II
MANUELA
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt dadelijks, behalve op Zuii- en Feestdagen.
ABOHNEHIENT:
Woensdag 5 October 1887. N°. 233
ADVERTENTIE!:
Uitgevers: Gebroeders Muré.
Stads-Berichten.
Voor Leiden, per 3 maandenf 1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden l.ttO.
Prijs per Nummer 10 t ent.
Van 16 regelsf 0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, a contant, zonder rabat, per regel 0.10.
Bureel: ücheepiisakerssteeg 6.
201° Jaargang.
Aan de geabonneerden op de Han
delingen en Ingekomen Stukken van
den Gemeenteraad zijn de no. 195
200 der Ingekomen Stukken met dit
nummer verzonden.
Inenting tegen betaling.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN brengen ter algemeene kennis dat op
Donderdag 6 October e. k. des na
middags lusschen 2 en 3 uren, in hel
Gllsabethshof aan de Oude Vest, gelegen
heid wordt gegeven om le worden ingeënt
met animale vaccinestof, tegen betaling van
f 1 per persoon.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
DE KANTER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Luiden, 4 October 1887.
«TADSNIDUWg.
Ter vervalling van de vacature van tweede
onderwijzeres aan de meisjesschool 2de klasse
ontstaan door het aan mej. F. J. Eldering
verleend eervol ontslag, leggen burg. en
weth. den gemeenteraad het volgende drietal
overle mej. Catharina Bastiana Renaud
2e mej. Hendrica Westdijk, en 3e Jaeomina
Johanna De Haas, allen alhier.
De commissie van financiën heeft geene
bedenkingen tegen den in hare handen ge
stelden suppletoiren staat van begrooting
dienst 1887, van het Heilige Geest- of
Arme Wees- en Kinderhuis, alhier, en wel
in ontvangst en uitgaaf ad f 3947,851,
Burg. en weth. geven den gemeenteraad
in overweging aan J. J. Claassen, wed. H.
N. Tetterode, op haar verzoek wegens ves
tiging in de gemeente in den loop van het
derde kwartaal 1887, terugbetaling van
schoolgeld te verleenen voor één kind toe
gelaten tot de jongensschool 2de klasse en
voor twéé kinderen toegelaten tot de leer
school, te zamen ten bedrage van f 5.
Nog geven burg. en weth. den raad in
overweging, naar aanleiding van een verzoek
van den boekhandelaar J. H. Zitman alhier
om aan adressant voor de jaren 1888, 1889
en 1890 continaatie toe te zeggen van de
levering van boekenkaartenmodellen of
voorbeelden voor tapisserie en handwerken
ten behoeve van de openbare lagere scholen
alhier. Aangezien adressant voortdurend ten
meesten genoege van het gemeentebestuur
is werkzaam geweest, blijkens attesten van
onderscheidene schoolhoofden, en de aanne-
mingsprijs in alle opzichten billijk kan wor
den geacht hebben burg. en weth. tot het
doen van bovengenoemd voorstel geen be
zwaar.
Naar aanleiding van de vroeger gevoerde
discussiën omtrent de terugbetaling van
schoolgel.t lager onderwijs bij tosschentijds
vertrek uit of aankomst in de gemeente
hebben burg. en weth. eene voordracht op
gemaakt de strekking hebbende om op de
daarbij aangevoerde gronden tot de intrek
king van de betrekkelijke bepaling in de
verordening op de heffing van schoolgeld
over te gaan.
Alvorens die voordracht in den raad in
te dienen hebben burg. en weth. haar in
handen gesteld van de plaatselijke school
commissie met verzoek daaromtrent haar
advies te willen mededeelen.
Uit het daarop door haar uitgebracht rap
port, dat daarbij wordt overgelegd, blijkt
dat de schoolcommissie het behoud van de
bepaling in hoofdzaak wenschelijk acht,, ter
wijl door haar eene gewijzigde redactie wordt
aangegeventen einde onbillijkhedendie
uit de tegenwoordige redactie voortvloeien
in het vervolg te voorkomen.
Ook na dat rapport zijn burg. en wetb.
niet overtuigd dat de restitutie van schoolgeld
over 1 h |2 maanden inderdaad noodig is,
terwijl toch het schoolgeld zoo laag moge
lijk gesteld is.
Op grond van een en ander stellen burg.
en weth. voor de betrekkelijke zinsnede in
het raadsbesluit van 11 November 1880
aldus te lezen.
„Voor elk ingetreden kwartaal is het
volle schoolgeld verschuldigd ook al heeft
de leerling het onderwijs over dien geheelen
tijd niet genoten. Bij tusschentijds verla
ten van de school wordt geene teruggave
toegestaan. Echter kan de gemeenteraad
op gemotiveerd verzoekschrift aan de ouders
of die hen vervangen, welke tusschentijds
de stad metterwoon verlaten of zich in de
gemeente vestigen, gedeeltelijk teruggave
of kwijtschelding van schoolgeld verleenen."
Ingevolge art. 5 der bij de wet van 6
Juli 1887 bekrachtigde overeenkomst tus-
schen het rijk en de gemeente, doet de ge
meente in het ziekenhuis der rijks-universiteit
tegen betaling van f 0.50 daags per persoon
al de stads-zieke armen verplegen alsmede
de zieke armen van andere gemeenten, voor
rekening van deze, tijdelijk op verzoek der
gemeente Leiden te plaatsenalleen voor
zooverre bij heerschende epidemiën de be
schikbare ruimte toelaat, terwijl na 5 jaren
en telkens na verloop van gelijken termijn
het bedrag der verpleegden opnieuw wordt
geregeld in der minne, des noods door arbiters.
Ingevolge raadsbesluit van 27 December 1877
is na onderhandeling met de regeering, de
bijdrage voor het volgend vijfjarig tijdvak
vastgesteld op f 0.75 daags per persoon,
welke overeenkomst krachtens raadsbesluit
van 28 September 1882 voor den tijd van
5 jaren is verlengd.
Het komt burg. en weth. voor dat er
geen termen bestaan om in de tegenwoor
dige regeling wijziging te brengen, zoodat
zij den gemeenteraad, onder overlegging van
het betrekkelijk schrijven van curatoren der
universiteit, in overweging geven hun col
lege te machtigen om de verlenging van de
bestaande overeenkumst wederom voor den
tijd van 5 jaren aan te vragen.
HET 3-OCTOBERFEEST.
Toen we gistermorgen ons hoofd buiten
staken om de vlag uit te steken was 't nog
niet recht duidelijk of we 's avonds die vlag
druipnat of „zóó-zód" zouden binnen balen.
Spoedig echter kwam het Octoberzonuetje
de regendroppels kleuren en doen schitteren
en in 't eind de zege behalen. Tegen half
negen zag het weer er ten minste zoo uit
dat we niet behoefden te vreezen dat de
feeststemming er uitgeregend zou worden.
We togen dan op weg naar de Korenbenrs
om daar te ervaren dat die voor koraalmu-
ziek de geschikte plaats niet is. Zeer vaak
wasop eenige meters afstandvau het ge
luid weinig te onderscheiden en we vonden
't van den gamin niet slecht gezegd toen hij
tegen zijn kameraad zijne meening aldus uit
sprak: „zig jo, ze hibben daer nen bromtol".
Te 10 uur begon de bespeling van het
carillon en begon de fontein te werken, een
en ander in de gevlagde straten gezien en
aangehoord maakte daar de omgeving ge
zellig en feestelijk. Tegen negen uur split
sten zich de paren voor een oogenblik om
ieder voor zich te maken dat men er bij
kwam. De vrouw naar de Waag om haring,
brood en rijst, de man naar het gebouw
der vereeniging „Nat en Genoegen" om
tabak en een bon voor kruiken bier. De
mannen namen bovendien nog eene verras
sing meê naar huis, eene feestpijp met het
Leidsche wapen en den burgervader Van
der Werf en medaillon en het opschrift:
„Leidens ontzet, 3 October 1574." Bij
beide uitdeelingen ging 't voorbeeldig gere
geld en ordelijk toe, dank zij de bemoeiin
gen van de commissiën en de dames-help
sters, maar ook dank zij de tevredene en
kalme houding van de vrouwen en mannen
die zich aanmeldden.
Algemeen was in de stad de nationale of
de oranjevlag uitgestoken en in den vroegen
ochtend was reeds aan het standbeeld in
het Ruïnepark een schoone krans gehecht.
Onophoudelijk was 't druk in de straten,
een gezellige feestdrnkte. Oranje was 't
overal; oranje aan de woningen, oranje op
de jassen op de mantels en op de hoeden
en hopen we oranje ook in de harten.
Maar tegen een uur stroomde alles naar
de grachten en naar de Neksluis om te zien
hoe, na een moeitevollen tocht tot onze
stad genaderd, de watergeuzen hunnen in
tocht deden. In den tuin van den heer
Kriest op het Jaagpad haddeD de deelnemers
zich opgesteld, om groepsgewijze, naar de
orde in het programma opgegeven, in de
platboomde vaartuigen plaats te nemen. Op
de gecostumeerden volgden de vereenigingen
met hunne banieren. Op de twee stoom-
booten hadden het bestuur der 3-October-
vereeniging en de hulpcommissie plaats
genomen terwijl de eerste boot de sc'outterij-
muziek en de tweede de muziek van het
vierde op sleeptouw had. Vóór het schil
derachtig geheel zich in beweging zette,
klauterde de heer Goedeljee, photograaf al
hier, met zijne ingrediënten tegen een dak
op en nam daar eenige afbeeldingen van
den Vliet en wat er zich op dat oogenblik
in bevond. Daarna ging bet in gang, de
helmen blonken in het Octoberzonnetje dat
als verlegeneven om een boekje kwam
FEUILLETON.
OF DE WRAAK EENER EDELE VROUW.
53.)
Toen zij vernamen dat ik arm was, deden
zij mij het voorstel, om mijn dochtertje
als hun kind aan te nemenbet groot te
brengen als ware het hun eigen vleesch en
bloed, bet hnn naam en hunne liefde te
schenkenkortomuit bet bedelaarskind een
voorname, jonge dame te maken. Mijn
antwoord was spoedig gegeven. Ik was met
vreugde bereidtegen een contante betaling
van twintig duizend francs hun het kind ai
te staan. Doch mijne bereidwilligheid, de
echte koopmanskalmtewaarmede ik de zaak
opvatte, verwonderde het echtpaar eeniger-
mateja, ik bemerkte zeer goed, dat zij er
zich onaangenaam door aangedaan gevoelden.
De edelman zag mij met wantrouwende
blikken aan en vroeg dan ook eindelijkof
ik dan werkelijk de moeder van het kind
was. Het ware zeker politieker van mij
geweest, indien ik deze vraag bevestigend
beantwoord hadde, maar, dat kon ik toch
niet van mij verkrijgen. Ik haatte het kind
gelijk ik de moeder gehaat had en onge
twijfeld moet deze haat uit mijn oogen ge
straald en hem aanleiding gegeven hebben
om verschrikt van mijne legerstede te wijken.
„Neen, neen, mijn kind is het niet en toch
behoort het mij toe," antwoordde ik kort
en bondig. „Hoe dat in elkaar zit, zulks
behoeft u niet verder te interesseeren. Gij
behoeft volstrekt niets anders te weten, dan
dat ik het recht heb, om vrij over dit kind
te beschikken. Blijft gij dus bij uw voor
stel?" Ik zweeg, sloot de oogen en wachtte
af wat het rijke, Engelsche echtpaar zeggen
zou. Het antwoord viel juist zoo nit ais ik
verwacht had. De jonge wouw had eenmaal
liefde opgevat voor het kind en haar echt
genoot leefde slechts, om haar elk barer
wenschen uit de oogen te lezen. Zij besloten
dus mij de vereischte som nit te betalen en
mijn kind mede te nemen. Zij vertrokken
naar Indië en er bestond slechts een zeer
geringe waarschijnlijkheid, dat wij elkaar
immer in het leven zouden weerzien. Hoe ik
heette, wilden zij weten. „Johanna Her
mann," dat was de naam, dien ik hun
noemde. Of hij feitelijk de mijne is, dat
was en is niet van belang. En ook vroegen
zij naar den naam van het kind. „Eveneens
Johanna Hermann," antwoordde ikwanneer
zij het kleine meisje echter wilden adop-
teeren, ried ik hun aan, om het naar den
kleinen engel te doopendien de hemel
van hen weggenomen had. En van dezen
dag af droeg het kind den naam van
Manuela I"
Eenige seconden lang richtten zich de
oogen der intrigante vrouw op lord Rosegg,
als verwachtte zij een tegenwerping zijner
zijds; doch eindelijk de blikken weder naar
de vlammen in den haard keerende, nam zij
den draad van haar verhaal weder op
„Wij werden het eens; ik ontving twintig
duizend francs en onderteekeude een quitantie
voor het ontvangen geld. Ik moest lachen,
toen ik dezen lang begeerden prijs in ont
vangst nam. Het was de eerste schrede tot
mijn wraak. Heden doe ik de tweede. De
vreemdelingen namen het kind met zich
mede. Ik wilde de kleine nogmaals de hand
tot afscheid reiken, doch zij nam die niet
aan. Reeds op tweejarigen leeftijd had zij
een eigenzinnig kopje en ik had haar toch
nooit kwaad of ruw behandeld. Zij klemde
zich vast aan de kieêren der vreemde dame
en wilde mij zelfs niet eenmaal aankijken.
Zoo vertrok het Engelsche echtpaar met het
kind naar Indië en volle vijftien jaren bad
ik het geheel uit het oog verloren, maar
vergeten had ik het niet. Mijn leven was
vol afwisseling; ik verdiende geld en ver
teerde het weêr; ik bereisde geheel Europa
en bleef daar hangenwaar het mij het best
beviel. Zoo kwam ik eindelijk weder naar
Parijs, waar ik toevallig in een Londensch
dagblad het overlijden van den majoraalsheer
van Rosegg las. Zijn neef, die in Engel-
schen krijgsdienst stond, de baron Walter
Rosegg, luidde verder het bericht, was zijn
erfgenaam en keerde naar het vaderland terug,
om bezit te nemen van het majoraat. Ook
liep het gerucht, dat de baron met zijn
eenige dochter reeds met een der eerstvol
gende stoombooten repatrieeren zou. Dat
was zeer zeker een verrassende tijding. Ik
wou nauwkeurige inlichtingen in omtrent de
bezittingen der Rosegg's en vernam veel, dat
mij het hart kloppen deed. De Rosegg's
waren rijk, onmetelijk rijk. Eindelijk kwam
dan toch eens een einde aan dien strijd om
het dagelijksch brood. Een ieder scheen
Mannela voor de werkelijke dochter van den
baron te houden en het vdor vijftien jaren
plaats gehad hebbende overlijden van het
rechtmatig kind bleek voor allen een diep ge
heim gebleven te zijn." Wordt vervolgd.)