NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. Uitgevers: Gebroeders Muré. DE BRUID EENS EERLOOZEN. Leidsc ourant e z v Courant verschijnt <1 a e lij k sbehalve op Z o n- e n Feestdagen. AB0?JR3E^E^T: Voor Leiden, per 3 maandenf 1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.00. Prijs per Nummer 10 Cent. ADVERTENT! EN: Van 16 regels0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen4 contant, zonder rabat, per regel 0.10. Bureel: Scheepuiakerssteeg 6. Zaterdag 26 Februari 1887. N". 48 200. jaargang Stads-Berichten. DRANKWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN; Brengen ter algemeene kennis dal door JOHANNES PETBUS G0D1JN, alhier woon achtig een adres is ingediend om vergunning tol verkoop van sterken drank in hel klein in het perceel Turfmarkt n°. 12. En geschiedt hiervan openbare afkondiging door plaatsing in de Leidschc Courant Burgemeester en Weihouders voornoemd, DE KANTER Burgemeester. E. KIST, Secretaris, Leidkn, 25 Februari 1887. 8TADINIEUW8. In antwoord op het telegram van gelukwensching door het Leidsch studenten corps Z. M. den koning hij gelegenheid van diens 70sten verjaardag toegezondenis namens Z. M. eene telegrafische dankzegging ontvangen. Naar wij uit goede bron vernemen is namens Z. M den koning door den adju dant, particulier secretaris, hoogstdeszelfs dank betuigd aan den heer A. Dolkemade Jr. voor de toegezonden dichtregelen met heil- wensch op 's konings 70sten verjaardag. In het nummer van heden van de Avondpost komt een ingezonden stuk voor van onzen itadgenoot, den heer H. W. De la Bije, waarin deze beweert dat ten on rechte de koetsier Anton Bavelaar te Den Haag de eerste genoemd wordt die de paar den van H. M. de koningin tot staan bracht door welke daad onze geliefde koniDgin en het prinsesje op 19 Februari aan een groot gevaar zijn ontkomen. Als de eerste wordt door inzender ge noemd Paulus Chandron Jr., vrachtrijder van Leiden op Den Haag, die nog heden eene zichtbare wond aan de rechterhand heeft, veroorzaakt door het bijten van een der beesten. MUZIEK, LETTEREN EN KUNST. Geboortedag (1802) van Victor Hugo. Sterfdag (1813) van J. F. Helmers. r (1852) Thomas Moore. Naar men verneemt is het uitvoerig programma voor de door de Internationale Kunstvereeniging te Amsterdam te houden tentoonstelling van voorwerpendie op de beoefening der toonkunst betrekking hebben, opgesteld door den hoogleeraar dr. J. P. N. Land te Leiden. Het programma zal binnen kort worden openbaar gemaakt. Naar het Handelsblad verneemt, wordt de zetel der uitgeversmaatschappij „Elsevier" van Rotterdam naar Amsterdam verplaatst. Anton Seidl is door de opera te Ber lijn als dirigent geëngageerd. Er is weer sprake van Jeanne Graniers engagement aan de „Opéra Comique" te Parijs, meer bepaaldelijk voor „Carmen" en „Manon". Van Coppée verschijnt in de „Répu- blique franpaise": „Jalousie, manuscrit d'un prisonnier". BINNENLANDSOHEBERIOHTEN De Stel. (n°. 47) bevat het verslag van de werkzaamheden aan het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch Instituut, ver richt in 1886. Omtrent het surnumerairs-examen voor de posterijen verneemt de Arnh. Ct. nader, dat het in April of Mei zal plaats hebben maar niet zal worden gevolgd door een tweede examen in October. De brievenbesteller De Koning, te 's Hage, die gelijk met onzen koning ver jaart en Zaterdag de helft van den leeftijd van Z. M. bereikte, ontving van Z. M. een fraai gouden horloge. Op 19 Febr. is Z. M. den koning ook al een kan melk en nog wel heel uit Arnhem, aangeboden. Namens Z. M. ont ving de melkschenker het bericht „dat Z. M. de melk met welgevallen had aangenomen." H. M. de koningin heeft HDr. wel- gemeenden dank doen betuigen aan den korporaal Maartense, den hoefsmid Van Beek en den huzaar De Vries, van het 3de regiment huzaren, voor den betoonden goe den wil om HD. ter hulp te komen bij het hollen der paarden op den 19den Febr. jl. Het D. v. Z.-B. en 's Gr. verneemt dat door de zorg van den burgemeester van den Haag als hoofd der gemeente-politie, een zeer ernstig onderzoek is ingesteld naar de omstandighedenwaaronder het hollend rijtuig, waarin H. M. de koningin en H. K. H. de prinses Wilhelmina gezeten waren, Zaterdag jl. is tot staan gebracht. De resul taten van dat onderzoek zijn neergelegd in een rapport, waaraan H. M., die zich met merkwaardige juistheid van al het voorge vallene rekenschap heeft gegevenHDr. goed keuring heeft gehecht. Voor zooverre wij ons op de hoogte kun nen achten van den inhoud van dat rapport, vermeenen wij te mogen aannemendat het, evenzeer als de trouwens op dat punt een stemmige dagbladberichten van Maandagavond het feit erkent, dat op het oogenblik van het tot staan brengen der paarden bun de zweepslag door Anton Kabelaar is toege bracht. Men een punt, dat in de dagblad- berichten of onvermeld is,gebleven, öf niet geheel tot klaarheid werd gebracht, is de omstandigheid, dat het koninklijk rijtuig ongeveer op hetzelfde oogenblik aan te nemen schijnt: even voor het toebrengen van den zweepslag in botsing was ge- met het rijtuig van eene dame uit Voor burg. Het is dus wel zeer waarschijnlijk, dat ook deze omstandigheid tot afwending van het gevaar heeft bijgedragen. Naar het Fad. verneemt heeft Z. M. de koning aan Anton Kabelaar, die Zater dag de hollende paarden voor het rijtuig van H. M. tot staan bracht, levenslang eene wekelijksche toelage van f 5 toegekend. Kabelaar zal ook eene medaille ontvangen. De generaal-majoor, hoofdintendant Mejl zal, naar men verneemt, den dienst met pensioen verlaten. (iV. R. Ct.) De officier van justitie bij de recht bank te 's Hage heeft appèl aangeteekend tegen het vrijsprekend vonnis dier rechtbank in zake den Kurhausbrand. Volgens Recht voor Allen krijgt de heer Domela Nieuwenhuis in zijn „vrijen tijd" (2^ uur per dag) nu, iu plaats van gevangenisboekenboeken om Deensch te leeren en moet hij copieereu voor studenten in plaats van doosjesplakken. Door eene militaire patrouille is gisteren ochtend circa elk uur in de nabijheid van het Proefveld aan het Kanaal te 's Hage onder struikgewas ontdekt een kuil, waarin eenig brandend hout lag opgestapeld. Aangezien in de omgeving, maar toch op vrij grooten afstand van de plek waar de kuil werd aangetroffen, het bekende kruit- huisje staat, dacht men aanvankelijk dat een kanaaltje was aangelegd met kwaadwillige doel dit huisje in de lucht te doen springen. Een nauwkeurig onderzoek ter plaatse, geleid door den inspecteur der recherche den heer W. H. Olivier, moet, naar wij verne men, echter geleid hebben tol het vermoeden dat de een of ander, die den nacht heeft doorgebracht in de open lucht, in dien kuil een vuurtje heeft aangelegd om zich tegen de nachtelijke koude te beschermen of om boven dit vuurtje koffie of thee te warmen. Van een mijntje moet althans geen sprake zijn. De wind was volstrekt niet naar het kruithuis gekeerd terwijl het hakhout, waar onder de kuil gevonden werd, op gernimen afstand van dit magazijn eindigt. Wij lezen in de N. Belftsche Courant: Een onzer lezersoud-onderofficier van het Nederlandsche leger, deelde ons dezer dagen de volgende bijzonderheid mede, die wij, met het oog op het feest van jl. Zaterdag wel de vermelding waardig achten. Om der eigen- aardigheidswille laten wij hem die zelve ver halen. Het was September 186. Het regi ment, waarbij ik destijds diende, lag in het kamp bij Milligen, en de koning, toen nog in de volle kracht der jaren, was geregeld 's morgens te paard tegenwoordig bij de oefe ningen of manoeuvres, die gewoonlijk van 6 tot 10 uren plaats hadden. Na afloop daarvan begaf hij zich steeds naar de z.g. koningstent, die in het centrum van het kamp was opgestelden werd voor die tent tijdens zijn verblijf daarin, een eerewacht ge plaatst, waarvoor in den regel werd aange wezen een der mede in het kamp vertoevende tirailleur-compagnieën, welke compagnie vooraf door Z. M. werd geïnspecteerd. Op zekeren morgen had ik gelegenheid een dergelijke inspectie van zeer dichtbij gade te slaan. Hierbij dient tevens gezegd dat de aangewezen compagnie tot het batal jon behoorde, waarbij ik was ingedeeld. De FEUILLETON. 130.) Lilburne was bleeker dan gewoonlijk, maar zijn gelaat straalde van vreugde en zijne item klonk zoo vroolijk, dat zij zijne oude vriendin de meeste hoop gaf. "Alles zal nu in orde komen," dacht zij, „en het arme kind, dat zooveel heeft gele den, zal, zelfs tegen haar wil, in eene ge lukkige haven aanlanden." Aan tafel werd niet veel gesproken, want ieder was met zijne eigene gedachten bezig en teder was op zijne wijze gelukkiger en tevredener, dan eenige uren te voren. Fuller zag er flinker en minder rood uit dan den vorigen avond. De gewone hart versterking die hij vroeger reeds dadelijk na zijn ontwaken had genomen, miste hij nu wel, maar zijn besluit stond onherroe pelijk vast. Na het ontbijt gingen de beide jonge man nen, rookende en pratende, een half uur in den tuin wandelen. Fuller had verzocht zijn paard spoedig te laten voorbrengen, en toen hij van Lilburne afscheid nam, zeide hij: „Ik zal hier niet terugkeeren, voor ik op gehouden heb, er als een ellendige landloo- per uit te zien. Voor nwe bruiloft zal ik een nieuw pak bestellen, en dezen hoed aan den eersten bedelaar geven, dien ik ontmoet. Ik zal een zwaren strijd te voeren hebben, Lilburne, dat weet ik; maar ik zal toonen een man te zijn, die uw vertrouwen waar dig is, en als ik terugkeer, zal uwe schoone Dora weinig moeite hebben, mij te herken nen. Ik geloof niet, dat zij gisteren een ouden bekende in mij heeft gezien, toen mevrouw Elmer mijn naam noemde." „Onze bruiloft zal in alle stilte gevierd worden, ik heb zelfs besloten, haar zonder onnoodige vertraging te doen plaats vinden, maar ik zal er u kennis van geven, en ver wacht, dat gij er bij tegenwoordig zult zijn. Ik heb het vooruitzicht, dat ik ook nog veel te kampen zal hebbenmaar ik zal over winnen of ik sterf onder de pogingen, om de aangebedene vrouw te bewijzen, dat liefde veel schooner is dan trots." „Veel succes!" riep Fuller, terwijl hij in den zadel sprong. „Groet de beide dames voor mij envaarweltot ik zoowel in- als uitwendig veranderd, u weder mijne opwach ting maak." Hij reed weg en nadat Lilburne hem nog een tijdlang had nagekeken wierp hij zijne sigaar weg en ging naar roevrouw Elmer, om haar zijne ontdekking mede te deelen. Hij vond haar in eene kleine, gezellige kamer met roode gordijnen en roode tapijten, waarin hij in den vorigen winter menig ge lukkig uur had doorgebracht. „Gij moet den gouden sleutel gevonden hebben, Frits, die, naar men zegt, aan het einde van de regenboog te vinden is," riep de oude dame hem te gemoet. „Gij ziet er zoo trotsch en gelukkig uit als een koning." „Ik heb vandaag volstrekt geen lust, met eenig gekroond hoofd te ruilenmevrouw. Gisteren vertoonde zich reeds een veel be lovende regenboog aan mijn hemel, maar ik heb nog iets veel beters er onder gevonden dan goud." „Heeft George Fuller u dat geluk aange bracht? Hij was vroeger zulk eene knappe, verstandige en goedhartige jongen, dat het mij altijd spijt hem zoo diep gezonken te zien." „Hij heeft mij beloofd, zich te zullen beteren en ik vertrouw dat hij zijn woord zal houden. Maar ik moet u iets vertellen, waarin ik veel meer belang stel. Denk eens ik had toch gelijk mevrouw Brenton is Dora Brandon 1" Iets in het gelaat van zijne oude vriendin zeide hem, dat mevrouw Elmer van hare jonge gezelschapsdame meer had geweten, dan zij hem had willen mededeelen, voor zij hem kon antwoorden riep hij uit: „O, gij hebt het reeds lang geweten! Ik lees het duidelijk genoeg op uw gezicht; maar waarom gij de waarheid, waarna ik zoo lang en zoo angstig zocht, voor mij hebt verborgen, begrijp ik niet." „Omdat dit voor beide partijen het best was," gaf mevrouw Elmer kalm ten ant woord. „Ik zal u na de zaak geheel ver tellen, omdat gij reeds zooveel weet. Mevrouw Hart en ik hadden het plan gemaakt, u en Dora te vereenigenzonder dat de een den andere kende. Mevrouw Hart zeide, dat dit zeer goed kon geschiedendaar gij Dora sedert hare kindsheid niet had gezien en deze niets wist van de verandering van uwen naam. Mevrouw Hart wist daar zelfs niets vantot ik het haar op zekeren dag mede deelde. Zij was overtuigd, dat gij dezelfde Frits Graham waart, met wien de oude Brandon zijne dochter zoo gaarne had willen zien huwen." „En toen ontwierpen wij het plan waar van wij de resultaten nu te gemoet zieu, IFordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1887 | | pagina 1