van de haar toegestoken hand en verliet het vertrek. Maurice zag zijn zus ter ontsteld aan. Zóó Had zij nog nooit te voren- gehandeld nog nooit te voren. Wlas hij te ver gegaan? Had «zijn boosheid haar hart gebroken? Was zij dan, ondanks al haar gebreken niet de oprechtste teeder- ste vrouw? „Ga naar haar toe," fluisterde Mary; „nie mand dan gij kunt haar troosten. Morgen, als wiR bedaard zijn, zullen wij hier eens weer over spreken." MOOFDSTUiK XXVI. ,Dus, Mary, dit is het plan, dat gij en Ja- net höbt beraamd om mijne rust te verSto- rein?M Het rustige tijdje, dat zij samen alleen zouden zijn, was den volgenden dag reeds gekomen. Broeder en zuster waren samen op een hunner eindelooze rondten gegaan, en 'hadden juist hun werk voor dien dag aan liet andere einde der wijk. Ny. ligt er müfdden in de stad in het drukke, woeli ge middelpunt een zeer stille buurt. Men komt er plotseling in, uit het ge woel en het voortdurend geraas van rijtui gen. Hier is het stil en men kan er spreken en verstaan worden, cn het oog ontwaart een klein stukje van den hemel. Maurioe en zijne zuster hadden hier al een half uur op en neer geloopen. De weinige voorbij gangers letten niet. op hen, misschien leid de men uit hunne gebogen hoofden cn ern stige gezichten af, dat zij geliefden, waren. Geliefden! Welk een onbegrijpelijk ding voor en man van zaken op helderen lich ten dag! Mary had gesproken en Mauricè geluis terd. Hij had haar niets verteld van den vreesolijken; nacht, dien hij gehad had, van de wilde smart van Janet, toen hij naar boven vos gegaan, om haat* te troos ten; van h'et lange, treurige gesprek, dat zij 1 samen hadden gevoerd dit alles was de" echtgenoot van Janet heilig geweest. ..Ver tel mij nu eens alles, wnt u druk't", bad hij tot haar gezegd; maar zelfs, toen hij dit zeide was het of de stortvloed van gelach- ten in haar scheen te stollen. De tijd was vooibij, dat zij hem alles kon vertellen. Van nu aan moest er ééne zaak zijn. waarover zij niet kon sprekeir een geheim gevoel van wroeging over de smart eener vrouw, deed rich reeds bij den aanvang gevoelen. Eindelijk zwegen zij; maar terwijl Janet sliep, lag Maurice met open oogen in do duisternis na te denken over hare woor den. Had hij ten slotte toch ongelijk? Was hij eigenzinnig? Zag hij verkeerd in wat zijn plicht was? Kon het mogelijk zijn, dat de beide vrouwen gelijk hadden? Was de tijd gekomen, waarop rijn Meester hem zou roepen, om in een stiller hoekje van Zijn wijngaard te werken? Was hij on trouw in zijn werk geweest, dat hij nu ver oordeeld werd oan „die weinige schapen i« de woestijn te voeden?" Als zij eens gelijk hadden en zijne krach ten hem begaven, hem geheel begaven? eni toen, want hij was niet roekeloos in zulke 'dingen, onderzocht hij zichzelf, als ware Rijl zijn eigen patiënt geweest. Zijne stem wa« den laatst en. tijd zwakker geworden; meafl dan eens had Mr. Denoon tot hem gespro- ken en hem aangeraden zich toch wat tQ onteiaq en rtist te nemen. fWordt vervolgd), j

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1920 | | pagina 1