MKUW8- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. e L e C o 11 r a 11 t v e r s c li ij i» t d a e 1 ij k sbe h a I v e o p Z o n- en F e e s t d a jr e Prijs per %'umnier 10 Cent. Donderdag 9 Januari 1890. N°. 7. ADVERTENTIE N: Bureel: Sciieepmakerssteeg 6. Uitgevers: Gebroeders Muré. Stads -Berichte n. De Wilddief. Vooi Leiden, per 3 maanden1.25. Franco door het geheele rijk, er 3 maanden 1.60. 203» Jaargang. Van 16 regelsf 0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingena contantzonder rabatper regel 0.10. PROCES-VERBAAL van de opening der stembriefjesdie ter be noeming van een lid der Provinciale Staten van Zuid-Holland den 7 Januari 1890 zijn ingeleverd. Op heden den achtsten Jannari 1890, in de Ge meente Leiden, is door het bureau van stemopne ming in de ter inlevering van stembriefjes bestemde zaal op het Raadhuis plaats genomen, des morgens te negen uren. Het bureau is samengesteld uit den heer Louis Marie De Laat de Kanter, Burgemeester, voorzitter, en de heeren Jacob Josua Van Masijk Huyser van Reenen en Abraham Koetser, leden van den Gemeen teraad stemopnemers. De voorzitter plaatst op de tafel drie stembussen, bij hem den 7 Januari 1890 overgebracht uit de drie afdeelingen der gemeente Leiden. De zegels der bussen worden onderzocht en be» vonden ongeschonden te zijn. De bnssen worden achtereenvolgens geopend en bevonden dertien honderd drie en zeventig stem briefjes te bevatten. Dit getal met de lijst der kiezers, die briefjes hebben ingeleverd, vergeleken zijnde, is gebleken te zijn even groot als het getal dier kiezers. Nadat de brieves zijn dooreengemengd, worden zij door den voorzitter een voor een geopend en over luid voorgelezen. Het bureau heeft van onwaarde verklaard veertien stembriefjes, waarvan twaalf oningevuld zijn, één onderteekend en één niet van het vereischte zegel voorzien is. Het getal der geldige uitgebrachte stemmen is mitsdien geweest: dertien honderd negen en vijftig. Van dit getal zijn uitgebracht op de Heeren: J. Rinkes Borger 731, mr. J. Bredius 316, mr. B. M. Bahlmann 306, D. Hartevelt 2 stemmen, J. Van der Breggen, prof. P. Van Geer, A. L. De Sturler en dr. A. W. Kroon, ieder ééne stein. Heeft alzoo de volstrekte meerderheid van stem men verkregen de heer J. Rinkes Borger. Is derhalve verkozen tot lid der Provinciale Stalen van Zuid-Holland de heer J. RINKES BORGER, Directeur der Leidsche Melkinrichting alhier. En zijn tegen deze opening van stembne^'es dooi de in de zaal aanwezige kiezers, geene bezwaren in gebracht. En is na ailoop van dit een en ander proces verbaal opgemaakt, in tegenwoordigheid van allen, die zich in de zaal bevonden. Gedaan te?Leiden, den 8 Januari 1890. DE KANTER, Voorzitter. J. J. VAN REENEN A. KOETSER Stemopnemers. FEUILLETON. EEN VERHAAL UIT DEN TIJD VAN GRAAF JAN II. 3.) «Maar weet ge wel zeker, dat zij naar het duin is gevlucht, heer Wilbald?" vroeg een grijsaard op smartelijken toon, aan den nevens hem gaanden vertrouwde. «Zoo zeker als twee maal twee, edele heer" zei Wilbald, terwijl hij toch nog onzeker voor zich uit bleef zien. «Toen ik volgens uw wensch uwe dochter zou opzoeken, ging ik naar den slottuin, waarheen ik haar had zien gaan. Iu den hof vond ik echter het deurtje aan den duinkant open, wat mij deed vermoedeu dat uw ongelukkig kind had weten te ont komen. Tot mijne diepe smart werd dit vermoeden spoedig bewaarheid, daar een opzichter mij verzekerde dat hij eene jonge vrouw met een kind in het duin had LEIOISN, 8 Januari. Bij de opening der stembus op heden bleek dat van de 1373 ingeleverde stem biljetten voor de verkiezing vat) een lid van de provinciale staten, in de plaats van den heer C. J. Leembruggen, die be dankt beeft, 14 van onwaarde moesten worden verklaard, zoodat geldig waren 1359 stemmen. Daarvan werden uitgebracht 731 stemmen op den heer J. Rinkes Borger (lib 316 op den heer mr. J. Bredius (a. r.) en 306 op den heer mr. B. M. Bahlmann (r. c.) terwijl 6 stemmen werden uitgebracht op verschillende personen. De volstrekte meerderheid bedroeg 680, zoodat gekozen is de heer J. Rinkes Borger directeur der Leidsche melkinrichting. Omtrent het meermalen besproken voorstel van zeven raadsleden om 's Graven- stein af te breken en op de plaats daarvan de nieuwe Stads Gehoorzaal te bouwen, zegt het Bouwkundig Weekblad het vol gende «Naar ons oordeel, zon het aanuestien van een dergelijk voorstel echier zeer te betreuren zijn, om de volgende redeneu: 1°. zal daardoor een groot publiek ge bouw iu eeu vrij afgelegen hoek worden weggestopt. 2". zal een groot deel van het Pieters kerkplein, vlak vóór de kerk worden inge nomen, zeer ten uadeele van het iffekt der Pieterskerk, die, als zij gerestaureerd is, oagetwijfeld verdient te staan op een ruim plein. 3°. zal het gebouw, genaamd 'sGraven- steiu, eeu van Leidei>9 oudste gebouwen, waaraan zooveel historische herinneringen zijn verbonden (men leze o. a. Van Mieris), worden gesloopt. «De volgende "raag is hier zeker gerech tigd: Is het niet veel wenscheiijker 's Gra- venstein tot Waalsche kerk in te richten, en het terrein van de tegenwoordige Waai- sche kerk, naast de oude Stadszaal op de Breêstraat, bij de nieuwe zaal te trekken". Men schrijft uit Leiden aan de N. R Cl.: liet gebouw Gravenstein, dat naar het voorstel van eenige raadsleden zoo moeten worden gesloopt, om de noodige plaats te verkrijgen voor de oprichting van een nieuwe «Stads-Gehoorzaal" bevat het eenige wel bewaarde overblijfsel nit den tijd der Hollandsche graven. Het oude kasteeltje met zijn spitsen toren en ommegang aan de achterzijde van het gebouw dateert uit de twaafde of dertiende eeuw, en gelijkt nog volkomen op de oud ste afbeeldingen, die van Gravenstein be staan. Oorspronkelijk was het een gerechts hof van den graaf. In zijn standaardwerk Leiden voor 300 jaren en thans teekent dr. Pleyte aan. dat hertog Willem in 1353 er een cipier aanstelde, welke waardigheid in 1421 door hertog Jan werd bevestigd. De graaf behield den Steen" tot 1463, toen hij aan de stad overging, die bet vermoedelijk als gevangenis gebruikte. De andere gebouwen, die thans tot Graven stein behooren, dagteekenen uit de 17e eeuw. In 1655 ui, werd de deftige voor gevel op het Pieterskerkplein gebouwd, die met het hofje van Pesijn daartegenover eu de hooge voorgevel van den Sint Pieter terzijde het stille pleintje tot een der meest eerwaardige historische plekjes maakte die in ons land te vinden zijn. In 1671 72 werden aan de achterzijde de andere recht8gebouwen opgericht, die liet mid- deleeuwsche kasteeltje tusschen zich insluiten. Deze achter- en voorgevel zijn gebouwd in den Griekscheu stijl toegepast op den blik- eu baksteenbouw der latere renaissance. De achtergevel met zijne artistieke, gebeeld houwde frontespiece is in denzelfden geest opgetrokken als het Maurilshuis. Het is waarlijk te hopeu dat de gemeenteraad van Leiden voor onze schoone, historische ge- deokteekenen, die al te schaars nog zijn ge spaard, meer eerbied zal toonen dan de sloopingsgezinde voorstellers blijken te be zitten. Voor enkele tientallen van jaren heeft de moderne zucht tot vernieling en opruiming van oude gebouwen duchtig in ons land gewoed, en o. m. onze meeste steden van hare poorten beroofd. Te vroeg hadden wij gewaand, dat deze vernielings woede was voorbijgetrokken! Onze hoop is gevestigd op de stedelijke commissie voor oudheidkunde en kunstgeschiedenis, wier advies natuurlijk zal worden ingeroepen. Vdor enkele jaren heeft zij de schilderach tige Morschpoort weten te doen sparen. Nog vuriger wenschen wij thans, dat zij ook Gravenstein, met zijne herinneringen aan den Roomsch-koning en Flori9 V eu aan de eigen rechtspraak onzer goede stad voor het land zal weten te behouden. Door mevrouw M. Staal, geboren Cobet, is aan de bibliotheek der rijks universiteit te Leiden ten geschenke aange boden eene belangrijke verzameling boeken en schrifturen, toebehoord hebbende aan wijlen haren vader, den oud-hoogleeraar dr. C, G. Cobet. Het geschenk bestaat uit een aanzienlijk getal bundels papieren, waarop de hoog leeraar de voornaamste lezingen van de beste Grieksche Codices der bibliotheken van Italië en Parijs aanteekende en emen daties van Grieksche schrijvers neerschreef, alsmede uit eene geheele reeks uitgaven van Grieksche classici, 125 deeleu in verschil lend formaat, Z.Ed.'a handexemplaar met tal van tekstverbeteringen op de randen. Aan de schenkster is daarvoor de dank der regeering betuigd. Van het politiepersoneel alhier zijn ééu inspecteur eu zes agenten door de griep We ontvingen ter kennismaking een proefnummer van de «Nederlandsche Illu stratie, geïllustreerd Nieuws van den Dag", uitgave van de firma F. B. Van Ditmar, te Utrecht, en wekelijks verschijnend. Het num mer is 8 bladzijden groot en in gewoon illustratie-formaat, versierd met tal van illustratiën en vignetten van kundige teeke naars. Van onderscheiden letterkundigen van naam vinden we er bijdragen in, in proza en in poezie. Als teekeuaars hebben hunne medewer king toegezegd de heeren Gerrit Jan Bos, Joh. Braakensiek, Jan Van EsseD, J. C. Greive, J. Van der Heyden, J. Moor, P. A. Schipperns, mej. Thérèse Schwartze, J. M. Schmidt Crans, C. Springer en Elcha- non Verveer. Van letterkundige medewer kers kunnen namen worden genoemd als van: Agatha, Taco H. De Beer, B. H. Van Breemen, dr. Jan Ten Brink, J. W. Brou wers, W. N. Coenen, Louis Couperus, J. Craanlijk, dr. G. J. Dozy, F. W. Drijver, Fiore Delia Neve, W. Gosler, Joh. Gram, gezien. Bij zijne nadering had de vrouw oogeDblikkelijk de vlucht genomen". «Dan moet ik u wel gelooven, heer Wilbald", zeide de grijsaaid zuchtend. «Tiras heeft klaarblijkelijk het spoor al gevonden", hernam Wilbald met em blijden blik. De hond, die nog steeds gesnuffeld had, hield nu eene richting, keek eeu paar malen naar ziin meester en verdween weldra, toen deze hem niet riep. Men volgde Tiras spoedig, wat gemakkelijk viel door het volgen der sporen in het natte zand, bij fakkellicht zeer goed waar te nemen. Binnen eenige minuten kwam de hond echter met een vrouweschoen terug. «Hier Tiras!" riep de grijsaard. Hij bezag den schoen en hij verbleekte. De schoen was die van zijne dochter; zij moest zich dus in het duin, in de nabijheid be vinden. Wellicht had zij voor het fakkel licht de vlucht genomen en door overijling een schoen verloren. Ook was het mogelijk dal de ongelukkige vervolgde zich in wan hoop had in zee gestort en verdronken was. Plotseling kwam den grijsaard dit vreeselijk denkbeeld voor den geest. O Hemel! mijn kind", riep hij met kuik- kende knieën, en Wilbald's steun was noodig om den ouden man niet te doen ineenzakken. «Wat doet u dus ontstellen", vroeg Wilbald, «nu wij op het spoor zijn zullen we weidra de vluchtelinge hebben terug gevonden". Misschien wel haar lijk, heer Wilbald", sprak de grijsaard, terwijl hij plotseling staan bleef en zijn geleider woest aanstaarde, die nu doodsbleek antwoordde: «Moge ik daarvoor gespaard blijven", «Jal de Hemel geve, dat ik niet met een dubbelen moord op mijn geweten ten grave dale", hernam de grijsaard somber en hij liet, aUof bij plotseling zijne krachten herkregen had den steunenden arm los en ijlde naar het strand, waar reeds eenigen zijner volgelingen stonden, die elkafir bij zijue nadering bleek eu ontsteld aanzagen, «Hebt ge mijne dochter gevonden? waar is zij?" vroeg de grij-aard snel, en hij vervolgde, toen hij den sluier zijner dochter in de handen van een zijner bedienden zag: Rechtvaardige Hemel I hebt gij dien sluier hier gevonden? Dan heb ik geeue dochter meer; wreed heb ik haar vermoord". De bedienden weken terug en staarden met tranen in hunne oogèn verlegen ter aarde, omdat zij iu des grijsaards smarte deelden. Men beklaagde de mooie jonge vrouw, wier minzaamheid aller harten had gewonnen. Ook Wilbald staarde beweging loos voor zich nit. Plotseling riep de grijsaard uit: «Ach ik, wreedaard! Schenk mij vergiffenis mijne dochter. O waarom heb ik u verstooten? Zie, zie! daar stak ze mij uit de golven haar kind toe. Ja, ja! het wicht was immers onschuldig en ik ben zijn moordenaar". «Maar owe dochter was wél schuldig, heer" sprak nu Wilbald, terwijl hij des grijsaard hand greep, «en «Zwijg!" riep de grijsaard bitter. «Op uw raad verstiet ik mijne dochter, toen ze mij als een worm voor de voeten kroop, toeu ze mij hare onschuld bezwoer. Hal Ook gij zijt haar moordenaar". «Droefheid maakt u thans onrecht vaardig, heer!" hernam Wilbald ernstig, «Daarom vergeef ik het o, dat gij zonder bewijzen mij beschuldigt". «Maar hebt gij dao niet gezegd...." (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1890 | | pagina 1