I
P
y
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
A B O E m E fti T:
Uitgevers: Gebroeders Muré.
h
(«3
oiirant
f>e i.e Coi9ran t verschij nt <1ag;e 1 ijksbehalve op X o ii- eFeestda°-e91.
V001 Leidenper 3 maandenf 1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.80.
Prijs per Siuutuier 10 lent,
Maandag 4 Maart 1889. Ne. 53.
202« Jaargang.
ADVERTENTIE!:
Van 16 regeis0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, k contant, zonder rabat, per regel 0.10.
Bureel: Ncheepniakerssteeg; 6.
Bij dit Nummer behoort een
BIJVOEGSEL.
Stads- iïericli ten
Aankoop van Paarden in liet
Binnenland.
De BURGEMEESTER der gemeente
LEIDEN,
Gezien de Circulaire van den Heer Com
missaris des Konings in de provincie Zuid-
Holland, ten geleide van een uittreksel eener
missive van den Heer Minister van Oorlog,
houdende eeuige mededeelingen omtrent
Zijner Excellence's voornemen met betrek
king tot den aankoop in het binnenland van
paarden voor de Veld-Artillerie;
Brengt den inhoud dier Ministerieele mis
sive, in het belang der paardenfokkerij, bij
deze ter openbare kennis. Zij luidt als volgt:
wUit door mij van verschillende zijden
ontvangen mededeelingen, blijkt inijdat
vermoedelijk ook tengevolge van een, dezer
dagen in dhg- eu vakbladen vermeld be
richt, dat door mij hevelen zijn gegeven
om het bij de Bereden-Artillerie ontbrekend
aantal remontepaarden in Duitsch/and te
doen aankoopen de indruk is ontstaan,
dat het mijn voornemen zou zijn voortaan
geen paarden voor het Leger meer in het
binnenland te doen aanschaffen; terwijl,
naar het schijnt, kooplieden die meening
verspreiden en bevestigen.
Vermits nu deze meening geheel onjuist
is en het hier eene zaak geldt, waarbij niet
alleen de belangen van het Leger maar ook
die van den Landbouw en de Veeteelt in
ous Vaderland in hooge mate betrokken
zijn, acht ik het wensehelijk U Hoogedel
gestrenge omtrent mijne voornemens ter zake
in te lichten.
Sedert 1884 zijn in verschillende ge
deelten des Lands paarden ten dienste van
het Leger aaugekocht.
Aanvankelijk werden omtrent het gehalte
en de bruikbaarheid dier paardenvoor den
dienst bij het Wapen der Artillerie, over
het algemeen gunstige verwachtingen ge
koesterd.
Voor zooveel zij evenwel in dressuur en
in gebruik werden genomenis gebleken
dat een gedeelte der inlandsche paarden
niet of niet geheel aan die verwachtingen
beantwoordt.
Ik teeken hieromtrent evenwel al dadelijk
aan, dat de daarbij ondervonden teleurstel
ling, ook aan verschillende autoriteiten en
deskundigeu, welke het groote belang der
remonteering in het binnenland erkennen,
niet geheel onverwacht kwam.
Het aankoopen toch van paarden voor
het Leger in het binnenland geschiedt, zoo
als hierboven werd opgemerkt, nog slechts
sedert enkele jaren en daarbij is een geheel
nieuw en onvoorbereid terrein betreden.
Ook bij de meeste zorg van de zijde der
landbouwers en paardenfokkers zou het be
zwaarlijk mogelijk zijn geweest, het paar
denras in die weinige jaren zoodanig te
verbeteren, dat reeds thans een belangrijk
aantal paarden zou kunnen worden gevonden
welke aan alle in billijkheid te stellen
eischen zouden voldoen.
De opgedane ondervinding zal mij intus-
sohen geene aanleiding geven, om de po
gingen tot remonteering in de aangevangen
richting te staken.
Integendeel houd ik mij overtuigd dat
bet, bij doeltreffende verbetering van het
paardenras, over eenige jaren en op den
duur mogelijk zal blijken, de geheele
Bereden-Artillerie in het binnenland te
remonteeren.
Nog dezer dagen werd door mij, over
eenkomstig een daartoe ontvangen voorstel
aan een der commissiën, met den aankoop
van paarden in het binnenland belast,
machtiging verleend om in de Provincie
Zuidhol/andGorinchem en omstreken) eene
poging tot den aankoop van enkele paarden
te doen plaats hebben.
Het is dan ook wel degelijk mijn voor
nemen om, voor de in het volgend dienst
jaar benoodigde paarden voor de Veid-
Artillerie, op den voet als zulks in de
laatste jareu is geschied, de pogingen tot
aankoop :n het binnenland te doen voort
zetten. Alleen voor zooverre daarbij blijkt
en, ook op grond der opgedane ondervin
ding, is le verwachten, dat bet niet moge
lijk zal zijn het geheele voor dat Wapen
benoodigde aantal paarden op deze wijze te
verkrijgen, zal, tot aanvulling, aanschaffing
op andere wijze of in het buitenland wor
den toegepast.
In dien zin worden dus schrijft de
minister de vereiseh'e maatregelen
voorbereid".
De Burgemeester voornoemd
DE KANTER,
Leiden, 1 Maart 1889.
Jaclit cn Visscherij.
De COMMISSARIS 11KS KOiNLNGS in de
Provincie ZU1I) HOLLAND,
Gezien het besluit van de Gedeputeerde
Staten van den I2den Februari 1889, u°. 6'7
Gelet op art. 11 der wet van den 13den Juni
1857 Slaalsblad no. 87);
Brengt ter kennis van belanghebbenden dat
bij voornoemd besluit door de Gedeputeerde
Staten is bepaald:
lo. dat de uitoefening der jachten op wa
terwild opgenoemd in are 15, lilt. d, en
h, der wet van den l3den Juni 1857 (Staats
blad no. 87), wordt gesloten op Woensdag den
I3den Maart aanslaande;
2o. dal de uitoefening van hel wetspel van
kwartelen met steekgaren of vliegnet (art. 15,
lilt. e, der bovengenoemde wet) is toegelaten
van den 25sten April aanslaande tot en met
den Aden Juli daaraanvolgende, doch dat het
vliegnet in geen geval tol het tirasseeren van
kwartelen mag worden gebruikt;
3o. dal de visschorij in de binnenwateren,
waaronder ook worden verstaan rivieren door
sluizen afgesloten, zal zijn gesloten van den
1 sten April aanstaande tot en met den 1 sten
Juni daaraanvolgende, met uitzondering:
a. van de visscherij door middel van fui
ken, aalscharen, aalkorven, dobbers en
door peuren naar aal en paling;
b. van de visscherij met de gebbe om kleine
vischjes le scheppen tot aas voor de
dobbers;
4o. dal het visschen met kuilnetten, waar
onder ook behooren ankerkuilen en slaalboo-
rrien, van den Isten April aanslaande lot en
met den loden Juni daaraanvolgende is ver
boden
5o. dal de kooilieden hunne kooieenden in
dit jaar moeien opsluiten of opbokken van het
lijdstip der sluiting van de jacht op eer.tlen
lot en met den 21 sten April en van den 2(/eri
Juli lot de opening der jacht op waterwild.
En zal deze kennisgeving, in plano gedrukt,
worden afgekondigd en aangeplakt, waar zulks
le doen gebruikelijk is, alsmede in hel Pro-
lincinal blad en in de Nederlandse/ie Staats
courant worden geplaatst.
De Commissaris des konings voornoemd,
FOCK.
's Gravenhage, den loden Februari 1889.
LEIOEN, 2 Maart.
Toestand des Konings.
De koning genoot den afgeloopen
nacht een verkwikkende slaap. Voor het
overige was de toestand vrij rustig.
Het voedselgebruik is nog onvoldoende,
doe dit was nog niet de oorzaak van vermin
dering.
Corpsfeesten.
Door eene voorstelling in den Stads
schouwburg werden dus gisteravond de
corpsfeesten voortgezet. Tegen negen uur
vulde zich de Schouwburg met reünisten,
professoren en leden van het corps, die
daar allen in gezellige eensgezindheid waren
saaurgekomen om te hooren naar de op
voering door ons studententooneel van het
in 1717 door J. J. Mauricius geschreven
kluchtig blijspel „Het Leidsohe studenten
leven" waarin dat leven op grappige wijze
wordt gescbetst, eene schets die ons in de
meening bevestigt dat dit leven op velerlei
gebied er niet op achteruitgegaan is. Alle
rollen waren uitmuntend bezet; Dieuwertje,
de vrouw van den lummeügen hospes Gozen,
die niet op haar mondje gevallen was, had
dat mondje wat luider kunnen roerei).
Vooraf had Sempre Crescendo ons veel
genot geschonken door de uitvoering van
Mann's nieuwe compositie „Feestklanken",
aan het corps bij deze gelegenheid opge
dragen. Het intermezzo werd kranig afge
speeld en viel zeer in den smaak, zoodat
eeu gedeelte moest worden herhaald. Namens
het corps werd den componist een prachtige
gouden lauwerkrans aangeboden, onder luide
toejuichingen van het publiek.
We genoten dezen avond van Sernpro
uog „Geschichten aus den Wienerwald"
van Strauss, de „Ouverture Guillaume Teil"
van Rossini en op verzoek vLoin du bal"
van Gillet.
Nu werd de aandacht gevraagd voor de
opvoering door het stodertentooueel van
„Fides" tooneelstuk in één bedrijf, als ant
woord op de door het collegium uitgeschre
ven prijsvraag geschreven door een lid van
het Leidsch Studentencorps. Het stuk
speelt te Leiden op de kamer van Fides
op de Df(ê-traat, den laatsten dag vdór den
ondergang der wereld. Ook de Leidsche
academie gaat ten onder en de drie laatste
studenten in alle faculteiten, Fides, Concor
dia en Virtus, blijven rond het corpsvaandel
geschaard otn inét het corps te sterven. We
zien langzamerhand de laatste hospita, de
laatste oppasser, de laatste politieagent, de
laatste kroegknecht, de laatste eetjufvrouw,
de laatste van het geslacht Salomon en de
laatste van het geslacht Somerwil verdwij
nen of neen de laatste van het geslacht
Somerwil verlaat het corps en zijn vaandel
niet, doch blijft bij de oude garde.
Het stuk is van geestige zetten vol en
werd uitmuntend vertolkt. Een tal van kran
sen werden den vertolkers vereerd en bij
't einde maakte de beer Vissering als
prueses Collegiï als den schrijver van het
stuk bekend, den heer L. J. Plemp van
Duiveland, een der meest gevierde leden
vau de Leidsche afdeeling. De uitgeloofde
gouden medaille werd hem daarvoor nitge
reikt onder luide toejuichingen van de
hoorders.
Nu ging 't in optocht met huzarenmu-
ziek en fakkellicht van den schouwburg
naar de sociëteit Minerva, de eercleden in
rijtuigen gezeten. Dóar werd receptie ge
houden en concert gegeven; het laatste
door het orkest van het 3de regiment hu
zaren onder den heer L. M. Van Waasdijk.
De entrée van de sociëteit was rijk versierd
en voor elk der twee hoofdingangen brandde
eene sierlijke gasilluminatie.
Te twee uur hedenmiddag had op de
sociëteit eene matinée musicale plaats, ge
geven door de stafmuziek van het 4e regi
ment infanterie onder leiding van den heer
J. G. H. Mann.
Daarmeê is dan het tweedaagscbe corps-
feest afgeloopen, met zooveel animo en
zooveel waardigheid tevens gevierd. De
reünisten zullen bij bnnne dierbare herin
neringen aan het akademieleven, de herin
neringen kunnen voegen van dit luisterrijk
feest de corpsleden zullen ongetwijfeld
wederom herinneringen voor hun later leven
hebben opgedaan aan hun gezelligen studen
tentijd en de wijze waarop ze daarin feest
vierden bij het halve eeuwfeest van het
Leidsch studentencorps.
Nog valt iets te vermelden wat die ver
melding ten volle waard mag heeten. Op
de collegiumskamer van Minerva hield het
collegium receptie voor hare eereleden. Een
65 tal hunner nam daaraan deel en namens
die allen sprak professor A. Kuenen het
collegium toe en vereerde het, namens de
ond-lcden, eene prachtige oud-Hollaudsche
archiefkast. De heer Vissering dankte
namens het corps voor dit feestgeschenk.
Van zijn kant bood het collegium aan al
zijne eereleden ter gedachtenis gouden ringen
aan, met het corpswapen en opschrift
„Virtus Concordia Fides". Deze ringen
zullen voortaan steeds aan de nieuwe eere
leden worden uitgereikt als insignes. Ook
ontvingen de gasten namens het korps exem
plaren van het feestnummer der Minerva,
waarin met autorisatie van het collegium de
korpsgeschiedenis is geboekstaafd. Ten
slotte voerde ook dr. H. Boursse Wils, als
oudste der eereleden van het collegium,
het woord.
Het feestnummer van het Algemeen Ne-
derlandsch studenten-weekblad Minerva is
verschenen en opgedragen aan het collegium
door de hoofdredactie. Als historisch mo
nument van het Leidsche corps heeft deze
uitgave groote waarde. Eene zeer uitvoerige
beschrijving vaD de geschiedenis en de ont
wikkeling van het Leidsche studentenleven
vult een zeer groot deel van het nummer.
Deze geschiedenis is uitmuntend samengesteld
naar de meest betrouwbare en van een twin
tigtal afdrukken van zegels en gedenkpen
ningen voorzien. De heeren J. J. Van Troos-
tenburg de Bruijn en Th. B. Pleyte, de
talentvolle bewerkers hebben allen lof verdiend.
De schrijvers verdeelen de geschiedenis
van 314 jaren in drie tijdvakken. Het eerste
(15751784) is gekenmerkt door het op
den voorgrond staan van het individueele;
slechts in tijden van nood valt samenwerking
bij de studenten waar te nemen, nl. bij ge-
ir voor het vaderland of voor de toen
r betrekkelijke onafhankelijkheid der
academieburgers. Van eene studentenmaat
schappij is geen sprake. Van hoogerhand
werden alle pogingen tot vereeniging der
studenten onderdrukt, wijl men daarvan voor
de toekomst rustverstoring vreesde. Des
niettegenstaande is eene der eerste studenten
verenigingen van de regeering zelve uitge
gaan, t. w. het statencollege, 1592, bestemd
ter voeding en leering van 31 onbemiddelde
Btudenten der godgeleerdheid. Dit college is
in 1797 opgeheven, het gebouw in 1807
voor afbraak verkocht, en de schoone, grauwe,
hardsteenen poort in 1873 gesloopt, omdat
hij „te nauw was voor de mestwagens, die
het uitvaagsel der manege-stallen kwamen
weghalen".
Dit gansche tijdvak is gekenmerkt door on.
derlinge vechtpartijen van gansch niet on.
schuldigen aard, die bij de komst der gewa.