MANUELA,
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Vrijdag 2 December 1887, N°. 283.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
Leidsche Courant
15 e ze Courant verschijnt dadelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ASQifüE^EPJT:
Voor Leiden, per 3 maandenf 1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Prijs per Summer 10 Cent.
ADVERTENTIES:
Van 16 regels0.00.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, a contant, zonder rabat, per regel 0.10.
Bureel: Scheepmakers*teeg 6.
201e Jaargang.
t a tl s - II e r i c h t e n.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN brengen ter algeineene kennis dal.
ingevolge art. 11 van het Koninklijk besluit
van 9 November 1S51 Staatsblad ri°. 142),
in verband met Zijner Majesteils besluit van
II Augustus 1859 Staatsblad n°. 80), op den
3den December a. s. des middags Ie twaalf
uren, op bet Raadhuis eene vergadering van
kiesgerechtigden zal worden gehouden Ier ver
kiezing van hvee leden van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken, in de plaats van de
Heeren PETRUS 1SAACUS DE FR EMERY die
in 1888 had moeien aRreden, doch ontslag
heeft genomen en HERMAN C0RNEL1S IIAR-
TEVELT, die in 1890 had moeien aftreden,
doch overleden is en dat de inlevering der
slembriefjes op bovengenoemden dag geschiedt
van 12 tot 2 uren, waarna de bus onmiddel
lijk geledigd wordt en de stemopneming
plaats heeft.
En wordt deze door plaatsing in de Leid-
sclte Courant afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE KANTER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, den 4 November 1887.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN,
Gezien het adres van N. WOUTERLOOD
Pz. houdende verzoek om vergunning lot liet
plaatsen van een stoomketel van zes paarden
kracht in zijne lahriek van verduurzaamde le
vensmiddelen in hel perceel Levcndaal no. 174.
Gelet op de artt. 6 en 7 der Wet van 2
Juni 1875 Staatsblad no. 95);
Geven hij deze kennis aan het publiek dat
genoemd verzoek, met de bijlagen, op de
Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd is;
alsmede dat op Donderdag den 15 December a. s.,
's voormiddags te elf uren, op het Raadhuis
gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren
tegen dat verzoek in te brengen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE KANTER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 1 December 1887.
STADSNIEUWS.
De volgende circulaire is aan onze
Katholieke stadgenooteu verzonden
„Geachte Katholieke Stadgcnooten.
Nog slechts weinige weken en geheel de
Katholieke wereld zal met groot enthousiasme
het Gouden Priesterfeest vieren van onzen
beminden H. Vader Paus Leo XIII.
Overal, ook in ons Vaderland, verneemt
men van toebereidselen, om dat feest waar
dig te herdenken. Zal Leiden alleen achter
blijven? is eene vraag, die in de laatste
dagen bij menigeen opkwam; zoo ook bij
de ondergeteekendendie een paar malen
samenkwamen om cenige plannen te be
spreken.
Op den voorgrond stond, dat eene feest
viering om den persoon, dien het geldt,
waardig en grootsch behoort te zijn, maar,
én de korte tijd van voorbereiding én de
groote kosten aan een schitterend feest ver
bonden, én de moeilijkheid om het zoo in
te richten, dat alle Katholieken konden
deelnemen, maakten de kans van eene goede
uitvoering zoo onzeker, dat men van der
gelijk plan heeft afgezien. De vraag rees
nu: zou het wellicht nog niet meer in den
geest van onzen Heiligen Vader liggen,
wanneer in de dagen Zijner feestviering,
door eene gave van allen, die daartoe ook
maar eenigszins kunnen bijdragen, te Zijner
ecre en uit Zijnen naam aan onze behoef
tige geloofsgenooten een gelukkige dag werd
bereid? Dat denkbeeld vond bijval en de
ondergeteekenden vormden zich als Commis
sie om bijdragen voor dat doel in te zamelen.
Zij komen thans tot U met verzoek te willen
medewerken tol verwezenlijking van hun
denkbeeld; vindt dat ondersteuning dan
stellen zij zich voor:
I Aan de Vereenigingen van den H. Vin-
centius it Paulo en van de H. Elisabeth
eene gift aan te bieden door de Katholieken
van Leiden ter eere van Zijne Heiligheid
bijeengebracht.
En bij ruime deelneming
II. Aan al de behoeftige Roomsch Ka
tholieke, behoorenden tot de parochiën van
Leiden, eene extra bedeeling in levensbe
hoeften te verschaffen.
III. Aan de behoeftige R. K. kinderen
een feest te bereiden.
Onze H. Vader spoorde ons herhaaldelijk
tot liefdadigheid aan, men handelt dus vol
gens de meening onzer Commissie geheel in
Zijnen geest, door Zijn feest dienstbaar te
maken aan de beoefening daarvan. De beide
Vereenigingen genieten de onverdeelde en
algemeene sympathie van alle Katholieken,
en geen wonder dus dat bij de bestaande
schaarschte barer geldmiddelen eene gave,
bijeengebracht door alle Katholieken zonder
uitzondering, een eigenaardig karakter ver
krijgt, en zeer zeker de goedkeuring van
Zijne Heiligheid zal wegdragen.
Daarbijis het niet eene schoons gedachte,
dat al de meer gegoeden hun minder bevoor
rechte geloofsgenooten een blijden dag berei
den; en kan ons iets gelukkiger maken, dan
wanneer we de arme kinderen een feest mogen
zien vieren op eene wijze, zooals we dat zoo
gaarne onze kinderen gunnen? Dat feest
heeft bovendien het voordeel, dat én ouders
én kinderen zich tot den Koning van dat
feest zullen voelen aangetrokken en het voor
hen een blijvende herinnering zal zijn aan de
heuglijke gebeurtenis die de Katholieken
eerstdaags het voorrecht zullen hebben te
gedenken.
Vertrouwende derhalve, dat deze denkbeel
den ook uwe goedkeuring mogen wegdragen,
noodigen ondergeteekenden U dringend uit
hunne pogingen te steunen.
Toont, dat waar het er op aankomt onzen
H. Vader te eeren en liefdadigheid te oefenen,
Leiden's Katholieken één hart en één ziel
zijnen geeft daarvan het bewijs door bij
gaand inschrijvingsbiljet met eene milde bij
drage in te vollen, vast overtuigd dat het
nimmer gehoord is, dat geld aan den armen ge
geven, tijdelijk nadeel zoude kunnen opleveren.
Mocht inliggend biljet véér 12 December
a. s. niet bij een der leden onzer commissie
terug bezorgd zijn, dan zal het door of na
mens een onzer worden afgehaald.
Bij de invulling van dit biljet hopen wij,
dat niet alléén het hoofd des gezins, maar
ook alle inwonende personen iets zullen
willen bijdragen.
De circulaire zal in den ruimst mogelijken
zin worden verspreid en de bijdragen hoe
gering ook, dankbaar bij de leden der Com
missie of bij het afhalen van dit biljet wor
den aangenomen.
(Was onderteekend): De Commissie: P'
Driessen, voorzitter, rnr. J. A. F. Coebergh,
onder-voorzitter, A. D. D. Sehretlen, secre
taris, H. Van Wensen, penningmeester,
Pel. Driessen, mr. L. M. J. H. Kerstens,
dr. II. B. P. Kortmann, tl. Noordman,
W. II. Schmier, J. D. Speet en P. G. Timp.
Leiden, 29 November 1887.
De ondergeteekenden juichen de denk
beelden in bovenstaande circulaire vervat
ten zeerste toe en verzoeken de Roomsch
Katholieken van Leiden de plannen van de
Commissie wel te willen steunen.
(Was onderleekend)De R. K. Pastoors
der drie Parochiën van Leiden, J. Bots,
J. C. H. Muré en W. J. A. Derks.
Leiden, 30 November 1887."
De 2e luitenant E. W. Klop, laat
stelijk sergeant bij het regiment grenadiers
en jagers, ingedeeld bij het 4e regiment
infanterie, is hedenmorgen alhier plechtig
beëedigd. Na afloop maakte de troep, be
geleid door de muziek, eene militaire wan
deling.
De paardenarts der 3de klasse P.
Brouwer, van de 2de afdeeling van het 2de
regiment veld-artillerie alhier werd op heden
gedetacheerd bij bet remonte-depót te Mil-
lingen.
Bij den uitgever W. Cremer, te 's Gra-
venhage, verscheen dezer dagen een zeer
onderhoudend boek van den heer W. P.
Maigadant, oud-officier van de administratie
van de marine, getiteld „Met de adelborsten
aan boord van de Aldebaran". Een enkele
plaat uitgezonderd, bv. die tegenover bl.
274, ziet het boek er op 't eerste gezicht
flink uit; flink gedrukt en handig van for
maat telt 't ruim 420 bladzijden en eenige
platen.
In hoofdzaak wordt ons de reis beschre
ven van een onzer oorlogsschepen, eene reis
waarop, na Engeland, o. a. Bahia, Rio-
Janeiro, Montevideo, de Kaap de Goede Hoop,
St. Helena en Suriname worden aangedaan.
De uitstapjes door de adelborsten in die
streken gedaan zijn prettig verteld; de per
sonen zelf en vooral de adelborsten worden
ons, door de uitmuntende beschrijving, leven
dig voor oogen gesteld.
Wie van nabij met het leven aan boord
en met dat van adelborsten in 't bizonder,
bekend is, zal bevinden dat de teekening
over 't algemeen met groote juistheid is
gemaakt en hij zal zich nog meer aange
trokken gevoelen door die gezellige omgeviDg,
waarin voor hemdie een opeD oog heeft
voor waarnemingen op zielkundig gebied,
zeer veel menschenkennis te vergaren is.
FEUILLETON.
OF DE WRAAK EENER EDELE VROUW.
99).
De deur ging open en mejuffrouw Latour
trad binnen; zij maakte een nijging voor
Cecilia en zette de bloemendie zij in de
hand hield, in een vaas.
„Het spijt mij te moeten hooren, dat gij
hoofdpijn hebt gehad, mademoiselle Latour,"
zeide Cecilia, terwijl zij bij hare woorden de
gouvernante onafgebroken gadesloeg. „De
kinderen zeiden mijdat ge den geheelen
dag uw kamer moest houden, anders zou ik
positief geloofd bebben, dat gij de gestalte
geweest waart, wier gelaat ik voor een der
ramen van het „zwarte huis" gezien heb."
De gouveroaute keek op; baar oog ont
moette dat der jonge aristrocrate.
„Gij meendet mij gezien te hebben
mylady! Hoe zonderling!" antwoordde zij
verwonderd en met onverstoorbare kalmte.
„Het schijnt mijn lot te wezen, om
steeds voor een ander aangezien te moeten
worden."
Cecilia stond verbluft. Was dat gelaal,
't welk zij gezien bad, niet dat geweest van
dit meisje, wie kon dan in 's hemels naam
het gelaat toebehoord bebben, welks aanblik
haar zoo zeer ontsteld had.
Van de eerste de beste gelegenheid, die
zich aan lady Cecilia aanbood, maakte zij
gebruik om den slotportier aan een verhoor
te onderwerpen. Maar tevergeefs. Hij had
zijn post en de gouvernante het slot niet
verlaten. Cecilia stond hier voor een raadsel,
dat des te geheimzinniger werd, hoe meer
zij trachtte hetzelve tot een oplossing te
brengen. Doch er zou haar niet veel tijd
tot nadenken overblijven. Haar eigen lot
zou maar al te spoedig hare gedachten
weder op dat eene concentreerenwat
vroeg of laat, als een sombere schim voor
haar stond.
Instinktmatig gevoelde zijdat de ge
vreesde ure der beslissing geslagen had, dat
graaf Prenk op het puDt stond het woord
uit te spreken, dat al hare droomen ver
nietigde voor immer. Zonder liefde zou zij
de vrouw van een man worden. ZoDder
liefdel En Cecilia, die de gansche wereld
koud en coquet noemde, gevoelde thans
levendig, dat liefde een der hoofdvereischten
tot een gelukkig huwelijk is. Nog eer deze
dag verstreken was, dat gevoelde zij, zou zij
de bruid van een man zijn, die zij nimmer
lief kon hebben I
Buitengewoon stil en deftig liep heden
het diner af en Cecilia loosde een zucht
van verlichting, toen het haar na het op
heffen der tafel eindelijk gelukte om on
bemerkt uit de zaal naar den wintertuin te
vluchten.
Uitgeput zonk zij hier onder een groepje
palmen neer.
„Mylady, vergeef mij, maar men heeft
mij uitgezonden om u op te zoeken
Hare handen vielen machteloos in haar
schoot af, haar uur had thans geslageu.
Lord Arthur stond voor haar, zij zag naar
hem op en een aandoenlijke bede sprak uit
hare oogenhij begreep haar echter niet.
Bewonderend rustte zijn oogen op de be
koorlijke verschijning. Hoe schoon was zij,
hoe schoon en beminnenswaardig. Waarlijk,
zij was een vrouwwaarop een man trotsch
kon wezen
Geheel onder de betoovering van het
oogenblik staande, boog hij zich voorover
en vatte hare hand. Woorden zweefden
hem op de lippen; nog slechts één oogen
blik en datgene zou uilgesproken zijnwat
over twee menschenlevena beslissen moest.
„Lady Cecilia," zeide hij met eeDe slechts
kwalijk verborgen aandoening in de stem,
„het verheugt mij inuig, u alleen te
vindenwant ik gevoel behoefte om u te
zeggen—"
Hij voleindigde den volzin niet, ja,
veeleer bestierven van schrik hem de woorden
op de lippen. De porlière werd ruischend
uit elkaar geslageu en op den drempel stond
mejuffrouw Latour.
HOOFDSTUK XXV.
NIET VERGETEN.
„Mylady, mevrouw de baroDes zendt mij
hierheen om u te verzoeken, of ge in het
salon wilt komen!"
Met deze woorden trad de jonge gou
vernante naar lady Cecilia toe. Haastig
stond deze op.
„Is men al bezig met de charades?"
vroeg zij.
„Ja, mylady, men wacht slechts op u!"
„Gij doet toch ook mede, lord Arthur?"
vroeg lady Ceciliamaar naar hem opziende,
bemerkte zijdat zijne oogen onafgewend op
mejuffrouw Latour rustten.
Wordt vervolgd.)