I
NIEUWS- EN AI)VERTKNT1EBLAI) VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Ileze Courant verseli i) n t dadelijks, beha 1 ve op 'Lon- en Feestdagen.
ABONNEMENT:
i'rijs per Nummer 10 Cent.
Zaterdag 15 Februari 1890. N°. 39.
ADVERTENTIE N:
Bureel: Scheepinakerssteeg 6.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
De Wilddief.
Leidsche Courant
Vooi Leiden, per 3 maanden f 1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden I.OO.
Van 16 regelsf 0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, a contant, zonder rabat, per regel 0.10.
LEIDES, 14 Februari.
Door de gedeputeerde staten zijn aan
borg. en welh. toegezonden de door hen
opgemaakte ontwerpen van wet tot veran
deiing der grenzen van deze gemeente en
de gemeenten Leiderdorp, Oegstgeest en
Soeterwoade, met de uituoodiging om te
torgen dat met deze outwerpen worde ge
handeld overeenkomstig bet voorschrift ver
rit in art. 131 der gemeentewet, luidende:
„Het ontwerp wordt iu elk der betrok
kene gemeenten voorgelegd aan het oordeel
van den raad en van eene door de kiezers
voor den raad, ten zelfden getale, als diene
leden, te kiezen commissie uit de ingeze
tenen, waarin de burgemeester voorzit. De
leden dier commissie worden, op de bij de
kieswet bepaalde wijze, buiten de leden van
den raad, gekozen, en benoemd met de
meeste stemmen. Daarbij gelden de bepa
lingen der eerste zinsnede van art. 12 en
der artikelen 18 15". (Gemeentewet)
Te zijner tijd zullen gedeputeerde staten
bet schriftelijk gevoelen zoowel van den
raad als van de te benoemen commissie
uit de ingezetenen tegemoet zien, terwijl
door hen ten overvloede wordt opgemerkt
dat beide aduezen ieder afzonderlijk be-
hooren te worden uitgebracht.
De uitbreiding der grenzen onzer ge
meente is reeds vaak uitvoerig als zeer
weuschelijk besproken om daarop hier nog
in 't breede terug te komen. Op de be
zwaren van den tegenwoordigen toestand is
reeds vaak gewezen; hoe bijna alle buizen
aan de buitenzijde der singels staande be-
booren tot andere gemeenten, boe zelfs het
spoorwegstation en een deel van den Sta
tionsweg buiten de gemeente liggen, en toch
politietoezicht en andere veiligheidsmaatre
gelen vorderen, in het belang der veiligheid
dezer gemeente; hoe meer en meer personen
en gezinnen zich, door even builen de ge
meente te gaan wonen, aan de hsteu ont
trekken en toch evenzeer de voorrechten
genieten die eene grootere gemeente biedt;
boe tal van niet-iugezeteneu hunne kinde
ren zenden naar scholen in onze gemeente,
terwijl ze daarvoor slechls een deel van de
onkosten (schoolgeld) betalen en eindelijk
hoe het gebrek aan bouwterreiu zich in
Leiden meer en meer doet gevoelen.
Beeds in den aanvang van het jaar 1880
is een ontwerp bij het college van gede
puteerde 3taten aanhangig gemaakt. Dat
college was toen echter van gevoelen dat
de voorgestelde uitbreiding der grenzen
door het publiek belang niet werd gevor
derd, terwijl van de zijde der drie omlig
gende gemeenten groote bezwaren tegen
het ontwerp werden ingebracht. Bij nader
onderzoek bleek dat de hoofdgrief der be
trokken gemeenten was de groote omvang
van bet plan van uitbreiding waardoor aan
die gemeenten zoodanig grondgebied zou
worden onttrokken, dat de belastingdruk
voor het overblijvend deel ondragelijk zou
worden, terwijl van opheffing der gemeente
Leiderdorp, Oegstgeest en Soeterwoude geen
sprake kon wezen. Intusschen deed zich
de behoefte aan uitbreiding der grenzen
meer en meer gevoelen en werkteu dus
burg. en wetb. aan een gewijzigd plan
voort. De gezamenlijke oppervlakte van het
volgens het gewijzigd plan over te nemen
gebied bedroeg slechts 228 hectaren, tegen
391 hectaren volgens bet vorig plan, der
halve nog geen 27ste deel van de opper
vlakte der drie betrokken gemeenten, te
zameu bedragende 6260 hectaren. De
groote omvaug kon, zeggen ourg. en wetb der
halve niet wel als gegrond bezwaar tegen hel
gewijzigd plan worden aangevoerd. Wat
het aantal woningen betreft, gelegen op het
over te nemen grondgebied bedroeg dit voor
Leiderdorp 51, tegen 306 volgens het vroe
ger plan voor Oegstgeest 231, tegen 118
en voor Soeterwoude 324, tegen 260, te
zamen 606, tegen 684. Loodsen, werkplaat
sen, schuren enz. waren daarbij niet, doch
iu aanbouw zijnde woningen wel begrepen,
terwijl dubbele woningen als twee warer. ge
rekend. Voor eik der woningen vijf per
sonen aannemende verkreeg meu 3030 in
woners, tegen 3420 volgens het vorig plan.
Op grond van een eu ander geven burg.
en wetb. den gemeenteraad iu overwe
ging huu college te machtigen
1° aan de gedeputeerde staten den dank
van den gemeenteraad te betuigen voor het-
geeo door beu in deze is verricht, ten einde
te bevorderen dat in den bestaanden toestand
wat de grensbepaling betreft, eene gewenschle
verbeteriug worde aangebracht
2°. aan voormeld college te kennen te
geven dat de gemeenteraad zich over het
algemeen met de overgelegde ontwerpen kan
vereenigeu, doch tevena in overweging geeft
a. bet ontwerp ten aanzien van de ge
meente Oegstgeest in dien zin te wijzigen
dat mede aan Leiden «orde toegevoegd dat
gedeelte van genoemde gemeente behoorende
tot den Marendijkscben polder dat gelegen
is tusscben den Uollandscben IJzeren
Spoorweg, de Haailemmertrekvaart, de Poel
watering en de grens tusschen den Maren
dijkscben- en den Pesthuispolder, nader te
omschrijven;
b. aan de drie outwerpen alsnog eene be
paling toe te voegen krachtens welke de
som bedoeld in art. 1 der wet vau 26 Juli
1885 [SM. n°. 169) voor zooveel de ge
meente Leiden betreft wordt vermeerderd
en wat de gemeente Oegstgeest, Soeterwoude
en Leiderdorp betreft, wordt verminderd met
vier vijfde gedeelten van de zuivere opbrengst
der hoofdsom en rijks-opcenten van de be
lasting op bet personeel, gemiddeld over de
belnstingjareu 1882 1883, 1883 1884 en
1884—1885.
Ontwerp van wet tol veranderiug der
grenzen tustchen de gemeenten
Leiden en Oegttgeesl.
Art. 1. De grens tusschen de gemeenten
Leiden en Oegstgeest wordt veranderd als
volgt
Beginnende middeu iu den Rijn aan de
westzijde van de brug over den Rijn in den
spoorweg Leideu Woerden loopt de grens
in noordelijke richting langs de westzijde
van den spoorweg LeidenWoerden, over
eenkomende met de westelijke grens der
kadastrale perceelen Oegs'geest, Sectie E.
Nos. 1115 eu 1287, tot aan bet punt waar
die spoorbaan met die van den llolland-
schen IJzeren Spoorweg samentreft, gaal
vervolgens dwars over dien spoorweg tot
aan de westzijde der noordwestelijke berm-
sloot in de grens der perceelengemeente
en Sectie als boven Nos. 660 en 661 en
daarna langs de noord- westzijde van den
Hollandschen IJzeren Spoorweg met insluiting
der daar langs luopende siooten, zooalz die
door de grenspalen zijn verkeud, in noord
oostelijke richting tot aan de Haarlemmer
trekvaart en evenwijdig aan de baan tot in
het midden der vaart.
Van daar vervolgt de grens door het
midden van de llaarlemmertrekvaart in
noordelijke richting tot in bet verlengde
der scheisloot tusschen de kadastrale perceelen
Oegstgeest, Sectie D, Nos. 191 en 208,
loopt daarna door het midden dier schei-
sloot toi aan den Hollandschen JJzeien
Spoorweg en verder noord-ooatwaarls, de
westzijde van de westelijke spoorwegsloot
volgende, tot de noordelijke grens van ge
noemd perceel n° 191 gaat dwars over den
Hollandschen IJzeren Spoorweg tot in de
sloot langs het verbindingsspoor naar de
Leidsche gasfabriek en steeds de noordooste
lijke zijde van bet verbindingsspoor volgende
met insluiting der siooten, zooals die door
grenspalen zijn verkend tot in het midden
der Slacksloot.
Art. 2. De overgang van grondgebied,
die hel gevolg is van deze grensveranderiug,
heeft plaats op 1 Januari 1891.
Art. 3. Alle gemeente-eigendommen, ge
bouwen en werken der gemeente Oegstgeest,
in het af te scheiden gedeelte gelegen, gaan
tot de gemeente Leiden over.
Art. 4. Alle kadastrale en andere stukken
de perceelen betreffende, welke van de ge
meente Oegstgeest overgaan aan de gemeente
Leiden, worden aan laatstgenoemde gemeente
uitgekeerd.
Het gemeentebestuur van Leiden heeft
ten allen tijde het recht kosteloos inzage te
nemen van de archieven der eerstgenoemde
gemeente en daaruit afschriften of uittreksels
op zijne kosten te vorderen.
Art. 5. De gemeente-opcenten der belas
ting op het personeel worden, voor zoover
het grondgebied betreft, dat naar Leiden
overgaat, over het dienstjaar 1890 1891
geheven ten behoeve der gemeente Oegstgeest
ten getale van de opcenten, die in laatst
genoemde gemeente op de personeele belas
ting worden gelieven.
Van de zuivere opbrengst dier opceDten
wordt aan de gemeente Leiden uitgekeerd.
Art. 6. De ingezetenen, gevestigd op het
grondgebied dat aan de gemeente Leiden
overgaat, worden voor het opmaken der
kiezerslijsten en voor de verkiesbaarheid tot
leden van den gemeenteraad van af 1
FEUILLETON.
EEN VERHAAL
DIT DEN TIJD VAN GRAA? JAN II.
33.)
Maar zeker ook niets, wat ons hoop
kan geven, zei Van Noortig fluks.
Doch waarschijnlijk mogen wij het
beste hopen, omdat ik na lang vruchteloos
onderzoek een sloot hebt ontdekt, bij welke
Agnes vau het paard moet zijn gestort,
wat mij de platgedrnkte ruigte en een veer,
die ik daar vond, verrieden. Langs den
kant der droge sloot ontdekte ik ook nit-
druksels van een voetje. Dit spoor liep om
een nabijzijnden zandheuvel naar den harden
grond des Noordwijkerhouts.
En hebt gij den Hout niet door
zocht? vroeg de ridder weer. Want
waarschijnlijk is Agnes er wegens de
duisternis verdwaald.
Bijna den gebeelen dag hebben wij
den Hout doorkruist, hernam de jonker.
Maar helaas! geen ander spoor van mijn
zuster werd er ontdekt. Als de schout en
de valkenier, die ik een anderen kant uit
zond, maar gelukkiger zijn geweest.
Doch weldra kwam de schout met den
valkenier alleen terug. Zij hadden een
bewoond oord doorzocht, geen enkele woning
overgeslagen eu .overal naar het vermiste
meisje gevraagdmaar niemand had de
jonkvrouw gezien. Thans werd de ver
slagenheid groot. De ridder scheen zijn
dochter ook als verloren te beschouwen;
maar hij verkropte zijn angst, wat Otto ook
deed, hoewel niets de wanhoop der moeder
kon lenigen. Zij was omroostbaar.
01 ik ben doodl klonk plotseling
de stem van Rob, die bleek en met een
zweetdruppel aan ieder haar de zaal binnen
stoof. Hij heeft mij ontmoet; haar heb
ik gezien 1 riep de oude hijgend, terwijl
hij woest rondkeek.
Wie? Wat? vroegen Van Noortig
6D Otto.
Den duivel.... Den Wilddief....
Haar geest.... Hand aan band.... Ais
goede maatjes I
Zijt ge waanzinnig, schurk I
schreeuwde Vau Noortig met eeQ woedenden
blik op deu rillenden Bus. Moet gij ons
nu met zotte taal komen kwellen 1 Spreek;
maar wees kort, of ik zal u voor eeuwig
doen zwijgen.
Doodsbleek zei Bus nu: „lleerel toen
ik van het dorp terugkwam, zag ik bij het
maanlicht den Wilddief loopen. Hij praatte
druk met deu geest der jonkvrouw, wat
mijn haren te berge deed rijzen. Stil wilde
ik voorbijsluipen; maar...."
„Indien gij ons zinsbegoocheling voor
waarheid wilt verkoopen, geef ik geen
pijlschot voor uw leven I" riep Otto dreigend.
„Hebt ge mijn zuster gezien?"
„U bezweer ik, dat het haar geest
was, jonker! Want toen ik het op een
loopen zette, hoorde ik mijn naam driemaal
roepen; maar ik ijlde zonder omzien
voort en
„Voorwaarts, marschl" riep de jonker,
die den ouden Bus nu voortdreef en de
zaal met den schout en den schildknaap
verliet, terwijl de ridder vol blijde hoop
zeide: „Schep moed, Mathilda, weldra
zullen wij ons over de terugkomst vwn
Agnes mogen verheugen. Waarschijnlijk
beeft de Wilddief haar dolend ontmoet en
du zal hij haar op hoop vun een belooning
kasteelwaarts brengen. Wat dunkt u", vroeg
Van Noortig aan Augustiuns, die peinzend
naar den vloer staarde.
„Wel mogelijk, Heere", zei Angnstinus,
„ofschoon ik der jonkvrouw beter gezelschap
mocht toewenichen dan dat van een
„Bij St. Jeroen, Augustinns", riep Van
Noortig gramstorig. „Is u de dwaze spokerij
nog niet uit de hersens?"
Op de scberpgeuite vraag gaf Augnetinus
geen antwoord. Ook Mathilde huiverde, nu
Agnes iu de macht van den gevreesde was;
maar toen Otto weldra met Agnes binnen
kwam en het meisje in haar moeders armen
viel, drukte deze haar geliefd kind vreugdevol
aan beur boezem, waarbij alle bijgeloof ver
vloog. De ridder zeide, toen het meisje
ook bem omhelsde: „Inderdaad vreesde ik,
dat wij u nooit zouden weerzien, Agnes.
Doch Gode zij gedankt, nu gij weer gezond
en blozend aan mijn harte rust. Aan wien
hebt gij nw redding te danken? Uw redder
zal ik ruim beloonen".
Agnes verhaalde haar ontmoeting met den
Wilddief nu kort en goed en de ridder riep
na haar verhaal.
Wordt vervolgd.)