«••j ss ssi» ma «~j sa» ftc «3 «as» sa_ j jsbs. JBk. van ar" <lal koningin Vicloria Mackenzie's brochure zal nazien, alvorens die in druk verschijnt. In Engeland heeft het weer geducht gespookt. Woensdag woedde er een hevige storm, waarvan het centrum zich langzamer hand noordwaarts verplaatst, zoodat hel thans Denemarken schijnt te hebben bereikt terwijl Nederland er op 't oogenblik het staartje van heeft, dat (lusschen twee haakjes) in 't water schijnt te hebben gelegen. Intusschen is er in 't vereeuigd konink rijk heel wat schade aangericht. Te Dublin had men Woensdagochtend prachtig zonnig weder, doch om twee uur betrok de lucht en viel er een hagelstortbui, gevolgd door een verschrikkelijkeu regen. Te Folkestone brak een hevige storm uit en werden de lagere gedeelteu der stad door een stortregen, die een gernimen tijd duurde, onder water gezet. De straten werden rivieren, een der haven hoofden stond geheel onder water. De teuten die in de nabijheid der stad voor een gym- nastiekfeest waren opgericht, werden een voudig weggeblazen. Te Bedforshire is de toestand nog erger daar aan den oogst vrij aanzienlijke schade is toegebracht, zoodat de bakkers de brood prijzen reeds hebben opgeslagen. Te Galway is al het hooi door den regen bedorven, wat trouwens op verscheidene plaatsen het geval is. Hoewel de hop op verscheidene plaatsen zeer veel geleden heeft, is men toch in Oost-Kent waar de oogst juist is aangevan gen, vrij tevreden; doch 111 andere streken als in Kent, Sussex en Surrey is door de koude westen winden, afwisselend soms met heetcn zonneschijn, zeer veel kwaad gedaan. (HU.) F„t V Klt I.S U. Generaal Boulanger is naar Zweden vertrokken. Koningin Nathalie van Servie heeft Frankrijk verlatenmen zegt, dat zij thans naar Bucharest gaat. In haar echtscheidings proces is in de laatste weken weinig voortgang gekomen. Van Russischen kant wordt be weerd, dat de sympathie voor de koningin zich steeds luider iu Servie gaat uiten. Koning Milan echter bevind zich met den kroonprins nog in het buitenland en schijnt dus geen gevaar te zien in hetgeen er tijdens zijne afwezigheid in Servie voorvalt. De Figaro verzekertdat de ex-keizerin Eugenie en haar omgeving geheel vreemd zijn aan de mededeeling van Bismarcks rapport in de Nouvelle Revue. Voor eenige jaren was een persoon, met eene militaire huuding, zich te Nice komen vestigen onder den naam van Von lloheubourg. llij verhaalde dat hij als officier in het Duitsche leger gediend had; te Nice gaf hij aan eenige kinderen van aanzienlijke familie les iu vreemde talen. Langen tijd bleef de man vrij van argwaan tegen hem; maar eindelijk vatte men dien op uit aan merking van verschillende omstandigheden, zoodat hij door de politie Dauwkeurig in het oog werd gehouden. Eergisteren nu bracht hij een pakje naar de post. Op de vraag van den ambtenaar wat het inhield, antwoordde hijbloemen, uwe heerlijke bloemen van Nice." Terwijl Von Hohenbourg bezig gehouden werd aan het loket, werd het pakje, dat veel te zwaar voor bloemen woog, naar een hoofdambtenaar gebracht en geopend. Men vond toen, gewikkeld in rozen, een patroon van het Lebel-geweer. Von Hohenbourg werd daarop in verzekerde bewaring genomen. Men vermoedt dat de man, die eenige weken te Saint-Martin de Lantosque had doorgebracht, gedurende de aldaar plaats ge luid hebbende militaire oefeningen zich van een of meer dier patronen had weten meester te maken, en het moet thans gebleken zijn, dat hij reeds vroeger tweemaal was aange houden, maar telkens door tusschenkomsl van personen van invloed en ook door goede inlichtingen, die hij omtrent zijn persoon geven kon, op vrije voeten was gesteld. Ten huize van v. Hoheubourg zijn een aantal papieren in de Duitsche taal in beslag genomen. Deze zullen nu van overheids wege vertaald worden. nuiTticni.Aiv d. De Reicheameiger bevat een keizerlijk besluit van heden van den volgenden inhoud «De aanteekeningen van keizer Wilhelm I leggen een kostbare getuigenis af van den zielenadel, den edelen vromen zin van den afgestorvene. De kennismaking daarvan mag het volk niet onthouden worden. Derhalve heb ik op dezen voor mijn huis zoo gewich- tigen dag besloten, een uittreksel daarvan openbaar te maken, als een gedeukteeken ter eere van Wilhelm I, en als voorbeeld voor mijn huis en mijn volk." Het blad geeft daarop vier uittreksels, gedagleekend 11 April 1857, 31 Dec. 1886, 31 Dec. 1871 eu 31 Dec. 1878. De keizer heeft, na de benoeming van den koning van Zweden tot admiraal a la suite bij de Duitsche zeemacht, gelijke stel ling bij de Zweedsche marine aangenomen. Uit Berlijn wordt van 31 Aug. aan de N. R. Ct. gemeld: Bij gelegenheid dat 's keizers vijfde zoon heden den H. Duop heeft ontvangen, is er officieel een hoogst merkwaardig en helangrijk uittreksel uit de testamentaire aanteekeningen van keizer Wilhelm I openbaar gemaakt, liet stuk wordt bij het publiek ingeleid door de vol gende, op lieden gedateerde mededeeling des keizers «De testamentaire aanteekeningen van mijnen iu den Heere ontslapen grootvader geven van zijne verheven zielegroolheid en edelen vromen zin zulk een treffend getui genis, dat ik ze den volke niet onbekend wil laten. Daarom heb ik op den voor mijn huis zoo gewichtigen dag van beden besloten, het hierbijgaand uiltreksel uit die aanteekeningen openbaar te maken, als een voorbeeld voor mijn huis en mijn volk." Hierop volgen de aanteekeningen. Vooraf moet ik daaromtrent doen opmerken, dat keizer Wilhelm 1 de gewoonte had, op Oudejaarsavond te middernacht een terugblik te werpen op de gebeurtenissen van het af- geloopen jaar eu daarvan aauteekemug te houden. Zoo schreef hij in het stille middernachts uur van 31 October 1866, bij herinnering aan den oorlog met Oostenrijk en onder den indruk, zoowel van het voorafgegane parle mentair conflict iu Pruisen als van den zegevierenden veldtocht, deze woorden: «Toen God mijnen zwaarbeproefden broeder uit zijn hevig lijden verloste, moest ik den troon mijner vaderen beklimmen. Tegen mijne geneigdheid in liet ik mij kronen, in den diepsteu ootmoed, om Pruisen te ver tegenwoordigen met zijne nieuwe militaiie instellingen en met die macht, welke tot zijn heil een hecht bestaan moest hebben." Vervolgens geeft hij te kennen, hoe diep de strijd met de Volksvertegenwoordiging over de legerhervormiug hem had gesctiokt, en hoe hij toch uit diepe en innige over tuiging aan die hervorming moest vasthouden, omdat" zoo voegt hij er bij "ik die aardsche macht niet mocht loslaten,, in dien ik niet het lot van Pruisen wilde prijs geven. Ik vergeef allen, die mijne bedoe lingen, waarmede ik steeds het welzijn des vaderlands beoogde, hebben tegengewerkt; doch mijne nakomelingen mogeii niet vergeten, dat tijden als die van 1861 tot 1865 (de periode van parlementair conflict) mogelijk waren." Rechtstreeks met betrekking tot den oor log van 1866 schreef hij verder dit.- In alle nederigheid erken ik de goddelijke genade, die mij in het afgeloopen jaar had uilverkoren om nog op mijn hoogen leeftijd eene verandering van toestanden te weeg te brengen, die tot heil van het kleinere en grootere vaderland ach ijnt bestemd te zijn De armee staat op dit oogenblik voor aller, oogen onovertroffen. De geest die haar bezielt is de uitdrukking der gezindheid, die mijne groote voorvaderen bij de natie hebben aangekweekt. De armee iu al hare onder- deelen vinde in deze ernstige ure vau de scheiding des jaars mijnen iuuigen dank voor de toewijding en opoffering, waarmede zij aan mijne roepstem gehoor heeft gegeven en voor mijne oogen heeft gezegevierd, een feit waarvoor ik Gode mijnen ootmoediging dank blijf stamelen. Maar ook geheel Pruisen ontvange hier mijnen koninklijken dank voor de gezindheid, welke het iu dit gedenkwaardig jaar heeft aan den dag ge legd. Waar zich zulk eene vaderlandsliefde openbaart, daar bestaat de gezonde zin, die de natie groot maakt, en daarom blijft God haar zichtbaar zegenen. Mijn levendigste dank aan allen, die mij behulpzaam zijn geweest om door donkere tijdeu heen het lichtpunt dezes jaars te bereiken 1 Moge Gods zegen immer op Pruisen rusten en Pruisen zich dien zegen waardig tooneul Moge mijn zoon en zijn nakroost zulk een rolk eu zulk een leger om zich henen zienmogen zij door bezadigden en met den tijd overeen- steinmcndeu vooruitgang beider welzijn zorgvuldig bevorderen en voor Pruisen de positie versterken, welke het zich door de Vooizienigheid zou blijkbaar ziet aange wezen De woorden «bezadigden, met dien tijd overeenstemmende vooruitgang" zijn iu het keizerlijk handschrift dubbel onderstreept. Na de groote zegepraal op Frankrijk schreef de keizer den 31 December 1871: «God was met ons. Hem zij lof, prijs eere eu dank Toen ik aan het einde van het jaar 1866 met een warm erkentelijk hart God mocht danken voor zijne geuade, Hem mocht loven voor de zoo onverwacht glorierijke gebeurtenissen, die tot heil van Pruisen strekten eu den aanvang der ber- eeniging van Duitschland bleken te zijD, toen moest ik gclooven, dal de taak, mij door God opgelegd, waB volbracht en dat ik, in rust en vrede voortgaande, eenmaal voor mijnen zoon tut zijn geluk den arbeid kon nalaten, vooruitziende dat het hem ge geven zou ziju, de zuidelijke helft van Duitsch land met de noordelijke lot één geheel samen te brengen. Doch naar Gods ondoorgron delijke raadsbesluiten moest het nog in mijne roeping liggen, zelf die eenheid tot stand te brengen, gelijk zij thans tot stand gekomen is na dezau oorlog dien Frankrijk zoo dwa selijk is begonnen, en die in 7 maanden even roemrijk als bloedig is ten einde ge bracht. Wanneer ooit in de geschiedenis de hand Gods zichtbaar is geweest, dan heeft men in de jaren 1866, 1870 en 1871 haar gezien. De Duitsch-Fransche oorlog, die als een bliksemstraal uit een helderen hemel viel, heeft binnen weinige dagen ge heel Duitschland vereeuigd; onze legerscharen behaalden de eene zege na de andere, en hielden, ook met smartelijke opofferingen, den strijd vol, gelijk het alleen door Gods wil mogelijk was. Diens wil stelde mij mannen ter zijde, om dat groote werk te volbrengen. Die wil versterkte de gezind heid der strijdenden in toewijding en vol harding en ongekende dapperheid, zoodat Pruiseus vanen en die zijner bondgenooten een onvergankelijke!! roem en nieuwe eere behaalden. Die wil bezielde het volk met eene ongekende offervaardigheid, ter ver zachting der wonden, welke de oorlog on vermijdelijk toebrengt. Met een ootmoedig hart prijs ik den genadigen God, die ons waardig keurde, zulke groote dingen naar Zijnen wil te volbrengen. Moge Zijne ge nade ons verder ter zijde staan bij den verderen opbouw van het nieuwe Duitschland tot hetwelk nog eerst de grond is gelegd. Moge het ons deel zijn, in ootmoed te ge nieten wat in bloedige heete kampstrijden is verworven. Heere, uw wil geschieddeI" Zeven jaren later, na de moordaanslagen van llödei en Nobiling schreef ae keizer: «Er loopt een jaar ten einde, hetwelk voor mij een noodlottig jaar moest ziju. Gebeurtenissen van diep schokkeoden aard hebben mij den 11 Mei en i Juni getroffen. Het lichaamelijk lijden moest onderdoen tegenover de smart, dat zonen van Pruisen eene daad volvoerden, wier gevolgen ik op mijn hoogen leeftijd zoo moeilijk kon te boven komen en die mijn hart en gemoed voor al mijne overige levensdagen bezwaren. Doch ik moet mij overgeven aan den wil Gods, die dit alles toeliet, maar mij tevens Zijne genade en barmhartigheid deed onder- viuden, daar hij mij niet slechts iu het leven hield, maar ook de gezondheid gaf, die mij weder voor uiijne werkzaamheden geschikt maakte. Dus loof ik God voor zijue beschikking, waarin ik tevens eene vermaning zie om tot mij zelven iu te keeren alvorens voor den rechterstoel des Almach- tigeu te verschijnen"enz enz. De aanteekeningen worden voorafgegaan door een algemeenen afscheidsgroet, dien de keizer reeds den 10 April 1857, dus reeds meer dan dertig jaar vóór zijn dood had ontworpen. Daarin zegt hij: «Wanneer dit geschrift aan de mijnen in handen komt, behoor ik niet meer tot de levenden. Moge het mij vergund ziju, af scheid te kunnen nemen van hen, die mij dierbaar ziju en mij zullen overleven. Mocht de dood mij overvallen, dan moge mijn geheele leven eene voorbereiding voor hier namaals zijn geweest! Moge God mij een barmhartig rechter zijn!" Later heeft hij er nog bij geschreven: «Een veel bewogen leven ligt achter mij. Naar Gods ondoorgrondelijke beschikking zijn lief en leed bij gestadige afwisseling mijn deel geweest. Het treurige lot, hetwelk ik als kind mijn vaderland zag ondergaan en het vroegere verlies eener onvergetelijke geliefde moeder vervulde reeds vroeg mijn hart met ernst. De deelneming aan den oorlog van 18131815 tegen Napoleon gaf het eerste lichtpunt in mijn leven." enz. Na hierbij verder gedachtig te zijn ge weest aan allen, wier vriendschap en wel willendheid hij in die moeilijke tijden heeft ondervonden, en na daarbij zijn gevoel te hebben uitgestort over den troost des we- derziens eindigt de keizer met«Aiuiachtige gij kent mijne dankbaarheid voor al het goede en smartelijke, hetwelk mij hier bene den is ten deel gevallen. In uwe handen beveel ik mijueu geest. Amen"! De openbaarmaking vau al deze aantee keningen heeft blijkbaar een buitengewoneu indruk gemaakt. Omtrent de herfstoef, niiigen van het garde- en het derde legerkorps is thans het volgende vastgesteld: Na afloop van de morgen te houden groote parade van het garde korps op het bekende Tempelhoferveld rukt dit korps in afdeeliugen den Sn en 4n September naar het in den omtrek van Berlijn gelegen terrein, waar de brigade- en divisieoefeningen zullen plaats hebben. Den Sn dnarannvol- geude zal de beroemde jaarlijksche keizer, parade van het derde legerkorps op het Tempelhoferveld worden gehouden. Den Hu zal liet gardekorps onder aan voering van den keizer tegen een gemat- keerden vijand oprukken, en den daarop volgenden dag zullen in de buurt van Miincheberg de groote manoeuvres van het garde- tegen het derde legerkorps plaats hebben, welke eveneens bijgewoond zullen worden door den keizer, die tevens zijn kwartier in dit stadje zal betrekken. Het aantal genoodigden ter bijwoning van de manoeuvres bepaald zich bijna uitsluitend tot de militaire altaché's bij de te Berlijn gevestigde ambassades eu gezantschappen. tfUSTEJIRIJ K. Keizer Frans Jozef en de aartshertogin Clotilde zullen de keizerin van Rusland tt Gmünden gaan begroeten. Deze laatste zou belast zijn met het bewerken van een onderhoud lusschen de keizerin en prinses Clementine van Coburg. KVILAKD. De jongste broeder van den Czaar, de grootvorst Paul, zal in den echt treden met prinses Alexandra vau Griekenland. Volgens een telegram njt Berlijn aan de Soleil is een complot tegen den Czaar ontdekt. 14 personen, in wier bezit bom- men werden gevonden, zijn gearresteerd. BIILCA RIJ G. De Figaro meent te kunnen ver zekeren, dat prinses Clémentine van Coburg een huwelijk tot stand poogt te brengen tusschen haren zoon, vorst Ferdiuand van Bulgarije, en de 19-jarige prinses Louise va Parma. De toch reeds vermogende vorst Ferdinand zou door zoodanig huwelijk nog meer geld beschikbaar krijgen om ziel in Bulgarije populair te maken; want de vader der prinsen, hertog Robert van Parma, is de erfgenaam van den graaf van Chambord en elk zijner zes kinderen zal dus eenmaal schatrijk worden. ZWGDGN. De Polilische Corretpondeuz meldt dat van eene candidatuur van den Zweedscben prins Oscar, den tweeden zoon van dei koning van Zweden, voor den Bulgaarschen troon geen sprake is, en dat evenmin te Stockholm iets bekend is omtrent het voor nemen van koning Oscar om het Russischr hof in den eersten tijd een bezoek te brengen. M A II O K K O. Volgens bericht uit Tanger is het dei sultan van Marokko gelukt door de blok kade van den Zuid-Atlas heen te breken, en hebben de opgestane stammen zich on derworpen. PER TELEGRAAF. BERLIJN, 1 Sept. De parade vau hel garde-corps was schitterend. De keizer ver scheen te 9 uur te paard op het paradeveld, omgeven door de koningen van Zweden en van Saksen, de prinsen Heinrich en Albert, de kroonprins van Griekenland en een schit terend gevolg. De zoontjes van den keizer woonden de parade bij in een met vier paarden bespannen hofrijtuig. Nadat de vorstelijke personen het front hadden afge reden en de troepen tweemaal hadden gede fileerd, werd de keizer, bij zijn terugkeer, door een dichtopeengedrongen menschel- menigte met geestdrift toegejuicht. Stukken buiten verantwoor delijkheid der redactie. Aan de Redactie der Leideche Coumtl Het oordeel van Aristoteles over de op voeding der Spartaansche jeugd, bij de laatste promotie en prijsuitdeeling van het gymnasiui medegedeeld, is zoo belangrijk dat ik mij veroorloof er eene afzonderlijke plaats voor te vragen in uwe kolommen. Het krijgslied, in anapaetiscie maat, waarmede Tyrtaeus dr Spartanen tegen de Messeniërs aanvuurde, moge voorafgaan: Welaón, kloeke jóngens van Spérta, Zelf burgers en zónen van bórgers, op marsch en gevéld uwe nópens in de linker het schild tot verwériug, in de réchter de speér tot denaónval, het jeugdige léven niet sparend den roéin der Spartanen gedóchtig. Aristoteles zegt nagenoeg het volgende: «Dat er een zekere opleiding bestaat, waarbij men voor zijne zonen niet zoon" heeft te letten op de dagelijksche leverisbc- hoeften en het voordeel, als wel op devrijt ontwikkeling en de schoonheid, is eene in gemaakte zaak. Of die opleiding slechts"?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1888 | | pagina 2