H A S T A.
NIEÜWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
c e Courant vers c ii ij u t
<1 a a- e I
IJksbehalve op Zou- eu Feestdagen.
ADVERTENTIE Iti:
Vrijdag 13 Mei 1887.
112.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
ABONNEMENT:
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden
Prijs per ^uimiier 10 t eat.
1.60.
Van 1<j regels 0.90.
Elke regel meer t 0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingenk contant, zonder rabat, per regel 0.10.
Bureel: Scheepinakerssteca: b.
201« Jaargang.
Stads-Berichten.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN;
Gezien het adres van W. VAN STEYN,
wonende alhier, houdende verzoek om vergun
ning lot hel plaatsen van een verticale stoom
ketel in hel perceel Zijdgracht no. 25 tot het
in beweging brengen van een karnmolen.
Gelet op de arll. fi. en 7 der wel van 2 Juni
1875 Staatsblad no. 95);
Geven bij deze kennis aan het publiek dat ge
noemd verzoek, met de bijlagen, op de Secre
tarie dezer gemeente Ier visie gelegd is; als
mede dal op Donderdag den 26en Mei aansl.,
'svoormiddags te elf ure, op het Raadhuis,
gelegenheid zal worden gegeven om bezwaren
legen dat verzoek in te brengen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
DE KANTERBurgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden 12 Mei 1887.
GEMEENTERAAD.
Zitting van den raad der gemeente Leiden
op Donderdag 12 Mei 1887 des namiddags
te twee uren op het raadhuis der gemeente.
Aanwezig zijn de beeren Le Poole, Van
ReenenFockema Andreae, Land, Alma,
Zaaijer, Du Rieu, Van Bnttingha Wichers,
Bool, De Fremery, Driessen, Juta, Was,
De Goeje, Hasselbach, Van der Hoeven,
Van Hoeken, Verster, Zaalberg, en de voor
zitter.
De heeren Kaiser, Bredius en Knappert
hebben kennis gegeven dat ze de vergadering
op heden niet kunnen bijwonen.
De notulen van Je vorige vergadering wor
den gelezen en goedgekeurd waarna de voor
zitter kennis geeft van de volgende
Ingekomen stukken.
Missive van de ged. staten van Zuid-Hol
land van 26/30 April jl. B. N". I083(3eafd.)
G. S. N°. 50/2 ten geleide eener afwijzende
beschikking op de reclame van W. J. Van
Harteveld tegen zijn aanslag in de plaats:
directe belasting, dienst 1886.
Verzoek van de wed. W. Du Pon geb. De
Gelder om ontheffing van de betaling van
schoolgeld voor haren zoon, vroeger leerling
der hoogere burgerschoolover het 3de en
4de kwartaal 1886/7.
Adres van G. Beun c. s. houdende verzoek
om verandering van den naam der straat:
Vrouwenkamp".
Rekening dienst 1886 van de Kamer van
Koophandel en fabrieken.
Verzoek van H. Sauter, om afschrijving
van plaats: dir. belasting dienst 1887, wegens
verandering van woonplaats.
Voordracht ter benoeming van onderwij
zend personeel aan de school 2de klasse voor
jongens en meisjes en de jongensschool!stc
klasse.
Nog werd medegedeeld dat thans f 40000
kasgeld is belegd bij de Leidsche Bank.
Aan de orde is de benoeming van twee
leden van het bestuur der Practische Am
bachtsschool. Benoemd wordt de heer dr. P.
J. Kaiser met 18 stemmen. Op den heer
J. v. d. Kamp en P. Alma Lz. werd eene stem
uitgebracht; en in de tweede plaats de heer
P. J. Groen met algemeene stemmen.
Tijdens de tweede stemming komt de heer
Cock ter vergadering.
Ten 2e. Verzoek van L. P. A. Winckel
om terugbetaling van schoolgeld, voor zijn
papil E. Winckel.
De heer Van der Hoeven acht dit geval
niet gelijk aan dat van den heer Bientjes
en kan bij de tegenwoordige gebrekkige ver
ordening niet dan eene afwijzende stem
uitbrengen omdat het kind en nï& de voogd
zich tusschentijds in de gemeente heeft ge
vestigd.
De voorzitter moet de meening van den
heer Van der Hoeven juist achten maar er
moet hier een middenweg worden ingeslagen.
De heer De Goeje vraagt wat het resul
taat geweest is van het toegezegde onder
zoek naar eene wellicht noodige wijziging.
De heer Bool meent dat dat onderzoek
reeds gedaan is en de resultaten in den raad
zijn meêgedeeld.
De heer De Goeje meent dat in dit geval het
geheugen den heer Bool in den steek laat
en herhaalt zijn verzoek tot onderzoek. Zon
der discussie wordt nu het voorstel van burg.
en weth. zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Aan de orde is nu het voorstel betrekke
lijk het leggen van een gedenksteen op de
plaats van de ramp.
De heer Dn Rieu meeDt, waar zulk een
rampgeschied is en waar daarna 1 I J- ton gouds,
waaronder 43.000 gulden uit het buitenland,
is ingekomen tot tegemoetkoming aan de
geleden verliezen, mag men daar ter herinne
ring niet dat tegenwicht van deu mast van het
kruitschip dat die ramp heeft veroorzaakt,
op een bescheiden plaatsje, desnoods onder
een treurwilg plaatsen. De vrees voor het
wegsnijden van lood is gegrond maar men
zette dan een ijzer hekje er om heen. Ook
zouden de vergulde letters in een steen aan
den walkant wel door de dampen van het
Rapenburg onleesbaar worden gemaakt.
De voorzitter acht niet noodig een ge-
denkteeken, wel een gedenksteen. Men zal
die ramp tóch wel niet vergeten. Maar wil
de commissie van het stedelijk mnsenm
waarvan de heer Du Rieu de tolk is, toch
een monument dan is de door haar gevraagde
som te gering. Trouwens komt 't burg. en
weth. voor dat het looden tegenwicht ook
meer eigenaardig in het museum thuis be
hoort.
Het voorstel van burg. en weth. in stem
ming gebracht wordt nu aangenomen met
11 tegen 10 stemmen. Tegeu stemden de
heeren v. d. Hoeven, Verster, Fockema An
dreae, Land, Hasselbach, De Goeje, Was,
Driessen, Zaaijer en Du Rieu.
Het amendement van den heer Du Rieu
werd niet ondersteund zoodat 't niet in stem
ming kon wordeD gebracht.
Aan de orde is nu het voorstel tot wijzi
ging van de verordening op de markten.
De heer Cock vraagt het woord om namens
de commissie voor huishoudelijke verorde
ningen den wenseh uit te spreken, dat de
markt noch verlegd noch verschoven zal
worden. Met verdere disenssiën over de
zaaki zal de commissie voor huishoudelijke
verordeningen zich niet bezighouden, omdat
dat niet zou zijn in het belang der gemeente.
De heer Van Reenen acht het beter dat
de verkoop van appelen en peren zal blij
ven plaats hebben op de plaats waar 't nu
geschiedt. De verplaatsing van eene markt
acht spreker altijd gevaarlijk.
De heer Van der Hoeven vraagt wie zich
eigenlijk vóór de verplaatsing heeft verklaard.
De voorzitter antwoordt, dat geen adres
sen zijn ingekomen, maar mondelinge klach
ten burg. en weth. tot het doen van het
voorstel hebben geleid. Het voorstel van
burg. en weth. nu is de Westlandsche markt
te laten waar zij is, zich vereeDigende met
de meening van de commissie voor de huis
houdelijke verordeningendoch voor de ver-
koopers van boomvruchten en verder ooft
aan te wijzen den Nieuwen Rijn van de
Middelstegracbt, zich oostwaarts onbepaald
uitstrekkende.
Het voorstel van burg. en weth. wordt
nu met 18 tegen 3 stemmen aangenomen.
Tegen stemden de heeren Juta, Van Ree
nen en Hasselbach.
Alsnu worden zonder discussie of hoof
delijke stemming aangenomen
Het kohier der plaatselijke belasting,
dienst 1887.
Verzoek van J. M. Scheffer, om ontslag
als derde onderwijzer aaD de school 3e kl.
n°. 3 (eervol verleend met ingang van 1
Juni a. s.).
Rekening der plaatselijke schoolcommissie
over 1886. (Tijdens de goedkeuring van
deze rekening verlaten de raadsleden, leden
der schoolcommissie, de vergaderzaal).
De agenda afgehandeld zijnde vraagt de
heer Van Reenen het woord om te vragen
of het niet mogelijk zou zijn de bezwareu te ver
minderen verbonden aan het sluiten gedurende
70, wellicht meer dagen van de vaart langs
de Zijl lijdens het wegruimen der spoor
wegbrug, een maatregel, dien de heer Van
Reenen overigeus zeer toejuicht. De groote
lammermarkten b. v. zijn in aantocht; hoe
zullen de stoombooteu met dat vee naar
onze stad komen en zullen de neringdoen
den bij de voorgestelde wijze van opruimen
niet benadeeld worden. Is 't niet mogelijk
de brug in twee gedeelten op te ruimen p
De voorzitter antwoordt den heer Van
Reenen dat het besluit tot wegruiming der
spoorwegbrug is genomen door de gedepu
teerde staten en dus de zaak ook bij dat
college te huis behoort. Wordt het advies
van burg en weth. in deze gevraagd dan
zullen zij gaarne in door den heer Van
Reenen bedoelden zin meêwerken. Zooals
nu de zaak behandeld wordt ligt het niet
in de macht of op den weg van het college
van dagelijksch bestuur zich in die zaak
uit te spreken.
Aangezien niets meer aan de orde is en
niemand meer het woord verlangt sluit de
voorzitter de openbare vergadering en ver
andert die in eeDe zitting met gesloten
deuren.
FEUILLETON.
27).
„Maar dokter" hernam zij als zij den arts
in den gang volgde, „ik vind niet dat mama
beter wordt, het hoesten neemt zoo toe
zeg 't mij maar liever in eens als er geen
beterschap meer voor haar is." Naamloos
lijden lag er in den droeven toon harer stem;
het schitteren van een paar groote tranen
die hare oogen ontrolden en het zenuwach
tig trillen van haren fraaien mond gaven
aan dat kinderlijk gezichtje zulk een smar
telijke uitdrukking dat de arts het niet
geraden vond het arme kind het laatste
sprankje van hoop te ontnemeD.
„Men kan het niet weten mejuffrouw Van
Walden; ik heb meer patiënten genezen die
zoover waren als uwe moeder; we zullen
nog niet alle hoop opgeven niet waar?"
Het antwoord was bemoedigendmaar
Paula, die hare tranen had afgedroogd om
te zien met welke uitdrukking op het ge
laat de dokter gesproken had, bemerkte wel
dat de hoop waarmeê zij zich gevleid had
ijdel zou zijn. Zwijgend deed zij den ge
neesheer uitgeleide.
Voort moesten hare moegeloopen voeten
weêr, want het was tijd voor het middag-
&'"il en men wachtte ongaarne wanneer de
tijd dóór was; voort die kleine handen om
grof keukenwerk te doenweg die tranen
die het oog maar benevelden en haar hin
derden in het zien van fijn stopwerk, voort
met haar peinzen, steeds bij de zieke, hare
gedachten werdeD gevraagd bij het huis
houdboek waarmeê wonderen moesten worden
gedaan omdat geen penning te veel mocht
worden uitgegeveD.
„Hoe was 't" vroeg Karei aan het meisje
toen zij met betraande oogen de kamer bin
nentrad.
„Veel, veel minder" was het bedroefde
antwoord.
„'t Is toch treurig. Zijt ge klaar Paula,
we wachten reeds een poos en 't is toch
al etenstijd."
„Nog een oogenblik Karei, 'tis alles zoo
goed als klaar."
„Van avond behoef je op ons niet te re
kenen we gaan allen naar Leiden. Maar
propos, ik heb acht dagen geleden Adolf
om geld geschreven; hij kan mij onmogelijk
helpen, 't is toch ellendig. Kunt gij me
een twintig pop geven Paula? Ik had zoo
zeker op Adolf gerekend."
Het jonge meisje bedacht zich een oogen
blik. Karei bemerkte den droeven trek niet
die over haar gelaat vloog. Als ze die be
gonnen vertaling eens spoedig afmaakte, dan
kreeg ze daarvoor juist twintig gulden en
ze zou hem nu reeds kunnen helpen door
hem het zoolang van haar huishoudgeld voor
te schieten en nog een en ander uit te zui
nigen als dat kon.
„Het is natuurlijk noodzakelijk" lichtte
Karei toe „anders zou ik 't niet vragen, 't
Is ook een armzalig zakgeld dat we heb
ben; ik zet 't iemand daarvan fatsoenlijk
rond te komen. Alle jongelui van mijne
kennis hebben meer dan ik."
„Ik zal 't je straks geven, wanneer ik
naar mijne kamer ga" zei Paula diep zuchtend.
Karei glimlachte welgemoed. Paula dacht
niet zonder bezorgdheid aan een paar slape-
looze nachten die haar te wachten stonden
door den eentonigen arbeid van eene verta
ling uit het Fransch, en aan de moeite die
het haar kosten zou hare doodzieke moeder
een bevestigend antwoord te geven op hare
vraag: „of ze goed geslapen had."
„Maak dan toch eens een weinig toilet
Paula; wanneer Marcel Van Breesteghe ge
dineerd heeft komt hij mij hier halen," en
Paula sleepte bare vermoeide voeten den
trap op om haar ochtendkleed te vervan
gen door een tamelijk versteld huisjaponnetje,
en haren weelderigen haardos opnieuw te
schikken.
„Ge zijt toch niets gezellig Paula" meende
Otto, de jongste zoon van mevrouw Van
Walden; „andere meisjes zijn vroolijk en
levendig, en gij, ge hebt ons aan tafel geen
enkel woord toegesproken. Is dat nu vroo-
lijkheid aanbrengen?"
Paula zag hem smeekend aan; een zacht
verwijt lag in haren smartelijken blik. Dit
toch was een wensch waaraan zij onmogelijk
kon voldoen.
„Wat komt Ada tegenwoordig toch zel
den; zijt ge gebrouilleerd met haar?" vroeg
Karei.
„Neen, hoe komt ge op dat denkbeeld?"
„'tZal dat verwende freuletje ook niet erg
aanstaan dat na dien plotselingen dood van
haar vader zoo weinig overbleef."
„Ik dacht dat er fortuin was" veronder
stelde Otto.
[Wordt vervolgd.)