NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
lïeze Courant verschijnt dadelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ABONNEMENT:
Vrijdag 25 Februari 1887. N". 47.
ADVERTENTIE N:
Uitgevers: Gebroeders Muré.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
DE BREID EENS EERLOOZEN.
ourant
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden l.ftO.
Prijs per Nummer 10 ('ent.
Van 6 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, ii contant, zonder rabat, per regel 0.10.
Bureel: Scheepmakerssteeg 6.
200c Jaargang.
ITADSÜIEVW8.
De zuivere opbrengst van de tooneel-
voorstellingenonlangs door eenige Leid-
sche studenten in enkele plaatsen des lands
gegeven, bedraagt naar wij vernemen, on
geveer f 850, een niet te versmaden bate
voor de kas der tooneelschool, waarvoor die
gelden bestemd zijn.
We vestigen de aandacht op de ach
terstaande advertentie van de schoolcommissie
uit het bestuur van het genootschap Mathesis
Scientiarum Geuitrix waarbij die commissie
bekend maakt dat de inschrijving van nieuwe
leerlingen zal plaats hebben op Dinsdag 1
Maart en Donderdag 8 Maart, telkens des
avonds van 79 uren in het gebouw der
Hoogere Burgerschool op de Pieterskerk
gracht.
Te Alfen aan den Rijn is overleden
eene oud-inwoonster onzer gemeente, die
den ouderdom van ruim honderd jaren heeft
bereikt.
De Nieuwe Rotterdammer Courant van
heden bevat eene aankondiging van de heeren
Nijgh en Zoonuitgevers van dat blad waarbij
ze eene belooning van tweehonderd gulden
uitloven voor dengene, door wiens aanwij
zing de schrijver of drukker gevonden wordt
van het valsche bulletin dat op 's konings
verjaardag ten name van de Nieuwe Rotter
dammer Courant is verspreid. Tevens geven
de uitgevers afdrukken van bandschriften
van een paar adressen, die wellicht tot de
ontdekking van den dader kunnen leiden.
MUZIEK, LETTERE! EN KUNST.
Tweede Kunstbeschouwing.
Waren we den 2Sen Januari in de gele
genheid eene schoone verzameling aquarellen
te bezichtigen op eene kunstbeschouwing door
de heeren P. J. Niesten en T. W. Ouwerkerk,
kunstschilders alhier in de Stads-Gehoorzaal
ingericht, gisteravond mochten wedoor
toedoen van dezelfde heeren, in de even
gezellig gedrapeerde zaal, een n<5g schooner
portefeuille genieten. De verzameling was
afgestaan door den heer H. G. Tersteeg te
Den Haag, vertegenwoordiger van het huis
Goupil en Cie, en is eigendom van de heeren
Boussod Yaladon en Cie te Parijs.
De aquarellen waren voor het meerendeel
kostbare stukken van bekende meesters;
welke ons 't best beviel is dezen keer niet
gemakkelijk te zeggenhet schoone was er
te genieten in velerlei genre. Maar „Oranje
klanten" van David Bles, gestoffeerd en ge
detailleerd zooals alleen Bles dat kan, beviel
ons bizonder. Gaan we van Bles even naar
rechts dan zien we daar twee uitmuntende
stukken van Hoynck van Papendrecht, sol
daten op marsch en muziekles aan pijpers en
tamboers van de marine. Heerlijk van op
vatting en uitvoering is de courantenlezer in
den wagon 3e klasse van Tony Offermans;
van Mauve, onlangs benoemd tot ridder in
de Leopoldsorde, zagen we twee echte
aquarellen, eene boerenvrouw die een kalf
vastzet en ruiters in een boschpad.
Van O. Eerelman zagen we ditmaal geen
kop, maar twee fijn gedetailleerde nummers,
waar niet alleen het narrepaard, en dat van
de amazone, maar ook de omgeving uitmun
tend gedaan waren. P. De Josseliu de Jong
had er weer eene mistige straat in Londen,
die uitmuntend in toon gehouden is en
Willem Oppenoordth een knap gedaan bosch
met beekje dat schoon van kleur is. Een
juweel van lichten is Blommer's binnenhuis
met een breiend meisje en kind en schoon
en sappig van lucht de boerenwoning in een
polderland van J. W. Van Borselen.
Als heerlijk van uitvoering mogen we ook
noemen Ter Meulen's bosch pad met bespan
nen houtwagen, dat uitmuntend van toon is
en Bauffe, sloot en weiland, heerlijk door
de groote luchten. Om de lichteffecten
noemen we nog Klinkenberg's Groote Kerk
te Haarlem, een straat van Jan Weissenbruch
en eene van J. H. Wijsmuller.
Maar noemen we eerst alvorens te ver
volgen de aquarel van den echten stempel van
J. Maris, molen met brug en omgeving
en zoo geheel waar van teekening, eene
binnenkamer met naaiende vrouw en kleu-
renden jongen aan eene tafel voor het venster,
van P. Van der Velden. Prachtig van lucht
en lichtschakeering is ook het wintergezicht
van J. Van de Sande Bakhuyzen en daarbij
H. Valkenburg, eene karnende vrouw. Bos
boom leverde weer een be9t kerk-interieur
en Blommers dat van eene boerenwoning.
De Eenden in den sloot van Poggenbeek
zijn vol leven, evenals Ten Cate's spelende
kinderen en Neuhuys kozend paar dat niet
minder knap gedaan is dan Springer's goed
gestoffeerde straat in waar licht. Van H.
W. Mesdag zagen we een goed zeegezicht
en van den calligraaf G. Roovers twee knappe
penseel-teekeningen en een krijtteekening, de
Gooische vaart bij Hilversum van W. Roelofs.
Resten ons nog Azahlias van mej. G. J.
Van de Sande Bakhuyzen die superbe ge
daan zijn enheerlijke bijeengebonden bloe*
men van Marg. Roosenboom, Rozen van
mevr. Hogendorp-Jacobsen nog veel meer
schoons dat we niet alles kunnen noemen.
Zeker is 't, dat we zelden zulk een heer
lijke portefeuille zagen en we kunnen dan
ook niet dan dankbaar zijn voor het door
de heeren Ouwerkerk en Niesten genomen
initiatief.
Hollman zond den koning bij gelegen
heid van zijn 70n verjaardag een door hem
gecomponeerde ^Paraphrase" op het //Wil
helmus", Hij ontving daarop van den adju
dant des konings, graaf Dumonceau, een
telegram van dankbetuiging.
De Rossini-prijs aan het Conservatoire
te Parijs is dit jaar, wegens het onvoldoende
van de ingekomen compositiën, niet uitge
reikt.
Door de arr.-rechtbank te Tie! is, ter
vervulling van de met 1 Maart aanstaande
openvallende betrekking van kantonrechter
te Zaltbommei, opgemaakt de navolgende
alphabetische lijst van aanbeveling: mr. A.
J. Blom, griffier bij het kantongerecht te
Tiel; mr. W. A. Van Lidth de Jeude, ad
vocaat en procureur te Tiel; en mr. D.
Wesseling, griffier bij het kantongerecht te
Wijk bij Duurstede. St.-Ct
In den loop dezes jaars zal de wet
op de zeevisscherijen moeten herzien wor
den. Zijn wij wel ingelicht dan wordt door
bet college der zeevisscherijen aan de regee
ring in overweging gegeven, het verbod
van den wouderkuil nog voor drie jaren te
handhaven. (R. v. Ned.)
Gisteren om drie uur heeft te Gotha
de verbranding van het stoffelijk overschot
van den heer Douwes Dekker (Multatuli) in
den lijkoven plaats gehad, in tegenwoordig
heid van zijne weduwe, een paar bloedver
wanten en twee vereerders, uit Middelburg,
van den grooten denker.
Er is geen lijkrede gehouden.
Er waren eenige kransen uit Nederland
gezonden, waaronder een van de vereenigde
tooneelisten uit Rotterdam.
Aan de Middelburgsche krans was een
strik bevestigd, waarop te lezen stond:
„Wie wat de man, die gestorven isP" En
men zal zeggen: „Hij was goed en recht
vaardig." (Midd. Ct.)
In den afgeloopen nacht is te Hille-
gom op verschillende plaatsen ingebroken,
o. a. bij den bloemist P. H. Van Waveren Wz.,
alwaar uit een benedenvertrek zijn ontvreemd
12 zilveren vorken en lepels, een gouden
bril en een gonden remontoir, waarop een
paard gegraveerd.
Dinsdagavond kwamen in de Tollens-
straat te 's Hage eenige jongelui in een
ernstig gevecht met den verkooper van een
socialistisch schotschrift, die «ich van een
stok met spijkers bediende, en daarmede
eenige bloedende wonden veroorzaakte. Toch
werd hij op den grond geworpen, getrapt
en geslagenen namin ruil voor hoed en
pamfletten, eenige builen en blauwe plek
ken mede.
In den Haag gaat eene inteekenlijst
rond om een huldeblijk aan te biedeD aan
den koetsier Anton Kabelaar, die de hol
lende paarden voor het rijtuig der koningin
tot staan bracht.
In den nacht van 22 op 23 dezer is
op aanwijzing van den stationschef van het
Hollandsche spoor te 's-Gravenhageden
heer Van Vassen, door de politie aangehou
den een Scheveningerdie betrapt werd op
het ontvreemden van een pakket uit de goe
derenloods.
Door dikke mist kwamen gisteren te
Rotterdam de meeste stoombooten over tijd
of in het geheel niet aan. De stoomboot
Den Bommel is buiten het Spui aan den
grond gevaren en tot wassend water blijven
zitten.
In den nacht van Zaterdag op Zondag
hebben te Amsterdam eenige huzaren op de
Oude Schans leelijk huisgehouden, de sabels
getrokken en eenige lantaarns stuk geslagen.
Na die heldenfeiten te hebben gepleegd
FEUILLETON.
129.)
Fuller kromp bij deze woorden ineener
schitterde een onheilspellenden gloed in zijne
oogen maar hij sprak de woorden niet
uit die op zijne lippen zweefden, en ant
woordde op treurigen toon:
„Gij spreekt de waarheid, Lilbume, en
toch doet het mij leed, over Nita op zulk
eene wijze te hooren spreken. Zij heeft mij
de diepste smart veroorzaakt, die de eene
mensch den anderen kan aandoen, en toch
kan ik niet gelooven dat zij zoo slecht is.
Nu is zij niets meer voor mij en zal dit
nooit meer worden; maar toch smacht ik
enkel naar hare tegenwoordigheid, evenals
een stervende naar een dronk water. Gij
noemt het verblinding, dwaasheid, razernij,
het is waar, en toch kan ik het niet hel
pen. Zij heeft mij zóó betooverd, dat ik
somwijleu denk, dat zij een booze geest is,
die uit de Hades*), is ontvlucht, om mij
in het verderf te storten."
De onderwereld.
„Als gij er zóó over denkt, moet gij ge
rust alle banden verbrekenwaarmede de
trouwelooze u geketend houdt en dfin eerst
wordt gij weer een vrij, een zelfstandig man.
Gij zijt jong, grootmoedig en begaafd, en
bezit nog genoeg, om u een behoorlijk be
staan te verschaffen. Vergeet het verleden,
dat zal beter voor u zijn, dan dat gij uw
verstand bij den wijn verliest. Zoek eene
aangename bezigheid en de herinnering aan
die treurige episode zal langzamerhand uit
uw geheugen verbannen worden en gij zult,
in plaats van medelijden, bij ieder die u
kent, achting inoogsten.''
„Lilbnrne, het komt mij voor als of de
Hemel u op mijn weg heeft geplaatst om
mij te redden. Ja, ik zal doen wat gij van
mij verlangt. Mijne ongelukkige gewoonte
heeft mij bijna geheel uit de gezelschappen
verbannenwaarin ik vroeger zulk een ge
noegen smaakte. Men hoonde en bespotte
mij, hield zalvende preeken tegen mij, en
dit is de eerste maal, dat een waarlijk edel,
goed mensch, mij broederlijk toespreekt.
Hier i» mijne hand. Ik zweer u bij alles
waarop ik hoop, zoowel hier als hier na-
maals, dat ;k mij nooit weer zal overgeven
aan den duivel, die zijne klauwen reeds naar
mij heeft uitgestoken."
Lilbume nam de hand van den jongen man
in de zijne en zeide eerbiedig:
„Ik neem uwe belofte dankbaar aan en
voel mij gelukkig, in de gelegenheid geweest
te zijn, een goeden raad te geven."
Nog lang en ernstig spraken zij samen.
Fuller vertrouwde zijn nieuwen vriend al de
bijzonderheden zijner geschiedenis toe, en
Lilbume hoorde hem met eene levendige be
langstelling aan, en gaf hem raad voor de
toekomst. Fuller nam dit gaarne aan en
scheen met een onbegrensd vertrouwen de
hand te willen vasthouden, die naar hem
uitgestoken was, om hem uit den poel, waarin
hij reeds verzonken was, te redden.
Lilbume bleef uiterlijk kalm, en ofschoon
hij zich met hart en ziel verheugde over het
gelok dat hem tegenlachte, hield hij toch
niet op den jongen man, die hem op zulk
een onverwachte wijze had geholpen, goeden
raad te geven. Het was reeds laat toen hij
zijn vriend naar de voor hem bestemde ka
mer geleidde.
Eerst toen hij weder alleen was, kon hij
zich eene voorstelling maken van het groote
geluk, dat die avond bem gebracht had. Hij
sliep dien nacht evenmin als Dora, maar
zijne rusteloosheid was een gevolg van de
zekerheid, dat hij den schat eindelijk ge
vonden had, de hare, de overtuiging, dat
zij alles verloren had, wat haar lief en dier
baar was.
VIER EN DERTIGSTE HOOFDSTUK.
DE VERLOVING.
Den volgenden morgen verscheen mevronw
Elmer alleen aan het ontbijt. Zij veront
schuldigde het wegblijven vaD mevrouw Bren-
ton door te zeggendat zij niet wel wasen
toen Lilbume op bezorgden toon vroeg, of
zij hare gezelschapsdame reeds had gespro
ken, antwoordde zij weifelend:
„Ja, ik ben reeds bij haar geweest. Zij
ziet er zeer afgemat uit, maar wilde toch
niet toestaan, dat ik om dokter Philips zond;
want, verzekerde zij, zij zou over eenige
uren wel weer zoover hersteld zijndat «ij
aan het diner kon komen."
Terwijl mevrouw Elmer dit zeide, had zij
nu den eene, dan weder den andere scherp
aangekeken. In Lilburne's oogen las zij het
geheim dat zij zoo begeerig was te weten.
Zij had nu de zekerheiddat elke twijfel
opgehouden had te bestaan en Fuller bij hem
het vermoeden omtrent de persoon van Dora
had versterkt, hoewel hij haar slechts vluch
tig gezien had.
Wordt vervolgd.)