NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt dadelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ABONNEMENT:
Vrijdag 6 Juni 1890. N\ 131.
ADVERTENTIE!»:
Uitgevers: Gebroeders Muré.
De Wilddief.
V«rtm
otHrt
6.—
7.55
9.47
om|
0.88
1.32
1.18
2.53
3.85
4.15
5.1?
6.031|
7.23
8 18
8.50
9.56 f|
0 05
1.26
A«nk.
8.11
10.31,
l.l,J
ii
6.1(1
Voor Leiden, per 8 maanden1,25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Prijs per Nummer 10 feut.
Van 6 regelsf 0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingena contantzonder rabatper regel 0.10.
Bnreel: Ncheepinakerssteeg 6.
204. Jaargang.
10.11
s.
ertrel
lilleg.
4.50
6.50
7.30
0.32
1.51
1 09
31
3.55
5.18 i jj
J.10
Stads-Berictitej!.
Aanwerving van Nederlandsclie werk
lieden naar Duitschland.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS
tan Leiden;
Gelet op de circulaire van den Fleer
Commissaris des Konings in de provincie
Zuid-Holland, ten geleide van een uittrek-
sel eener missive van den Heer Minister
nu Binnenlandsche Zaken betreffende het
•anwerven vau Nederlandsche werklieden
naar Duitschland;
I Brengt bij deze den iuhoud van dat Mi-
aislrieel schrijven ter openbare kennis, dat
luidt als volgt:
Herhaaldelijk komt het voor dat Neder-
flandsche werklieden door berichten in de
v/nieuwsbladen of door daarloe uitgezonden
/agenten, soms met verstrekking vau reis-
/geld voor de heenreis, naar Duitschland ten
/behoeve van industrieele ondernemingen
worden gelokt, terwijl bij hun aankomst
iter plaatse blijkt, dat zij daar niet ge
bruikt kunnen worden.
Het is daarom geraden, dat die werk-
j(, /liedenalvorens op zulke berichten en
U /foorspiegelingen der agenten af te gaan,
it /6f zelf óf door tusschenkomst van den
1 /Burgemeester hunner woonplaats zich tot
J /den Nederlandschen consul in de streek
j /«aar die ondernemingen zich bevinden, om
/inlichtingen wenden omtrent de vooruit
zichten in het bekomen van werk, de loo-
/Den en de huurprijzen der woningen aldaar".
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
DE KANTER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, den 5 Juni 1890.
A,J
Aankop
'ooraak*
10.25
11.20
2.20
4.25
6.05
8.20
9.50
10.35
HER-IJ H.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN,
Gezien het besluit van de Gedeputeerde Staten der
prorincieZuid-Holland, van den 1(H|CD December 1889,
d°. 9/1 {Provinciaalblad n®. 74), houdende bepaling
tan de tijdstippen van den herijk der maten cn ge
wichten in de verschillende gemeenten in deze pro-
tincie, voor het jaar 1890;
Herinneren den ingezetenen dezer gemeente hunne
ttrplichting, overeenkomstig art. 15, lett. o, der
wet van den 7cn April 1869 Staatsblad n°. 37),
tot het doen herijken van alle reeds in gebruik
zijnde maten en gewichtenonder mededeeling dat
daartoe door den ijker zitting wordt gehouden in het
lokaal van den ijk, op de Aalmarletnaast de Ge
meente-apotheek en wel:
dat voorts gedurende den herijk in de gemeenten
van den ijkkring huiten de standplaats, zitting bin
nen deze gemeente zal worden gehouden, op den 26
en 28 April, 16 en 17 Mei, 6, 7, 27 en 28 Juni
en 18 en 19 Juli a an des morgens 9 tot des namid
dags 3 orenen wijders na den 6en Augustus
iederen Woensdag en Zaterdag van 9 tot 1 uur.
Tevens worden de belanghebbenden er op gewezen
a. dat zij verplicht zijn hunne maten en gewichten,
behoorlijk droog en schoon, bij den ijker op
voorschreven dagen, tot het ondergaan van den
herijk te bezorgen
b. dat zijdie zulks verzuimen of daarin verhin
derd worden, voormelde malen en gewichten
vóór den l9ten October nog aan den ijker op
de daarvoor aangegeven dagen ter herijking
moeten aanbieden;
o. dat, na het eindigen van den termijn van den
herijk, het gebruiken of voorhanden hebben van
maten en gewichtenniet voorzien van de ver-
eischte stempel merkenvolgens art. 29 der bo
venaangehaalde wet, verbodenen strafbaar is; en
d. dat bij het terug ontvangen van de ter ijking
aangeboden voorwerpen, zij zich dienen te over-
f tuigen of die van het goed- of af keuringsraerk
zijn voorzien.
Vervolgens wordt ter kennis van de belanghebben
den gebracht, dat volgens besluit van den Minister
van Waterstaat, Handel en Nijverheid, vandenl2deü
November 1889, de letter A in den gewonen schrijf
vorm, bestemd is tot goedkeuringsmerk zoowel
bij den ijk als bij den herijk der maten
en gewichten, en bij den ijk van gasmeters de
Koninklijke kroon, terwijl het kantoormeik voor de
gemeente Leiden is het cijfer 7.
En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door
aanplakking en door plaatsing in de Leidscke Courwit-
Burgemeester en Wethouders voornoemd»
DE KANTER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, den 24 December 1889.
LEIDEN, 5 Juni.
Naar de Ned. Ger. gemeente alhier
is beroepen ds. R. J. W. Rudolf, te Hei-
nenoord.
Gisterenavond circa 8| uur had hier
een droevig ongeluk plaats. Een metselaar,
genaamd F. v. d. B.26 jaar oud, die
niet wel bij het hoofd was, liep in den
Maresiiigel, blijkbaar met het doel om zich
van het leven te berooveu. Eenige bur
gers waren getuigeu van dit drama, een
daarvan stak hem nog zijn wandelstok toe,
doch de ongelukkige verkoos niet dat voor
werp tot redding aan te vatten. Even later
werd zijn lijk opgehaald.
Hedenmorgen werd door een bakkers
kar op de Waardgracht een 3-jarig kind
overreden dat op den buik op de groote
steeuen lag, hetgeen door den bestuurder
van de kar niet was opgemerkt. Het kind
bevindt zich tamelijk wel. Dit kan alweer
tot leering strekken voor tal van moeders,
die hunne kinderen maar altijd zonder toe
zicht op straat laten loopen.
Hedenmiddag tegen halfvijf is van
een schip, hoog beladen met hout en door
den V'liet, bij het Rapenburg varende, de
kolossale opperlast afgetuimeld. Voor een
oogenblik was de passage voor vaartuigen
daar tengevolge daarvan gestremd. De la
ding was bestemd voor de firma Gebr. Van
Mannekus en kwam van Amsterdam. Met
het hout ging ook de mast en eene groote
hoeveelheid scheeps- en huisraad over boord.
UNIVERSITEIT.
Aan de rijks-universiteit alhier zijn
examens afgelegd door de volgende heeren
J. M. C. Mouton het voorbereidend examen
in de geneeskunde; J. J. Planjer, H. Driels-
ma en L. E. Keyzer het natuurknndig
examen; D. Lodder en H. A. E. Modder
man, beiden het candidaats-examen in de
rechren; J. B. Peyrot en R. F. C. H.
Bentinnk, beiden het doctoraal examen in
de rechtswetenschap, en J. H. M. Van
Dortmond het doctoraal examen in de ge
neeskunde.
MUZIEK, LETTERE! ES KUS'ST.
De firma Cremer C°. te 's Graven-
hage zond ons ter kennismaking een boek
van 340 bladzijden getiteldRudolf Van
Meerkerke, door J. J. De Rochemont, ge-
pensionDeerd luitenaDt-kolonel der artillerie
van het Oost-Indische leger. Met uitermate
veel genoegen hebben we 't prettige boek
gelezen; daar straalt ons een gezonden,
kloeke geest van die bladzijden tegenhet
boek boeit van 't begin tot 't eind. Alleen
de eerste 50 bladzijden waarin ons de his
torie ontwikkeld wordt van de Nederland
sche rijdende artillerie, is voor de met-
artilleristen onder ODze lezers minder belang
wekkend.
Eigenlijk is het boek een tweede nummer
uit eene serie waarvan er nog drie na dit
zullen komen. Maar dal merkt men uiet
als men 't niet weet, en dat doet ook aan
de prettige lectuur niets af; 't boek wordt
dan ook als enkel boekdeel verkocht en 't
laat zich als zoodanig uitmnntend lezen.
De gebeele serie van vijf deelen zal als
't ware de mémoires uitmaken van Rudolf
Van Meerkerke, die den lieer De Rochemont
machtigde zijn veelbewogen leven te be
schrijven en uit te geven.
Het eerste deel (in 1887 verschenen) be
vatte het leven van den hoofdpersoon in
zijue kinderjaren, zijn schooltijd en zijne
kleine avonturen. Het derde deel zal het
leven van Van Meerkerke beschrijven als
adjudant van den gouverneur-generaal, het
vierde deel als landheer in ïndie en het
laatste als gepensionneerd ambtenaar zijn
leven te 's Gravenhage eindigende. Het
geheel wordt ongetwijfeld eene belangrijke
bijdrage voor de geschiedenis van onzen tijd.
De wijze waarop die geschiedenis geschreven
is doet onze vaderlandsche letterkunde alle
eer aan en doet met verlangen uitzien naar
de nog onuitgegeven gedeelten.
Het deel dan waarvan hier sprake is be
schrijft hoe Rudolf Van Meerkerke bij het
regiment rijdende artillerie komt en hoe hij
van daar ziju schreden naar het Oost-Indi
sche leger richt. Dit deel is ook lief ge
schreven en de onderscheidene toestanden
waarin de hoofdpersoon heeft verkeerd zijn
door den schrijver meesterlijk wiêrgegeven.
Eene uitmuntende détailleering, die hier
nooit verveelt, doet ons geheel meêleven
met de geschiedenis; eene liefde voor al wat
eerlijk en edel is, eene liefde voor ons dier
baar vaderland straalt ons van uit het boek
weldadig te gemoet. „Rudolf van Meer
kerke" is een boek, waarvan de lezing en
herlezing ons beter maakt, ons frissche ge
dachten aanbrengt een boek dat thuis
behoort in de handen van alle rechtgeaarde
Nederlanders van beiderlei geslacht.
FEUILLETON.
een veemaal
uit den tud van Graaf jan II.
as'iH
118.)
De Gentenaar verliet nu het vertrek,
»elks deur hij sloot. Hoewel Agnes niets
»an het haar dreigend gevaar vermoedde,
toch huiverde zij, toen zij des Gentenaars
ttaren stap meende te hooren. Weldra
trad hij werkelijk baar kerker binnen, wat
•lor jonkvrouw weer deed vreezendat de
Wilddief in Adolfa macht waa gevallen.
Haar angst zocht zij echter voor den Gen
tenaar te verbergen. Ook ou bleef ze zwij
gend op zijn toesprake wachteo. Eindelijk
'roeg Adolf: Heeft het u niet verbaasd,
dat ge mij in lange niet meer hebt gezien
jonkvrouw?"
»NeenI" zei Agnes. „Uw wegblijven
heeft mij verheugd".
«Waarom blijft ge mij steeds beleedigen?
Éénmaal zult gij u beklagen!" riep de Gen
tenaar, terwijl hij driftig heen en weer bleef
loopen.
„Uw lage handelwijs dwingt, me buiten
mijn schuld tot minachting", zei de jonk
vrouw fier, omdat zij haar zielskracht voelde
herleven, nu zij meende te merken, dat de
Gentenaar den jongeling nog niet in zijn
macht had. Met verkropte woedde zei Adolf
„Uw minachting kan mijn liefde voor u
onmogelijk uitdooven. Reeds morgen hadt
ge mijn echtgenoote moeten worden; maar.
„Zonder mijn toestemming, die gij nooit
zult krijgen, kunt ge uiet met mij trou
wen", zei Agnes spottend.
„Dat hebt gij mis, fiere schoone!" riep
de Gentenaar, terwijl hij zich de lippen ten
bloede beet. „Een onvoorzien voorval heeft
mij onzen trouwdag doen verschuiven; maar,
bij St. Bavo! of gij wilt of niet, de mijne
zult gij moeten worden!"
„De bedreigingen van een l&ffen gewel
denaar, zelfs den dood vrees ik niet, zoo
dat ik, als mij geen ander redmiddel blijft,
zal weten te sterven", zei de maagd nu met
trotsche verachting.
„Sterven kan men niet naar eigen wille
keur", sprak Adolf spottend, terwijl hij haar
een ruitermantel overreikte. „Sla nu dezen
mantel om, jonkvrouw. De gure avondlucht
kon anders nw gezondheid wel eens bena-
deelen".
Verachtelijk zwijgend schoof Agnes den
mantel ter zijde en de Gentenaar vervolgde
sarrend: „Ons wacht wellicht een langdu
rige tocht, tijdens welken ge bij versmading
van het blijk mijner teedere zorg voor uw
persoon zeer licht builen mijn schuld konde
zondt knnnen vatten. Doch met of zonder
mantel moet gij toch mede. De paarden
staan gezadeld; mijn speerruiters wachten".
„Werwaarts wilt ge mij voeren?" vroeg
de maagd ontzet om den ernst van Adolfs
bijtenden spot.
„Misschien slechts naar Delft, of naar
een andere llollandsche stad misschien naar
Vlaanderen, of naar een mijner goederen".
„En mijn moeder?"
„Die blijft hier, op dit kasteel".
„Maar we zijn toch beiden uw gevan
genen!"
„Zoolang mij dit goeddunkt, ja. Uw
moeder heb ik, omdat zij weldra mijn schoon
moeder zal worden, reeds zonder een los
geld vrijgelaten; maar gij blijft mijn ge
vangene, bekoorlijke maagd! tot de echt u
zal ontslaan en mij in uw kluisters zal
boeien".
„Dan blijf ik tot mijn laatsten ademtocht
gevangen, monster!"
„Langer kan ik onmogelijk met u rede
twisten, halsstarige maagd! Mijn speerrui
ters wachten. Gij moet mede".
„Mijn moeder en mijn ouderlijk hnis zal
ik nooit vrijwillig verlaten".
„Moet ik n dan tot alles dwingen, stijf
hoofdig engelinnetje?" vroeg de Gentenaar,
die haar nn den mantel omsloeg, waarna
hij haar omarmde, opdat hij haar geweld
dadig zou kunnen wegvoeren.
„Laat los!" riep Agues, terwijl zij den
Gentenaar ruw wegstiet. „Voor uw geweld
moet ik bukken, booswicht I U zal ik ge-
hoorzameu".
Zwijgend stapte Agnes nu naast den Gen
tenaar voort door de donkere kasteelgangen,
tot de maagd onverwacht een dwarsgang
instoof, die naar heurs moeders kamer voerde.
Maar eensklaps bleef de maagd met een lui
den gil vol ontzetting staan, omdat zij Au-
gustinus ontmoette, wiens bleek gelaat en
woeste blikken haar met den grootsten angst
vervulden.
vordt vervolgd.)