NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. Eteze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Kon- en Feestdagen. ABONNEMENT: Woensdag 6 October 1886, 3D. 235. ADVERTENTIE!»: Uitgevers: Gebroeders Muré. 3 October-viering. DE BREID EENS EEULOOZEN. Voor Leiden, per 3 maanden1.25, Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60. Prijs per A timmer 10 ent. '200e Jaargang. Van 16 regels0.00. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen, k contant, zonder rabat, per regel 0.10. Bureel: Scheepmakerssteeg ft. Stads-Bericliten. PATENTBLADEW. De RURGEMF.ESTKRRoofd van hel be slour der gemeente LEIDEN brengl Ier kennis van belanghebbenden, dat de ingevulde palenlhladen voor de wijken I'll, VIII en IX benevens de reslanlen, over hel dienst jaar 1886/7 bij het college van Zetters, in een der vertrekken van hel Raadhuis dezer gemeenle, op verloon van hel aanslagbiljet, verkrijgbaar zijn, dagelijks des namiddags van een lot drie uren en wel op Woensdag G Donderdag 7 Vrijdag 8, Zaterdag 9 Maandag 11 en lli.isdag 12 October c. k. terwijl na bet verstrijken van dien termijn de onafgehaalde palenlhladen Ier uitreiking moeten worden afgegeven aan de deuiwaarders der directe belasting alhier, die voor hunne moeite mogen eischen tien cents zonder meer. En geschiedt hiervan afkondiging doorplaat sing in de Leidsc/ie Courant. De Burgemeester voornoemd, DE KANTER. Leiden, 5 October 1886. STADSNIEUWS. Bij ons verslag in ons nummer van gister, van de feestviering tot 1 uur 's middags moeten we nog voegeu dat niet aan 1000 vrouwen brood en haring, en niet aan 1000 mannen sigaren en bons voor bier zijn uitge reikt, maar door de vele aanvragen aan 1700 vrouwen en aan ruim 1500 mannen. Dat bij zulk een aantal de orde ongestoord was en de uitdeeling in de beste orde afliep is zeer zeker toe te schrijven aan de goede zorg der ftestcommissie en der commissie van bijstand en der dames helpsters, maar even zeker ook aan den goeden geest die overal gedurende den feestdag onder het publiek heeischte. En om nu ons verslag te vervolgen beginnen we met de vermelding dat vóór het vertrek van den stoet van de Kweekschool voor Zee vaart waar de jongens in het want zaten werden uitgevoerd „De Kabels los" en „De Zilvervloot". Nu zette de optocht zich in beweging langs het No'ordeinde en het Ra penburg (Oostzijde). Hier werd halt gehou den tegenover het beeld van Van der Werf' terwijl de feestcommissie in de met de stadskleuren versierde pont werd overgebracht naar het Ruïnepark. Intusschen hadden op dat parkter rech terzijde van het monument plaats genomen de leerlingen en eenige oudleerlingen der hoogere burgerschool voor meisjes, Leidens Mannenkoor en het muziekcorps der dienst doende Schutterij alhier. Die allen on der directie van den directeur van 't man nenkoor, den heer Taylor brachten, op eene wijze, waaraan we hier hulde moeten brengeneene hymne van Kücken ten ge- hoore. De burgemeester, eerevoorzitter der feest commissie, hechtte namens die commissie een lauwerkrans aan het beeld van den kloek sten zijner voorgangers. Fanfares en een luid en driewerf hoezee volgden als blijk van in stemming, evenals bij de aanhechting van twee niet minder fraaie kransen, nl. een van de leerlingen der hoogere burgerschool voor meisjes en een van die van het gym nasium. Van den laatsten krans was vooral nogal werk gemaakt. Na deze plechtigheid die met volle instemming der opgekomen burgerij plaats had namen de commissieleden weêr in de rijtuigen en deze weêr in den stoet plaats en werd de tocht voortgezet langs Steen- schuur en Breêstraat om voor het stadhuis halt te houden, waar dagelijksch bestuur en leden van den raad de feestcommissie op eene estrade op het bordes opwachtte. De heer N. Brouwer, voorzitter der feest commissie nam nu het woord om het ge meentebestuur te complimenteeren en deed dit met de volgende woorden. z/Mijne heeren, leden van den gemeente raad. Mag ik u onzen hartelijken dank be tuigen voor de wijze waarop door u de hulde van de 8 Octobervereeniging wordt aanvaard. Toen het bestuur het programma voor dezen feestdag ontwierp, werd met algemeene stemmen besloten dat we, na onze eerbiedige hulde gebracht te hebben aan de kloeke mannen van het voorgeslacht, onze hulde zouden aanbieden aan het gemeentebestuur van Leiden. Hebben de helden van weleer hun loon gevonden in het ontzet der benauwde veste en in de stichting onzer hoogeschool, voor u is zeker de schoonste belooning gelegen hi den bloei en de welvaart van de stad en haar inwoners. En dat het den Leidenaars welgaat, mijne heeren, deze feestdag en de stoet, die thans voor het stadhuis staat geschaard zijn er de bewijzen van. En al is het zeker dat deze welvaart eerst en vooral verschul digd is aan de eigen krachtsinspanning onzer medeburgerszij is ook een gevolg van de trouwe zorg waarmeê door U mijne heeren, de belangen van stad en bevolking worden behartigd. De sympathie die de 3 October vereeniging heeft mogen ondervinden, zij ons een bewijs, hoe de Leidsche gemeente raad belang stelt in onze vereeniging. Die vereeniging mijne herren, die ruim IJ duizend Leidenaars tot hare leden telt, die het voorrecht hebben het hoofd van het gemeentebestuur haren eerevoorzitter temogen noemen die vereeniging stelt uwe sym pathie en belangstelling op den hoogsten prijs en brengt U daarvoor op dit oogen- blik haar hartelijken dank. Mijne heeren. Toen onze geachte bur gemeester het eerevoorzitterschap aanvaardde, heb ik gezegd: „Mo<je de 3 Octoberver eeniging onder uw eerepresidiaat groeien en bloeien en tot in lengte van dagen een nieuw sieraad zijn van onze goede stad." Vergunt mij thans hierbij te voegen den meest wei- gemeenden wensch voor den bloei van de stad onzer inwoning en het welzijn van de leden van den Leidschen gemeenteraad. Na fanfares van de muziekcorpsen vatte de burgemeester het woord om namens het gemeentebestuur de woorden van den heer Brouwer te beantwoorden. Spreker wees er op hoe hij hier stond in tweeledige betrek king tot de feestcommissie. Als eere-voor- zitter namelijk dier commissie en tevens als hoofd van het gemeentebestuur. Als eere voorzitter der commissie was hij in de ge legenheid geweest te zien en te waardeeren de vele en de moeielijke werkzaamheden voor deze commissie weggelegd en uit den weg geruimd. Leidens burgerij is van een goed slag; orde- en vredelievend. Dit is reeds op te maken uit het feit dat de afsluiting van het Ruïnepark slechts zóó weinig voorzoigs- maatregelen vereischte. Ze konden dan ook achterwege blijven omdat Leidens burgers aan een aankondiging genoeg hebben. Nooit wordt hier bij feestvieringen de vreugde gestoordmaar ook nu weêr is de orde- en vredelievende geest der burgerij duidelijk zichtbaar. Ook de uitdeeling van een en ander dezen morgen liep uil muntend af en spreker kan de commissie de verze kering geven dat de gaven gewaardeerd werden als om te logenstraflen wat indertijd het blad, dat de rechlen van het volk zegt voor te staan over deze uitdeeling schreef. De feestcommissie kon zich overtuigd houden dat, mochten soms de inzichten omtrent de middelen daartoe verschillenhet gemeentebestuur mét de commissie en de burgerij hetzelfde doel, het heil der gemeente beoogde. Spreker bedankte u't naam van het gemeente bestuur de feestcommissie voor de uitmuntende maatregelen, genomen om het feest te doen slagen en hoopte het volgend jaar deze commissie in haar geheel weêr als zoodanig terug te vinden onder even gunstige voor waarden van opgewekten geest en gunstig weêr. Fanfares waren van deze rede weêr het gevolg. En tusschen dat alles door had zich de heer Goedeljee op den zolder van het tegenoverliggend pand n°. 119 verdekt opgesteld om van de coinplimenteerende groepen eenige photographische afbeeldingen te verschalken. Tot aan de sociëteit Minerva zette zich nu de stoet weêr in beweging. Daar werd de commissie een glas eerewijn aangehoden en bleek Wvêr ten duidelijkste de bekende gulheid der studenten. Nu nam de stoet zijn weg langs Breestraat, Kort Rapenburg, PaardensteegBlaauvvpoortsbrug, Beesten markt, Oude Singel, Bakkersteeg, Haarlem merstraat en llavenbrug waarna aan de Haven aan een flink ingerichte tent aan de deelne mers van den optocht bier werd aangeboden. Ook hier werdevenals voor het stadhuis en de sociëteit Minerva gespeeld en gezongen. Toen de optocht door de Bakkersteeg langs de Van der Werfstraat ging werd even balt gehouden en het volkslied gespeeld ter eere van den wakkeren burgemeester die daar zijne woonplaats hal. Nu ging 't langs Heerengracht, Nieuwe Rijn, Utrechtsche Veer, Iloogewoerd, Wa- tersteeg, Hooigracht, Haarlemmerstraat, FEUILLETON. 29.) Mevrouw Bell had, even als den vorigen avond, de deur tusschen hare en Dora's kamer opengelaten; maar het meisje wist te goeddat de vaste slaap van deze dame die voorzorg toch Doodeloos maakte. ACHTSTE HOOFDSTUK. EEN PAAR SAMENZWEERDERS. Ondertusschen was Mendoza naar New- York gegaan en had daar zijn intrek geuo- men in eene armoedige herberg, in de buitenwijken der stad gelegen, welke streken hij beter kende, dan hij goedvond den red der van zijn leven mede te deelen. Sedert de genezing van zijne ziekte was hij herhaalde malen naar New-York ge gaan onder voorwendsel, dat hij bij de politie wilde aandiingen op vervolging van hem, die hem volgens ziju verhaal verwond en van alles beroofd had; zijne bezoeken golden echter een persoon, die een grooteren in vloed op hem uitoefende, dan Dora ooit zou durven hopen. Thans, nu hij het lot van het arme kind zeker m zijne handen meende te hebben, moest hij zich haasten, om aan die persoon de helft zijner bezitting te belooven, indien hij ten minste niet wilde, dat zijn waar verleden voor Brandon zou worden onthuld. Mendoza klom langs een nauwe, vuile trap naar boven, en klopte op eene eigen aardige wijze aan eene deur. Eene vrouw, die er onzindelijk en slordig uitzag, en wier gezicht bijna geheel bedekt was door de neerhangende haren, opende hem de deur. In weerwil van deze verwaarloozing moest de schoonheid dezer vrouw, de bekoorlijkheid der bewegingen van deze sierlijke gestalte den meest stompzinnigen toeschouwer op vallen. Juanita Roy, Mendoza's halve zuster, was noch blondine, noch brunette. Het was duidelijk, dat in hare aderen het bloed van twee verschillende rassen stroomde. Van haren Spaauschen vader had zij de groote donkere, schitterende oogen geërfd, van hare Engelsche moeder het overvloedige blonde haar, dat verward om haar gezicht hing. Hare trekken getuigden niet van klassieke schoonheid, maar zij vertoonden eene bewon derenswaardige harmonie; de uitdrukking van haar gelaat was listig, ernstig, vroolijk, boosaardig, naarmate dit haar beliefde, en de man, dien zij met haren glimlach geluk kig maakte, kon zelden weerstand bieden aaD deze betoovering. z/Denkt de edele ridder toch nog aan ziine gehoorzame slavin?" nep zij hem op spot- achtigen toon toe. //Kom binnen mijn vriend, en maak het u gemakkelijk, en laat eens hooren, welke verontschuldigingen gij nu weer voor uw lang wegblijven hebt weten te verzinnen." Mendoza wierp zich slecht geluimd op een stoel. „Maak nu geen kunsten, Nita, en vooral maak mij niet kwaad. Ik heb nu geen lust, om dat te verdragen. Ik ben hier gekomen om eene zaak van 't grootste gewicht met u te bespreken, en ik hoop, dat gij verstandig zult zijn." //Alsof ik dat ooit was," riep zij lachende uit: //Hebt gij mij niet honderdmaal zelf gezegd, dat ik de gepersonifiëerde dwaasheid hen? Waarom verlangt gij van mij ernst en verstand?" Nita sprak vloeiend EngelschMendoza beet haar echter in't Spaansch toe„Spreek de taal van onzen vader, die is schooner, dan die, welke gij van uwe moeder leerdet, en zal ons ook voor luisteraars behoeden." Zij haalde de schouders op en gehoor zaamde, terwijl zij in 't Spaansch antwoordde: „Naar uw uiterlijk te oordeelen moet gij mij wat verschrikkelijks mede te deelen hebben. Heeft uw rijke begunstiger u doorzien en u weer van zich gestooten? Ik hoop, dat gij mij ten minste eenig geld hebt medege bracht, want ik heb het laatste reeds uit gegeven en dat wijf hier begint onbeschaamd te worden." „Uw vermoeden is ongegrond; in tegendeel, ik ben nu op een goeden weg. Wel kan ik u nu geen geld geven, want ik heb alles wat ik bezit, hoog roodig, maar over eenige dagen zal ik uwe rekeningen betalen, en u eene betere woning bezorgrn. Zie mij niet zoo ongeloovig aan, Nita, ik spreek in ernst." „Van die belofte kan ik niet leven," her nam Nita op knorrigen toon. „Sedert gij vasten voet hebt in liet huis van dien rijken man, laat gij het aan mij over, voor mij- zelve te zorgen. Sedert gij met Wagner hebt getwist en door hem bijna werd doodgesla gen, waren voor ons geene zaken meer te doen, en mijne kleeding is zóó versleten, dat ik mij niet meer op straat durf wagen, om mij uit de zakken der onachtzamen te verrijken." Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1886 | | pagina 1