s NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. Uitgevers: Gebroeders Huré. ir< lam s. Dcie Courant verschijnt dagelijks. behalve op Zon- en Feestdagen. ABONNEMENT: S ADVERTENTIE»: i eidi faarv| len ren. ïijdei; usen, ïhillf, sn leureij een, en iten, Voor Leiden, per 8 maanden1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60. Prijs per Nummer 10 Cent. HoJ Van 16 regelsf 0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingenk contantzonder rabatper regel 0.10. Bareel: Scheepinakerssteeg 6. Zaterdag 3 Moi 1890# W°. 104# 204e Jaargang. Stads-Bericliten. DRANKWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ËIUEN brengen ter algemeene kennis dat door Al A U bon 'nswf0B aad stiblelB iflDEN ui en; LUI U.QV... (KOONTJE FRU1TMAN, vrouw van MAR DE BEER, alhier woonachtig, en door POOLMAN, wonende te Hillegom, [oekschriften zijn ingediend om vergun- i voor den kleinhandel in sterken drank, fi. in de perceelen Nieuwe Beestenmarkt 12 en Haarlemmerstraat 110 270. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE KANTER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. 2 Mei 1890. i Leiden r Bij LEIBEN3 Mei. - kon. besluit is met ingang vao dezer benoemd tot surnumerair bij het der posterijen, buiten bezwaar van ;s Bcbatkist de heer F. Van Eek Ier. - Door de commissie voor de arts- mens is in hare heden alhier gehouden liditefaij) voor het eerste gedeelte van dat Étneu toegelaten de heer J. L. C. _Jprtman. Zaterdag 26 April werd in Den Haag -ie vergadering gehouden van bestuursleden w verschillende Studenten Velocipedeclubs, >r Amsterdam waren gekomen de heeren ithals Aites en Lugard, voor Delft de ten Kerkhoven en Korthals Altes Jr., 66SI t Leiden de heeren Drucker en Van l-.c andt, voor Utrecht de heer Th'ebout. Ir werd besloten, evenals verleden jaar, een J^ieraiteitswedstrijd op de baan, waar- jnlijk te ScheveuingeD te houden en tegen bet eind van Augustus. Ditmaal de race niet uitgaau van eene Wieler- 6. atrijdvereeniging maar van deStudenten- lubs gezamenlijk. Vat de uit te schrijven nummers eft, kwam men het volgende overeen, zullen vier nummers gereden wordeD, taan alleen leden van eene Stud.-Vel.- 6 mogen deelnemen en wel: (X)CT| Hoofduummer. 4000 meter scratch ithen de verschillende Stud.-Vel. clubs. ijj ooi iedere club zullen twee rijders op- 1. Utrechtsche Stud.-Vel.-club looft hier- ISt f"een g0UBen medaille uit. II. Wedstrijd voor hen, die nooit een !s hebben gewonnen. Afstand 1609 meter. II. Internationale universiteilsrace, waar- 'ijders uil uuiversiteiten in het buitenland p uitgenoodigd wordeu. [V. Tandem-wedstrijd 1609 meter. Behalve deze nummers, uitsluitend voor Jenten zullen nog eenige iuterualionale p denzelfden dag plaats hebben, len commissie uit de besturen der r.-Vel.-clubs zal met de Scheveningsche (lerwedstrijdvereeniging in onderhaudeling |eu over de voorwaarden. het t en i als s de oog- lifting van de arrondissements rechtbank te 's Gravenhage van 1 Mei. (houw K. werkster en F. koffiehuishouder Ier moeten zich verantwoorden, wegens diefstal ten nadeele van Antje Scheer, 'huishoudster op de Nieuwe Beesteu- ftt. wed. Scheer als getuige optredende, tklaart, dat zij den I9den Maart duchtig had gedronken. Vrouw K. was werk bij haar, en F. kwam er toevallig aan iE\ fcjs. Toen is er gezamenlijk nog meer ge- [Mken, waarop getuige in slaap viel. wonds werd zij wakker, en toen waren beide beklaagden weg. Zij moest geld krijgen en bevond toen, dat de sleutels van de kast uit baar goed gehaald waren. In de kast komende bleek de geldtrommel opengebroken, het slot hing er aan en de sluitingslip was er afgebrokende volgende dag werd die sluitingslip gevonden. In dien trommel be vonden zich, een bankbiljet van f 100, twee bankbiljetten van f 25 gulden, en f 50 aan rijksdaalders. Meu vraagt, of vrouw K. wist dat zij geld in haar bezit had. Getuige beantwoordt dit met, ja. Vrouw K. geeft voor dronken te zijn ge weest, en F. zegt hetzelfde. Als men nu hoort spreken van bet opdrinken van 9 flescbjes bier en vier dubbele maatjes cog nac, waarop nogeens een verfrissching van bier moest volgen, zullen zij wel alle drie erg de hoogte hebben gehad, tenzij moeder natuur ze elk begiftigd had met een blikken keel en lederen maag. Genoeg, de benadeelde verklaart dat F. al aangeschoten binnenkwam, eu dat haar werkster K. ook niet frisch was, maar F. bad het het ergste te pakken. Dansend is men met de juffrouw naar voren gegaan, die dan ook weldra in zalige rust lag. Over betgeen er toen gebeurd is, hangt een sluier. Vrouw K. huilt voor de rechtbank tranen met tuiten, en zegt, „F. heeft den trommei opengebroken; ik stond voor de tafel, en toen kreeg ik de bankjes van f 25 en de rijks daalders present." „Ja," zegt de president, „maar gij wist waar het geld was." „F. heeft het er uitgenomen," zegt vrouw K. „Maar gij hebt het aangewezen," is het wederantwoord. „Neen," zegt vrouw K., „ik heb wel naar de sleutels helpen zoeken; die lagen in den trekpot." F. verklaart, „dat hij zoo dronken is ge weest, dat hij zich niets meer weet te her inneren." „Ja wel," zegt de president, „en toen de juffrouw in slaap was hebt gij het geld weg genomen." „Ik weet van niets," zegt F. „Zoo," zegt de president, „maar bij den rechter-commissariB hebt gij heel anders verklaard." „Ja," zegt F., „dat heb ik maar gezegd om bij vrouw en kind te komenmen wilde mij in arrest bonden, als ik niet be kende." Eerst leest de president en naderhand nog de griffier de verklaring van F. bij den rechter commissaris voor, die daarop neer kwam, dat vrouw K. hem had aangezet om juffrouw Scheer aan te halen, ten einde de sleutels van de kast, waarin zich het geld bevond, te krijgen, hetgeen hij weigerde. Dat toen vrouw K. met vrouw Scheer naar voor ging, waar zij in slaap viel. Dat vrouw K. met de sleutels is aangekomen, waarmede hij beklaagde zelf de kast heeft openge maakt. Dat hij de sleutels op den trommel heeft gepast en geen vindende, waarmede het slot opengemaakt kon worden, een mes uit zijn zak heeft genomen, en de lip van den trommel heeft afgesneden. Dat hij vrouw K. toen de rijksdaalders en de bankjes van f25 heeft gegeven. Dat hij aan zijn vrouw had gezegd dat hij zou blijven ontkennen. Nogmaals zegt beklaagde. Dat heb ik toen gezegd, om maar naar huis te kannen gaan; de zuivere waarheid is, ik weet van niets. „Gij hebt toch" zeide de president, „op 2 April een bankbiljet van f 100 aan uw vrouw gegeven". „Ja," zegt F. „mijn vrouw gaf mij mijn jas aan en daar zat het geld iü." Dat is een erg vreemde verklaring," zegt de president. De advocaat verdediger laat vrouw Scheer verscheidene vragen doen. Uit de antwoorden blijkt, dat F. bet erg ste dronken was; dat in bet naaidoosje van vrouw Scheer een mesje had gelegen, dat naderhand gevonden is zonder punt. Dat op het gedrag van beklaagde K. wel wat aan te merken was. Toen de officier van justitie nauwkeurig onderzoek deed, op welke wijze het geld in den trommel geborgen was, valt beklaagde K. nit met de woorden „Wel als ik den trommel open heb ge maakt, waarom presenteeren zij mij dan f25." „Wel" zegt beklaagde F., „dat aanbod is u gedaan opdat gij de waarheid zoudt zeg gen en mij Diet met vronw en kindereu zoudt ongelukkig maken." Van der Heijden, alhier, treed nu als getuige op, eD verklaart, dat vrouw K. bij hem een bankbiljet van f 25 gewisseld heeft, de rechte datum staat hem niet meer voor; het was ongeveer 19 Maart. Juffrouw H. treedt als getuige op. „Be klaagde" zegt zij, „heeft 19 Maart ongeveer 5i nam. bij haar in den winkel wat ijzeren keukengereedschap gekocht, voor f5,25, zij gaf toen een bankbiljet van (25. Zij rook toen vreeseiijk naar den drank en was erg zenuwachtig." President. Was dat een van de ontvan gen bankbiljetten?" Beklaagde K. „Ja." Getuige Willink geeft eenige ophelderin gen omtrent het betalen van een rekening van de vrouw van beklaagde F., op 2 April, met een bankbiljet van 100 gulden. Wij hooren verder, dat beklaagde F. aan juffrouw Scheer schadevergoeding had willen geveD. „Wat zeide hij wel, waarom hij u dat geld bracht" vraagt men aan getuige Scheer. „Hij zeide", antwoordde deze, „dat hij dronken was geweest en er niets van wist." „Dat is zonderling", zegt men aan de rechtbank, „als hij er niet van weet, dat hij geld gaat brengen." „Het was bij de politie," zegt getuige Scheer. Nu wordt het procesverbaal voorgelezen van de inbeslagneming van f 8,50 door de politie, die onder het bed van vrouw K. ge vonden zijn, alsmede van inbeslag ge nomen keukengereedschap als ijzeren pot, ketel, messenbak enz., die van het ont vreemde geld gekocht schijnen te zijn ge worden. W. Zirach treedt als getuige op. Hij ver klaart, dat hij in den loop van den 19den met beklaagde F. geloopen heeft om annonces van de glazenwasscherij rond te brengen. Tegen 1 nur zijn zij aan het pimpelen ge raakt, want hij getuige was jarig en toen zijn er drie vier borrels gebruikt. Op de vraag van den verdediger of hij, die dage lijks met getuige omgaat, hem ooit een mes op zak beeft zien hebben, verklaart getuige, dat hij dit nimmer gezien heeft. Een dame nit Haarlem, zuster van be klaagde F, treedt op als getuige. De advocaat-verdediger laat haar eenige vrageD omtrent den finantieelen toestand van haar broeder doen. Ik beb hem, zeide zij, altijd geholpen als hij in verlegenheid zat: ik weigerde hem nooit; hij had zich maar tot mij te wenden. In Maart kan hij niet in geldnood hebben gezeten; hij had, dat weet ik, 10 Maart f 800 ontvangen om schulden te be talen. Wel ging hij los met geld om. Be klaagde K. had zij gesproken, die bad baar verteld, dat haar broeder erg dronken was geweest, maar dat zij den trommel had opengemaakt en het geld met haar broeder had gedeeld. Zij had aangeboden aan be klaagde K. bet geld te geven, om mejuffrouw Scheer schadeloos te stellen en haar nog een belooning toe te geven, als zij maar naar zuivere waarheid de toedracht der zaak bij den rechter wilde vertellen, want dat haar broeder tot zoo iets in staat kon zijn, wilde zij niet gelooven. Vrouw K. zegt: „De juffrouw heeft mij laten roepen, en heeft mij toen gezegd, maak mijn broer niet ongelukkig. Als jij nu eens naar den commissaris ging, en zeide, zoo is het gebeurd, dan krijg jij van mij het geld, om juffrouw Scheer schadeloos te stellen en nog f 25 toe, later bood zij f 50." Zuster van beklaagde: „Ik heb gezegd, zeg de waarheid, waDt ik kan mijn broer te goed, hij is niet tot iets dergelijks in staat." Juffrouw Taverne treedt op als getuige en verklaart, dat, beklaagde K. met baar een gesprek heeft gehad, over de zaak en verteld heeft, dat zij de sleutels uit een trekpotje gehaald heeft. Juffrouw Spanjer treedt op als getuige. De getuigenis van deze doet niet veel tot de zaak af. Klamer treedt als getuige op. Hij had 6 jaar kennis aan beklaagde F. Hij ging dagelijks met hem om, vond hem een ferm mensch, dien hij tot zoo iets nooit in staat zou achten. Hij had nooit de minste on eerlijkheid bij hem bespeurd, en zon hem volgaarne f 1000 geleend hebben, als hij er om gevraagd had. Het verhoor is na afgeloopen. Beklaagde K. houdt vol dat zij den trommel niet heeft opengemaakt. Wat was de reden van nw daad vraagt men haar. Beklaagde zegt: „Ik had geen gedachte om te stelen; ik was dronken. De president vraagt aan beklaagde F., hoe of het mogelijk is, dat als men van Diets weet, men in staat isom bij een rechter commissaris alle détails van een mis drijf zoo uitvoerig op te geven. „Ik werd verhoord met beklasgde K.", is bet antwoord, „en putte dit uit haar op gaven; daarenboven de vrageu werden mij met antwoord en al gesteld en ik zeide maar ja, om naar huis te komen". Maar, hervat de president, „gij zijt ge huwd, gij hebt kiudereu. Hoe dwaalt gij in zoo'n bierhuis?" Beklaagde F. zegt: „ik ben in een café geweest, ik voelde dat ik niet fiks was, ik ben toen naar dat bierhuis gegaan om wat zunr te gebruiken". Maar, hervat weder de president, bij het slot van al uwe verklaringen zegt gij: „dat gij aan uw vrouw gezegd had, ik zal blij ven ontkennen"; zoo'n antwoord kan men u toch niet opdringen. „Ik heb", zegt F., „een zuinige vrouw, ik wilde niet welen voor haar, dat ik zoo veel borrels gebruikt had en in dat bierhuis geweest was". De officier van justitie is na aan het woord. Na het langdurig scherp verhoor is deze zaak, zegt Z. Ed. Achtb., tot volle klaarheid gebracht. De praatjes van de getuigen A décharge doen niets aan het onomstooteiijke der feiten af, die wettig en overtuigend be wezen zijn. De verklaringen van F. voor den rechter-commissaris, die bij nu weer herroe pen wilstrooken zéé met de feiten, grij pen zéé haarfijn in alle détails, en dit ge voegd bij zijn vrijwillige verklaring, „ik zal alles blijven ontkennen", geeft aanleiding

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1890 | | pagina 1