-X. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. Prijs per Nummer 10 Cent. Bureel: Scheepmakerssteeg 6. Woensdag 23 April 1890. a, 95. Uitgevers: Gebroeders Muré. De Wilddief. Deze Courant verschijnt dadelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. ABONNEMEÜT: Voor Leiden, per 3 maanden1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60. An| ADVERTENTIE N: Van 16 regelsf 0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Diensteanbiedingena contentzonder rabatper regel 0.10. 204e Jaargang. LEIDEN, 22 April. De aflevering van de bij de nationale militie voor de lichting van dit jaar in te lijven manschappen zal plaats hebben voor Leideu, de buitengemeenten voor dit kan ton, Noordwijk, Wouhrugge eu Alfen op 8 Mei tasschen 8 en 9^ ure. Voor het kunstraam vau den boek kunsthandelaar T. W. Ytsma zijn thans mdere wapens van den Leidschen wapen- icbilder C. W. H. Verster geëxposeerd. We vinden er o. a. het wapen van het ge ducht Harteveit, in nienw Gothiscben stijl, ontwerp voor een venster, in oud- Gothischen stijl, het wapen van Verschooff, Int van nar. Anthony Heinsius, en andere. Gistermiddag is op de Oranjegracht een kind door een hond van de buren, die in huis kwam loopen, gebeten. Bij de po litie werd aangifte gedaan en een stadsge- neeskundige behandelde de wond op de ge bruikelijke wijze. Gistermiddag tuimelde aan de Lau- jegracht een ventje van een jaar of tien te 's HagtJater. Eene vrouw had de voldoening iet kereltje op den vasten wal te halen. trel L oorsclwu lifting van de arrondissements rechtbank te 's Gravenhage van 21 April. B. E. landeigenaar te Alphen staat terecht, «ls hebbende 10' Maart aan het etatioD van den Rhijnspoorweg te Zwammerdam de glas luiten ingeslagen, omdat hem 's morgeus in vroegte de toegang geweigerd werd. De «roorzaakte schade is vergoed. De man doet voor de rechtbank heel ir, hij wil niet in de bank der beschul igden zitten, die hij een pijnbank noemt in de president, die blijkbaar al met he- gde op de hoogte is, behandelt hem ir menschkundig eu veroorlooft hem te taan. De beklaagde pruttelt erg over een nok waarin hij heeft gezeten, en schijnt ich allerlei diDgen in het hoofd te halen. officier van justitie eischt schorsing der aak om een onderzoek naar den geestes- oestaud van den beklaagde te laten in- ilellen. Het engeltjes maken is een misdrijf, dat eel in Prankrijk, maar zelden in Nederland VorlrU Rijnsbuf 1.! 3.45 6,30 EN. FEUILLETON. een verhaal orr den tijd van Graaf Jan II. 84.) Stellig een arme bloed, zei Machteld u zuchtend. Een schooier is mij ook altijd een ief, omdat armoede tot stelen dwingt, 9.40 tellig had de kerel het op mijn beurs of n.2|p mijn leven gemunt. Had ik hem maar astgehouden I Nu glimlachte de cipier, omdat hij zeer 7.55 ;oed wist, dat zijn aanstaande schoonzoon to-11 jeen ziertje heldenmoed bezat. De glimlach deed het manneke vuurrood van toom loepen: Twijfelt gij soms aan mijn leed, Bartel P..Licht mij maar eens t«ar voren. iWaarom, mijnheer Patronius? Wat wilt £-J|S gaan doen?" rjjdagi «Den fielt bij de kladden pakken". im. wordt uitgeoefend. Iets dergelijks werd nu ter terechtzitting behandeld. Een oude Haagsche rentenier heeft een huishoudster of schoonmaakster, die zijne huishouding in orde houdt. Een nicht van hem komt in gezegende positie uit Drenthe over. Er komt eene wereldburgeres. De oude man had wel een kind hooren schreeuwen, maar dacht, dat het van de schoonmaakster was. Deze had intusschen de nicht beloofd, het zaakje in orde te zullen brengen en kreeg f2000 be looning, mits er van de geheele geschiedeuis niets uitlekte. Binnen twee dagen was het kind de deur uit, en bij de schoonmaakster aan huis ter verzorging???? De schoonmaakster had aangifte moeteo doen bij den burgerlijken stand, maar liet dit maar stilletjes achter wege. Wat de moeder betreft, deze keek uiet meer naar haar kind om. Zonderling; niettegenstaande alle partijen er belang bij hebben, die zaak in den doof pot te stoppen, komt de justitie er toch achter. Hoe? Dat hoort men niet. De schoonmaakster zegt: Het kind is ziek geworden, het werd op het laatst een warm. De vroedvrouw verklaart, dat het een flink kind was, toen het ter wereld kwam. Waarom heb je er geen dokter bij gehaald? vraagt men. Och, zegt be klaagde, olie en was is zoo verzachtend. Toen men verder haar onverantwoordelijk gedrag onder het oog bracirt, verklaarde be klaagde dat zij geen geneesheer kou roepen, om de zaak niet tot schande van de nicht uittebreugen. De moeder, die nu als getuige optreedt, bekent het verschijnen van het kind; de schoonmaakster zou voor f 2000 het zaakje in orde brengen. Ofschoon de moeder niet vervolgbaar is, krijgt zij van den president toch een zeer scherpe aanmerking, over haar weinig met een moeder strookend gedrag, om haar kind, zoo maar weg te doen, zon der er naar om te kijken. Zij blijft onder die vermaning en hij het vernemen van het uiteinde van dat kind, zoo koud als ijs. Maar waar is nu dit kind gebleven? Aan de rechtbank heeft men dit met een juist woord beantwoord. „Het is verdonkere maand." Beklaagde zegt het wurm is ge storven ik heb het aan den weg begraven. De politie heeft onderzoek gedaan op de plek, die de schoonmaakster opgaf maar niets gevonden. Er zijn natuurlijk geen gegevens, om uit te maken of het arme kind vermoord is, of den natuurlijken dood is gestorven. Beklaagde wordt nu maar beschuldigd van het overlijden en de g< boorte van een kind te hebben ver heeld, en voor haar 6 maanden gevangenis straf geëischt. De f 2000, die de vrouw heeft gekregen in 1889, schijnen niet lang gestrekt te heb ben, want voor dat deze zaak in behandeling kwam, moest zij zich verantwoorden wegens, servetten, tafellakens enz. (die zij voor den ouden heer moest wasschen en naaien) eigen machtig in de bank van leeuing gebracht te hebben; natuurlijk gaf zij de gelden daarvan niet aan den ouden heer, maar stak die op: Niettegenstaande de verklaringen van den ouden heer niet erg bezwarend voor haar waren, bleek hel toch glashelder, dat zij zich aan diefstal schuldig had gemaakt. Voor dit feit werd 4 maanden gevangenis straf geëischt. J. R. en A. De V. werden veroordeeld tot 14 dagen, T. C. S, A. V. D., J. V. D. tot 14 dagen en J. B. tot 3 dagen ge vangenisstraf wegens het verwekken van de opstootjes bij gelegenheid van de loting te Alphen. OFFICIËËLE SËRICHTËW. Bij kon. besluit is aan den luit. ter zee lste kl. J. Wentholt, de vergunning ver leend tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder 4de kl. van de orde van den Leeuw en de Zon, hem door Z. M. den shah van Perzie geschonken. is de kapitein ter zee H. Dyseriuck, mi nister van marine, met ingang van den l8teu Mei a. s., bevorderd tot scbout-bij- nacht, onder bepaling, dat voorloopig aan die bevordering geen traktementsverhooging zal zijn verbonden. i« de kapitein ter zee jhr. J. A. RoëlI, adjudant des konings in gewonen dienst, met ingang van 1 Mei a. s. bevorderd tot schout-bij-nacht, onder bepaling, dat voor- loopig aan die bevordering geen traktements verhooging zal zijn verbonden is aan de voor den dienst in Mie be stemden soldaten J. Bar en H. Helschger, van het koloniaal werfdepot, vergunning verleend tot het dragen van de herinne ringsmedaille voor het deelnemen aan de Fransche expeditie in Tonkin, China en Annam. De adelborst lste kl. H. De Booy wordt den 23sten dezer op folio van luitenant ter zee 2de klasse geplaatst aan boord van Zr. Ms. wachtschip te Helle- voetsluis. De minister van financien zal op 24 en die van marine op 25 dezer geen audiën tie veileenen. BIMENLANDSCHE BERICHTEN. De minister van financiën maakt be kend dat het saldo van 's rijks schatkist op 19 dezer bedroeg: bij de Nederlandsche bank. f 12,695,829,40 eu bij de betaalmeesters. 1,790,761,12s Te zamen f. .14,486,590,52s De door den hoogen raad aan de tweede kamer der staten-generaal ingezonden lijst van aanbeveling vau zes candidaten, ten einde daarop te kannen acht slaan bij het opmaken der nominatie voor de vacature eener raadsheersplaats in genoemden raad, ontstaan door het overlijden van deD raads heer mr. C. D. Asser, bestaat uil de heeren tnrs.1°. S. M. S. De Ranitz, raadsheer in het gerechtshof te 's Gravenhage; 2°. D. S. Mom Visch, raadsheer in het ge rechtshof te Arnhem; 3°. jhr. S. Laman Trip, vice-president van de arrondissements rechtbank te's-Gravenhage4°. A. Telders, advocaat-generaal bij het gerechtshof te 's-Gravenhage; 5°. W. Van der Kaaij, kantonrechter te Leiden; 6°. C. Asser, rechter iu de arrondissements rechtbank te 's Gravenhage. De ged. staten van Zuid-Holland hebben een besluit genomen in zake de quAestie van het beheer en onderhoud van den grintweg, genaamd den Lagen Rijndijk, „Zoo, zool" riep de cipier lachend. „Als hij nu nog op u stond te wachten, was hij de grootste zot op aarde". „Dat volkje is anders gewoonlijk nog meer dan brutaal, Bartel! Laat ons maar eens gaan kijken", zei mijnheer Patronius, wiens moed aanhoudend steeg, naarmate de bedelaar of de dief reeds langer zijn biezen gepakt zou hebben. „Doch waar is Johanna? Zij m;et ook mee naar buiten, omdat ik niet wil, dat mijn bruid aan mijn moed zal twijfelen, zooals sommigen wel eens doen". „Johanna I" riep Bartel, die zijn lachbui haast niet kon intoomen, en het meisje kwam dadelijk, omdat zij aan beurs vaders stem zeer goed hoorde, dat het dreigend onweer reeds was afgedreven. Mijnheer Patronius ging nu met Johanna en met den cipier naar voren; maar de kleine held zei nog niet halverwege den gang: „Zon het niet goed zijn, als wij Saltan ook maar meenamen P" „Hei daar, fielt 1 In naam der wet zijt ge mijn gevangenel" riep Patronius, terwijl hij zijn hoofd zeer voorzichtig even bniten de deur stak. Omdat hij na echter niets hoorde, durfde hij tamelijk moedig voort stappen, tot hij plotseling met een zeer luiden schreeuw achterwaarts weer naar binnen deinsde, waarbij hij nogmaals over Sultan gevallen zoude zijn, als Johanna het dier niet fluks had teruggetrokken. Welnu?... Is er wat? vroeg de cipier. Ja, ja, laat Sultan maar eens gauw los. Maar Johanna bleef den hond stevig bij der. halsband houden en de cipier zeide, terwijl hij Daar buiten ging: Maar wat is er dan toch? Ik zie nie mand. Daar, daar, daar ligt hij, riep Patronius, die nu naar een zwarte plek tegen den rnunr vau een huis wees. Op, luie landlooper, wat zoekt ge hier? riep Bartel schoppend. Ja, wat zoekt gij hier? Op schelm, riep Patronius, en omdat er geen enkel levensteeken volgde, steeds moediger begon te worden. De kerel is stellig dood, zei de cipier eindelijk. Och, het arme mensch is misschien van gebrek gestorven, zei JohaDna zuchtend. Hoe het met den kwant staat, zullen wij spoedig genoeg weten, zei Patro nius, die de liggende nu bij de hand greep, welke bij ferm begon te schudden, tot het manneke plotseling schreeuwde: Ai, ai, verraad, helpt, helpt, mijn hand knijpt hij me stuk. Is hij dus niet doodP vroeg de cipier. Evenmin, als wij het zijn. Ach, ik sterf van honger, kreunde de liggende, terwijl hij de hand van mijnheer Patronius losliet. Drommels, hoe moet de kerel dan wel wezen, als hij zijn volle kracht bezit? riep mijnheer Patronius, die nu met een zeer pijnlijk gezicht zijn hand schudde. De arme man, zei Johanna zuchtend. Waarom ga je voor mijn deur liggen, landlooper? snauwde Bartel. Laten wij hem maar eens in verhoor nemen, sprak Patronius. Sleep deze kerel maar eens naar binnen, Dolf beval de cipier aan zijn stokbewaarder, een vent als een boom, die juist op het gerucht was toegeschoten. Och, vader, laat het mensch maar gaan, smeekte Johanna. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1890 | | pagina 1