BINNENLANDSCHE BERICHTEN. BES gewelddadige dood verdrinken onbekende oorzaak, plotseling 3. Naar men ons meldt zal het bekende onderhoudende panorama van den heer August Hülster, voorheen in bet pand Hoogewoerd N°. 12 zoo ontzettend druk bezocht, weder om hier worden ingericht, nu echter in het pand Steenschuur N°. 19. Donderdag a. s. zal worden geopend met de bekende serie „de Beiersche koninklijke paleizen". Gistermiddag speelden een paar jon gens aan de Haven met een kikvorsch aan een touwtje, toen anderen hen het arme dier wilden afnemen. De oorspronkelijke vanger van het beest viel bij dat gestoei in 't water. Nu werden de bestrijders helpers en ze hielden het ventje vast, tot dat ouderen den drenkeling naar boven trokken. Gistermiddag viel op de Langegracht een jongen te water. Hij was er gelukkig wtêr spoedig uit. Hedennamiddag is aan het Levendaal alhier een paard en wagen te water gereden. Beide werden er weder met veel moeite uitgehaald, gelukkig oogenschijnlijk zonder veel letsel. Men schrijft ons: Het gewetenlooze speculeeren, om coüle que coüte geld te makensijn fortuin op de puinhoopen van een andermau's welvaart te bouwen en zijn bezit te vermeerderen, ten koste van tranen, ellende, kommer en wanhoop van de eerlijke lieden, die geen het minste begrip kunnen koesteren van de schurkachtige weefsels waarin zij verward raken; weefsels waarin logen en bedrog zoo misleidend op elkander zijn gestapeld, dat zelfs de man van zaken er zich in bedriegt die speculatie, wij herhalen het, met geen SDder doel op touw gezet, .dan om zich te bevoordeelen door een ander tot op het hemd toe uit te kleeden, is voorwaar een groote medeoorzaak van de verwarde toestanden, die wij tegenwoordig beleven, en van de tol aan razernij grenzende verwoedheid van het proletariaat tegen den bezitter. Het proces van bet zoogenaamde koper syndicaat, dat nu te Parijs gevoerd wordt, is weder een treurig bewijs, hoe gewe tenlooze kapitalisten te werk gaan, om hun bezit te vermeerderen. Een zekere Sécretan kwam op de gedachte, dat als hij het koper kunstmatig in prijs wist te verhoogen, er door listen en lagen een kolossale schat in zijn geldkist kon terecht komen. Doch dit was zoo gemakkelijk niet, daar toe moeBt de heele kopervoorraad in de wereld opgekocht worden, en moest men ook zien de opbrengst van al de kopermijnen van een jaar of drie op te koopen. Dan zou het koper niet alleen gaande weg al duurder en duurder worden, maar ook de aandeelen in de kopermijnen zouden rijzen, en voor gewetenlooze schaggeraars was dat een middeltje, om veel te verdienen; zeg liever om zich van veel geld door list meester te maken. Men begon met het koper aan de Lon- densche wereldmarkt op te koopen, waardoor de prijs rees. Men ging aan het onderhandelen met de mijndirecties, deze wilden wel aan een maatschappij een jaar of drie leveren, maar, boter bij de viscb, niet op crediet. Nu waren de koperschaggeraars grooten- deels directeuren van een commandietkas of credietvereenigiug, die over een honderd millioen beschikken kon. Met dat geld mocht natuurlijk niet ge speculeerd worden, maar de heeren dachten, wij hebben het nu eenmaal onder onze be rusting, wij zullen nu maar net doen, of wij er baas over zijn. Hier hebt gij geld, werd tegen de mijn- directies gezegd, lever ons koper. Het koper ging naar de hoogte, die zijn geld in de schaggerpartij had gestoken, kreeg een mooi dividend, en de directeuren riepen „het is toch een lust hoe of dat zaakje marcheert." Doch zelf wisten zij wel beter, zij wisten heel goed, dat zij eveneens als de onsolide firma's, die het een met het ander dekken, handelden. De kopermijnen leverden meer dan zij uit de kas, waar zij geen recht op hadden, kon den betalen. Zij, die het ineenstorten van het kaarten huis voorzagen, zetten hun aandeelen in den windhandel van de hand en maakten nog goede zaken. Maar als iedereen, dat nu deed, dan was het mis; zoo moesten er doekjes voor de oogen gehangen worden. De voorraad koper stapelde zich hoe langer hoe meer op, natuurlijk is zoo'n feit aan de wereldmarkt bekend. Als men weet, dat de voorraad ontzettend en de prijzen hoog zijn, dan is ieder koopman overtuigd, dat er iets ongezonds in den handel is, en slaat niet in, want alles daalt onmiddellijk, als dat ongezonde verwijderd wordt. Maar de heeren waren nog niet ten einde raad. Zij deden net als de kastelein, die zijn herberg voor goed geld aan een auder wil over doen; en vooraf wetende, wanneer de kooper zal komen kijken, om over het de biet te oordeelentot elk van zijn bekenden zegt, „kom maar tegen dien en dien tijd, ik geef vrij gelag". De heeren maakten een hulpmaatschappij, die net deed, alsof zij heel veel van de hoofdmaatschappij opkocht, en zij die niet in den zwendel zaten riepen, wat is dat toch een goed zaakje, wat gaf ik niet, als ik daar een aandeeltje in had zoo bleven de aandeelen boog en kon men er bij tijds goed uit. Maar men verkocht niet, en moest altijd maar koopen. Eindelijk is de commandietkas hol en dus bankroet; de directeur redt zich met den Eranschen slag er uit, door zich voor het hoofd te schieten. Met het bankroet, springt ook de koper- schagger-maatschappij met zijn outzettenden kopervoorraad. De koperprijzen dalen ontzettend, en als er geliquideerd wordt zal, wie er in zit, er leelijk afkomen. Honderd millioen zijn uit de kas der kredietvereeuiging verdwenen, door het bij springen van andere banken heeft men nog 35 millioen kunnen redden. Het is gemakkelijk genoeg gezegd, „65 millioen is onherstelbaar verloren", maar het is niemand gegeven in alle details te be schrijven, hoeveel huishoudens daartoe tot den bedelstaf zijn gebracht, hoeveel kommer en ellende daartoe weer in het leven is ge roepen. De Fransche rechtbank kan die reuzen- zwendel niet in alle deelen vervolgen. Dat men met het geld van de belanghebbenden geleefd heeft, alsof het een hoop vuil was, moet men maar buiten vervolging laten, men moet zich nu maar bezighouden met het feit, dat er bedriegelijke dividenden zijn uitgekeerd en dat men kunstmatig de prijzen van eenige handelsartikelen tot ver boven de werkelijke waarde heeft opgedreven. Dat de industrie door dat opjagen der koperprijzen ook geleden heeft, is te begrij pen, zoomede, dat men in heel Europa den schok van zoo'n bankroet moest voelen. Is het nu wonder, dat zulk eene handel wijze koren is op den molen, van hen die de leer zijn toegedaan, dat kapitaal zelden eerlijk verkregen wordt. UNIVERSITEIT. Aan de universiteit alhier is gisteren door den heer Ph. S. Van Ronkel het pro- paedeutisch examen in de theologie afgelegd cum laude; en het doctoraal examen in de rechtswetenschap door den heer J. N. J. E. Thijssen. OFFICIEEEE BERICHTEN. Het heeft den koning behaagd aan den heer Jan Andries Van Braam, lid van de jury der tentoonstelling van 1889, wonende te Parijs, vergunning te verleenen tot het aannemen der versierselen van „Officier de l'Instruction Publique", hem door den mi nister van openbaar onderwijs en schoone kunsten der Fransche republiek geschonken. Bij Zr. Ms. besluit is benoemd tot raads heer in het gerechtshof te Leeuwarden, mr. J. Dutry van Haeften, thans vice-pre sident van de arrondissements rechtbank aldaar. De luitenants ter zee 2de klasse H. J. Pak en A. Merkus, dienende respectie velijk aan boord Zr. Ms. fregat Evertsen en wachtschip te Willemsoord, zullen met 11 Mei a. s. onderling van bodem verwis selen; terwijl met den 17den d. a. v. de luitenant ter zee der 2de klasse J. T. T. Modderman wordt geplaatst aan boord Zr. Ms. wachtschip te Willemsoord. Blijkens een bij het departement van marine ontvangen telegram vertrekt Zr. Ma. stoomschip Atjeb, onder bevel van den ka pitein ter zee J. C. Commijs, den 8sten dezer van Bushire (Perzische Golf), koers stellende naar Bombay. Aan boord is alles wel. De lijst der hoogstaangeslagenen in 's rijks directe belastingen, benoembaar tot lid der eerste kamer, bevat voor Noord Bra bant 311 namen. Hoogste de heer mr. G. J. H. Heere, te Raamsdonk, f2907.28; laagste de heer J. A. Bossers, te Loon op Zand, f 319.63|. Naar de Arnh. Ct. meldt is het be richt dat de luit.-kolonel, plaatselijk kom- manaaut B. J. Couveé is overgeplaatst van Arnhem naar Breda niet geheel juist. Wèl wordt de betrekking van plaatse), komman- dant te Arnhem als afzonderlijke betrekking opgehevenmaar de luit.-kol. Couvée blijft voorloopig alhier. Voor het examen tot toelating als adelborst aan het koninklijk instituut voor de marine te Willemsoord hebben zich 141 jongelieden aangegeven. Het getal openge stelde plaatsen bedraagt 30. Voor de 3 plaatsen van adelborst voor de mariniers zijn 34 jongelieden aangegeven. Op 6 Mei sloeg 's avonds de bliksem in het station van de Westlandsche stoom tram te 's Gravezande, waardoor eenige schade veroorzaakt werd. Uit de gemeente Pernis vertrekken Zaterdag 27 personen naar Noord-Amerika. Naar men aan de Ilaarl. Ct. uit En schede van gisteren schrijft waren aldaar eergisteren nog ongeveer 60 infanteristen aangekomen, zoodat een ledigstaand heeren huis tot kazerne is ingericht. Voor het overige is alles gewoon aan het werk en rustig. In een der vier groote lantaarns op den Dam te Amsterdam is Dinsdagavond brand ontstaan. Een brandmeester, die met een haudlantaarn een onderzoek bij den gas meter zou instellen, werd door ontploffing eenige passen weggeslingerd en in hel aau- gezicht gewond. Hij heeft zich in het binnen-gasthuis laten verbinden, evenals een sectie-brandmeester, drie brandwachts en vier andere personen, die allen meer of min aan hoofd of handen gewond zijn. In het biu- ueu-gasthuis zijn één brandwacht en twee anderen ter verpleging opgenomen, terwijl de overigen, na verbonden te zijn, huis waarts zijn gekeerd. De beer Caviar, die te Amsterdam in het circus Carré vertoond werd, heeft Dinsdagavond na de voorstelling zijn baas, den kunstrijder Watson, zoodanig in het been gebeten, dat de man gisterenmorgen met het gezelschap de reis naar 'a Bosch niet kon mee maken. Vier knapen te Helder, die Zondag in een vlet op zee waren gaan roeien, heb ben eenige bange uren doorgebracht. Door mist misleid, geraakten zij aan het dolen, en vonden zij eerst middernacht het land terug. Omtrent een eigenaardig gebruik op Tessel in zwang, schrijft men aan het llbl. van daar dd. 1 Mei: De Meivuren of „Meierblitsen," gelijk ze in de volkstaal heeten, werden gisteravond overal op ons eiland weer ontstoken. De groote opruiming van al wat bij den schoon maak door de huismoeders afgekeurd werd, heeft weer plaats gehad. Bij groote karren vol brachten de kinderen, onder het zingen van den ouden eentonigen deun Hekken en stekken, poten en palen, „Boer, als je ze niet geeft, dan zullen we ze halen," enz. Al wat brandbaar is en bemachtigd kon worden, buiten de dorpen, om 't daar in eene of andere geheime bergplaats te ver stoppen en later te verbranden. De Tes- selsche „Meierblitsen" zijn zeer oud en duiden van zuivering, vernieuwing. Als eene buitengewone zeldzaamheid kan worden gemeld, dat in een der lokalen van de openbare school te Oosterbeek een roodborstje bezig is zijn nestje te bouwen, en wel tusschen het schoolbord en de land- kaartenkap. Het diertje vliegt voortdurend door een openstaand raam binnen met materialen voor den bouw, ook zelfs wan neer in dat lokaal onderwijs wordt ge geven. Nauwelijks zijn eenige zomersche dagen gepasseerd, of de meikever heeft in geheele zwermen een bezoek aan Zevenaar gebracht. Het vorige jaar waren er zeer weinig. Nu echter schijnen zij hun schade te willen inhalen. Vooral in Oud-Zevenaar zijn er massa's. Geheele trossen ziet men daar in de heggen en struiken, waarvan natuurlijk binnen weinige dagen geen blad meer te vinden is. Om een denkbeeld te geven van het eigenaardig tafereel, dat een zoogenaamd appèl van werkstakende veenarbeiders ople vert, laten wij hier een verslag volgen van dat van Maandag jl. Reeds lang voor den bepaalden tijd komen de arbeiders in grooter en kleiner groepen opzetten. Ze loopen op het terrein, voor de herberg van De Wit, op en neder of liggen in het gras. De werkstaking en de gestelde eischen vormen natuurlijk het on derwerp der gesprekken, en het is duidelijk merkbaar, dat men het hier en daar niet eens is, ofschoon het onderhoud steeds op vriendschappelijken toon wordt gevoerd. De aanwezige militairen infanterie en huza ren patrouilleeren op het terrein, doch wac dooi ,Vo woo: bet T Ops' waai ten ging DltZl arbe vron gade Hoo: ia b «ag daar taan ontv: D ran bijna toen Men verw ziek hersl Z; bezel De te b bard troep S Katv heeft de en t P. 1 ring der hunne tusschenkomst is nergens Ook de burgemeester van Opsterln wezig, Intusschen komen steeds aan, zoodat hun aantal ten laatste zendtal bedraagt. Ook de appèlnu zekere Hankel uit Noordwolde is men. Te half een klimt hij op B( De arbeiders posteeren zich voor wendt zien tol hen met de vrat jumme nog allemaal dezelfde manna klinkt het uit honderde monden, wal wier zijn", vraagt een stem, „Stulte", herneemt de appèlmeestei magge nog niet sprekke, dan won warboel. Nou ik, ik ben appèlm ben daarvoor op mijn klompen wolde gekomen. De beenen doe erg zeer, maar da's niks." Vervolgens wendt bij zich tot bazen, met de vraag of zij gestelde eischen in te wiliigeu. woord). Laten de bazen voor di boel maar f 5 liggeld betalen we dadelijk. Is dat nou binnent binnenlijk pDaarna deelt hij inedt willige bazen, zonder vrees voor kannen beginnen te werken. „Maar gaat hij voort, rbinni- bazen, die onzen binneulijke eik toestaan?" Tbans neemt de veenbaas H. woord. „Zijn mijn werklieden hier", „Ja", wordt er geroepen. „Ik vervolgt hij, jullie geboden: 80 bak en dan morgen beginnen. 1 aanbod niet aan, dan laat ik be overgaan. Hoe wil mijn volk?" „Oerjaenl Oerjaen!" klinkt bi monden gelijk. De appèlmeester vraagt: „Is da goed?" „Neen" roepen velen. „Bouwet ploeg uit", beveelt de appèlmeesti zeven arbeiders naar voor trede* kpe af, eerbied for de saek", klinkt hen en allen ontblooten het hoofd vraagt die zeven of zij zijn voi nemen. Slechts één antwoordt be „Zijn er nog meer", vraagt durven niet", wordt er geroepet vraagt de appèlmeester hoelang geduld wil doen. „Een uur", woi waard. Derhalve wordt den veen! uur gegeven om de gestelde e overwegen. Op den bepaalden tijd wordt heropend. De appèlmeester bekli zijn tafel en de werkstakers hernei plaatsen. Hij herhaalt zijne vraag willen toegeven. „Zoo niet, dan heengaan", zegt hij. „De will kannen maar beginnen. We hel gezegd: een voor allen en allen maar dat kan niet meer. De kli zijn zoo goed geweest toe te moeten klijn op hun land bebb arbeider merkt op, dat dit dan wi had kunnen besloten worden niet anders", antwoordt de ap[ „Dan motten nou de boeren ook betalen". Wat hij met dat laatste geleg wordt weldra duidelijk als hij nit zijn zak haalt en voorleest: moeten een loon hebben van week, met den kost. Ze werken gens 5 tot 's avonds 7 uur moeten hebben: f 3,25 van hoi van madland. Het werk wordl staakt; ieder maakt dit af met baas. En non mannen", zoo I „rekent ieder maar af met zijn Ik hoop, dat je allen genoeg eei kop zult hebben en niet zult ze baas laat me maar werken, dan wat verdienen. Nou treedt ik al meester, want de burgemeester verder verboden. En ik wil honden, maar een proces wi hebben. Dat liekt er mij niet na Hiermede treedt de appèlmeesl tooneel, een maD die geen onguuat maakt en iets joviaals over Lettende op de eigenaardige man hij met die honderden omsprong algemeen heerschenden geest, re keurig de gedachte op: „Ach trn jullie het maar onder elkaar zonder hnlp van buiten!" Echter was het appèl nog niet Een arbeider stelt voor het fff vatten tegen 18 stuivers, zond „Ik ha nou al trye weken lain, cint to fortsjinjen. Dy ynstim' ja!" „Ja" en „neen" klinkt k door elkaar. „Ik stel voor leggeld", roept een ander ar! weder is het: „Jal" „Neenl" 0 beslissing te komen wordt be. zich in twee groepen zal veri blijkt het echter, dat de getik groepen niet veel verschilt. Men All N Cart. dto dto Oblie dito I Obiij dito dito dto (nsch Puns. O Hei/ Febr ïilv. dito ie G Oblie Bui tc dito Obl. Cert. dito d Oblij dito dito dito dito dito dito dito dito ditol ditol ditol dito Obl.- Oblij Soit. Binn Oblie dito dito dito Leen V 1877 dito Gee dito

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1890 | | pagina 2