Dagblad voor Leiden en Omstreken. BINNENLAND. COURANT ABONNEMENTSPRIJS IN LEIDEN EN DUITEN LEIDEN IV.VAli AGENTEN GEVESTIGD ZIJN FEE KWARTAAL f 2.5» FEU WEEK I O-I» FRANCO PEE POST PER KWARTAAL f 2.9» Iste JAARGANG. - VRSJDAS 23 APRIL f920. - No. 19 BUREAU: HOOIGRACHT 35 - LEIDEN. - TELEFOON INT. 1278 ADVERTENTIEPRIJS PEK GEWONE REGEL f 0.281/, 1)ES ZATERDAGS f 0.30 INGEZONDEN RECLAMES DUBBEL TARIEF. KLEINE ADVERTENTIES van hoogstens 30 woorden 50 cent; Zaterdags 75 cent, bij vooruitbetaling. STADSNIEUWS. „DE GIJSELAARBANK", Hedenmiddag te 3 uur had in tegen woordigheid van den burgemeester, de wethouders en verschillende raadsleden, genoodigden, het huldigingscomité uit de burgerij, w. o. de uitvoerende commissie, in de receptiekamer der Stadsgéhooi'zaal ii? plechtige aanbieding plaats van het huldeblijk aan onzen burgemeester, de „De Gijselaarbank". De voorzitter der commissie, de heer J. C. van der Lip, wethouder dezer gemeen te, sprak de volgende rede uit: Hooggeachte Burgemeester, Toen wij u, nu al ongeveer een jaar ge leden, in kennis mochten stellen met de plannen der Leidsche burgerij om hier ter stede ter uwer eere een gedenkteeken op te richten en dit aan de gemeente aan te bieden, heeft de eere-voorzitter onzer com missie, Mr. Coebergh, die toen als onze .woordvoerder optrad, u gezegd dat hij u slechts met een enkel woord wilde mede- deelen wat de aanleiding tot dit huldebe toon was, want dat de eigenlijke huldiging eerst zou plaats hebben wanneer de bank, waarin het gedenkteeken zou bestaan, ge reed was cn ontlmld zou worden. Dit oogenblik is nu aangebroken en op mij als voorzitter der commissie, rust thans de aangename en vereerende taak, na mens haar of, beter gezegd, namens de burgerij, een enkel-woord tot u te richten. Laat mij hieraan even mogen toevoegen dat wij het betreuren en u zeker met ons dat prof. Heeres, onder wiens sym pathieke leiding onze commissie haar werk is begonnen, door zijn vertrek uit on ze gemeente, wat hem noopte zijn functie in ons midden neer te leggen, bij deze ge legenheid niet als tolk van de gevoelens der Leidsche ingezetenen loan optreden, wat hij ongetwijfeld zoo gaarne zou ge daan hebben. Mijnheer de Burgemeester. Nauwelijks was in November 1918 de wapenstilstand tot stand gekomen en daardoor voor ons land het gevaar om in den -vreeset ij ken wereldoorlog te worden betrokken, zoo goed. als geweken, of in verschillende kringen der burgerij ontstond de begeerte, pi laat ik liever zeggen de behoefte, om u, als de vrede, die toen in 't zicht kwam, tot stand zou zijn gekomen, een blijk van waardeering en erkentelijkheid aan le bieden voor uwen moeitevollen arbeid ge durende de oorlogsjaren en voor de wijze waarop u dien arbeid hebt verricht. Alge meen werd en zeer terecht ingezien dat de vier oorlogsjaren voor u ontzettend zware en inspannende jaren waren ge weest en dat in dien tijd op uwe schouders een taak heeft gerust oneindig veel zwaar der dan in de laatste jaren en jaren, één van uw voorgangers gekend heeft. Wat al bizondere maatregelen moesten er in 1914, toen de oorlog uitbrak, aan stonds getroffen worden en. hoe ontston den er, toen de oorlog veel langer duurde dan iemand verwacht had, allerlei nood toestanden waarin voorziening van over heidswege noodig of althans gewehscht was. En hoe moeilijk was dikwijls de be slissing, het kiezen van den te volgen weg, waar plotseling geheel nieuwe toestanden intraden en het terrein van de gemeente lijke zorgeensklaps aanmerkelijk werd uitgebreid. Bovendien moesten vele van die maat regelen, ik mag wel zeggen hals over kop genomen worden, zoodat. dikwijls de tijd voor een behoorlijk wikken en wegen, dat wij voorzichtige Hollanders zoo gaarne doen, ontbrak. Ik zal niet trachten, en ifc hoop dat u dit zult willen billijken, een opsomming te geven van alle bizondere en emotievolle werkzaamheden door u in die bange jaren in het belang onzer gemeente' verricht, van de vele 'beslommeringen die in dien tijd uw deel zijn geweest. Ik acht dit niet noodig, zij zijn voldoende bekend. U lvebt voortdurend aan den weg getimmerd en dus veel bekijks gehad. Alleen wil ik een uitzondering maken voor dat gedeelte van uwe bizondere bemoeiingen dat uit den aard der zaak aan het oog van het groote publiek onttrokken is geweest en waarvan slechts een enkele ingewijde het een en ander bemerkt heeft. Ik bedoel de verschillende toebereidselen die door u genomen moesten worden voor het geval ook ons land in den rampzaligen oorlog zou betrokken worden. Onder al dat zware werk, dat ik slechts even aanstip, hebt u moedig en vastbera den uw schouders gezet en u hebt het op een verdienstelijke wijze mogen volbren gen, in dien moeitevollen tijd. dit mag ik er wel even aan toevoegen, steeds gesteund door uwe ge trouwe, zoo hartelijk in alles met u medelevende eclitgenoote, wier te genwoordigheid in deze samenkomst door ons op hopgen prijs gesteld wordt. Voortdurend hebt u bij de vervulling van uwe moeilijke taak "een wijs beleid en een getrouwheid tot in het kleine getoond, die allerwege eerbied afdwongen. Allen die in dien tijd met u in aanraking zijn geko men en zeer zeker zij die u als 't ware da gelijks in uw werk hebben mogen gade slaan, hebben uw werkkracht en uw werk lust moeten bewonderen. En met uw sterk ontwikkeld verantwoordelijkhei Isgevoel hebt u het niet gelaten bij het geven van een "wenk hier, en van een raad daar, en het oprichten van een Commissie ginds, om dan verder het werk aan anderen over te laten, neen zooveel maar eenigszins mogelijk was, hebt u zelf de hand aan de ploeg geslagen. Zoo is het dan ook ge beurd want hieraan moet tocli in dit oogenblik herinnerd worden dat u zelf de leiding op u genomen hebt van de Levensmiddelen- en de Brandstoffenvoor- ziening, zeker wel de lastigste en netelig ste vraagstukken die zich in den crisistijd hebben voorgedaan. En met zooveel ener gie zijt u, ter zijde gestaan door voortref felijke ambtenaren, op dit en ander gebied werkzaam geweest dat het zelfs'van een k-ant, .-waar men nog al eens gaarne critiek op uw beleid uitoefende, meer dan eens erkend is gewoi'den dat het hier te Leiden in menig opzicht beter gesteld was, dan op andere plaatsen. JVaar ik de groote verdiensten die u in de oorlogsjaren aan onze stad hebt be wezen, kortelijks in het licht stel, daar hoop ik mij verre te houden van alles wat op vleierij zou kunnen gelijken. Terecht heeft iemand onlangs gezegd: „dè tijd Tan laffe vleierijen tegenover hooggeplaatste personen is voorbij". Daarom zal ik vol strekt niet beweren dat alle door u of met uwe medewerking getroffen maatregelen volmaakt zijn geweest, dat aan uw werk geen enkele vlek of rimpel gekleefd heeft Ik veronderstel met grond dat u het zelf gaarne zult erkennen dat, wanneer u nog eens, en nu toegerust met de opgedane ervaring, van voren af aan de oorlogs jaren moest doormaken, wel het- een en ander door u anders zou gedaan worden. Maar ik voeg hieraan onmiddelijk toe, dit doet aan uwe'verdiensten niet het minste af. Ik vraag welke Burgemeester, vooral van een groote gemeente, zou diet met de hand op zijn hart durven verklaren: „ik ben mij niet bewust in die jaren een en kele fout gemaakt te hebben". Maar daar over gaat het niet. Het gaat hierover dat de-" Leidsche burgerij in den kommervollen oorlogstijd die nu, Gode zij dank, achter, ons ligt, heeft begrepen en gevoeld: Wij hebben een Burgemeester die natuurlijk] geen ijzer met handen kan breken, die on mogelijk alles kan doen wat hij zoo gaar ne zou willen, al was het alleen maar omdat hij in zoo menig opzicht geheel af- anfcwoordeïijken post maar wien ook, en die niet alleen bekwaam is voor zijn ver- hankelijk is van ihooger hand, maar één, hierop zij vooral de nadruk gelegd, geen moeite te veel is om te trachten ons zoo goed mogelijk door den benarden toestand heen te helpen, die met hart en ziel zich •wijdt aan de groote belangen die hem zijn toevertrouwd, een echte Burgervader, die hij dief heeft. Ik herinner mij, en zeker alle toenma lige Raadsled-en met mij, hoe u eens in den Gemeenteraad bij een van de vele bespre kingen over de levensmiddelen-distributie met een van aandoening trillende stem gezegd liebt: „Ik doe mijn uiterste best voor mijn gemeentenaren, ik mag wel zeg gen: ik werk voor hen dag en nacht." Deze uwe eigene woorden, en ook de toon waar op zij werden uitgesproken, waren wel het meest welsprekende bewijs met hoeveel ernst en met welk eene toewijding u uwe taak opvatte. Zie, mijnheer deBurge meester, dat heeft de burgerij van Leiden begrepen en gewaardeerd en zij heeft te recht ingezien dat het liaar dure plicht was te bewijzen dat zij er oprecht dank baar voor is, dat zulk een magistraat als gij in de critieke oorlogsjaren de teugels van het bewind over deze stad in handen •heeft geliad. U zijt geweest de trouwe ka pitein op het schip, die voortdurend met een wakend oog op de brug stond en die liaa3t niet te bewegen was hoewel in het belang van uwe gezondheid daarop van verschillende zijden werd aangedron gen uwe plaats op de brug, ook maar_ voor korten tijd, aan een ander af te staan. En evenals de passagiers te mid den van het gevaar nog gerust kunnen zijn, wanneer zij weten dat een ervaren en plichtsgetrouwe kapitein het schip bestuurt, evenzoo hebben de Leidsche in gezetenen te midden van den oorlogsnood beseft: onze belangen zijn bij onzen Bur gemeester in goede handen en hij zal het schip van stad, voor zoover dat in zijn vermogen ligt, wel door de branding heen helpen en in veilige haven brengen. Ik herhaal het voor al deze uwe trouwe zorgen is de burgerij u in hooge mate dankbaar en van die dankbaarheid heeft zij een blijvend bewijs willen leveren. Daartoe heeft zij aan de gemeente aange boden een monument te stichten dat, «aar wij hopen, «"teT"alleen zal strekken tot verfraaiing van het stadsgedeelte waar het is opgericht, maar dat ook gedurende een veehs van jaren, óok voor het nage slacht, duidelijk zal maken dat Leiden in de bange oorlogsjaren een voortreffelijken Burgemeester lieeft gehad en dat Leiden's burgerij van die dagen zijn onvermoeibare arbeidzaamheid op den juisten prijs heeft weten te stellen. Het verheugt onze commissie zeer dat zij er in is mogen slagen op deze manier haar taak te volbrengen. Van meet af aan toch stond het bij haar vast dat het stich ten van een werk, dat ten algemeenen nutte zou strekken, wel de beste en de waardigste wijze zou zijn waarop de bur gerij haren Bui'gemeester kon huldigen. In dit verband zij het mij vergund een woord van bartel ij ken dank te spreken je gens den Raad dezer gemeente, die ons aanbod om ter uwer eere aan het begin van liet Rapenburg een Bank op te rich ten welwillend heeft aanvaard. Verder breng ik een woord van welverdiende hulde aan den heer \Y. C. Brouwer, den bekwamen ontwerper en uitvoerder van het monument-, aan wiens kunstenaars handen dit werk zoo uitnemend was toe vertrouwd, en.wien geen moeite te veel en geen inspanning te groot is geweest om een echt kunstwerk af te leveren. Ook is hier zeker op zijn plaats een woord van welgemeendcn dank aan ons geacht medelid, den heer G. L. Driessen, die ons bij de uitvoering onzer plannen voortdurend met zijn zeer gewaardeerden raad -en daad ter zijde heeft gestaan. Ein delijk voel ik mij nog gedrongen onzen warmen dank te betuigen aan allen die, op wélke wijze ook, tot het welslagen van ons plan hebben bijgedragen, inzonderheid aan die ingezetenen, die ons zoo; krach tig hebben gesteund toen het bouwwerk een grooteren omvang nam dan wij ons aanvankelijk hadden voorgesteld. Mijnheer de Burgemeester, want ik keer weer tot u terug, u behoort niet tot die personen, die gewend zijn eigen werk hoog aan te slaan. Daarom zou het mij niet ver wonderen, wanneer .u in dit oogenblik dacht, wat ik u wel eens heb hooren zeg gen, o. a. toen onze commissie' u met haar plannen, die thans verwezenlijkt worden, in kennis kiwam stellen: „Ik heb toch niets anders dan mijn plicht gedaan." Zeker, dat is ook zoo, maar men kan zijn plicht op verschillende wijzen vervullen. De Bank die wij u aanstonds zullen vertoonen en die natuurlijk den naam van „De Gij- selaarbank" zal dragen, trouwens zoo was zij reeds gedoopt, voor haar geboorte, moge voor u liet duidelijke teeken zijn dat de Leidsche ingezetenen van meening zijn dat u uwen plicht op uitmuntende wijze vervuld hebt. Moge het u, zoo dikwijls als u de Bank, die wij nu zullen gaan onthullen, voorhij- gaat, een voldoening en een aangename gedachte zijn dat Leiden's bevolking u hartelijk dankbaar is en blijven zal voor alles wat u in de oorlogsjaren voor haar gedaan hebt en moge u in dat bewijs van erkentelijkheid en trouw een prikkel en een aansporing vinden om, hoe moeilijk uw ambt in dezen tijd ook zij, uwe groóte gaven en uwe beste krachten te blijven dienstbaar maken aan de belangen van onze goed stad Leiden, in wier geschiede nis de naam van Burgemeester de Gijse- laar steeds met eere en eerbied genoemd zal worden. Hierop werd door den Burgemeester een hartelijk antwoord gegeven. Na afloop van de plechtigheid begaf men zich naar de Noordeindsbrug, waar onder vroolijke muziektoonen en na het houden van eenige toespraken, de „de Gijselaarbank" werd onthuld. Volksuniversiteit. Het bestuur van de Volksuniversiteit alhier verzocht opname voor het vol gende: Meer on meer neem! de stich ting der Volksuniversiteit alhier vaste- ren vorm aan. Om echter lot het voor dogen gestelde doel te geraken, is niet alleen moroeien maar ook gcldelijken steun noodig. Het voorloopig Bestuur neemt dan ook de vrijheid zich tot V te wenden, U vragende, hun dezen steun te willen verleen en om daardoor te kunnen slichten een oprichtings fonds waaruit alle be.ginkostcn kunnen worden bestreden. Dc vele onlvangcn vmpathcebietuigtingen 'doen .het. Be stuur geen oogcnbïük twijfelen, dat U haar dezen zult onthouden en rekent op uwe medewerking- Mag Leiden, de eerste oudste Univer- silcilsslad van ons land', achterstaan bij andere plaatsen als Enschedé. Leeuwarden, Haarlem, Amsterdam, Rotterdam enz Het Bestuur vraagt dan ook allen die voop het doel veel gevoelen, hunne daarvoor beschikbaar stellende golden in te zenden bij den secretaris van het voorloopig bestuur: J. Pohlmann, .Nieu we Rijn 33, alhier. Ds. G. H. Beekenkamp te 01de- brioek hoopt Zondag 27 Juni a- s. af scheid le nemen van de Ned- Herv. Ge meente aldaar en Zondag 4 JuJi 1920 intrede te doen bij de Ned. Herv. Gem. alhier (Vac. Roscain Ubbing) na beves tigd té zijn door Ds- IlarlwOgsen van Leiden. In dc gisterenavond zeer druk be zochte- vergadering der Antirevolutio naire Kiesvereeniging „Nederland en Oranje'' alhier onder presidium van Mr- Briët, werd voortgegaan met de stemming over d- vaststelling van dö rangorde der candidatenlijst voor cïa a .s. Gemeen teraadsverkiézing. Gekozen werden als: no. 6 J. p. Mul der. no. 7 B. J. Huurman, no. 8 D. Rotteveel, no, 9 J. v. d- Steen. Aange zien men niet-langer dan lot 10 uur wiilide vergaderen werd besloten, a. s- Dinsdag (27 April) opnieuw te vergade ren en alsdan te. trachten de candidar lenlijst definitiief vast te stellen. 120 dames en hoeren waren ter vergade ring aanwezig. Naar wij vernemen is de Commis sie voor het kinderfeest op Koninginne dag, 31 Augustus opnieuw en als volgt samengesteld: W. Koops, hoofd O. L. School, Oude Vest; A. Uiltenbroek, O. L. School. Paul Krugerslraat: Nr. van Wijk, hoofd der bijzondere school, Ilcerensingei, P- II. Snijders, hoofd der R. K. School voor jongens. Rapenburg, I. Korswa- gen, onderwijzer-plaatsvervangend hoofd 0 L. School: P- C. Schreuder, on derwijzer plaatsvervangend hoofd GL. School; J. G- Taneij, onderwijzer R-K- school voor jongens, Rapenburg; M- A. A'. Steijns, leoraar in cle gymnastiek' aan cte.H- B. School voor jongens: J- G. van Vreedendaal, onderwijzer Geref- School M. U. L. O. Hooigracht. Alg. Ned. Christ Aai&tenaars&ond. Woensdag kwam in het gebouw voor K. ctt W. te Ui; echt de Algem. Ned. Christelijke Amb- lertaarsbond in vergadering bijeen onder voor zitterschap van den heer A. Mastenbroek (Rot- lerdamj. Het jaarverslag van den Secretaris, den heer L. Vermeulen (Rotterdam), werd goedgekeurd. Op 31 December 19=19 bedroeg het ledental 1773, t.w. 1463 mannelijke en 310 vrouwelijke leden. In het afge'oopen jaar kreeg dc Bond er 873 leden bii. Het aantal afdeelingen klem v:<u 13 tot 25, terwijl de Bond 37 verspreide leden telt. De Bondspenniisgfiréestcr, de lieer M. J. v. Steenes, bracht verslag ::it der firur.c.c-". Over 19=19 is er een batig saldo v?.n 1 SS.87 gulden. Het verslag werd goedgekeurd. De begrooting voor 1920 werd vastgesteld op i 16.000. =De gehouden bestuursverkiezing bad tot resul taat-dat herkozen werden de hceren A. Mas'eib- broek, uit Rotterdam, (voorzitter), L. Vermeu len, Uit Rotterdam, (le secretaris) en M. J. van Steens, uit den Haag (.le penningmeester). Gekozen in het H.B. werden de heereu C. J. van Dam (Utrecht), E. Krol (Amersfoort), P. L. Gerritse (A'dam), L. de Vries (Haarlem), J. van Santbrink (A'dam) en Tj. Ivr.gma (Leeu warden.). Daarna kwamen de verschillende voorstellen van het H.B. aan de orde. Deze voorsteilen werden r.a eenige discus sie door de vergadering aangenomen. De contributieregeiing werd a's volgt vastge steld: Klasse I (jaarwedde benoden 900) f 0.50 per maand; klasse II (jaarw. f 900U9Ji i 0.70 p. m.; klasse III (jaarw. f 1200- 1199 i 0.90 p. m.; klasse IV (jaarw. f 15001799) i 1.10 p. m.; klasse V (jaarw. f 1S0O—2099) i 1.30 p. in.; klasse VI (jaarw. i 2100eni daarboven) 'f 1.50 p. in. Ook zal een nog iagere klas in 't leven wor den geroepen. Bes.o.en werd de redactie van het orgaan op :e dragen aan het" H.B., dat bevoegde medewer kers za; l on te c krijgei.. Geen beslissing werd genomen inzake het voorstel-Leiden, om het georganiseerd overleg van regeerfngswege ingesteld, plaatselijk te la ten regelen door sub-commissies. Als plaats voor de voigeude jaarvcrgacer.ug werd vastgeste'd Utrecht. Daarna werd de vergadering niet gebed ge- FEUILLETON. EEN VERWOEST LEVEN door HUGO KINGÜtANS. (Nadruk verboden.) 10) Het was haar jongste lieveling, dit meisje met dat golvend-blonde haar en die in- blauwe kijkers, die nadat de vreugde- uitbarsting over het aanstaand genot weer over was haar moeder meewarig aan zagen. „Neen, zoo ziek is moeder gelukkig niet, hoor. De dokter behoeft niet te komen, 't Zal morgen wel weer over zijn." „O, gelukkig." „En dan kun-je niet in de auto rijden", plaagde de grootere zus. „Dat geeft niet. Als moeder maar niet ziek is." Vat wist het kleine ding er van. dat' moeder altijd ziek was. Maar het was een ziekte, waarvan geen dokter haar kon ge nezen. Zij was ziek van verlangen naai* haar oudste, die maanden geleden ver dokken was en sinds dien niaar eenmaal -itliuis was geweest, toen zij een week va- ciuitie had. En toen niet meer. Marie was haar ontgroeid, hechtte niet meer aan Laar, niet meer aan huis, niet meer aan bef dorp. c JbÜeLucuad dau Ein jyist, hoe daar 's avonds, als alle kinderen naar bed wa ren, in dat kleine kamertje de weduwe Lokkerse over haar Bijbel zat gebogen, waaruit zij troost putte. Niemand dan Eén wist, hoe vaak er oogenblil^ken waren, dat zij alle geloof scheen te verliezen. Maar het was altijd God, aan Wien zij zich had gegeven in volle overgave op het. tijdstip, dat Hij haar sloeg met zware, on begrijpelijke slagen, -toen Hij haar heur man ontnam in de kracht van zijn leven; toen zij zelf worstelde met den dood, het was altijd Göd, Die haar weer oprichtte, Die haar kracht gaf in stil-geloovig ver trouwen in den zwaren, moeilijken, niet- te-begrijpen weg, dien Hij met haar ging! Want zij had het lang voelen aankomen: Het ging met Marie den verkeerden kant op. Zij kreeg wel opgewekte brieven uit de groote stad, maar het scherpe moederoog, het warm-voelend moederhart, las tus- schen de regels door en voelde nog meer, iets anders. Het was best' mogelijk, dat Marie een prettig leven had, maar zij wist het, dat hét riiiet een God-gewijd leiven was, dat liet was een behagen scheppen in het schijn schoon, in het klatergoud der werekl. In haar antwoord-brieven wees zij daar op, steeds maar weer, maar Marie reageer de er niet op, zweeg die yermaningeh, die .WAarsclMaangsB Zij lrad zoo'n leuke vriendin gevonden, die haar mee naar huis nam had haar dochter geschreven maar op haar moe ders vraag om nadere bijzonderheden be treffende dat meisje, was zij het antwoord schuldig gebleven. Marie's brieven werden op den duur schaarscher. Eerst was het iedere week, toen om de veertien dagen, dat een bi'ief het kleine huisje bereikte. Daarna werd het drie we ken. Zij had lieusch geen nieuws, wist niet wat zij schrijven moest. Moeder moest maar denken: „Geen tijding, goeie lijding". Toen was die brief gekomen, waarin zij zinspelingen maakte op haar verhouding met iemand van stand. Zij kon nog geen naam noemen, maar als moeder het wist; zou zij tevreden zijn. Enzij hadden elkaar zoo lief! Die brief heeft moeder Lokkerse 'tien maal, twintigmaal gelezen, niet omdat zij er zoo mee ingenomen was, maar omda: die brief iussclien haar en haar dochter een scheiding, eon wreede scheiding maakte Zij wist niets dan die onnoozele zinspe ling, in enkele regels neergepend. En toch wist zij, dat zij het begin zou zijn van iets, ja, zij kon er geen naam aan geven, maar dan toch van iets, dat niet in den haak was, dat niet kon bestaan in. Gods heilig fiPg.A Die brief is de oorzaak geweest van bit tere tranen, van veel verzuchtingen, van intenser-wordende gebeden voor de afge-~ dwaalde, die dienstbode-uit werd, want in één der volgende brieven deelde Marie mede, dat zij winkeljuffrouw was gewor den en nu op een eigen kamer woonde. „Hij" had dat zoo gewild. Dat paste beter dan dienstbode. Niemand vertelde de weduwe Lokkerse van haar verdriet, dan aan haar oudsten jongen Jan, die flink uit de kluiten ge wassen werkte bij den jongen baas Sinke. De oude Sinke had op het dorp een huis betrokken en zijn geheele boerderij aan den zoon overgegeven, al liet hij over alles nog een wakend oog gaan. Jan, die oogenschijn 1 ijk-ruwe klant (het was echter een warm-kloppend hart in een ruwe bolster!) voelde mee met zijn moe der, leed met haar. Maar er was een diep-geworteld ver schil. De moeder had medelijden met het kind, worstelde met God om haar behoud, smachtte naar haar terugkomst. De zoon echter kon het de zuster niet vergeven, dat zij heengegaan was en liaar moeder metk de schapen van kinderen liad laten zitten op liet oogenblik, dat aan haar hulp zoo dringend behoefte was. Ilij leed wel mét de moeder, die hij zoo ziels-liefhad, maar piet om de zuster, die hem -7 !iij ypelde wei, dat het y£i> keerd was, maar hij k<»n er zich -niet aan ontworstelenonverschillig was. Hij redeneerde, al was het dan niet met woorden, dan toch in z'n binnenste, dat ds liefde niet van één kant kon komen. Als Marie in trotsche overmoed liet ouderlijke huis verliet, dan had zij er geen recht op meende hij dat men daar in liefde aan liaar dacht. Al bekende hij dat niet ronduit tegen over zijn moeder, zij wist, voelde het en het was voor de weduwe Lokkerse een druppel te meer in clé~beker der beproe ving, die steeds vóller werd, want in we ken had Marie niet geschreven, niettegen staande moeder drie, vier brieven achter-» een haar had gezonden. De beker der beproeving was échter nog lang niet geledigd! Het ergste moest "nog komen! Moeder Lokkerse meent, dat het nu is gekomen. Daaraan denkt zij in liaar radeloosheid, terwijl zij de hand op het hoofd saat. Vanmiddag waren drie brieven terug gekomen, die zij de laatste weken naar Marie's nieuwe adres had gezonden. Z© kwamen ongeopend terug met de bemer* king: „Geadresseerde vertrokken Marie woonde daar niet meer! Zij was vertrokken zonder adres achter te la ter. (Wordt vêryolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1920 | | pagina 1