m u
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Coil rati I verschijnt da ire I ij ka, behalve
p Ij o ii- e ii Feest d a ir e ii.
Zaterdag 27 October 1888. N'. 254.
ADVERTENTIE»:
Uitgevers: Gebroeders Muré.
Onschuldig Veroordeeld.
I Awl
7.11
8.51
10.51
11.
tut
2,—
3.44
4.3<
5.
6
8.
9.
9.
10.
II..
12.
Ami
8.4*
6.41
8.J0
9.
10 J!
11.51
I.I!
2.31
3.M
5.U
6.15
7.55
9.11
ABONMEHIE ft T
Voor Leidenper 3 maanden1.25.
Franco door tiet geheele rijk, per 3 maanden 1.00.
Prijs per timmer 10 ent.
Van 16 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
üroote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, i contant, zonder rabatper regel 0.10.
llureel: Sciieepmakerssteej; 4».
202e J. organic.
LEIDEX, 2« October
GEMEENTERAAD.
(Avondzitting.)
Vervolg van de verdaagde zitting van den
geoeenteraad van Donderdagmiddag 25 Oc
tober op Donderdagavoud daaraanvolgend te
halfackt.
De voorzitter heropeut de vergadering.
Aanwezig zijn de heeren Le Poole, Van
Masijk lluyser van Reenen, Scbneitber, Zaayer,
Fockema Andreae, Du Rieu, Van Hamel,
Zillesen, Juta, Knappert, Van Buttingha
Wicbers, Bool, Drieseen, Was, Kaiser, De
Qoeje, Hasselbach, Zaalberg, Tieleman, Van
der Hoeven, De Sturler, Cock, Alma,
Vereter van Wulverhoret en de voorzitter.
Aan de orde is de voortzetting van de
discussie door den heer Juta geopend over
de schoolgeldheffing (lager onderwijs) volgn.
18 der begrooting.
De beer Juta meent dat wel degelijk een
ireg te vinden is om aan het bedoelde mis
bruik een einde te maken, b. v. door gebruik
making van art. 7.
De voorzitter zegt dat hij nog niet is
geprepareerd om deze ingrijpende motie
reeds nu te behandelen en spreker meent
dat meer raadsleden in dat geval zullen ver-
keeren. Waarom, vraagt hij, niet ter ge
legener tijd die quaestie ter sprake gebracht.
De beer Juta acht den tijd nu reeds ge
schikt en van zóó ingrijpenden aard acht
hij de zaak niet. De quaestie is slechts om
too spoedig mogelijk aan bet misbruik een
einde te maken.
De heer Fockema Andreae beeft van den
korten tijd die den leden tusscben de zit
tingen van heden gelaten is, gebruik ge
maakt om zicb van een en ander te verge-
«issen en bij heeft gezien dat de heer Was
gelijk had toen hij dezen morgen als zijne
neening te kennen gaf dat wel degelijk
maatregelen te nemen zijn om kinderen die
op de scholen le klasse thuis bebooren van
de scholen 2e klasse le weeren. Hij stelt
roor eene motie van deze strekking: om
n). eene commissie te benoemen die de zaak
grondig onderzoekt en middelen beraamt
ota aan het bestaande misbruik een einde te
miken.
De heer De Qoeje heeft ook terstond na
de zitting van hedenmiddag onderzocht wat
bij kon en bevonden dat de zaak zoo ter
stond niet is uit te maken; hij kan zich
dus met de meening van den heer Fockema
Andreae vereenigen dat de zaak eerst in
onderzoek moet worden genomen.
De beer Was is 't eveneens met den beer
Fockema Andreae eeus doch zag gaarne bet
ouderzoek opgedragen aan het college van
dagelijksch bestuur en tevens, met bet oog
op de nieuw opgerichte school, pogingen in
bet werk gesteld eene nieuwe classificatie
voor de lagere scboleu te verkrijgen.
De heer Fockeu-a Andreae wil gaarne in
dien zin zijne motie wijzigeo, terwijl daarna
de beer Juta zijne motie intrekt.
De voorzitter zegt dat 't aan den goeden
wil en den ijver van het college van dage
lijksch bestuur niet haperen zal en dit college
de opdracht gaarne aanvaart.
De aldus gewijzigde motie wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen, zoodat
dus aan het dagelijksch bestuur bet onderzoek
in deze zaak ia opgedragen.
Hoofdstuk I, van de Inkomsten, wordt
nu evenals hoofdstuk II zonder hoofdelijke
stemming goedgekeuid.
Dij volgn. 27, rente vau kapitalen, vraagt
de heer Cock het woord om kenifia te geven
van onderscheidene klachten omtrent de
sterkte van het lichtgas in deze gemeente,
en naar sprekers meening zijn die klachten
niet ongegrond. Vroeger werden proeven
genomen met de lichtsterkte van het lichtgas,
ook op onderscheidene alstanden van de
fabriek. Die proefnemingen hebben geleerd
dat de sterkte door de afstanden verschilde
en wel afnam. Later heeft men vau die
proefnemingen niet meer gehoord. Maar
bovendien ontstaan onjuiste opgaven door
het gebruik van verschillende meetwerktuigen
waardoor de opgaveu gnusliger aanzien hebben
dan het gaslicht. Spreker vraagt: zou 't niet
mogelijk zijn de proefnemingen weêr te
hervatten en met gelijke maten te meten*
Wanneer de gasfabriek van de gemeente
alléén lichtgas levert weusclite spreker toch
licht geleverd te zien minstens zoo goed als
ietnuud anders 't voor dien prijs zou kunnen
leveren.
De voorzitter meent dat waar 't licht
onvoldoende scheen dit gelegen moet hebben
aan de leiding of aan de branders. Dat de
lichtsterkte op afstanden van de fabriek
minder zou zijn is niet zoo zeker; zelfs is
bevonden dat op die afstanden de sterkte
Lgrooter kon zijn. Wat betreft de tijden van
ontsteken en blnsschen der lantaarns zegt
spreker toe eene opgave voor het geheele
jaar iu de leeskamer te zullen doen neêr-
eggen. De heer Cock zegt daarvan dan
copie te zullen nemen.
Hoofdstuk III wc dt zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Bij volgn, 50, Aandeel van de gemeente
in de winst der Leidsche Duinwatermaat
schappij, vraagt de heer Kaiser het woord.
Hij acht 't eene onbillijkheid dat de ver
bruikers van duinwater die water over de
meter moeten gebruiken zoo verbazend veel
meer moeten betalen dau die een gewoon
coutract met de maatschappij hebbeo ge
sloten.
De voorzitter meent dat dit niet anders
kan geschieden en dat daarin den conces
sionarissen geen wetten kunnen worden ge
steld nu eenmaal op de bestaande voorwaarden
de concessie is verleend. Wat betreft het
aandeel in de winst door de gemeente be
haald uit dit artikel meent spreker dat te
wijzeu is juist op verrasseud gunstige uit-
Leizten, vooral in vergelijking met wat de
voorwaardeu oorspronkelijk waren.
De lieer van Hamel vraagt of er niets
tegen te doen is dat de leiding wordt afge
sneden wanneer de rekening van het vorige
quartaal nog niet is betaald. Hem kwamen
onderscheidene klachten daaromtrent Ier oore.
De voorzitter geeft den lieer Van Hamel
den raad zijue zegslieden te adviseeren zich
onmiddellijk tot het dagelijksch bestuur te
wenden.
Hoofdstukken IV en V worden no zonder
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgn. 6 wordt dos gebracht op 136,500
en volgn. 185 op ƒ11.049.
De geheele begroeting wordt daarna goed
gekeurd en vastgesteld in ontvangst en
uitgaaf op ƒ766 059.
Daar niemand meer het woord verlangt
sluit de voorzitter de vergadering.
Iu den afgeloopen nacht was iet 58
jaren geleden, dat het gedeelte van het
bataljon Leidsche schutterij, 't welk zich
vrijwillig daartoe had aangeboden, met den
staf, bestaande uit den luitenant kolonel J.
Heukesden kapitein-loiteoant J. 8. Kuyl,
den 2en luiteuant-kwartiermeesterP. Van Oyen
en den officier van gezondheid J. P. Neeb,
met trekschuiten van het Haagsche Veer
baiten de Witte Poort naar Delft werd ver
voerd, om vau daar zich verder te begeven
naar de vesting Bergen op Zoom.
Het overblijvend gedeelte van het bataljon
werd toen belast met den garnizoensdienst
onder bevel van den oudsten kapitein Jac.
Scheltema Janz. terwijl de staf verder bestond
uit den len luitenant-adjudant tnr. Graaf Van
Limburg Styruro, den len luitenant-kwartier
meester mr. D. Tieboel Siegenbeek en den
officier van gezondheid J. L. A. Desertine.
Tot versterking van dat overblijvend ge
deelte, waarvan de eerste ban ua de mobiel
verklaring naar het leger werd opgezonden
die dadelijk daarop volgde en de organisatie
van de overgeblevene verplichte mobiele
schutters tot detachementen vereischtewaar
mede die staf en de klerk-surnumerair ter
secretarie A. Moutagnc Iz. werden belast
werd voor den garnizoensdienst spoedig een
korps rustbewaarders opgericht, onder bevel
van het raadslid Paul Du Rieu, preaideut
der kamer van koophandel en fabrieken, als
kapitein-koinmandant, waarvan de leden
zonder uniform als onderscheidiugsleeken
droegen een looden penning met den stempel
van Regt door Zee. Dat korps werd zoo
spoedig georganiseerd, dat het in November
1830 reeds de hoofdwacht betrekken kon toen
het vrijwillig jagercorps der Leidsche schut
terij uit de academiestad vertrok, om bij het
Nederlandsch leger te worden ingedeeld en
vervolgens maanden lang den garnizoensdienst
hielp vervullen, totdat een bataljon platte
landsschutterij daarvoor naar Leiden werd
bestemd.
Van de alzoo uitgetrokken mobiele Leid
sche schutters, die naderhand het metalen
kruis verkregen, zijn na verloop van die
58 jaren nog in leven B. Vau Kleef en A.
Van Biemen, van de vrijwillige jagers de
heeren dr. C. Leemans en P. J. De Fremery;
terwijl ook nog van de vrijwillige schutters-
rustbewaarders zijn overgebleven dr. W. H.
D. Suringar, de onderofficieren A. De Mare
en P. Venker, alsmede de vice-korporaal k la
suite A. Montague fz. en misschieu nog een
enkele, die ons niet bekend is.
FEUILLETON.
VRIJ VERTAALD UIT HET ENGEL8CH,
W. S.
111).
«En zondt ge dat dan begeeren, Lilia?
ïoedt gij Dauton Moultrie willen ont
moeten
«Ik weet liet. Ik geloof niet, dat ik
begrijp wat eigenwaarde is, ik ben niet zoo
•I» gij, Ellen. Laat mij maar aan mijn lot
"er, dat zal misschien nog het beste zijn.
Ik ben nog het kalmst als ik alleen mag
lijn. Houd ook tante Maitland van mij
lerwijdcrd, want ik kan haar medelijden
liet verdragen. Ellen o, ik heb hem
lief ik heb hem lief en ik wilde maar,
4't ik dood was."
Ellen was van een geheel andere inborst
Lilia Fortes en alleen de gedachte aan
betgeen sij zelve had geleden door dien-
telfden Dauton Moultrie, deed haar het
(wakke kind met teederheid en medegevoel
IU) ^'."delen.
m«Y.
Toen de uitbarstingen van smart eindelijk
verminderden, verviel Lilia in een soort van
gevoellooze onverschilligheid. De eeuige
persoon, die zij bij zich wilde zien, was
Ellen, en zelfs tegen baar sprak zij slechts
met enkele woorden. Uit eigen beweging
vermeed zij Dauton Moultrie's naam te
noemen en dat met eene zorgvuldigheid,
die Ellen meer beangstigde dan klagen en
jammeren haar verontrust zouden hebben.
Vergeefs waren alle pogingen om Lilia
eeuige verstrooiing, eenige afleiding te be
zorgen, en Ellen zeide meermalen tot
zicbzelve: «Ik maak mij ongerust over
dat verwende kind, dat steeds haar wil
beeft weten door te zetten. Zij blijft aan
dien man denken. Dat dwaze meisje bezit
geen trots en geen vastheid en ik vrees,
ik vrees dat de zaak nog niet geëin
digd is."
Vreemd ook, dat Lilia geen enkele vraag
deed aan Ellen omtrent hare vroegere ver
houding met Dauton Moultrie. Zij had
toch in de serre van mevrouw Rijders
genoeg kunnen vernemen om lal vau vragen
te doen. Ellen had zeker al die vragen
volkomen oprecht en naar waarheid beant
woord. Miste dan Lilia zelfs vrouwelijke
nieuwsgierigheid? Kondeu ook Ellen's in
lichtingen niet gediend hebben, om de
zaakdie zij slechts even had hooren aan
roeren eu waaiin ze dan toch het grootste
belang moest stellen, volkomen duidelijk te
maken? Vreemd inderdaad. Misschien wel
gevaarlijk
Zoo ging eeu week voorbijzonder dat
men eenig teeken van leven aangaande
Moultrie gewaar werdzelfs zonder dat hij
getracht had den rechter op de hoogte te
brengen vau de geschiedenis van des rechters
verloofde. Het was iets onrustbarends, dat
Moultrie, ua de volkomen nederlaag die
Ellen hem had bereid, schijnbaar zoo kalm,
zoo werkeloos bleef. Waarom werd er van
zijn kaut geen wraak genomen? Was hij
niet in staat om Ellen's verloving te doen
ontbiuden, zoo als zij bet de zijne had
gedaan? Hij had het in elk geval kannen
beproeven en tevens een rol gespeeld, die
geheel overeenkwam met zijn karakter.
Ellen bleef die daad van Moultrie ook nog
altijd verwachten eu misschien ware liet
haar aangenamer geweest, dat Gerald Fortes
alle inlichtingen ontving van een vreemde,
want steeds ontbrak haar deo moed om te
sprekenals haar mond de ongehoorde
misdaad haars vaders moest vermeiden.
Zoo bieef Ellen zwijgen tegenover den
rechter en ook van Danton Moultrie ver
nam deze niets.
Het was een opera avond en een beroemde
prima donna zon de elite van Boston in
verrukking brengen met bare ongeëvenaarde
talenten. De familie Fortes zou ook nu
niet achterwege blijven. Ellen had, zonder
hulp vau de kamenier, spoedig haar toilet
in gereedheid gebracht, en begaf zich na
naar Lilia's kamer. Bij de deur ontmoette
zij Celeste en het Fransche kamermeisje kreeg
waarlijk een kleur op de eenvoudige vraag
van Ellen of miss Fortes reeds gekleed was om
uit te gaao.
«Mademoiselle wil, geloof ik, niet uit
gaan," haastte Celeste zich te antwoorden
en vloog in allerijl de trappeu af.
Toen Ellen binnentrad, stond Lilia voor
de toilettafel met een brief in de hand,
dien zij, hevig schrikkeud, bij het openen
der deur met gejaagdheid in eeu toilet
doosje verborg.
«Ge gaat toch mee naar de opera,
Lilia?" vroeg Ellen, verwonderd, omdat zij
geen enkele voorbereiding van Lilia's toilet
zag. «Uw papa en tante Maitlaud wachten
ons reeds."
Wordt vervolgd.)