MANUELA
NIEUWS- EN ADVERTKNTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt dadelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ABOESMEiEiT:
Dinsdag 30 Augustus 1887. N". 203.
ABVERTEiTIEftS:
Uitgevers: Gebroeders Muré.
Voor Leiden, per 3 maanden f 1.25.
franco door het geheele rijk, per 3 maanden I.OO.
Prijs per Summer 10 Cent.
Van 16 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingencontantzonder rabatper regel 0.10.
Bureel: Scheepuiakerssteeg 6.
201» Jaargang.
STADSNIEUWS.
Daar de stand van zaken voor de aan
staande verkiezing van twee leden van de
tweede kamer in bet kiesdistrict Leiden
eenigzins veranderd is, nu gebleken is dat
„De Centrale R. Kathol. Kiesvereeniging"
en de Anti-Revolutionaire Kiesvereeniging
„Nederland en Oranje" elkanders candidaten
niet steunen zullen, vergadert hedenavond
de Liberale Kiesvereeniging „Algemeen Be
lang" om alsnog twee candidaten te stellen.
Wij hoorden voorloopig noemen de heeren
H. J. Bool, wethouder en mr. F. Was, lid
van den raad dezer gemeente.
Als naar gewoonte zal Woensdag, den
7en verjaardag van ons prinsesje, op het
schuttersveld alhier eene parade worden ge-
honden door de troepen alhier in garnizoen.
Ook hh. officieren en het kader der dd.
schutterij zullen er tegenwoordig zijn.
Door Z. M. is de heer dr. J. C. Scha-
gen van Soelen, laatstelijk pred. bij de Pro-
testantsche gemeente te Soerabaija, thans
met verlof hier te lande, op zijn verzoek,
met ingang van 1 Sept. 1887, eervol uit
's lands dienst ontslagen, met toekenning
van pensioen.
De Berlijnsche correspondent van de
If. B. Ct. schrijft: De Nederlandsche ge
leerde, dr. Snouck Hurgronje, bekend door
zijne reizen naar Mekka, enz., heeft zich
reeds eenige weken hier te Berlijn opgehou
den, om naar ik boor, ingevolge opdracht
van de Pruisische regeering een weten-
schappelijken catalogus van de hier ter stede
aanwezige Maleische handschriften samen te
stellen. Hij rekent, in de volgende week
met de voorbereidende werkzaamheden zoo
ver gereed te komendat hij de verdere
bewerking te Leiden kan voortzetten en ten
einde brengen.
Bij de op heden gehouden openbare
verkooping van cokes, bij partijen van 1000,
100, 50, 10 en 5 hectoliters, waren de hoogste
prijzen 1 320.—, f35.—, f 18.—f3.80 en
f 1.85laagste prijzen f 320.f 35.
18.—, f3.70 en f 1.85.
Zaterdagavond ongeveer 7J uur viel
een jongen in de Uiterstegracht, een water
dat voor 't „in 't water vallen" in den laat-
sten tijd zeer in gebruik is. Er zijn toch
werkelijk wel frisscher zwemplaatsen te vinden
dunkt ons. De jongen werd bijtijds weêr
op 't droge gebracht.
Gistermiddag viel bij het plantsoen
een man anderen lastig, zoodat de hulp van
de politie noodig was om den intusschen
ontstanen ernstigen twist te doen eindigen
en den woesten man in de cachot te
brengen.
Ter viering van een huiselijk feest had
prof. dr. W. F. R. Suringar alhier op zijn
zomerverblijf Rijngeest niet alleen zijne ver
wanten en vrienden genoodigd maar ook de
geëmploieerden aan den hortus, het botanisch
laboratorium en het herbarium alhier en die
van Rijngeest op Oegstgeest. Gisteravond
nu werd dat feest, de herdenking van zijn
25-jarig huwelijk, op Rijngeest luisterrijk
gevierdluisterrijk ook voor de geëmploieer
den, die ten getale van 34 aan tafels op
het terras ruimschoots van alles genoten,
ook van de muziek van een orkestje, sa
mengesteld uit leden van het muziekcorps
der dd. schutterij alhier.
Intusschen was de tuin vddr het huis door
vetglaasjes en lampions sierlijk verlicht en
tegen 11 uur werd een aardig vuurwerk
ontstoken. Echter werden ook nog anderen
uit de omgeving van het buitengoed ont
haald en tot laat in den avond, toen reeds
middernacht verstreken was zelfs, zat men
er gezellig bijeen en hadden de manschappen
geen woorden genoeg voor den gullen gast
heer die 't bun aan niets had laten ont
breken en voor de heerlijke natuur die tot
het welslagen van het feest zooveel heeft
bijgedragen.
Gisternamiddag werd ongeveer te vier
ure de mare ruchtbaar dat de stoom-olie-
fabriek „De Vechter" van den heer Helling
(Srma: Wed. C. H. Moens) te Leiderdorp,
in de onmiddellijke nabijheid van de stad,
in brand stond. Spoedig reeds was spuit I,
juist naast de fabriek gestationneerdin
werking, weldra krachtdadig gesteund door
de voorbeeldig bediende brandspuit van de
katoenfabriek, firma De Heyder en C0., al
hier, welk blnschmiddel op het terrein achter
de fabriek werd opgesteld.
Weldra rukten ook spuit II en III van
Leiderdorp aan. De stoombrandspuit, uit
Leiden ter hulp gezonden, kon onverrichter-
zake terugkeeren, omdat het blijkbaar on
mogelijk zou zijn, zelfs met die bulp, den
brand van de fabriek zelf meester te worden.
Alle krachten werden dus besteed aan de
pogingen tot behoud van het belendende
woonhuis. Daarin slaagde men dan ook vol
komen, hoewel spoedig het gedeelte naast
het woonhuis in puin lag.
Onophoudelijk bleven de spuiten I en II
groote hoeveelheden water in 't brandend
perceel werpen, terwijl spuit III en de spuit
van de katoenfabriek reeds te 10 uur onge
veer konden inrukken. Tot afzetting van het
terrein waren de manschappen der verschil
lende wapens gerequireerddie uit de om
liggende dorpen, van permissie naar hun
garnizoen wilden terugkeeren. Ook deze
manschappen konden ongeveer 10 uur naar
hunne kazernen terugkeeren.
Den geheelen nacht bleven spuiten I en
II bij het brandend perceel waken en spuiten
en dezen morgen sloegen nog rookwolken en
vlammen naar buiten, gevoed door de groote
hoeveelheid olie die in de oliebakken ter
aflevering aanwezig was. Zelfs te 10 uur
was 't eene afdeeling hussaren, die langs de
Lage Zijde zich naar buiten wilde begeven,
onmogelijk dat plan te volvoeren, waarom
ze moesten terugkeeren en een anderen weg
daartoe zoeken.
Is dus het woonhuis volkomen behouden
gebleven, van het fabrieksgebouw is weinig
meer over dan de puinhoopen, waaruit zich
ongedeerd de lange schoorsteen verheft. De
oorzaak van het ontstaan van den brand is
tot nog toe onbekend. Er was in de laatste
dagen en nachten veel gewerkt, en ook den
laatsten nacht nog, om te voldoen aan de
groote bestellingen, waarvan er nog onvol-
voerd zijn gebleven.
Met het oog op de onderscheidene
fabrieken te Leiderdorp zal naar we verne
men in overweging worden genomen voor
die gemeente eene kleine stoombrandspuit
aan te schaffen.
Men schrijft ons uit Brussel over den
grooten internationalen prijskamp van weten
schappen en nijverheid, aldaar in 1888 te
houden. De Pester Lloyd, kondigt deze week
aan dat er te Peslh een comité gevormd is
voor de inrichting van de Hongaarsche af
deeling in den grooten internationalen prijs
kamp te Brussel in 1888. Mr. J. Duckerts,
generalen consul van België te Pesth, heeft
al de nijveraars en voornaamste handelaars
van het land in vergadering genoodigd. Het
staatsbestuur van Hongarije had overigens
aan die vergadering een officieel karakter
gegeven door mr. dr. Alexander Matlekovitz
als afgevaardigde te kiezen. Deze laatste is
met algemeene stemmen tot voorzitter van
het comité benoemd. Mr. Lederer, secretaris
bij het ministerie van handel van Hongarije,
is tot geheimschrijver en mr. Duckerts tot
Belgisch commissaris benoemd. De aanwezi
gen .hebben met de grootste belangstelling
de uitlegging van bet doel van den grooten
prijskamp gehoord. Men weet dat den
grooten prijskamp niet alleen medailles en
diploma's zal uitreikenmaar ook premiën
in geld voor de beste oplossingen van de
gestelde vragen. De generale consul van
België te Pesth, heeft blijken gegeven van
werkzaamheid en ijver in bet verdedigen der
belangen zijner landgenooten te Hongarije.
Het ware te wenschen dat dergelijke
comho's ingericht werden in alle landen die
in den grooten prijskamp vertegenwoordigd
zijn. In Frankrijk en Duitschland is men
reeds in onderhandeling.
MUZIEK, LETTEREN EN.KUNST.
Sterfdag (1666) van Frans Hals.
De heer J. D. E. Schmeltz, conservator
aan 's rijks ethnographisch museum te Lei
den, heeft het plan opgevat een „Interna
tionales Archiv fiir Ethnographie" uit te
geven. Aan de vakgenooten is een uitnoo-
diging tot medewerking verzonden, begeleid
van een aanbevelend schrijven van dr. A. Bas-
tian te Berlijn en van dr. L. Serrurier te
Leiden.
Het portret van Z. M. den koning
door den schilder De Josselin de Jong uit
de Haagsche faiencefabriek Rosenburg, is door
het departement van binnenlandsche zaken
aangekocht voor het rijksmuseum te Amster
dam.
OFFICIEEUE BERICHTEN.
Door Z. M. is mr. J. D. Veegens, grif
fier van de tweede kamer der staten-generaal
benoemd tot ridder in de orde van den Ned.
Leeuw.
FEUILLETON.
OF DE WRAAK EENER EDELE VROUW.
29.)
„Maar, Manuela, wees er van verzekerd,
dat het nooit bij mij opgekomen isom je
schoonheid in twijfel te trekken. Ge zijt
een geheel ongewone verschijning, en voor
mij ben je de schoonste onder alle schoonen!"
„Is dat ernst?"
„Hoe kunt ge daaraan twijfelen?"
„Lord Rosegg deed het, toen ik hem
om uwe hand kwam vragenvoorkomen
alsof ik een indringer waredie het te doen
is om een bijoogmerk, doch dit is het
geval niet. Ik heb u lief, innig lief en u
gelukkig te maken is mijn eenig doel."
„Alexander, om 's hemelswil, geen woord
verder! Zou ik immer aan je moeten
twijfelen, het ware mijn dood!"
Een zeker iets in hare stem, in haren
blik trof hemen hij bracht bare hand aan
zijne lippen.
„Manuela," riep hij met oprechte aan
doening, „ik beloof je, alles te zullen doen
wat in staat is je gelukkig te maken, wanneer
je maar eerst mijn Vrouw bent."
In het vuur van het gesprek hadden
beiden niet bemerkt, dat donkere wolken zich
aan den hemel opeen gehoopt hadden. Eerst
thans, nu de eerste regendruppels vielen,
werden zij opmerkzaam.
„O, en we zijn nog meer dan twee mijlen
van Rosegg verwijderd," riep Manuela ver
schrikt uit. „Het ziet er wel naar uit, of
er een onweer zal komen opzettenen binnen
vijf minuten zal zeker de regen wel met
stroomen uit den hemel vallen. Maar wacht
eens! Een kwartier hier vandaan ligt het
zoogenaamde „Zwarte huis." Daar moeten
wij heen rijden, zoo snel als we maar kunnen.
In den geheelen omtrek is anders geen
schuilplaats te vinden!"
Ondanks den spoed waartoe zij hunne
paarden aandreven, verraste beiden toch een
hevige stortbui, véér zij het bewuste huis,
dat hun een schuilplaats verleenen zou, in
het gezicht kregen. Het was een laag ge
bouwtje, door reusachtige hoornen over
schaduwd dat juist bij dit onweer een
bijzonder verlaten aanblik bood.
Alexander De St. Claire behoorde niet
tot de vreesachtige naturen, maar toch kon
hij een huivering niet onderdrukken bij het
zien van het zoogenaamde „Zwarte huis,"
dat hem als een onheilspellend noodlot
tegengrijnsde. Hij had een gewaarwording,
alsof de ijskoude hand eens dooden naar
zijn hart greep, het samenpersend met
ijzeren vuist, terwijl een bovenaardsche stem
hem een „tot hiertoe en niet verder!" toeriep,
een tot hiertoe, tegen 't welk zelfs zijn on
buigzame wilskracht machteloos was en dat
zijn valsch spel dreigde in duigen te doen
vallen, onverbiddellijk en hardvochtig,
evenals hij aan vertrouwende harten verraad
gepleegd badonbekommerd of zij braken en
ondergingen in nacht en vertwijfeling. On
willekeurig beefde Alexander's stem min of
meer, toen hij tegen Manuela zeide:
„Foei, wat een nest, Manuela. Men
zoude daar met alle gemak een mensch
kunnen vermoorden, zonder dat er een haan
naar kraaide."
„Er heeft hier dan ook eens een ver
schrikkelijke moord plaats gehad," hervatte
Manuela. „Een meisje, zoowat van den
zelfden leeftijd als ikschoot eens onder die
esschen baren ontrouwen verloofde dood.
Men nam haar gevangen en veroordeelde
haar ter dood. Dit ongelukkige paar moet,
zoo gelooft ten minste het volknog heden
in deze streek rondwaren."
„Manuela, ik weet niet waarom, maar
ik ben bang om dat huis binnen te treden.
Lafhartig ben ik niet, maar wanneer ik
neiging hadom geloof te slaan aan voor
gevoelens, dan zou ik zeggen, dat het
mij was, alsof mij in dit „Zwarte huis" een
boos noodlot wachtte."
„Alexander, scherts thans niet. Dat
booze noodlot zal je achterhalen in de ge
stalte van een rheumatische koorts, wanneer
je niet spoedig binnen deze woning be
schutting tegen regen zoekt."
Met deze woorden naderde Manuela
haastig de huisdeur en klopte er luid en
dreigend met den ijzeren klopper tegen.
„De oude vrouwdie hier woont en die
mijn gewezen min is, die wij uit Indië mede
naar Engeland brachten en hier een onder
komen gaven, is namelijk bijna stokdoof,"
wendde Manuela zich tot Alexander, om
hem te doen begrijpenwaarom zij met
zooveel geweld klopte.
Een lange, bejaarde vrouw met sneeuw
witte haren en doordringende oogen opende
de deur.
[Wordt vervolgd.)