NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt dadelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ABONNEMENT:
Prijs per Nummer 10 Cent.
ADVERTENTIES:
Bureel: Scheepinakerssteeg 6.
Woensdag 30 April 1890. N% 101.
Uitgevers: Gebroeders Mnró.
taris-Bericli te
De Wilddief.
kt'fo I
05
.55
ml
19
.5u
.85
.03*|
.28
15
50
-6+1
26
ank. li
8.4
104
1.1
Voor Leiden, per 3 maanden f 1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Van 16 regelsf 0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingena contant, zonder rabat, per regel 0.10.
204e Jaargan;,
4-<.L
Wil
Aan de geaboiincerden op de Ilan-
ijngeii en Ingekomen Stukken van
ja Gemeenteraad is verzonden het
piiiigsvcrslag van Donderdag 10
gil 1890 en de Ingekomen Stuk-
i N°. 73-89.
ve Vrij
DRANKWET.
IRGEMEESTEH en WETHOUDERS van
JEN brengen Ier algemeene kennis dal door
lllUA CORNELIA RIED1JK, vrouw van
DRUNUS OUDEKEIIK, alhier woonachtig,
id wnoeksclirifl is ingediend om vergunning
lorden kleinhandel in slerken drank in hel
(teel Haarlemmerstraat 110 153.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd
DE KANTER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Ieiden, 29 April 1890.
ige,
LEIDEN, 29 April.
Bij beachikking van deu minister van
ie van 28 dezer n°, 31 is aan den
'a Jttcbipper in het vaste korps dek- en
^«officieren J. De Smit, gedetacheerd bij
I kweekschool voor zeevaart te Leiden,
y ekend de groote gouden medaille voor
H rigeu trouwen en eerlijken militairen
uit.
i Talma.
'e Leidsche tooneelvereeniging Talma gaf
liivond in het café Vondelhoven aan
l Stationsweg hare aangekondigde uit
eg. Te negen uur vulde zich latigza-
land de zaal met een net publiek en
,J de president, de heer Jac. J. Mersel,
/Won woord om de aanwezigen welkom te
voori.1 q en de toegevendheid van het publiek
roepen voor wat dezen avond vertoond
lo.2%orden, aangezien door ziekte en tijde-
vertrek van eeuige beeren vertooners
■L25 ^gestudeerde stuk niet kon worden ge-
6.0! l en inderhaast een ander programma
8-* i worden saamgesteld. Doch dat ook
dit gewijzigd programma de jeugdige
oigiug Talma haar de vorige maal ver-
jen naam zou bandhaven, hoopte spreker
{harte.
9.51
10.9!
Aankop
Leidt
7.55
8.48]
10.-
10.50
11.45
12.55
1.47
3.10
4.05
5.-
6.40
8.15 WT
10.99
0 !5|
FEUILLETON.
EEN VERHAAL
DEN TIJD VAN GRAAF JAN II.
Maar zijt gij het werkelijk, DolfP
üj Wie zou ik anders zijn
Dan heeft het ook gespookt.
Waarom, JohaimaP Gij zoudt mij
doen worden.
Juist zijt ge met Beer n3ar „het
'fe Hert" gegaan. Ikzelf heb u de deur
platen en nu staat gij in eens weer
mijn oogen.
Wat?De deur ben
(test.
En toch zeg ik u de waarheid. Beer
mij dit perkament nog gegeven, dat
hij mij althans zeide, voor ons
f aan mijn vader moet geven.
Hm, hm IEn hebt gij bepaald
man uitgelaten P vroeg Dolf.
ik niet uit
Vi
nam.
Een aardig orkest bracht eenige muziek
nummers ten gehoore, waarna met de uit
voering van het rijke programma een begin
werd gemaakt. Bij de „Mislukte kermis
pret," door een zestal dames en heeren ver
toond was er de goede gang nog niet in.
Maar weldra werd dit beter en den geheelen
avond door werd er flink gewerkt. Vooral
de heer Mooijman toonde zich eeD kranig
werker, en het leeuwendeel der nummers
was in zijne handen. Véér de pauze droeg
hij op uitmuntende wijze voor „Gestolen
appelen," na de pauze „Mijn eerste liefde,"
„Neerlandsch Invaliden" en nog eenige
nummers, terwijl hij als de baron De Vil
ledeuil, in het blijspel in één bedrijf „Een
kop thee" van A. L. J. Landré, uitstekend
op zijne plaats was.
Ook de heer A. Uljee is eene uitmunten
de kracht in het gezelschap en in zijne voor
drachten véér de pauze deed hij zich ter
stond als zoodanig kennen. Doch waar zoo
veel goeds is kunnen we ook wel eene en
kele opmerking maken, die we hier als aan
merking wenschen te zien gelden. Waar b. v.
de heer Uljee den „Camouflet" in het blij
spel vertolkt zoudeu we hem gaarne waar
diger hebben zien spelen; hij legge zijne
jeugd in zijn spel niet zoo bloot en 't zal
hem wél gaan als dilettant. In „de begra
fenis van schoonmama" was hij uitmuntend
en in „de troepen komen" evenzeer.
De heer Jac. J. Mersel had véér de pauze
veel succes met het vertellen van de ge
schiedenis van poes, terwijl ook zijne voor
stelling van professor Mumpitz, met zijne
wonderkinderen allergrappigst was. Hierin
stonden hem mej. Duyverman en de heer
Uljee uitmuntend terzijde en de samenzang
in dit nummer verdient allen lof.
Dat mej. Koster in „Een kop thee" goed
in haar rol was als de baronnesse Villedeuil
behoeft wel niet te wordeu gezegd. Jozef de
bediende, de heer Muller, deed in zijn kleine
rol wat hij kon.
Een alleraardigst stukje was „De twee
echtscheidingen," blijspel met zong in één
bedrijf, door H. Van Peene. De twee echt
paren die terstond van de nieuwe wet op
de echtscheiding wilden gebruik maken, doch
zich later nog niet te laat gelukkig
bedac iten, hebben zich van hunne taak zeer
goed gekweten. Maar we mogen daarbij de
rol van Karei, knecht van Willem Hamer,
niet vergeten; de heer J. Verhaal!heeft zich
in zijn rol volkomen ingewerkt. Als Willem
Hamer, de schrijnwerker, speelde de heer P.
J. F. Verhaaff, uitmuntend dat deed ook
de heer Mersel als de oude goedzak Thomas
Van Hardenbroek, mr. kleermaker. Alle lof
komt ook hier weer toe aan mej. Koster,
die van Hardenbroeks' vrouw voorstelde en
aan mej. Versnij, die de vrouw van schrijn
werker Hamer weêrgaf. Ietwat losser spel
zal bij meer optreden bij haar ongetwijfeld
niet uitblijven. Het blijspel mag als uit
muntend geslaagd worden genoemd.
Een geanimeerd bal besloot dezen feest
avond, waarop de veresniging „Talma" met
voldoening kan terugzien. Ze kan over uit
stekende krachten besehikken en gaat zonder
twijfel een goede toekomst te gernoet. Het
kwam ons voor dat de executanten de toe
gevendheid van het publiek niet in die mate
behoefden, als de voorzitter ons dat iu zijne
openingsrede had doen denken.
Gister in den naavond ontstond in
het pand Haarlemmerstraat Ni0. 217, be
woond door De B., een begin van braud
in een paar manden. Met eenige emmers
water is bet vuur gebluscht. De brand
spuit u°. 7 werd door de weesburgers nog
op bet terrein gebracht doch behoefde geen
water te geven.
Zitting van de arrondissements
rechtbank te 's Gravenhage
van 28 April.
Van D., student in de rechten te L'iden,
neemt plaats in de bank der beschuldigden,
om zich over een mishandeling te 's Hage
te verantwoorden.
Heel laat in den avond van 16 Februari
stond beklaagde met een vriend ter hoogte
van het café Francais.
Een gehuwde dame begeeft zich met haar
echtgenoot en nicht naar huis. Zooals wel
meer gebeurt, loopen de dames iets vouruit,
en volgt de echtgenoot. Beklaagde treedt
met zijn vriend de dames iu deu weg, en
zijn vriend oritzitt zich niet, zijn arm om
den hals van het nichtje te slaan. De
cavalier der dames duwt dien Don Juan
eenvoudig achteruit. Van D. nam toen
zijn dikken stok en sloeg totn naar den
echtgenoot met zééveel kracht, dat hij dezen
bloedig aan het voorhoofd verwondde en
diens arm pijnlijk aandeed.
Beklaagde heeft voorgegeven, dat hij toen
in de meening verkeerde, dat zijn vriend
gemolesteerd en hij zelf geslagen weid.
Allernauwkeurigst wordt door de recht
bank onderzocht, of er van te voren iets
met Vau D. is voorgevallen en, of hij ook,
bij het achteruit duwen van zijn vriend,
met diens stokje kon geraakt zijn.
Uit het getuigenverhoor blijkt, dat dit
achternit duwen zéé zachtzinnig en bedaard
mogelijk is geschied, en dal niemand Vau
D. eenig letsel heeft gedaan.
Van D. bekent geslagen te hebben, mBar
schijnt overigens zich weinig meer te her
inneren van hetgeen er gebeurd is; hij
verklaart, opgewonden te zijn geweest.
De officier van justitie achtle het feit èn
door de bekentenis van beklaagde èn door
de aanwijzingen van getuigen, wettig en
overtuigend bewezen. Het voorgeven, dat
zijn vriend gemolesteerd en hij geslagen zon
zijn, bleek bezijden dc waarheid te zijn, in
tegendeel zijn vriend was heel bedaard op
zijde geduwd. Niets gaf beklaagde aanlei
ding, om op zulk een ruwe gewelddadige
wijze met een wapen op te treden.
Z. Ed. Achtb. kwalificeerde hel feit mis
handeling en eischte 8 dagen gevangenis
straf.
De beklaagde vond dat die straf wat erg
zwaar was, in verband roet het feit, dat de
mishandelde zelf verzocht had, deze zaak niet
te vervolgen.
De president maakt beklaagde er opmerk
zaam op, dat het niet van een getuige af
hangt, of een zaak al of niet vervolgd zal
worden.
B. E., die de ruiten aan bet station te
Zwammerdam had ingeworpen, werd vrijge
sproken, als zijnde niet toerekenbaar vo r
zijne daad geacht.
De rechtbank had 's mans antecedenten
onderzocht; de wijze waarop het feit ge
pleegd was, in aanmerking genomen, als
mede 's mans houding ter terechtzitting in
aanmerking genomen.
Het feit werd niet van dien aard ba-
Wel zeker.
Dan was het Beer met den notaris.
Mijnheer Patronius is iu het geheel nog
niet hier geweest.
W acht eensDadelijk ben ik
terug! riep Dolf, die nu naar het on-
deraardsch hol ijlde, omdat hij begon te
hegrijpen, dat Beer hem gefopt kon hebben,
om den gevangene te doen ontsnappen. Door
het gat in de dear riep hijZit hier Dog
iemand in?
Ja, jat... Maak open; want als ik nog
langer in dit vunzig hol moet zitten, besterf
ik het zeker! gilde de opgeslotene, wiens
stem Dolf herkende, wat hem alles deed
begrijpen. Hij dacht: Blijf maar zitten,
tot het geval van zelf uitlekt, notarisje. Dan
krijgt Beer natuurlijk de schuld. Onder-
tusschen kan mijnheer Patronius mijn Jo-
hauna onmogelijk wegkapen.
Waar zijt ge heen geweest? vroeg
het meisje toen Dolf terugkwam.
Even beb ik nagekeken, of Beer
alles wel goed heeft gesloten. Alles in
orde.
Nu ging Johanna, nadat zij zicb goed
bad overtuigd, dat zij den echten Dolf
werkelijk binnen bad, bet perkament aan
heur vader brengen. Dewijl de cipier niet
kon lezen, stuurde bij voor de lezing van
het perkament naar mijnheer Patronius, van
wiens huis de boodschap echter kwam, dat
mijnheer al een uur uit was, waarna de
cipier met het perkament naar den burge
meester ging, die onmiddellijk den inhoud
verklaarde, wat den cipier verwoed maakte
om den smaad, weikeu een man, dien hij
reeds als zijn schoonzoon beschouwde hem
aandeed, zoodat hij bij zijn thuiskomst
ziedend van toorn uitriep: Patronius is
de grootste schurk op aardel
Vervolgens overstelpte hij Johanna en
Dolf, die niets geen kwaad vermoedden,
met scheldwoorden. Doch de burgemeester
had aangeraden, dat men de jonge luidjes
maar moest laten trouwen, en dewijl
Machteld er ook op aandrong, liet de
cipier zich, nadat hij was uitgeraasd, ook
oveihalen, zoodat Johanna en Dolf den
volgenden dag verloofden waren.
„Beer is een schurk, die mij voor mijn
goedheid stank voor dank geeft", gromde
Bartel, toen men den volgenden dag nog
vergeefs op den stokbewaarder wachtte
en Johanna zei toen blozend: Nouit
had ik gedacht, dat hij ons aldus zou
verlaten. -
Een slimme vos, maar een man van
zijn woord dacht Dolf, terwijl hij zijn bruid
een kus gaf.
Reeds waren Johanna en Dolf eenige
dagen getrouwd, toen de ridder op last van
den Ylaamschen stadhouder, Guy Van
Dampierre, uit de gevangenis werd gehaald,
in welke men echter natuurlijk den notaris
Patronius vond, welke nu i ver het hem
aangedaan onrecht klaagde. Maar de pleger
van dat ourecht, Beer, was nergens te
vi den en de cipier kreeg, omdat hij zljii
onschuld goed kon bewijzen, maar een
lichte straf, dewijl Guy Van Dampierre
hem als een trouwen kerel kende, terwijl
Dolf stokstijf staande bleef houden, dat hij
altijd had gemeend: ridder Jan Van
Noortig heb ik achter het slot.
Mijnheer Patronius moest du9 het lootje
leggen. Zijn meisje was met een auder
getrouwd en de bruidsdagen ha 1 de sukkel
lang niet prettig gesleten. Den cipier, die
hem nog wilde troosten, snauwde hij toe:
Dat zijn de gevolgen, als men zich met
schooiende landloopcrs inlaat. S'eeds heb ik
gezien en gedacht, dat de vent een schelmsch
hart bezat.
{Wordt vervolgd