veede Blad.
irdag 7 Augustus f920
geestelijke machten.
Wij hebben dien jtrijd tesen de
geestoüjke bc-osheden in de lucht.
Ef. 6:12.
rgaans in de geestelijke worsteling
n nvij veel te laag; rekenen wij al-
iet menschenmeenen we, dat de
gaat. tusschen mensehen en mon-
We zien zoo weinig de geestelijke
>n, die wederkeerig de strijdende
n links en rechts bezielen en aan-*
Doch daarom willen we u niet her-
i eene. eigenaardige uitdrukking van
•ofeet Elisa. Toen deze te Dotkan
;eld werd door eon zwaar heir der
dat uitgezonden was om hem ge-
i te nemen, zeide de man Gods tot
ingen: „die bij ons zijn, zijn meer
ic bij hen zijn." Er waren ongezien
ijke machten bij den man Gods en...
.li vijanden. En toen de profeet voor
mgen bad: „Heere open toch zijne
dat hij zie," gaf dc Heere hem te
10e de berg vol vurige paarden en
?n was rondom Elisa. De jongen
lus de geestelijke machten eener-
eenige wijziging zouden we gaarne
ede van den man Gods willen over-
'P aldus: „Heere! open toch de oogen
volk, dat het zre"! Dat het zie <^e
ijke machten, die, die bij de vijan-
en die bij ons zijn. Want zoolang
|cn gesloten blijven voor de geeste-
dc lachten, die werken achter de bloot-
v lelijke, verstaan we de geestelijke
ling niet.
lus zegt: Wij hebben den strijd
de geestelijke boosheden iu de lucht
iruikt hier èen schilderachtigen uit-
d ug, om te teekenen het ontzettende
3 geestelijke worsteling. Wij hebben
k ijd niet tegen vleesck en bloed, maar
cl bovenaardsche wezens. Wij hebben
D rijd niet tegen menschen, maar te-
izichtbare vijanden daarachter.
,j in geestelijke heiren, vol van allerlei
l,heid en boosheid. Tegen ongeziene
d, die achter de tegenstanders onder
ischen ons belagen. Wanneer ge
P i gedachtig zijt, zult ge verstaan
4 tzettende gevaar, dat ons bedreigt.
ör en erger nog. Wij hebben den
egen de geestelijke boosheden in de
Die geestelijke machten werken
leen achter onze vlceschelijlco vijan-
c omgeven de aarde. Ze vervullen
exosfeer boven ons. Als geestelijke
huizen ze onzichtbaar rondom on6.
jqht. En vanuit die lucht, van boven-
[•erschen ze deze aarde en bekampen
el enen, die uitkomen* voor den naam
Iu zaak des Heerén.
lit de hoogte werpen Satan en zijne
ten hunne bommen en schieten ze
pijlen af op degenen die zich aan-
.J vpor den Heere en zijn Woord.
>n Bene gèweldige macht cn overmacht
- we dus te trotseeren! Hoe heftig is
ieestelijke 6trijd!
kkig mogen we tegenover die gees-
boosheden in de lucht aanstonds
op de beschermende, goddelijke
n. Blijft altoos van kracht des di'ck-
öord:
'es Heeren engel schaart
en onverwinb're hemelwacht
ondom hem, die Gods wil betracht;
)ns is hij wel bewaard."
ngel des Heeren legert zich rondom
d die Hem vreezen. „Die bij ons zijn,
i !or dan- die bij hen zijn." En dat is
ijk. Want anders waren wij verlo
fpas de worsteling een onbegonnen
in nu kunnen we ons verzekerd hou-
n de bewarende en uitreddende hand
God zal Zijne gun6t.gcnooten niet
of verlaten.
ondertusschen- mogen wc nooit vcr-
w ij hebben den strijd. Gods vurige
in en paarden zijn er wel ate in de
van Elisa, om te beschermen en te
behoeden. Maar gij moet den strijd strij
den. Den geestelijken strijd. In de kracht
Gods. God wil in u en door u de zege be
haion op alle erve envover alle tegenstan
ders. En, wanueer ge dan een oog gekre
gen hobt voor de geestelijke machten der
boosheid in de lucht, achter en boven de
vlecschelijke tegenstanders, zult ge er dan
niet van doordrongen zijn, dat de geeste
lijke wapenrusting Gods noodig is?
Iralners, het kan er niet buiten. En hoe
pover is het met die wapenrusting soms
gesteld te midden van de Christenen! Hoe
treedt g ij aan in den strijd?
Voor de Jeugd.
■evend Begraven.
XVIII.
leen den ouden' man le doen her-
ipoedig daarop gaf hij teeikenen van
idheid en viel in slaap, terwijl Jac-
een tijd bleef gadeslaan. Einde-
Ie ook hij zich ter ruste, en de
;ing rustig voopbij.
i volgenden dag gevoelde de oude
?h nog zeer zwak, en Jacques dwong
bed te blijven.
adg en de volgende naclit brachten
verandering; maar den 5den Januari
toestad van den zieke veel gevaar-
ui hij dacht dat het goed zou zijn
op zijn verlies voor 'te bereiden,
hier, mijn zoon; ga op mijn bed
:n luister naar mij. Ik kan mij niet
[verbergen, dat het einde nabij is, en
n zwak lichaam tot stof zal zijn we-
ïerd, voordat de dag van je toevrij-
ibij is. Mijne zwakheid neemt zoo
dat ik niet meer hopen mag. Ik
>p je moed, je godsvrucht en je lief
je vader. God zal je aan hem terug
[en deze hoop zal je staande houden.
Jacques, gij zult na mijn dood met
moeil '1 n kaonpen hebben,
pneer tie tijd kodit, dat je de hut
De Voorlooper in Israël.
Een schilderachtige en blijkbaar overoude
gewoonto blijft nog altijd voortleven in de
groote steden van Egypte, en is een van
de scherpste tegenstellingen tusschen de
oudo en nieuwe beschaving in het land
van de Farao's. De oude wonderlijke rij
tuigen van vroeger hebben plaats gemaakt
voor de nieuwe Europeescho .landauerB,
maar die nieuwe vervoermiddelen hebben
nog hun s a i s behouden, zoodra zeer rijke
of hooggeplaatste personen zich er yan be
dienen. Een sais is een oppasser of livrei
knecht, wiens plicht het is voor het rijtuig
uit te ioopen, dus een voorlooper.
Gelijk elke dienstbetrekking in het Oos
ten kenbaar is aan de eigenaardige klee
ding van de personen, die haar vervullen,
zoo zijn ook al deze voorloopers op gelijke
wijze gekleed. Hun kleeding is buitenge
woon licht en schilderachtig. De bcenen en
de voeten zijn naakt. Him smetteloos-witte
tunica heeft lange, golvende, waaiervormi
ge mouwen, die, wanneer zij beginnen te
loopen met-wijd-uitgestrekte armen, veel
op vleugels gelijken. De tunica is door een
sjerp om het middel vastgebonden, en
daarover dragen zij een kort fluwcelen
buisje, zonder mouwen,'rijk met goud en
zilver geborduurd. In de hand houden ze
eon langen lichten stok.
Hun werk is den weg voor huns meesters
rijtuig open te maken, de poorten te openen,
zijn komst te melden en hem te bedienen
wanneer het rijtuig stilstaat. Zij gebruiken
hun stok zeer vrijmoedig togen ieder, die
hun in den weg loopt en niet bijtijds op zij
gaat, en wel zoo nadrukkelijk, dat zo moor-
malen dien stok in stukken slaan op de
schouders van hem, die op hun waarschur
wend geroep geen acht slaak Hun vlug
heid, kracht en uithoudingsvermogen zijn
zeer merkwaardig. Men is gewoon in Cairo
zeer snel te rijden. Zij, die wel eens de enge
straten van die stad doorwandeld hebben,
weten hoeveel gevaren de voetgangers
door dat woeste rijden dreigen. Toch kan
ecu Egyptische voorlooper voor het rij
tuig ht vollen draf zonder ophouden een
afstand van drie a vier uren afleggen! De
onderkoning vergunt aan zijn hbogstge-
plaatste onderdanen nooit meer dan één
voorlooper; de rijtuigen van de koninklij
ke familie zijn daaraan kenbaar dat zij er
twee hebben. Deze voorloopers begeleiden
hun meesters ook als die paardrijden.
Deze aloude gewoonte is in Palestina en
omliggende landen verdwenen, doordat eeu
wenlang wanbeheer de bevolking te zeer
verarmd heeft, en de wegen in zoo slechten
toestand verkeeren, dat het gebruik van
een rijtuig bijna overal onmogelijk i6.
Do tegenwoordige sais van Egypte is
niets andere dan de looper of voorlooper,
van wien zoo menigmaal in den Bijbel
melding gemaakt wordt, als behoörende
tot het hofgezin van koningen en edelen.
Toen Samuel het volk waarschuwde tegen
de wijze des lconings, dien zij zoo dwaas
waren te bcgeeren. noemde Hij allerlei har
de diensten op, die van hen gevergd zou
den worden, en begon de lango lijst mek.
het drukkende en vernederende: Hij zal
uwo zonen nemen, dat hij hen zich stelle
tot zijn wagen en tot zijne ruiteren, dat zij
voor zijn wagen heenloopen. 1) Wij lezen
van Absalqm dat hij zijn samenzwering
tegen zijn vader begon door zich te laten
borciden wagen en paarden, en vijftig man
nen, loopende voor zijn aangezicht he
nen, 2) waardoor hij zich zelfs buitenspo
rige koninklijke eer toeeigende. Ongeveer
acht jaren later verhief de zoon van Hag-
gith, Adonia, zich tegen zijn vader op ge
heel dezelfde wijze. Hij zeido: ik zal ko
ning zijn; en hij bereidde zich wagenen en
ruiteren, en vijftig mannen, loopende voor
fcijn aangezicht. 3)
Deze dienst van den sais of voorlooper
geeft eigenaardige beteekenis aan de woor
den van den schrijver van den brief aan de
Hebreen: Laat ons de vooropgestelde hoop
vasthouden, die wij hebben als een anker
der ziel, hetwelk zeker en vast i6 cn ingaat
in het binnenste des voorhangsels, waar de
voorlooper voor ons is ingegaan, Jezus,
naar de ordening van Melchhücdek een hoo-
gepriestcr geworden zijnde in eeuwiglieid.4)
Wolk een diepe zin ligt hierin! Het heN
lige der heiligen, achter het binnenst^ voor-'
hang6el, is type van den hemel. Daar is
Jezus binnengegaan. Maar Hij, die geko
men is niet om gediend te worden maar om
te dienen; Hij die onder zijn volk op aarde
was als een die dient; is als voorlooper,
dio voor het rijtuig van de vorst heengaat,
om den wog voor hem te bereiden, om de
poorten binnen te gaan en in zijn naam het
paleis in bezit le nemen. Hij heeft do zij
nen gemaakt tot koningen voor God; Hij
beeft gezegd dat Hij zich zal gorden en zijn
dienaren zal laten aanzitten om te eten
terwijl Hij hen bedienen zal. En nu worden
zij tot hun sterke vertroosting hier voorge
steld als reeds door Jezus bezit nemende
van het huis des Vaders. Hij is hun voor
looper, dio slechts enkele oogenblikken
vroeger komt om in: him naam in don he
mel te verschijnen, aan te kondigen dat zij
onderweg en op de komst zijn, en daar te
verwachten on te ontvangen. Zoo leoft onze
gezegende Zaligmaker altijd om voor ons
to bidden en te werken, on heeft het Hem
bohaagd ook hier weder het onuitspreke
lijk heerlijke, dat Hij voor ons gedaan
hoeft, voor te stellen onclej het beeld van
een der nederigste diensten op aarde.
(Uit Palestina en de Bijbel).
1) 1 Sam. 8 11. 2) 2 §am. 15 1.
3) 1 Kon. 1 5. 4) Hebr. 6 18-20.
Rijpere Jeugd.
VIL
Herhaalde malen wezen wij reeds op vele
kenmerkende verschijnselen, die den leeftijd
der „rijpere jeugd" vergezellen. Maar wat
is nu eigenlijk de oorzaak van allo stoor
nissen, van alle excessen, aan de puberteits
jaren eigen? We willen in dit artikel in 't
kort over dien oorzaak spreken, om in de
volgende artikelen haar toe te passen op
het kind en zijn omgeving, het kind en zijn
opvoeding.
Wanneer het meisje den „backfishleef-
tija" on de jongen zijn „vlegeljaren" be
reikt heeft, leven zij in een periode, waar
in zij buitengewoon sterk groeien. Hun
physieke (lichamelijke) ontwikkeling neemt
enorm toe. De ouders klagen erover, dat de
kleeren telkens en telkens weer te nauw, te
klein blijken te zijn en wie van ons kent
niet en heeft nooit gelachen om het slun
gelachtige, dat een meisje en jongen op
den leeftijd van 1519 jaar ongeveer, in
hun figuren hebben, 't Lichaam schiet zeer
snel „uit de kluiten". De mollige, kinder
lijke vormen verdwijnen, het gezicht wordt
scherper, krijgt meer sprekende lijueu en
vooral ook do ledematen groeien uit tot
lange maai- cu zwaaiarmen en beenen, die
aan 't figuur iets belachelijks geven, Bij
anderen heeft er weer veel meer een toene
ming van dikte plaats, wordt het figuur
forscher cn krijgt het lichaam meer eu
meer do vormen van het mannen-, liet
vrouwenlichaam op laterên leeftijd. Naar
mate nu het lichaam groeit, heeft het li
chaam ook zwaarder en meer voedsel noo
dig vandaar dat de eetlust bij velen ook
boven het normale gaat. Bij meisjes ziju
in den régel deze kenmerken al op twaalf,
dertien jarigen leeftijd waar te nemen. Bij
jongens gewoonlijk wat later. Alles iu
velband genomen is het natuurlijk van be
lang dat ouders goed inzien en goed zor
gen voor het juiste voedsel, dat hun kin
deren ontvangen.
Goed, krachtig, stevig voedsel, niet te
zwaar, waarin alle voedingsstoffen, als
eiwitten, vetten, koolhydraten en minerale
stoffen iu goede, evenredige hoeveelheden
aanwezig zijn ziju in "t algemeen aan
te bevelen. Voeding in een bepaalde rich
ting brengt veelal zeer nadeelige gevolgen
met zich mede, en kan zelfs tot allerlei
chronische kwalen, als bloedarmoede enz.
leiden. Maar naast dezen uitwendigen
groei, heeft ook een zeer groote ontwikke
ling plaats van de innerlijke organen. Hart
en longen vermeerderen hun volume zeer
sterk, het zenuwgestel differentreert zich
steeds meer en vooral ook de hoofdzetel
van het zenuwgestel, de hersenen, nemen
zeer veel in omvang en gewicht toe.
En hieruit is grootendeels te verklaren,
die vlugge ontwikkeling van het kinderbe
grip, der rijpere jeugd. En niet alleen dit,
maar vooral de gevoeligheid der natuur
neemt toe. Het kind wordt zich bewust van
aandoeningen waarvan het vroeger geen
besef had. En in verband hiermede leggen
wij den nadruk op het ontwakond sexueel
gevoel, het groeiend geslachtelijk verlan
gen van het. kind.
Nu is er altijd een bekrompen massa ge-
wecst, die ter goeder of ter kwader trouw,
(veelal iu een vorkoerde onderscheiding van
het zondige, dat met het soxueele vraag
stuk veelal samenhangt) alles, wat iu ver
band slaat met het geslachtelijk leven, als
contrabande beschouwt, er geen aaudacht
aan willen schonken.
En is dikwijls al het leed, dat later over
de hoofden der ouders ging, wanneer hun
kind kwam to vallen, niet sterk genoeg
geestelijk beschut was tegen den gosiaehts-
draug niet veelal aan de opvoeding der
ouders zelf te wijten? Meer dan ooit is eene
goede voorlichting op sexueel gebied noo
dig in dezen zpnuwschokkenden, overprik-
kelenden tijd.
De heele cultuur, de hoolo atmosfeer,
waarin wij ademed is er op uit, de primi
tiefste oerinstincten, de donkerste verlan
gens bij de menschen op te wekken. Vooral
op geslachtelijk gebied. Want m de puber
teitsjaren bereiken ook de geslachteorga
nen hun rijpheid, om hun functie voor la
ter te vervullen. En daarmede hangen juist
samen de teerste roerselen van het men-
schelijk zenuwgestel. En daaruit volgt van
zelf, dat het intiemste zjeleleven van uw
kind, grootendeels bepaald wordt door den
bouw, den aard, het wezen der geslachtsor
ganen. Versta ons nu niet verkeerd. Wij
wenschen hier een scherp onderscheid te
maken tusschen het z i e 1 e 1 e v e n, cn het
geestesleven Van den mensch. En
dan kunnen wij hot aldus zeggen: in het
zieleleven ligt besloten de primitiefste aau-
leg van den mensch, zijn onberedeneerde,
onlogische gevoelens, zijn driften, zijn oer
instincten, zijn begeerten, maar ook zijn
eeuwigheidsdrang, zijn heimwee naar God,
en in het. geestesleven komt. het bewuste tot
uiting, het denken, de bewustwording, het
vermogen zich aan te passen aan alle gees
telijke stroomingen. We kunnen 't ook zoo
zeggen: het zieleleven is de aanleg van den
mensch, waaraan zijn geestesleven leiding
moet geven.
Van het geestesleven van uw kind blijft
ge af. Dat is zijn natuurlijk eigendom. Het
zieleleven van uw kind kunt ge beïnvloe
den, ontwikkelen, leideu en 't hangt alleen
van den natuurlijken "w i 1 van uw kind af,
of het zijn zieleleven eens zal stellen onder
jle controle van den Geest der geesten, den-
Spiritus Sanctus.
Op het zieleleven kunt ge uw stempel zet
ten. Want dat is de wereld der kinderlijke,
spontane ervariugon. Daarin voelt het kind
aan uw liefde, uw onverschilligheid, uw
bekrompenheid, in 't kort u w ziel. En
daarnaar ontwikkelt het de zijne langs de
goddelijke Opde van acte en reactie.
Nu staan wij als Christenen lijnreehi, te
genover prof. Forel, dio in zijn „Sexuelle
Frago" ddr geestelijke liefde van den
nieusch laat groeien uit zijn geslachtelijke
drang. Wij geloovcn daarvoor dat de Eeu
wige zich openbaart In de meuschelijke
geest, ondanks do spontane neigingen van
een zondig hart. „Die Geest getuigt Lu on
zen geest, dat wij kinderen Gods ziju."
Gods liefde gaat ten slotte uit boven
stof en geest, maar zij komt tot bewust
wording in den geest om de ziel te
doorstralen, te louteren, te reinigen, in
Christus Jezus onzen Heer.
En als we nu zoo de dingen, do levens-
essenües der „rijpere jeugd" eerlijk, nobel
doordenken, dan komen we op tegen do
ouders die hun kind maar alleen laten wor
stelen. Die bange worsteling om „rein" te
blijven. Hein voor God.
O, de taak van de Christenouders is
zwaar. Er komt een natuurlijk schaamte
gevoel op, met het kind te moeten spreken
over de intiemste levensbeginselen. Maar
God zal hun sterken, om dat te ovewinuenr
want de straat zal het kind niet wijzer,
wel slechter maken.
In de volgende artikelen hopen we op de
opvoeding in verband met het sexueele le
ven der rijpere jeugd terug te komen.
En gij rijpor kind. die strijdt en worstelt
en die dit. leest, wij wijzen u op het
woord van Beets:
ff Vooruit, door nacht en stormgebruis
Den blik omhoog gericht,
De Vader waakt in 't Vaderhuis
Zijn vensters zijn verlicht.
Uit de Pers.
en vreugde in Nederland (e ovorboer fan.
maar de prijzeu vau alle noodzakelijke cu
eerste leveusmdideten stijgen met den dag
nu 't nog volop zomer is en liet leven
goedktfoper heet dan in den winter.
„Wat moot dat in den winter worden?
„Het wittebrood staat al op 3G cent
in sommige gcmeonieii o. a. Nijmogon op
-38 cent, 't bruinbrood op 34 cent, nu
hét pas is .vrijgelaten". Het roggebrood i»
zoo geweldig iu prijs gestegen, dat het ic
't noorden, waar 'c volksvoedëel was- air
Zoodanig is verdwenen. En nog steeds
hoort men van aanstaande prijsstijgingen
De melkprijs nadert de 20 cent. Het vleesch
is pas weer opgeslagen. Eieren worden niot
noemenswaard goedkooper' kaas, vet,
aardappelen, boter, alles blijft duur.
„En wie ia er niet geschrokken van do
prijzen der brandstoffen in den komenden
winter?
„Waar moet dat naar toe?
„Als midden in don zomer alle prijzen
maar steeds blijven stijgen, boe zat het
dan gaan in don winter?
„Hoogere loonen?
„Ieder weet onderhand, dat verbooging
der loonen geen afdoende oplossing geeft
aan de moeilijkheid. Als de prijzen blijven
stijgen met de loonen, verslindt de eeno
koe de andere en wordt er niet vetter van.
„Daarbij komt sinds enkele dagen het
vorsomberen van den internationalen toe
stand, die twee jaren na den wapenstilstand
nog geen neiging toont tot opklaren. De
legers der Russen scheppeu nu voor heel
Europa eon nieuw ernstig, gevaar' reeds
brult het blad van David YVijnkoop zijn
victoriezangen bij het naderen der interna
tionale chaos.
„Zijn wij pessimist vandaag?
„De feiten zijn hot, niet wij.
„En als wij zoo eens om ons henen
zien, en 't leven van talloozen gadeslaan
dan zien wij geen reden om de feiten te
verdoezelen of weg te houden.
„Op den Limburgschen Katholiekendag
is een kreet geslaakt om levensernst.
„Dat de menschen toch beter den ernst
van het leven zouden begrijpen en ernaar
hun daden richten.
„Is het elders beter dan bijv. ia Rotter
dam, waar de opbrenst der belastingen op
de openbare vermakelijkheden van 1914
tot 1920 gestegen is met. 1200 procent? In
haast alle plaatsen stijgt deze opbrengst;
er is om ons heen een vertoon van weelde
en een drang naar genot, die ondanks allo
waarschuwingen, blijven uitzetten.
„Levensernst, soberheid in handel en
wandel zijn de dringende eischen van den
dag. Als lionderd zich woelde kunnen ver
oorloven, duizend gaan er gedrukt onder
de dreiging van do toekomst. Als do
christelijke levensbeschouwing harten en
en nieren doordringt, dan tarten die hon
derd de duizend niet door'hun uitspattin
gen. maar sterken zij hen door hun voor
beeld van soberen levensernst en door hun
daadkrachtige hulp."
EEN BANGE WINTER?
Iudien niet allo teekenen Jbedricgen, gaan
wij een harden winter tegemoet- profeteert
Do Gelderlander
,,'t Is nu zomer cn vacantie; do treinen
zitten vol van plcizierreizigcre en de auto's.
6norrcn bij honderdtallen langs de wegen
ZOO I|Y C1
BEMOEDIGING.
Bedrukten van hart, door den last.
van dit leven,
Wat troost zal men u op den
levensweg geven.
Wat. troost is u nulter, dan Jezus u
biedt?
O! klaag dan aan Hem, don gekruistcn
uw nooacn
Tot Hem dan met hart, ziel en zinnen
gevloden
Ilij is 't, die vol liefde iu uw nooden
voorziet.
O Jezus, mijn Heiland! die in uwe
wonden
Onzondig tot zonde woudt worden
voor zonden
Onschuldig hot zwaarst van al 't
leed voor mij droeg
Doe mij steed6 het kruis achter
t duldig dragen
Opdat g'eens mij toeroepe in 't eind
van mijn dagen
Verloste! uw geloof is beproefd' 't is
genoeg!
P. K. D.
Auto's en trekdieren in de Nieuwe Wereld.
In de Verecnigde Staten van Amerika zijn
scderl het jaar 1899 niet minder dan acht irwl-
liocn automobielen vérvaafjigd! Men heeft
liet aantal, dat in-den loop van dit jaar zal
worden aangemaakt, geschat op twee mitliocu.
ter waarde van ongeveer 4900 milUosn gul
den! Desnic:tcmin is het aantal trekdiereu
grooter dan ooit te voren: zevenentwintig mil-
lioen! De oorzaak hiervan is waarschijnlijk
gelogen in de bevol kings toe neming cn liet in
exploitatie brengen van woeste, gronden-
'kunt verlaten, zal ik niet langer een hin
dernis zijn. Wees echteer niet te haastig om
zulks te doen, en loop niet in noodeloos
gevaar. Een paar dagen vroeger of ia ter
maken, na een zoo lange gevangenschap,
weinig verschil; en je zet alles c>p de
waagschaal, wanneer je geen geduld hebt
tel het goede uur aanbreekt. Ik waarschuw
je dus geduldig te zijn! Je gezondheid is
goed cn heeft nog niet geleden. De tijd zal
je wat lang schijnen, wanneer je niemand
meer hebt, met wien je kunt praten; maar
dan moet je denken aan zoovele gevange
nen. die veroordeeld zijn voor maanden en
jaren te zwijgen, die niet eens den troost
hebben, dieri gij hebt dat zij onschuldig
lijden. Dus wil ik vertrouwen, dat je lijd
zaamheid je niet zal begeven, er is slechts
één ding dat mij onrust veroorzaakt: dit is
wel'ken invloed mijn dood op je geest zal
ihobben. Wanneer je mijn zwak, oud
lichaam, zonder leven ziet, zullen mis
schien angst en vrees over je komen, en
zal hot je moeite kosten deze te overwin-
non; maar waarom zou je voor mijn aard-
fiche omhulsel vreezen? Er is immers niets
in, dat je kan bevreesd maken.
„Wanneer ik gestorven ben, leg mijn
ovenblijfselen in d^.n grond, Jacques. Graaf
daar in het melkhuis, waar wij zoo zelden
kwamen, ojndat wij er niets in te doen had
den, een gat, diep genoeg om mijn liohaam
ifx te loggen; leg het daar in en laat het rus
ten, tot liet voorjaar komt, en je uit je ge
vangenis bevrijdt. Je vader zal wel zo-Yjen
dat ik gelust zal worden en op het kerkhof
begraven, in ons eigen dorpje, v.aar ook
mijn voorvaderen slapen.
„Nadat deze pijnlijke plichten zijn ver
vuld, zult gij je zeer eenzaam in ons klein
verblijf gevoelen; je zult m enigen traan
Storten; je zult mij roepen, en ik zal je
stem niet hooren. Maar dan, Jacques, pas
op, dat ge je niet aan die droefheid over
geeft. Ga dan tot Hetn, die ons steeds hoort,
wanneer wij Hem in geloof aanroepen; God
zal je troost en beschermer zijn! Beloof mij,
Jacques, op Hem te zien, wanneer je hart
zich aan zijn droefheid zou overgeven."
Jacques luisterde met oogen vol tronen,
maar de druk van zijn hand zeide zijnen
grootvader dat hij besloten was, zijn raad
op te volgen.
Opnieuw gingen er eenige dagen tus
schen-hoop en vrees voorbij. De duisternis
gedurende drie vierde van don dag hinder
de den zieke, en hij verlangde naar licht,
en toch wilde hij de lamp den geheel en dag
niet branden. Jacques kwam op do gedach
te een soort van nachtlichtje te maken. Ilij
vulde een wijnglas half met water, goot er
een weinig olie op en maak'te een dun,
klein pitje, dat. hij met een ijzerdraadje tus
schen drie stukjes luink vasthechtte. Toen
legde hij hot op de olie, stak do pat aan, cn
had op deze manier een licht, dat hoewel
zeer zwak, weinig olie verbruikte, en toch
beter was dan geheele duisternis.
Op den Oden Januari gebeurde, dait Jac
ques zoolang met. vrees had De gemoet ge
zien: zijn grootvader stierf. Hoe Jacques dit
verlies droeg, zullen wij het best uit zijne
eigen woorden opmaken, door eenige frag
menten uft zijn dagboek te lezen:
„Mijn God, liet is Uw wil! Gij 'hebt het
zoo beschikt!" zoo schreef hij den tienden
Januari. „Ik ben met U alleen, o Godr, ver
ven de wereld verwijderd. "Het is gisteren
gebeurd
Maar hot is mij onmogelijk het treurige
verhaal over zijnen dood neder 1e schrij
ven. Mijn hart bloedt, cn hot papier is met
tranen besproeid.
„12 Januari. Twee dagen zijn verloo-
pen sinds ik het vorige geschreven heb.
Mijn verstand is teruggekeerd, en ik kan
weder geregeld dtnken.
„Wanneer ik niet zeker was, dat de lieer
met mij is, zou ik van verdriet cn smart
sterven!
„15 Januari. Den achtsten Januari was
ik nog vol hoop, want mijn goede grootva
der scheen beter dan gewoonlijk. Maar ik
hag nauwelijks ter mate. toen ik hom een
zwaren zucht hoorde geven. Ik stond dade
lijk op, stak>het nachtlichtje aan en vroeg
wat hem deeroe.
„Eene flauwte", antwoordde hij; „evenals
yoegor, zoo niet en hij bleef steken.
„Wilt gij wat wijn, grootvader'.'" vroeg ik.
„Neen, mijn kind", antwoordde hij.
„Wrijf mijne handen en slapen met een
weinig.azijn; haal dan de „Navolging van
Christus", en sla de plaats open, die ik
voor dit uur heb uitgezocht."
Ik gehoorzaamde en wreef zijne handen
cn slapen met azijn, en s*tak de lamp aan
om beter le zien. Toen knielde ik neder en
las met bevende 'stom het volgende:
„O God, alles is U in den hemel en op
aarde! Al liet goede, dat in mij is, hoe zwak
en onvolmaakt, breng ik tot U, opdat Gi»
heft reinigen en heiligen zoudt; en geef mij
oen goed en zalig einde, hoewel ik onwaar
dig lien en de minste onder de menschen
ben.'
Bij deze woorden, viel grootvader mij in
de rede. nam mijne handen i-n de zijne eu
bad: „O God! vergeef mij, dat ik op dH
oogenblik, waarop ik voor U verschijnen
moet, niet alleen aan het. heil mijner ziel,
maar ook aaii dezen armen knaap denkl
6ij roept mij tot U, en ik moet dit kind al
leen laten! Ik beef als ik denk aan de droef
heid en beproevingen, die hij zal onder vin
don. Ik beef,- dat zijn vertrouwen in U zal
vorz.wakken O Heer, geef hem sterkte.
Geef, dat hij nog eenmaal zijn tehuis z.al
zien, en lèer hem voorzichtigheid en moed
laat hem, infi mijn dood, geduldig en oot
moedig zijn. Zegen, o Heer, al deze bepro*
vingen aan hem."