Woensdag 18 September 1889, - 13*. 220. Uitgevers: Gebroeders Muré. Het ongeluk van Tante Ursula. %8 NIEUWS- EADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. •Jl c. e C o 11 rant v e r s c li 3 j si t da gel ijk s, behalve op Zon- en Feestdagen. ASOriHElE^T: Vooi Leidenper 3 maanden2.2». Franco door het geheeie rijk, er maanden 2.60. Prijs per Summer so O sit. ADVERTEMTIEM: Van 16 regelsf 0.90. Elke regel meers 0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen, a contant, zonder rabat, per regel 0.10. Bsireei: Scheepussakerssteeg 6. '7'-W9 203e Jaargang. tad s- Iter ic is ten. Heriialingsoiiderwijs. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien art. 3 der Verordening van den 12 Januari 1882, lol regeling van het Herhalings- onderwijs in de gemeente Leiden Gemeente blad no. 11;) lirengen ter kennis van belanghebbenden, dal de inschrijving van leerlingen voor het Herliftlingsonderwijs zal plaats hebben van den 16en tol en met den 20en September a. s,voor meisjes in het Schoollokaal in de Van der Werfslraal, voor jongens in dat aan de Korte Mare, telken dage des namiddags van zeven lol acht uren. Tot het Herhalingsonderwijs kunnen wor den toegelaten lo. de leerlingen van de scholen der 3e en 4e klasse, die verkregen hebben hel ge tuigschrift, bedoeld bij art. 18 2 der Verordening van 11 November 1880 (Ge meenteblad no. 4 van 1881); 2o. ziidie bij een af te leggen examen blijken geven aan de daarvoor gestelde vereischten te kunnen voldoen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE KANTER, Burgemeester. E. KISTSecretaris. Leiden den 13 September 1889. LUIDEN, lï September. Overdracht van het Rectoraat. In September van elk jaar beeft de rec tor magnificus onzer hoogescbool den plicht te vervullen vóór bij zijne waardigheid aan zijn' intusschen benoemden opvolger heeft overgedragen de lotgevallen te schetsen dier inrichting, waarvoor aan hem in de eerste plaats de zorg was loevcr trouwd, in den afgeloopen cursus. Dan komen professoren, studenten en andere be langstellenden de zitplaatsen in het groot- auditorium van het academiegebouw bezetten en laat 't zich aanzien dat, na het genot der zomervacantie, allen weder dorstende naar wetenschap, naar de alma mater komen toestroomen. Zoo was 't ook hedenmiddag toen op de gebruikelijke plaats, te twee uur, de altre dende rector magnificus, professur dr. J. M. Van Bemmelen, het spreekgestoelte betrad en zijn talrijk gehoor toesprak. Groote ver liezen moesten worden in herinnering ge bracht toch getuigde de overigens ge wone gang van zaken voor den normalen en in vele opzichten gezonden toestand waarin de universiteit in het afgeloopen jaar heeft verkeerd. Onder de feestvieringen waaraan Leidens hoogeschool een levendig aandeel nam mag zeer zeker worden geteld de viering van liet veertigjarig koningsschap op 12 Mei j.l. het koningsschap van een oud leerling der hoogeschool, die op den 26sten November 1834 als student aan deze hoogeschool werd ingeschreven. Tijdens de ziekte van Z. M. werd de ge nezing, zoo die mogelijk was, toevertrouwd aan den Leidschen hoogleeraar dr. S. S. Rosenstein; zeer zeker eene onderscheiding. Onderscheidingen van geheel anderen aard vielen ten deel aan den hoogleeraar Bierei s de Haan en aan dr. Leemans, directeur van het oudheidkundig museum. Na het over lijden van den curator van de hoogeschool, den heer Vissering, werd op den 28sten September j. 1. in zijne plaats in het col lege van curatoren benoemd de heer mr. O. W. Star Numan, griffier van de late kamer, oud-leerling der hoogeschool. Nog steeds bekleedt de heer Baron Sloet van de Beele den vaorzittersstoelzijn hooge leef tijd echter belette hem heden bier te zijn. Droef is zeker de taak voor den heer Van Bemmelen otn nogmaals in herinnering te brengen hoe de Leidsche hoogeschool twee barer uitnemendste hoogleeraren door den dood verloor. Het waren Lodewijk Willem Agathon Rauwenhoff en Wiilem Matthias d'Ablaing. Van beide overledenen schetste spreker in 't breede de verdiensten voor de werenschap. In hunne plaatsen zijn benoemd de heeren J. 11. Gunning en 11. L. Drucker. Den 25en September herdachten de boog- I eeraar dr. D. Bierens de Haan en zijne vereerders zijn 25-jarig professoraat, prof. Pijnappel, die zich reeds wegens ongesteld heid tijdelijk had doen vervangen, vroeg en verkreeg nu een eervol ontslag. Zijne plaats zal, terstond na terugkomst van dr. Snouck Hurgronje uit onze Indien, door deze worden ingenomen. De adsistent dr. R. Sissingh kreeg een opvolger in den heer De Vries; de heer A Geluk zal den heer Le Noble vervangen, terwijl in het akademisch ziekenhuis de heeren dr. P. De Jong en dr. C. Metzlar plaats maakten voor de heeren J. M. Dutilh en D. Schouwman. De beer E. G. A. Ten Siethoff trad op als assistent bij de patha- logische anatomie en de heer D. J. Blok, officier van gezondheid, voor de algemeene pathologie en hygiëne. Gememoreerd werd o. a. nog hoe in het alhier gehouden natuur- en geneeskundig congres de Leidsche hoogleeraar dr. W. F. R. Suringar presideerde, en hoe dezer dagen de hoogleeraren De Goeje, Kern, Van der Lith en Schlegel met lauweren beladen terug kwamen van het Oriëntalisten congres in Stockholm en Christiania gehouden. Onder de jubileums mag ook niet worden vergeten dat van den directeur onzer bibliotheek op 31 Maartjl., die op dien datum den dag herdacht waarop hij vóór 25 jaren aan de bibliotheek zijne krachten wijden ging. Die bibliotheek was in dien tijd belangrijk verrijkt geworden, 1040 kasten zijn met boeken over onderscheidene wetenschappen, gevuld. Maar zeer veel blijft nog te wenscben over; aan de periodieke werken wordt het grootste deel van de beschikbare som be steed zoodat voor den aankoop van andere werken weinig overblijft. Meer hulp, meer ruimte en eene afzonderlijke kamer voor den directeur zijn gewenscht. Voor de vervul ling dier wenschen zou spreker de hulp willen inroepen van vermogenden, omdat een klein land als 'tonze niet volkomen in staat kan zijn aan al de eischen te voldoen door zoovele hoogescholen gesteld. De belangrijke verzameliug Oostrrsche handschriften, waar van door de heeren De Goejc en Houtsma een catalogus is bewerkt is zeer uitgebreid geworden, ze telt thans 3100 handschriften. Een van de meest merkwaardige aanwinsten werd verkregen door een geschenk van de erven van dr. I. J. E. Rau, zoon van den bekenden hoogleeraar Sebaldus Fulco Johannes Rau, die in het jaar ran de Leidsche ramp Interpres legali Warneriana was. In 1817 bemeikte professor Hamaker dat drie kostbare nummers aan de verzameling ontbraken, die daarin kort vddr 1807 nog aanwezig waren. Hij vermoedde dat Rau deze in zijn huis had gehad en zij bij de FEUILLETON. Naar Georges Ohnet, door LOUISE. 2-) Ditmaal zat er een jong meisje in een lichtrood neteldoeksch kleedje te borduren. De houd van tante Ursula lag aan haar voeten. Het diertje had plotseling ge weldig geblaft en het jonge meisje had opgekeken en was nog rooder geworden dan haar kleedje. Na dien tijd zat zij dikwijls in de kiosk op dat uur, aan haar papa beduidende, dat het leven in de straat hem zeker moest hinderen. En de doeshond, die, zooals tante Ursula altijd zeide, zijns gelijken niet had in waakzaamheid, kwispelde vroulijk met den staart, zoodra hij de hoeven van het paard slechts hoorde weêrklinken, en teg dan Aline met blinkende oogen aan, alsof hij zeggen wilde: Verheug n, onze vriend komt met klontjes suiker voor mij en lieve woorden voor u!" En gedurende eenige minuten luisterde het meisje naar den kapitein, terwijl het schoone paard de bloemen en ranken af knabbelde, die tegen den muur opgeleid waren. Aline sprak weinig, maar was gelukkig. Hoe behendig ook een jong meisje haar gevoelens mag weten te verbergen, had mijnheer Bernard de verandering opgemerkt, die zich bij zijn dochter had voorgedaan. Hij bespeurde, dat zij opgewonden en koor'sachtig naar elk geritsel luisterde, en niet antwoordde, als men haar aansprak. Soms begon ij op eens geheel alleen te dansen en smolt dan weder in tranen weg om daarna een cavatine van Fanst aan te heffen. Haar vader had toen het besluit genomen haar te ondervragen. Zij had terstond alles bekend aan dien goeden vader, die haar afgodisch liefhad. Zij verhaalde bem de ontmoeting op het bal, het voorbijtrekken der soldaten op den weg en de gesprekken in den tuin, en vermengde haar verhaal met liefkozingen en smeekbeden. Hij was zoo goed en zoo schoon en zoo achtings waardig. Haar lief papaatje en haar aller liefst mamaatje moesten haar nu maar gelukkig maken en haar aan hem, dien zij liefhad afstaan. Zij kuste haar vader op het hoofd, sloot hem in haar armen en trachtte hem door haar gebeden te overreden. Maar haar vader bleef ernstig, en na een vrij lang stilzwijgen liet hij zich deze woorden ontvallen: „Hebt ge wel over wogen, wat ge gedaan hebt, onvoorzichtig kind, met een militair te kiezen?" „O, Papa, heb ik dan gekozen? Vooreerst was hij op den avond van het bal niet in uniform, en toen, ziet ge, heeft hij zich in een oogenblik van mij meestergemaakt.... O, als gij het wist, het was als een bliksemstraal." Maar mijnheer Bernard begreep er niets van. Hij had zijn vrouw stil en bestendig bemind, lang voor hun trouwen en ook na hun huwelijk, zoodat de „bliksemstraal" hem geheel onbekend was. Hij zag met verwondering dit kind van achttien jaar dat iu een omgeving van kuiscUieid en eenvoud was opgegroeid, dat men nooit naar de comedie had meêgenomen, dat men zelfs niet veroorloofd had een roman te lezen en dat daar nu voor hem stond en hem een hartstocht openbaarde, waarvan hij zelfs geen flauw vermoeden had. Waar had zij dat alles vandaan? Was het misschien mevrouw Bernard, die in de geheimzinnige ramp verbrand waren. Doch ziet, toen de kist, door de erven Ran aan de universiteit geschonken, geopend werd, kwamen de hand schriften voor den dag, en niet alleen deze, maar ook verscheidene uit Rau's eigene boekerij. Blijkbaar waren zij uit den brand gered en haastig in de kist geworpen. Rau overleed reeds den lOden December van het zelfde jaar en zoo zijn deze kostbare stuk ken 80 jaren lang verborgen gebleven. In het akademisch ziekenhuis stichtte de hoogleeraar Treub eene nieuwe afdeeling voor gynaecologie. De inrichting zelve schijnt meer en meer met moeilijkheden le kampen te hebben. De ruimten zijn lang niet meer voldoende. Op de klinieken, waar op een bezoek van een 30tal studenten gerekend is, komen nu een 120tal en het aandringen op bezuiniging bij het beheer der inrichting werkt zeker niet gunstig. De opmerking moest spreker van 't hart dat in vergelij king met de akademische ziekenhuizen te Straatsburg, Wurzburg, Heidelberg en Bonn, en het Rotterdamsche ziekenhuis, het Leid sche zeer ver achter staat. Krachtige hulp is hier zeer noodig, van waar die hulp ook moge komen. Het nieuwe pathologische laboratorium Boerhaave is een sieraad voor de universiteit. Voor de geologische verzameling acht echter spreker een eigen museum en meer hulp bij het ordenen zeer noodig. In de ster renwacht is een belangrijk werk voltooid en wel de vernieuwing van den koepel des grootcn refractors, nu volkomen bolvormig en geheel van ijzer. Van twee studenten valt het over ijden te melden, nl. van de heeren L. L. Van Nispen, jur. cand., en C. Van Drooge, med. docts. Het aaDtal promotiën bedroeg 66. Daarvan waren 49 in de rechten, 5 in de medicijnen en 10 in de overige faculteiten. Het aantal medische promoties is opvallend klein, doch het zal zeker toenemen nu de gymnasia weêr meer medici toevoeren. De toelage uit het fonds voor studierei zen werd voor dit jaar toegekend aan den student in de Nederlaudsche letteren J. H. Kern. De student in de rechten J. Lim burg werd in September 11. met goud be kroond voor zijne beantwoording van de juridische prijsvraag door de universiteit van Amsterdam uitgeschreven. diepte van haar hart, zulke hartstochtelijke gevoelens verborgen hield en ze op haat kind had overgeplant? Als voorzichtig vader wierp hij ijskoud water over de redeneeringeu van de opge wonden Aline. „Ge zijt een goed meisje en hebt mij niets verborgen, maar het is dwaas van u, u tot zulke buitensporigheden te laten ver leiden. Ge kent den jongen man van Adam's noch van Eva's wege en ge praat met hem over den muur. 't Is waarlijk een mooi resultaat, als men bedenkt, dat ik u niet op een kostschool heb willeu doen, maar u juist daarom thuis gehouden heb." „O, papa, ik heb verkeerd gehandeld, ik weet het, maar ik kon het niet helpen." Met tranen in de oogen vouwde zij smeekend haar handen. Het was de gewoonte van mijnheer Bernard niet zijn dochter te doen weenen. Hij nam baar in zijn armen en troostte haar, maar bleef onwrikbaar in zijn vaderlijk besluit Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1889 | | pagina 1