/eed© Blad.
aterdag 22 Mei 1020
„En zij Werideii aiten vervuld met
i (.t;/ Iiciiigen Geest".
Kaiid. 1 vs. 4a.
j pinksterfeest is het feest van den
er» Geest. De node-rdalnc en hel
van dpn Derden Persoon der II.
j en beid treden kfor krachtig op
oorgrond. Niemand minder dan
leiligc Geest kwam neder, om tc
i i in zijne Gemeente op aar.de.
i om daar een ooj^enbl k te varfoe-
gelijk een Koning wel eens do
of andere stad bezoekt; maar om
ir tc wonen, voortdurend, zelfs tot
iwiglieid toe-
iegl ontzaglijk veel. Het feit zelf.
berdenken met de gansche Ghris-
ii id. wordt daardoor tjoo groot:
3 eigen Geest, de ze-ven Geesten,
f or don troon zijn. Die zelf God is,
komt onder ons wonen. Dan m'o-
J i werkelijk wol hooge feesUiede-
1 pzongc.n worden,, om uiting te ge-
t au liet ongekende voorrecht, de
igewone genade, en ecre, die aan
k emcente daarin werd gegovenf-
I it zelf komt. in d'e vervulling over-
met wat er schaduwachtig plaats
r toen in Salomo'» -tempel de Hec-r-
d desIleeren neerdaalde, om
i blijvend te -vertoeven in het
m van Israël-
ir daar ligt meer in dan een drijf-
tol blijde feestzangen-
rhkt een .groote troost in en ecne
üische leven omvattende roeping.
nt wat Icömt deze godideliike In-
r in zijn nieuwe woning,•zijn Ge-
(e doen? Hij komt verstand, on
n '.erUchlcn, om o«ns de rijke schab-
ii an Gods genade vofller te doen
;n. Ilij komt troosten: want Iïij
en z:ct. hoe moeilijk zijn volk het
II ils heeft van binnen en van biïi-
•r, in die zuchting wil llii zie niet
veeleer ze daaruit opbeuren, hart
e; hemelwaarts heffen, en door de
b en veralenst van onzen Hecrc
ri Christus een tegenwicht geven
de neerdrukkende smarten, op-
r blijdschap kome. Vreugde en
wil Hij uitdeden te midden van
J oeite en don strijd-
endien, Hij komt ons voorbcrci-
°rcor het eeuwige leven. Want Hij
wel. hoe vast wij hier de pinnen
inze- tenten -in de aarde geslagen
li m, en dat wij maar al te weinig
als vreemdelingen, wier hoogste
land hierboven is- Daarom spreekt
an dal Vaderhuis, en van het be-
III daarvan-; en hoe vast dat staat
allen, die in Christus zijn: eo heft
t oor hart en hoofd omhoog, om
j ril. ie zren naa'r en in te leven in
a weggelegde erfenis. Reeds dJit alles
n groote verrijking, dte- aan het
e de? He eren tebeurt valt door den
d:e. lot ons kwam.
tar laten we. nooit, vergelen: het
a in niets tekort aan de roemng die
v oderdia.!en des Geestes meebrengt'-
ij Naam is „de He iige Geest". Heilig
-ij bij uitnemendheid; daar -Hij een
ctrc godidelijke' Personen is, voor
Ié Engelen uitroepen: Heilig, hei-
•- l v is de Heere der heirsciiar
En ais nu deze Heilige b'< uilne-
thrid bij ons komt inwonen, in
kerk. ja in onze eigene harten, is
p aats of bestaansrecht over
«enige onheiligheid in hart of le-
j| Is dat ooit overeen te brengen met
nwoping van den Heiligen Geest
God? Alle onheiligheid. onreinheid',
e. karakter-gebrek en wereldsche
iifhe;d is met deze inwoning lijn-
in-strijd. Die passen den Christus
wiens lichaam en geest tempelen
den Hedigen Geest zijn geworden,
inwon :ng roept, tot het uitdrijven
«fan. Tol een vo31edig. afsterven
••an. Opdat er aJmeer plaats kome
irt on leven voor Zijne werkingen,
ltijd heilig zajri, omdat ze van den
ia-en Geest uitgaan,
daarbij niet ons eigene zici wel-
n? Hoemeer alles wijkt, wat van
andere', onlieilige geesten afkom stópf ïs,
en hoorneer alles opbloeit en in het le
ven openbaar- wordt, wat van den Hei
ligen Geest is. hoemeer wij gaan bena
deren hot heilig ideaal, om gelijkvormig
te wezen aan het beeld van onzen Hee
re Jezus Christus. In Hem woonde en
werkte deze zal [die Heilige Gees t ten
volle. In Ilem kwam alzijdig aan het
licht, v?at -met de heiligheid van den
Heiligen Geest overeenkomt. Is er dan
heerlijker roeping denkbaar, dan hier
in zijn beeld te vertoon en? 1
Daartoe roept ons dat Pinksterfeest,
het feest- van den Heiligen Geost. Het
3)rcngt vreugde en het spreekt van
troost, maai' laat hot niet minder tot
ons spreken van onze heilige roeping.
Een roeping, die we nooit anders dan
alleen door de kracht en genade van
denzelfden Gc-est kunnen vervullen, en
waarloc Hij juist Zijne kracht in onze
zwakheid verheerlijken wil. Worde het
ons dan op dezo Pinksterdagen veel ge
schonken, opdat onk alzoo Zijn naam
worde geprezen in de vruchten van zijn
eigen werk.
L. Kr
Rijpere Jeugd.
ui.
,,De tijden veranderen, en wij met
hen". Is dit niet een oude waarheid, die
een ieder van ons in eigen leven, in
eigen .milieu heeft te ervaren en te
aanvaarden? Wij allen zijn opgegroeid
in het tceken van een bepaalde cultuur
on we ondergingen den invloed daar
van. Iedere nieuwe tijd brengt zijn eigen
yragen en problemen met zich. En
ieder redelijk en zedelijk mensch" zal
trachten door middel van zijn gods
dienst, zijn •geloof, zijn denken en zijn
kennis een oplossing voor die vragen
te vinden.
Nu vindt ge door de eeuwen heen één
zelfde streven, een zelfde drang weer,
namelijk het verlangen onx persoon
lijkheid'' te -worden. Zegt Goetlie niet:
,-Das höchste Glück auf Erden 1st nur
d e Personliichkeit"? En deze drang nu
vindt ge het zuiverst en het scherpst
tot uiting komen hij den jongen en bij
het meisje in de suberlei Is jaren.
Al dadelijk -treedt deze groote vraag
op den voorgrond: kunnen wij het kind
door dien crisistijd heen helpen, opdat
het- zich eenmaal tot c-en persoonlijkheid
kan ontwikkelen?
In onzen ti.fd wordt er meer aandacht
geschonken aan de op-voeding van het
kind dan ooit te voren. En met hot ge
vleugelde woord van EH an Key spreekt
men van „de eeuw van het kind". Men
heeft begrepen, dat hoe donkerder de
tijden worden in oeconomisch en gods
dienstig opzicht dies te moeilijker zal
het voor hot- rijpere kind worden om
door al die verwarring der gedachten
lieen levensklaarheid; zijn God te vin
den. En aJlenvege, ook in onze kringen
is de actie „om het kind'' begonnen. Om
het tc brengen in de hoede van het
Kind der Eeuwen, waar het veilig is,
wanneer later de stormen over hem
heengaan-
Maar nu komen de moeilijkheden.
Begrijpen wij dat kind? Kunnen wij
op al zijn vragen een antwoord, dat be"
vredigt, geven? Want vergeet niet-, dal
wij ouderen in een anderen iijd, met
andere vragen zijn opgegroeid dan de
jongën on het meisje- van tegenwoordig.
Nu dertig, veertig jaar geleden stond
de cultuur nog geheel in het teeken
van het verstandelijk, proefondervmdc-
lijk natuuronderzoek der 19de eeuw.
Men geloofde alleen wat waargenomen,
gezien, getast, gevoeld' kon worden.
Wat men „begreep", 't Was de tijd van
het opkomend historisch-materialisme
op oeconomisch en van het rationa
lisme op wijsgeerig-gods-dien stig ter
rein. Uit dien lijd komen de namen
•van Karl Marx. Darwin. Haeckel en
Multatuli. Hel was of het leven zich
alleen maar tusschen do twee polen:
mensch en wereld- bewoog. Voor God
had men geen plaats meer in zijn we-
rield- en levensbeschouwing. Toch
heeft op den duur de. menschelijke
geest zich tegen,' dat materialisme! ver
zet De mensch door God geschapen
vond zonder God, geen voedingsbo-,
dem voor de behoeften van zijn ziel.
Daarvoor gaat d'e ziel te spontaan naar
God; uit. rukt zij zich te heftig los.uit
do 'banden va'n verstand, wetenschap
en logische denkwetten. De vraag van
Calvijn: „Hoe komt God aan Zijn eer,"
riep weer om haar antwoord-
En men heeft tien strijd aangedurfd
en gestreden op oeconomisch, gods-
cfimistig, politiek en sociaal terrein'.
En nu is het zoo merkwaard/g. dat
het ten onzent in die strijd al dadelijk
ging*.om hel kind", om-de school.
Hot ligt niet op onzen weg hier dieper
op in te gaan. Daarvan as het onder
worp „rijpere jeugd" te veelzijdig. Wij
Wenschen alleen het fedt te doen uitko
men. dat liet geestesleven van ons oude
ren ten opzichte van het kind nog dik
wijls te zeer slaat ,,in het teeken van
den strijd der geesten, de strijd tegen
het materialisme „van de vorige eeuw"
En het is noodig, dat we ons daarvan
goed rekenschap 'geven.-
Het nuchtere, verstandelijk Idenken
der Wde eeuw bracht ook mee, dat de
nieuwere theologie haar dogma's weer
eens opnieuw uitlegde en formuleerde,
En in dit licht bezien, is het niet te ver
wonderen. dal in de pred-katie juist
zulk een voorname plaats aan het leer
stuk werd toegekend. En thans? Men
ontwaart bij de jeugd bijna overal reac
tie tegen het dogma, als hoofdschotel
iedcreri Zondag opnieuw voorgezet-
Men heeft genoeg van het „kennen
der dingen", men wil het geloofsleven,
de. mystiek, den verborgen omgang
met God. het gevoelselement naar vo--
ren brengen. Nu willen wij over die ber
wegingen, in zoover zij ingaan tegen
„aio dominees" en tegen de Kerk geen
oordeel vellen. Het gaat er niet om: de
rijpere jeugd te begrijpen in haar
reactie op de beredeneering dor dingen
door dc ouderen. En in zoover die reac
tie ons hel nieuwe, de nieuwe rijd, te-
feienovcsr de voorbijgegane stelt, heeft
zij ons weer veel te loeren; ook in ver
hand met de opvoeding der jeugd.
Dan zien wc, dat in de cersl-o plaats
het leven der jeugd staat in het teeken
van het spontane idealisme, in het tco-
ken van gevoefc- en gedachte mystiek-
Dit is hel kenmerk van onzen Ijjd: dat
men om te ontkomen aan de verstands-
crtitiek en de gevoelsontledlng, d?<e de
19de eeuw ons gaf, weer idealiseert
hopeloos idelisee'rt somtijds-
Het gaat er hij onze-rijpere jeugd niet
om, of het te bewijzen is, dat God in
werkt- in het ganschc- universum. Neen
—"het is meer de vraag: of God voor
hen persoonlijk beslaat. Wie zich be
weegt in kringen van jonge mensclien
weet al spoedig, dat daar niet zoo zeer
aan de orde zijn vragen van verstande
lijke-, dan wel wagen van elhischen
aard- Men heeft het wei- sociale vrij
heid, communistische gelijkheid, enz-
enz- Wij zouden haast zeggen, dat er
meer „gemoedsbezwaren'' worden aan
getroffen. Was in de voorgaande eeuw
„het- leeren kennen" der dingen het be
langrijkst, thans roept- men „om het
beleven" der dingen en de commu
nist wil dc bestaande orde der dingen
omverwerpen, om zijn heilstaat toch
maar te „beleven"
En juist die strooming sluit zich' ge
heel aan bij den geest der tegenwoor
dige „rijpere jeugd'. Te-meer, daar zij
het leven te weinig kent, om reeds i'n
haar idealen en droomen gedesiilusion-
noerd te wezen. En vandaar ook die hef"
tige reactie tegen de rustige, vaste we
reldbeschouwing der ouderen. Als het
kind gewezen wordt- op de vastheid der
Goddelijke openbaring, op -dc onve.ran
deriijkheid van Gods Raadsbesluit
,dan wU het niet buigen. Het heeft- im
mers nog niet geleerd God tc zien, door
de misère van het leven heen?
En nu ais het de waag: hoe kunnen
wij diat. kind weer geven een vaste lei
ding, dlie hem voeren-zal uit zijn droo
men- en fantasiënwereldi, zonder dat we
zijn geloof in God, zijp. geloof in de
eenheid der dingen, knakken? We zijn
zoo spoedig geneigd- om over „die kin
derpraat" te glimlachen. Hen „eigen
wijs" te vinden en we verschuilen ons
dan achter „onze levens-ervaring".
En we vergeten, dtat hel kiild nog
"niet begrijpen kam, dat het leven voor
ons minder gecompliceerd iis.
Juist in de puberteit vervreemdt het
kind zoo dikwijls-van het vroc?er aan
vaardde. „omdat vader het zei".
En nu gelooven wij. dat het- de plicht
der ouders is, die vervreemding tc voor'
komen
En als dat kind! nu eens komt met
vragen over het bestaan van God
laten we dan niet ongeduldig worden,
of boos „dat wij het toch zóó niet heb
ben opgevoed-" Het kind wil wel ge
looven dat God beslaat, als het maar
voelt rJJal ïïot begrepen wordt. Als we
hot- maar niet direct gaan rangschikken
onder hen, die mee doen aan een „twij
fel-mode". Wie zoo handelt, redeneert
alleen nog uit eigen jeugd, uit eigen
jeugd-vragenf. En het kind verwacht zoo
heel veel van zijn ouders, en het ge
voel, dat het niet begrepen'wordt, kan
het zoo ver van zijn vader en moeder
'verwijderen. Maar als we onzen tijd
begrijpen, en ook een open oog voor
het goede daarin hebben, dan welen
we. dat juist in die kindervragen zoo
heel dikwijls uitkomt niet ccn twijfelen
aan God. maar een zoeken, een verlan
gen naar Hc-nV, Die het liefheeft.- Dan
kunnen we het kind niet genoeg liefhéb
ben. -het, niet 'teveel omringen met zorg
en begrijpen. Natuurlijk doen er zich
hier veel practische bezwaren voor.
Wij noemen alleen het feit, dat veel
kinderen een ontwikkeling kriigen, die
.hun ouders niet ontvingen. En dan kan
'het heel moeilijk wezen, orn op ai hun
vragen een bevredigend, antwoord te
geven. Maar zou in verband hfórmclo
feambn-vVe-rkóng tusschen leeirar'en en
ouders niet van groote'hcteekenis we
gen? Allicht heeft een leeraar, düe het
kind zfet in zijn wetenschappelijke ont
wikkeling. meer inzicht in zijn aanleg
en kan hij de ouders voorlichten.
Hoeveel ouders hebben niet met ver
driet aangezien, dalk het kind „gehei
men" voor. hen kreeg, hen niet alles
meer toevertrouwde. Maar wanneer het
er werkelijk om gaat het kind te be
grijpen. dan blijjl de- groote eisch voor
ons ouderen uit onze gedachlensfeer te
treden, in de gedachtegang van dat
kind- En als dat kind weet, dat het ge
dragen wordt door geloof, gebed en
veel liefde, dan blijft zijn onbewust ver
trouwen in zijn voider en moeder. Dan
bl.ft het geloof in -Gods liefde- Dan kun
nen wij zijn toekomst veilig toevertrou
wen iri Gods handen.
Pinksferslemmen.
Wij kien hier virigen een drietal Pinikster-
stemmer. uit vroeger tijd.
De eerste is van Barnardus van Cwirvïvu.x,
die van 1091 tot 1-153 leefide. Dc tweede van
•Gerson, a',d<iis gemamd naar Rijn geboor'.e-
"iorp. Hij heette Johannes CharÜcr en beiile.
•van 13&?1429. £h de derde van A-sdmus.
ede van 10331109 leefde, en ais bisschap van
Can&enburg s'ierf.
I.
ftöieu hebben' de home&n gedrup-pe-lcl voor
het aangezicht van den God van Sbtai, voor
foet aangezicht van <ien God van Israël; en
een genadige regen is iradergovatlen op het
erfdeel van Christus: want t'fc He'iïge Geest,
Bre \Un den Vader u::.?aar, is overvloedig over
de apostelen gekomen ei: hee!t huh kt achten
en worrier ga ven geschonken. Nadat de Hcere
met macht was opgestaan, niet roem was op
gevaren-, met eere plaatsgenomen had, was er
niets meer over, dan dat de verwachte vreugde
over de rechtvaardigen kwam en dat de 'ae-
meöscfiie; uneuschen met hemeüschc gaven wer
den vervuSd.
II.
Juich, <o volk van Christus, uw Heer"ïeeft u
óelooéd, dut Hij bot u zou komen eu woning bij
u maken. Is er iets ran meer waar-de, hooger
gjaiiïk, grooter eaïiglheid?
Zie, miir. <zid'e, Chishis moet gij ontvangen,
Die Crelen in den Heiligen Geest tot u komt en
■aan de deur van uw hart klopt. Maak u dan
gereed om Hem waardig te ontvangen; rein.g
uw hart ran aèie zonden, ontsla u van* aard-
sche geldaeliten. En terwijl gij dit doet, zoo zeg
met de 'Kenk In onverdeeld vertangen: „Kom!
Gij Vriend en Trooster der ziel!" Dan zal Ilij
niet •uihblüveu en dra verschijnen, en troost,
vreugde en hope zullen met Hem eijn.
UI.
O, Gij iiefdie der Godheid, (heilige gemeen
schap van den Aimaohtigen Vader en Zoon,
Almachtige Heiige Geest! Gij, 'Die een Troos
ter vol erbarming ziit voor de treurenden:
daal met kracht neder in het binnenste ran
mijn hart. verlicht a&e onopgemerkte donkere
sdhuWioeV.cn met den glans van Uw licht en
bevochtig met de voïhef'd van Uwen dauw wat
door lange dorheid verwedt is. Drenk ;nij met
de stroomen van het genot, dat uit U is, zoo-
dat ik geen verlangen «neer gevoeie mar het
zoet gemaakt vergif var. wereC-asche vreugde.
Kom, genadige Trooster voor de treurende ziel
Gij, Die haar in den voorspoed bewaart en Die
in -den rood ikare hulpe ziit; Gij, Die van mis
daden reinigt en Die wonden iieeit. Kom, Gij,
Een aloud Pinksterlied.
Veni creator Spi>#Ufr
Daal, Schepper, Heiige Geest! daal af!
Uw adem, die ons 't aanzijn gaf,
ihersohepp', beziet', vervuR' de borst
Idïe naar Uw waterstroomen dorst!
Die in der waarheid- Parakleet.
Vertrooster, Zaiver, Voorspraak lioeC l
Gij eeuwig versrihe Levensbron!
Gij ongeschapen Liefdezor!
Bestraal, o zevenvuldig Licht!
den tempel Gods. door U gesticht.
En, Vinger van Gods rechterhand!
bespreng cfen stam, door U gepflant.
Van eeuw tot eeuw Belofte en Toïk
\des Vaders aan zijn Kerk en Vo!k!
Verkregen gaaf, verworven loon
van d'aan het kruis gestagen Zoon!
Laaf met Uw regens 'ons gemoed!
Stort in onize aatfren Uwen gloed!
Wie naar Uw komst en roering smacsht,
Ontvangt in de onmacht liemeikracht.
Loopt als een stroom de. vijand aan.
O! hef Gij zelf orrföoog de vaan!
T Za! waarheid zijn. waar Gij ons lefttft
en vreugde en vrede in eeuwigheid.
Leer ons den zaaï'gen Vadernaam
ritroepen, met den Zoon te zaam
en met U-<zelf' in 't Godsbestaan,
van beiden eeuwig uitgegaan.
Is. BV COS TA
Leeraar der ootmcctëigen en Verdelger defl
hoqgen ran harte! Kom. Gij, Vader der Wee-
zenvol ontferming, goedertieren Richter der
weduwen. Kom, Gij hope der armen, verkwik
king der vermoeiden! Kom, Gij sier. op zee;
•haven in de schipbreuk! Kom, Gij, heerlijk sic-
raari van al wat leeit; eenig heit voor alle ster-
venden. Kom, Heilige Geest! Kom en ontferm
U over mij; bereid; mij Uzelf toe en buig U
in genade tot mij i:eder^oodat aan Uwe groot
heid mijne nederigheid en aan Uwe 6terkte
irtijne zwakheid welgevallig zij door Jezus
Christus, (mijn Heiland, Dte met den ïader in
Uwe eeriheid «leeft en regeert van eeuwigheid
tot eeuwigheid. Amen.
Uit de Pers.
„LOS" TROUWEN.
Dat wit, zegt het Fr. D g b 1 d„ dó
„Liberale Unie".
Haar commissie^ drie in opdracht had o:ize
huwelijkswetgeving te brengen iu overeenstem
ming met onzen modernen tijd, heeft een rap
port uitgebracht,- waarin nu toch wel zoo bru-
caai mogelijk met aSe christelijke huwehjks-
beginseten gebroken wordt.
JEö dat gesclwedt dan nog onder den =ehoo-
ncn schijn van bescherming en verheffing der
Vrouw!
Het trouwen moet volgens deze comirissifll
vooral een „lossen'" band geven.
't Scheiden vooral gemakkelijk zijn.
•En eeu „scheiden": om allerlei oanzaak.
Zdh's a's er geen oorzaak is en „partijen"
eeuvoudig onder 'n kopje thee, de zaken es
wat bekeyveld fcebbende, met „onderling goed
vinden" van mekaar wflien.
En dan moet 'i vooral snel gaar.!
Aitf| „vertragende formalSiteÈten moeten
worden geweerd.
En als dan Jiij" en „zij" eén- twee- of
imeermauen het met 'n anderen ,sü" of ,hij"
hebben geprobeerd, zonder dat ze blijvend plc-
Izier in een dezer huwelijken hadden cn zij,
niet de jaren wat wijzer geworden, oordcelen
dat de „eerste iiefde(!)" dan toch nog de mins:
slechte ós geweest, wel! dan mag ook niets
fiien beletten om dezelfde personen ten
-tweeden, of ook straks ten derdenmale met et-
kaar in 't huwefiik te gaan.
Men krijgt dan de volgende „starriijsf:
,A buwt met B.
Zij schcidca
A huwt «Kt C.
B huwt met D.
Beide^paren scüieiücn.
A huwt met E.
IB» huwt met F.
C huwt met G.
De drie paren sche den
'A huwt met H.
B huwt met G.
C huwt met F.
D huwt met E.
De vier paren s^hotden.
A huwt weer met B
'De sahuingedrukte lcters stellen dc m.voos
voor zóó wit het in elk geval mogelijk
maken de Liberale Unie.
Christelijk as dit stenig niet.
Bolsjewistisch is het wel.
Voor de Jeugd,
.evend Begraven,
VIII.
was do 24ste November. Jacques en
grootvader zaten voor het vuur en de
te gaf den knaap spelenderwijze voor -
kn in het rekenen.
'ar Jacques geen lel had en zijn pa-
zooveel mogelijk wenschte te bevva-
uam hij een schop vol aseh van den
d en strooide die in eene gelijke, laag
e stookplaats. Op deze mauier diende
als lei, want met een stukje hout
de cijfers in de aach schrijvem
vele scholen in het Juragebergte' ge-
r'ö zij op dezelfde 'manier droog zand,
de bewoners dezer streken zijn dik
te arm, om leien en papier te koopen.
^ues was echter niet voorzichtig ge-
gewoest, toen hij de asch eruit nam;
toen hij bezig was de cijfers te schrij-
terwijl zijn grootvader hem oplettend
I sloeg, vodden zij beiden ecne onge-
warmte achter zich.
heerden zich om en zagen met ver
dring en schrik, dat die liïtto van een
troo £wam, dat Jacques voor iets had
gebruiken en naast den haard ge-
N'n bad. Eenige vonkjes waren op het
0 gevallen; en nu gtond een ge&eelte
I
van het bos in vlam.'Jacques en zijn groot
vader gaven beiden een gil van schrik, en
de eerste gedachte van den goeden knaap
was naar de vlammen te loopen en ze met
beide handen te onderdruken, hopende
ze zoo te dooven; maar al wat hij er hij
won, v as dat hij zijne handen brandde
zonder de vlam te blusschen, of haar snel
len voortgang te verhinderen.
De grootvader handelde geheel anders.
In spijt van de pijn, die iedere snelle be
weging hem veroorzaakte, wierp hij zich
languit op het stroo, nam hét hos met hei
de anmon aan het einde, dat niet brandde,
hief het op en droeg het dadelijk, hoewel
•het nog brandde, onder den schoorsteen.
„Jacques", zeide hij met luide .gtem: „neem
alles uit den weg dat vuur kan vatten!"
Jacques verloor geen tijd, maar zette snel
den houten stoel op zijde, wierp den klei-"
nen bundel-hout in het midden der lcamer
en schoof alles weg, dat bij den haard was
en vlam kon vatten. Toen haastte hij zich,
oirr zijnen grootvader te helpen, en het was
ook hoog tijd. Gedurende eenige minuten
bleven zij in vreeselijke onzekerheid.
De vlammen verslonden meer en meer
stroo, maar met behulp van eene ijzeren
■hooivork en een schop, drukten zij de bran
dende massa tegen den muur, in de hoop
het te blusschen. Een sterke, gloed ver
lichtte het binnenst-e der hut, en de hevige
warmte en rook deden de arme bewoners
bijna stikken, die met de kracht der wan
hoop met de vlammen kampten, die hen
en de geheele hut dreigden te verslinden.
Geen druppel water was bij de hand; d2
rook had geen -uitgang, en werd ieder
oogcnblik dikkej* en ver^tikkender. Ein
delijk werden zij genoodzaakt het bos stroo
op te geven; de vlammen sloegen om hen
heen, en het was nu alsof alles verloren
was, zonder éénige kans om te ontkomen.
Groote stukken branded -stroo vlogen naar
alle zijden van de lyut en schenen alles aan
te tasten. Zij konden op het Stroobed in
den hoek neervallen, of de balken konden
vlam vatten, of de houten schutting, die
de keuken van den stal scheidde, en dit
zou ook gebeurd zijn, hadde de grootvader
niet het grootste deel van het flikkerende
stroo onder den schoorsteen gesleept en
het daar gehouden tot het 'bijna geheel
door de vlammen verteerd was. Toch
scheen het voor onze vrienden nog een
vreeselijke lijd, alvorens het vuur begon te
minderen en de vlammen, nog wat flikke
rende, uitgingen. „Gauw kind", riep de
grootvader, „doof alles uit wat nog-flik
kert, zelfs het kleïnsle strootje!"
Jacques gehoorzaamde en de grootvader
gaf zelf het voorbeeld. Na eenige minuten
was ieder spoor van den brand verdwenen
en eene geheele duisternis heersclite in de
hut, die zooeven met vuur en hitte gevuld
Het vreeselijke gevaar, dat hen omringd
had, was gelukkig voorhij, cn niet slechts
hun leven, maar ook de hut en haar in
houd, van zooveel waai'de voor de arme
gevangenen, was gered.
Uitgeput en half verstikt, zaten zij daar
eenigen tijd hevig ontsteld met slechts óón
gevoel in hun hart, dat van de grootste
dankbaarheid jegens -Gol, die hen van
een groot ongeluk gered had.
Langzamerhand verdween de zware rook
cn zij koflden de lamp aansteken, om el
kander te zien. Beiden verschrikten op
elkanders aanblik, want zij waren zoo
zwart als schoorsten've-gers. Maar wat jou
dat? dachten er bijna niet aan. Hun
leven was behouden en wel zonder eenig
grooter -offer, dan enkele brandwonden aary
Jacques' handen en voelen.
Zij schudden de asch van hunne kleeren
en hun haar, dat er geheel mede bedekt
was, reinigden zich zoo goed mogelijk, cn
spraken toen over het gevaar, waaraan zij
zoo ternauwernood ontkomen waren.
„Het is onze eigen schuld, dat zulks ge
beurd is", zeide grootvader. „Menschen in
onzen toestand moeten steeds op zoo'n ge
vaar voorbereid zijn. Wanneer er slechts
één emmer water bij de hand geweest was,
zou nieis gebeurd zijn, maar „een ezel
stoot zich niet tweemaal aan denzelfden
steen". Wij z-ullon in het vervolg voorzich
tiger zijn, en hieruit een les trekken. Ik
zie, daar is een leeg vat in het melkhuis;
wij zullen hot hier in den hoek zetten en
met sneeuw vullen. Deze zal gauw genoeg
smelten en dan kunnen wij zeker zijn,
dat de hut niet boven ons hoofd zal af
branden. Daarbij moeten wij.hoel voorzich
tig met het vuur omgaan, want ik behoef
je niet te zeggen Jacques, lat het verbrau-i
den der hut, al ware ous leven gespaard
gebleven, toch onz? d l g-woest zou zijn.
Want hoe zouden wtj ons voor de kouda,
gedekt hebben? hoe on -.en honger gnstildïi
of hoe zouden wij aan een vreri-elijk lot
ontkomen zijn? Wees dus in h-u vervol©
voorzichtig, kindlief; laat ons i"i geen tijd
verliezen, maar het vat. dadelijk halen."
Dit was gauw gedaan, na het bovensta
er af -te hebben geslagen, zetten zïi lv' in
den hoek van de kamer. Er was geen ge
brek aan sneeuw. Zij behoefden slerhis da
deur te openen en voor hen was een wittel
muur van sneeuw, genoeg om duizendem
vaten te vullen.
Het was oen muur, die hen van al himna
vrienden scheidde; deze gedachte trof hen,
terwijl zij inet hunne schoppen in d«!
sneeuw work ten; en hun hart werd zwaar,
en hunne oogen vulden zich met tranen;
beiden echter trachtten het zorgvuldig;
voor elkander te verbergen.
(Wordt vervolgd)*