ir
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ABONNEMENT:
Prijs per Kommer 10 Cent.
Zaterdag 10 Mei 1890. - M°. 110,
ADVERTENTIE N:
Bareel: Scheepinakerssteeg 6.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
EEU1LLE TO N.
De Wilddief.
«t Sf
Id.Vfl
egeetif
gewii
van
it in
inden
1 Lotj
le
Leidsche Courant
kome
an eve
nemen
Voor Leiden, per 3 maanden f 1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
00
oo
oo
oo
oo
oo
oo
oo
PO LEIDEN, O Mei.
I De tot kapitein benoemde le luitenant
OO Ij. m. Obreeu, van bet 4e regiment infan-
OO trie zal het bevel voeren over de 2e comp.
OO k bat. 3e reg. infanterie te Middelburg.
Door de commissie voor de arts-exa
ms zijn in de heden alhier gehouden zit-
ig tot arts bevorderd de heereo J.
ilkenburg en C. 11. L. Baelde en is voor
- j iJ.
Van 16 regelsf 0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, contant, zonder rabat, per regel 0.10.
204e Jaargang.
oo
>00
00
00
00
48
b -- -
,ft .Iet eerste gedeelte toegelaten de heer dr.
J. Sieborgh.
De heer dr. M. T. Hontsma, be
8 emd tot boogleeraar in de H ebreenwsche
ttUetkunde en de Israëlitische oudheden
jrijstwg rijks uuiversiteit te Utrecht, zal op
"aatl]4Mei, 's middags 1 uur, in het groot
lodiloriam zijn ambt aanvaarden,
fl. 3.60
1.60 In eene dezer dagen gehouden ver-
°-9® idering der afdeeling Leiden (studenten-
in bai feeling) van het Ned. Tooneelverbond
erd aangenomen een voorstel om de door
liddel!1' hoofdbestuur voorgestelde wetsverande-
d uil ig te amendeeren, zóó dat het nienwe ar
liigt iel zou luiden: „Het hoofdbestuur be-
eu
gjtaut uit 9 leden, van welke, buiten den
ecretaria, twee in Amsterdam moeten wo
on. Dit elke der drie grootste afdeelin-
u na Amsterdam (thans Botterdam, Lei-
n, Den Haag) wordt één lid gekozen,
drie overige leden uit alle afdeelingen".
De redenen tot dit voorstel zijn niet ver
zoeken. Beeds ten vorigen jare, is het
de tweede algemeene vergadering te
Bsterdam gehouden gebleken, dat de af-
lelingen 'a Graveuhage en Rotterdam het
it de meening van het hoofdbestuur wei
eens waren. Leiden verkeert in een
peptioneelen toestand, waarmede zij
ezendi j3 Mn jer grootste afdeelingen en telt
O leden rekening moet worden ge
lden. Vele opofferingen moet de afdee-
g zich getroosten om het ledental stand-
itig te honden, waarvan elders geen
iet gel ake is. Zoo werd bijv. verleden jaar
'ere a ne leening van f 500 tot stand gebracht
eerina i <Je jaarlijksche bijdrage in de algemeene
le eei i te kunuen voldoen eu toch jaarlijks
i Begi eemaa|
een itvoering le kunnen geven.
Ma j
hoofdbestuur kan, wanneer het van
),00 lüe bijzondere belangen niet op de hoogte
p het gemeenschappelijk belang niet altijd
zeil
het
de
jbilleij
le inlj
jgevoif
mistig
king
geschi
van
langb
enten
ederl
deze
tigde
eene i
kan ai
derhai
i uitvl
:g mo|
nauwkeurig beoordeelenom dit mogelijk te
maken, stelt de afdeeling de bovenstaande
regeling Toor.
Naar aanleiding van artikel 3 der
ordonnantie van 30 Juli 1883 Indisch Staats
blad n°. 192) wordt bekend gemaakt dat
de Chinees mr. Oei Jan Lee, bij request,
dd. Banda 15 Augustus 1889, aan deu
gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indie
vergunning heeft verzocht tot het aanue-
men van den geslachtsnaam Lee.
(St. Ct
Men schrijft ons uit Botterdam:
Ooze petroleumbergplaatsen zijn aan den
tegenoverliggenden Maasoever te Charlois.
In het belang van den handel is alles zoo
gemakkelijk mogelijk gemaakt, kolossale
petroleumbooten komen daar aan, en pompen
hun lading petroleum, die zich niet in vaten
maar in afgesloten compartimenten van het
schip bevindt, over in de tanks (reservoirs),
aan den wal, waardoor de lading al heel
spoedig over is. In die tanks zit een ver
bazende hoeveelheid vau die brandbare stof.
Ja, als het moest, zou men er best een
aardig meertje van kunnen maken.
Nu is niet ver van die petroleumberg
plaatsen, ook een bergplaats voor dynamiet.
Toen men van de ramp van Antwerpen
hoorde, was men hier niet bijster gerust,
want even goed als daar de boel „pang"
had gezegd, kon dat verschrikkelijke geluid
hier ook wel eens weergalmen.
Mopperaars riepen, „in vroeger dagen werd
misdrijf met hangen en branden bedreigd",
en in deze beschaafde eeuw wordt men, zelfs
al doet men geen kwaad, aan springen en
branden blootgesteld.
Het springen zal bij ons geen schade
maken, riepen de Rotterdammers en Schie
dammers, daarvoor is dat leelijke goedje te
ver uit de buurt, maar wel is er gevaar
voor iets anders.
Want op zekeren dag hoort men nog eens
een zwaren slag, en dan komen de schoor-
steenen eu masten vau de petroleumbooten
tegelijk met armen en beeuen van eerzame
bewoners van Charlois en Amerikaansche
matrozen op onze daken terecht. Dit is
dan nog maar de inleiding tot een andere
scène, n.l. de tweede acte; dan gaat de
petroleum in brand, verspreidt zich over de
rivier, de koopvaardijvloot vat vuur, eu
Rotterdam en Schiedam gaan er ook aan.
Dan krijgt meu een brandje waarbij die
van Parijs, tijdens de commune, nog maar
kinderspel is.
Natuurlijk dat de kamer van koophandel
en de vereeniging vau assuradeurs zich de
zaak aantrok.
De vereeniging van assuradeurs vroeg aan
den lsten luitenant der artillerie C. !F. Gey
vail Pittius, of ZEd. Gestr. eens wilde on
derzoeken, wat of er toch wel van al dat
beweren aan was.
Deze bracht daarover rapport uit, en ver
klaarde, dat men een dynamiet ontploffing,
niet met die van buskruit moest vergelijken.
Dynamiet werkt wel krachtiger maar ook
veel meer plaatselijk. Het maakt slechts
schade in de richting, waar de ontploffing
den meesten tegenstand vindt. Zoodat, als
dynamiet in een heel licht en dicht ge
bouwtje is opgesloten, er bij ontploffing een
gat in den grond geslagen wordt, en het
gebouwtje aan splinters gaat, doch wanneer
dit maar heel weinig tegenstand biedt, is
er weinig gevaar dat die ontploffing veel
schade in den omtrek zal maken. Nu was
het dynamiet nog al op behoorlijken afstand
van de tanks, eo het gebouwtje van zoo
licht mogelijke constractie. Wat vuur be
treft, dit was niet bij dynamiet gevaarlijk,
als de springstof vuur vatte dan brandde
zij weg als nat kruit, zonder ontploffing.
Dynamiet ontplofte wel door den schok,
maar daartoe was de percussie van een knal
poeder noodig, men kon het ook heel ruw
behandelen zonder gevaar voor ontploffing.
Na deze verklaring waren de gemoederen
veel geruster.
Doch de kamer van koophandel vroeg
zich zelve af, welk handelsbelang is er bij
betrokken, dat dit leelijke goed in de buurt
van petroleum moet liggen en kwam tot
het resultaat: geen enkel. Het onweder
moet er maar eens inslaaD; hoe licht is
zoo'n afleider niet in orde; en dan is het
dadelijk „pang" en berg je dan maar voor
de brokkeD, want mijnheer Pittius heeft niet
gezegd, er is in het geheel geen gevaar.
Het goedje ligt daar onbewaakt; in het
huisje kan men gemakkelijk inbreken. Wij
beleven een raren tijd; overal in de wereld,
krijgt men nu en dan den kolder in het
hoofd, om te gaan staken; en tol de vreemde
liefhebberijen die men daarbij vertoont, be
hoort ook het dynamiet werpen. Onze rus
tige werklieden hebben dit nog niet gedaan,
maar wie zegt ons dat kwaadwilligen niet
op zekeren tijd zich van een partij dynamiet
dat daar ligt, kunnen meester maken, en
eens probeeren door het hier en daar „pang"
te laten zeggen, wat ineer loon te krijgen.
Men moet dynamiet tegenwoordig nog
beter wegsluiten voor de menschen, dan
zoetekoek en messen voor de kinderen.
Maakt men nu een heel hecht en soliede
gebouw, wnar men met geen mogelijkheid
kan inbreken, dan is het even goed alsof
men den geheelen omtrek met een reuzen-
granaat, zooals nog nooit door een stuk
geschut is afgeschoten, bedreigt.
Geen wonder, dat de kamer van koop
handel burg. en weth. ernstig in overweging
hebben gegeven, dat gevaarlijke bergplaatsje
maar op te ruimen.
OEEICIËËLE BEKICIITEN,
De heer E. Rudolphy, met machtiging
des koniugs benoemd tot vice-consul te Dem-
min, is in die hoedanigheid door de Prui
sische regeering erkend.
Ingevolge machtiging des konings is
de heer J. A. Van Rompu erkend en toe
gelaten als vice-consul van Spanje te Ter
neuzen.
De minister van binnenlandsche za
ken brengt ter kennis van belanghebbenden
dat bij zijn departement welhaast een ver
gelijkend onderzoek zal gebonden «orden
van hen, die tot tweede-klerk wenscheu te
worden benoemd.
Die benoeming zal geschieden op eene
jaarwedde aanvankelijk van f400.
Belanghebbenden moeten niet ouder zijn
dan 23 jaren. Alle aanvragen tot toelating
door belanghebbenden eigenhandig geschre
ven op gezegeld papier, moeten bij het de
partement zijn ingeleverd uiterlijk op 18
Mei e. k., en vergezeld zijn van bewijsstuk-
BEN VERHAAL
orr den tijd van Graaf Jan II.
[aard
97.)
Omdat alle gewonden nog levensteekenen
"en, werd er een draagbaar van takken
toaakt, over welke men wat riet spreidde,
K de hospes zeer bereidwillig gaf. Ein-
flijk togen alle Vlamingen weer kasteel-
paits en de hospes riep schaterlachend,
f°dra de speerruiters maar ver genoeg
Vn, dat zij hem niet meer konden
toen: „Ha, ba! Dat ezelsdom tuig mag
bem'TO nog we] 0p de Hollanders smalen. De
n retfcliende IJsbrand heeft zijn loon ferm
eid ir'ta'aald gekregen. Maar ik mag wel
Ten, dat Ferdinand, als hij voortaan voor
Jp moeder of voor een ander lid van zijn
Jtttlie wraak wil Demen, eens anders
'i'ng daarvoor neemt. Doch nu mag hij
voor
;rtoé
bij
'ting
uilen
tgers
mij wel dankbaar wezen. Want als ik het
licht niet had omgegooid en als ik niet
had gewaarschuwd, hadden de Vlamingen
hem stellig doodgeslagen. Veel honden zijn
immers des hazen dood, Griet?"
„Ja, het was een dolle streek van den
jonkman, al strekt hem het partijtrekken
voor zijn moeder ook tot eere", hernam de
waardin. „Maar uw wonden schijnen u
weinig te hinderen. Of was dat ook maar
een verzonnen grap?"
„Wat kunt gij alles toch goed raden,
Grietje!" zei de hospes vroolijk. „Zoodra
ik mijn gezicht en mijn handen gewasschen
zal hebben, zijn al mijn wonden ook ge
nezen. Wilde ik buiten gevaar blijven, zoo
moest ik wel wat doen en bloed is er hier
waarachtig genoeg. Maar wie klopt daar?"
vroeg hij, terwijl hij opsprong, omdat hij
vreesde, dat er een speerruiter toevallig
was teruggekomen, die dan natuurlijk alles
gehoord kon hebben. Wie is daar nog zoo
laat?" vroeg de hospes, die na zelf naar de
voordeur ging.
„Doe maar opeD, Jasper!" zei de Wild
dief buiten.
„Nog eens terug?" vroeg de hospes
na de sluiting van de deur aan den
binnengetreden jonkman, „Gij hebt mijn
huis waarlijk mooi in rep en roer ge
bracht".
„Kon ik anders?" vroeg de jonkman,
terwijl hij met gebalde vuist op een bank
ging zitten. „Liefst had ik den beul
met mijn nagels hel hart uit de borst
gekrabt".
„Stellig heeft hij dat verdieud Maar
zijt gij gewond?"
„Mijn lichte wondjes beduiden niets;
doch het breekt mij het harte, dat de
beulen hun haoden aan een weerlooze
vrouw durfden slaan eu dat ze mijn on
gelukkige moeder hebben mishandeld. Dat
schreeuwt om wrake ten hemel. Moge iedere
haar afgebeulde druppel bloeds den boos
wichten steeds als een onaitbluschbaar vuur
op het harte branden!"
„Welnu! De straf is spoedig genoeg op
het misdrijf gevolgd. Den beul hebt gij
althans zoo toegetakeld, dat hij zijn oogen
wel niet meer zal openen".
„De eeuwige helsche pijn is voor hem
nog een te lichte straffe!" riep de jonkman.
„Goed. Doch waar hebt gij nu gescholen
vroeg de hospes.
„Hier vlak bij, achter eenige struiken.
Zoodra zij weg waren, beu ik herwaarts
teruggekeerd".
„En als zij u eens hadden gevonden?"
„Dan had ik mijn zin gehad. Meermalen
heb ik haast mijn schuilplaats verlatéu,
omdat mij het harte naar wrake dorst,
terwijl mij het leven ook niets meer geldt".
„En wie zou er dan na uw dood Uw
moeder zoo mogelijk uit haar gevangenis
verlossen, dwaas?"
„Deze gedachte alleen deed me mijn
wraakzucht intoomen. Maar hoe zal ik mijn
moeder redden
„Gemakkelijk zal dat niet gaan; doch
verlies den moed maar niet. Gij hebt wel
meer voor heete vuren gestaan".
„Ja, de hemel heeft mij steeds nog al
geholpen. In Zijn handen zij mijn arme
moeder thans ook aanbevolen. Maar hoe
zal ik ha r kunnen helpen? De Gentenaar
heeft alle toegangen tot het slot met
wachten bezet, zoodat er zelfs geen muis
ongemerkt het kasteel kan naderen. En
toch moet mijn moeder gered worden".
„Jawel", riep de hospes, terwijl hij zijn
bier opdronk. „Moed houden is al half de
winst. Maar de voorzichtigheid is de
moeder van de porseleinkas, Vergeet dat
nooit, Frederik J"
[Wordt vervolgd.)