HAST A.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
e z e V o ii r a 111 verse li ij n t
dadelijks, behalve op Zoii- en
AQOHRERiEiaT:
Bureel: ttchee|ni»akersstee«r
Zaterdag 21 Mei 1887.
- 1°. 118.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
Inschrijving Schutterij.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
Feestdagen.
Voor Leiden, per "i maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per maanden 1.60.
Prijs per Nummer 10 t'ent.
ADVERTENTIES:
Van 1—6 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, 4 contant, zonder rabat, per regel 0.10.
201« Jaargang.
Stads- Berichten.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN noodigen lien, die verzuimd mochten
hebben zich op de door het Gemeentebestuur
bepaalde dagen Ier inschrijvins voor den
Schutterlijken dienst aan te melden,
uit zich daartoe alsnog le vervoegen ten Raad-
huize, op Maandag den 23 Mei e k
des voormiddags lnsschen 9 en 12 uren.
Zij herinneren wijders den belanghebbenden,
dal de registers van inschrijving op den len
Juni aanst. worden gesloten en dat zij
die zich niet vóór dal tijdstip hebben doen in
schrijven, bij ontdekking, ambtshalve inge
schreven en door den Schuttersraad tot eene
geldboete verwezen zullen worden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
DE KANTER Burgemeester.
E. KISTSecretaris.
Leiden, 20 Met 1887.
RTADSNIEUWg.
Dinsdag a. s. zal Leiden's Mannenkoor
zijne vijftiende huishoudelijke uitvoering
geven onder directie van den heer B. H.
Taylor, op Zomerzorg. Als solisten zullen er
optreden de heeren Withake (tenor) en Joh.
M. Coster (viool) beiden van Leiden.
Uitgevoerd zullen o. a. worden„Kriegers-
gebet" van Lachner, „Das Lied vom deutschen
Kaiser" van Max Bruch, een der „réligiöse
Gesange" (No. 5) van Klein en het „Vlagge-
lied" van Verhulst. De heer Witbake zal
voordragen de Cavatine uit Mendelssohn's
Paulas, „Waldesgruss" van Carl Reinecke
en „In die Ferne" van Kalliwoda; de
beide laatste nummers met begeleiding van
piano en viool.
Men meldt ons: Deze week waren er
nogal garnalen gevangen. Dat geeft warmte,
merkte men naar gewoonte aan, maar de
visschersman beweerde dat er wind zou vol
gen, let er maar op, als de garnalen zoo
onder de kust zitten. De visschersman heeft
geen ongelijk gehad wat den wind betreft,
want heden stormde het uit 't zuidwesten,
tengevolge waarvan er hoopen bloesems, jong
groen en takken van de boomen, die de
wind had afgerukt langs straten en wegen
dwarrelden. En wat de warmte aangaat,
deze laat ondanks den zuidenwind steeds op
zich wachtenhet is veeleer koud en het
weerglas komt nog niet veel hooger dan
52° F.
UNIVERSITEIT.
Het nieuwe bestuur vatt het studenten-
gymnastiek en schermgezelschap Arena alhier
is samengesteld als volgt: de HH. Van
Hugenpoth, praeses, Smeding, ab-actis, P.
Van Attdel; quaestor, De Pauly en E. Smit,
commissarissen.
Tot schouwburg-commissaris (uit het
studentencorps) werd gekozen de heer G.
Jannink.
Als bestuur der Leidsche studenten-
tenafdeeling van het Nederlandsch Tooneel-
verboud werden gekozen de HH. P. A.
Francken, G' Jannink, J. Nijmau, F. Van
Praag, H. J. Bool, J. C. Stoop en Th. B.
Pleyte.
Bij den universiteitswedstrijd den
22sten Mei a. s. op het Noorderbuiten-
Spaarne bij Haarlem te houden zullen van
de Leidsche studentenroeivereeniging Njord
de volgende vaartuigeu en roeiers uitkomen
Oude vier: Vanity Fair; de heeren Leu
ring, Van Seters, Van den Broek, Vissering
(slag) en Wijdenes Spaans (stuurman).
Oude twee: Paramaribo; de heeren Jonges,
De Vogel (slag) en Wijdenes Spaans (stuur
man).
Jonge vier: Poscimur; de heeren Van
Troostenburg de Bruyn, Van Seters, Jonges,
Van Rhede Van der Kloot (slag) en Wijdenes
Spaans (stuurman).
Jonge twee: Frou-Frou; de heeren Van
Troostenburg de Bruyn, Van Rhede Van
der Kloot (slag) en Wijdenes Spaans
(stuurman).
ScullingDe vliegende vischde heer
V issering.
Van Laga znllen uitkomen: Oude vier,
oude twee, jonge vier en Sculling; van
Triton oude vier en van Nereus oude vier,
jonge vier en jonge twee.
MUZIEK, LETTEREN EN KUNST.
Sterfdag (1647) van PieterCorueliszoon Hooft
maatschappij voor Toonkunst.
De Maatschappij voor Toonkunst te
Leiden gaf gistermiddag hare aangekondigde
mstinóe-musicale in de Stadsgehoorzaal al
hier; uitvoerenden waren: mej. Wia Dikema,
nieuw benoemde leerares aan de muziek
school der maatschappij, uit Berlijn, mej.
G. M. C. Van Baaten en de heeren A. J.
Wetrens, J. G. Striening, L. Springer, uit
Amsterdam, en L. Leonides Van Praag.
De Leidsche bladen hadden door eene
vergissing van den kant van het bestuur geene
uitnoodiging ontvangen; eene vergissing is
altijd menschelijkmaar vooral verklaarbaar
wauneer men weet in hoe korten tijd alles
door de commissie beredderd moest worden.
Aangezien dus de verslaggever geen uitnoo
diging had om in de zaal te komen, heeft
hij zich zeer bescheidenlijk in de gang van
het gebouw geposteerd en met het oor voor
het sleutelgat opgevangen wat hij kon. Van
die operatie is het volgende de uitkomst;
zijn er enkele zaken onbesproken gebleven
dan zijn die geschied in den tijd door den
verslaggever gebruikt om van oor te verwisselen;
de houding was dan ook niet gemakkelijk.
En evenwel, het optreden van mej. Dikema
was hier de hoofdzaak.
Welnu dan: Bij de vermelding dat we
gister in de gelegenheid waren Mej. Wia
Dikema voor 't eerst alhier te hooren, voe
gen we aanstonds de betuiging„en met
zeer veel genoegen hoorden wij haar." Een
sympathiek geluid, gepaard aan eene ge
schoolde en vooral zeer intelligente voordracht,
ziedaar lezer de indruk dien we van haar
gekregen hebben; wij voor ons vonden hare
lagere tonen nog het schoonst, maar we
zijn overtuigd dat toch de Muziekschool der
Maatschappij eene onderwijzeres gevonden
heeft die zeer zeker nog menige goede
sopraanstem tot haar recht zal doen komen.
De uitspraak was, zooals men dat van eene
leerling van Julius Stockhausen verwachten
kan. Gaarne hadden we van haar ook een
Frausch lied gehoord. We zijn overtuigd dat
ook daarin hare uitspraak onberispelijk zou
zijn geweest. Een Julius Stockhausen en
eene Viardot-Garcia, voorwaar twee goede
scholen waarmêe Leiden haar voordeel kan
doen.
Vooral in het „Ah! perfido" van Von
Beethoven kwam hare volmaakte uitspraak
goed uit. Van de liederen bevielen ons
„Friihlingslied" van Becker en „Die Muzikan-
tin" van E. Lassen het best.
De heer Van Praag behaalde met zijne
solovoordrachten een welverdiend succes.
Met genoegen zagen we (we hebben nog
vergeten te zeggen dat onze verslaggever van
tijd tot tijd door het sleutelgat keek óók)
onzen Wetrens zijne schoone Stradivarius voor
den dag halenmet nog jeugdig vuur be
zielde hij zijne verdienstelijke medewerkers.
Ten slotte nog een bizonder woord van lof
voor mej. Van Baaten die in het succes van
de inatinóe wel een leenwinnenaandeel gehad
heeft; evenwel, allen zonder onderscheid,
een welgemeend „auf Wiedersehen."
In den Alexander-schouwburg te
Helsingfors is onder grooten bijval de eerste
Finsche opera opgevoerd. De componist is
een 76-jarige professor.
Naar aan de Zto. Ct. wordt verzekerd
moet bij den minister van waterstaat, den
heer Van den Bergh, die volgens gerucht
reeds lang wenschte af te tredenthans het
besluit vaststaan, om zich eerlang terug te
trekken.
Naar de N. B. Crt. verneemt, zal er
binnenkort een postpakkeldienst op Ned,-
Iudië in werking treden.
De pakketten, tot een maximum van 5
kilogram, zullen met de stoomschepen van
de maatschappij Nederland en de Rotter-
damsche Lloyd worden verzonden en in
lndië door die maatschappijen verder naar
de plaatsen van bestemming worden ge
ëxpedieerd.
De uit lndië verzoudeu pakketten worden
hier te laüde verder per post bezorgd.
De asperge-verzending uit het West-
land is Vrijdag begonnen, dat is veertien
dagen later dan gewoonlijk.
Behoudens stoornis door eventueele nacht
vorsten, verwacht men de vroege aardappelen
niet later dan het vorig jaar.
In de Martha-stichting te Alfen aan
den Rijn worden thans 83 jongens en 55
meisjes verpleegd, terwijl sedert de vier
jaren dat deze stichting bestaat reeds 184
kinderen daarin opgenomen zijn geweest.
Niettegenstaande over 1886 vele en belang
rijke giften en zelfs óón van f 4000 werd
ontvangen, sloot de jaarrekening met een
nadeelig saldo van f 2866.
FEUILLETON'.
S3).
Dergelijke luide klachten stegen in menigte
op uit de monden der jongelui, niemand
die acht sloeg op dat teere, zwakke schep
sel dat daar met gebogen hoofd kalm en
gelaten haar lot droeg, over wier bleeke
lippen geen klaagtoon kwamzij wie reeds
lang alle hulp en bijstand had ontbroken en
die ook nu nog den zedelijken steun van
hare lieve moeder moest missenzij wie
niets restte om de ruime wereld in te tre
den dan hare schoone ziel, een teergevoelig
hart en een bijna krachteloos lichaam; zij
die alle vereischten miste om in de maat
schappij handelend op te treden.
Eenige weken later zat Paula met mevrouw
Van Breesteghe in de huiskamer; ze scheen
iets magerder geworden, terwijl een dof zwart
kleedje hare tengere gestalte omvatte en haar
wasachtig bleek gelaat nog meer deed uit
komen, omlijst als 'twas door de lange haren
die haar ordeloos op den rug neêrhingeu.
„Arm, lief kind, wat moet ge toch wan
hopend geweest zijn," sprak de weduwe;
ach ik heb dat kort geleden zelf nog onder
vonden. Ik vergeet nooit dien sterfdag"
ging zij voort, terwijl zij een traan uit het
oog wegpinkte, „maar het was dan ook
voor mij een vreeselijke slag; ik zucht en
weeklaag er dan ook nog dagelijks onder;
en dan, wat een verandering in mijne leef
wijze en wat al ontberingen die ik nimmer
had leeren kennen. En ach er is maar niets
aan te doen" vervolgde zij zuchtend en met
een blik naar omhoog, „en dan moest ik
bij dat alles Ada nog missen; neen dat al
les kom ik nooit te boven. Als ik nu op
mijne eenzame wandelingen langs de villa
ga, waar nu vreemden hun tehuis hebben
opgeslagen, zie ik er in gedachte mijzelve
nog steeds in ronddwalendoor het koets
huis, de stallen, mijne arme rozenperken,
de mooiste uit den geheelen omtrekmet
deernis zie ik dat alles nu aan." Ze hield
even op om met hare gedachten bij herinne
ringen uit vervlogen dagen te verwijlen.
„Wat moet ge nu toch beginDenmijn
kind?" vroeg ze eindelijk.
„Ik? Ach mevrouw, dat is het minst;
er zal voor mij nog wel een plaatsje zijn
waar ik mij een nuttigen werkkring kan
verschaffen" zeide ze kalm. „Maar ik moet
ook voor Otto en Karei zorgen" ging zij
met onzekere stem voort, terwijl groote
tranen haar uit de bedroefde oogen vloeiden.
„Moet gij daarvoor zorgen?" vroeg haar
mevrouw Van Breesteghe met een ongeloo-
vigen blik op de teere gestalte.
„Wie anders?" vroeg Paula bedaard; „ik
ben toch immers de oudste uit het gezin."
„Maar kind dat is immer» onmogelijk
zij zullen toch beiden niet kunnen blijven
studeereu."
Een diepe zucht was Paula's eeltig antwoord.
„Otto moet immers nog vier jaren stu
deereu voor dat er sprake van slagen kan
zijn, eu daar zijn kosten aan verbonden,
die
„Karei studeert voor rekening van het
rijk," zei Paula; „zijne toelage is bijna toe
reikend wanneer hij zuinig zijn wil, en met
wat hulp van mijn kantik zal wel
doen wat ik kan" eindigde zij verstrooid
terwijl zij de hand aan het hoofd legde.
„Hebt ge hoofdpijn Paula?"
„Ach, het heeft niet veel te beduiden
mevrouw."
„Ja wat was ik ook ziek en wat leed ik
vreeselijk aan die hoofdpijn na den dood
van miji besten man; gij waart er nog
eenigszins op voorbereid; ge wist immers
dat het longtering was en dat daar geen
beterschap op ismaar ikniet de minste
gedachte had ik dat op die korte ongesteld
heid de dood zou volgen."
Paula zweeg; ze was nog bleeker dan
zooevendikke droppelen parelden haar op
't voorhoofd; hare hand die 't hoofd ge
steund had viel krachteloos op de tafel neder.
Mevrouw Van Breesteghe schrikte op het
zien van die wezenloos starende oogen; zij
nam Paula's hoofd zacht in den arm en de
blonde lokken op zijde schuivend, beproefde
zij haar te dragen; gemakkelijk droeg zij den
lichten last naar de deur.
„Zijt ge daar Karei?"
„Neen mevrouw, ik ben het" antwoordde
Otto.
„Wilt ge eens naar Paula komen zien?"
vroeg de weduwe verschrikt.
„Wat is er nu weêr met haar" sprak Otto
en zijne bewustelooze zuster ziende vervolgde
hij kalm en geruststellend„Odat heeft
niet veel te beduiden, dat heeft ze in den
laatsten tijd wel meer." Hij steunde de
slaphangende armen en legde haar met be
hulp van mevrouw Van Breesteghe op de
canapó. „Zij zal wel weêr spoedig bijkomen"
besloot Otto.
Wordt vervolgd.)