NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Vrijdag 11 Juni 1886. N°. 136.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
DE BOETVAARDIGE.
e Courant
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ABONNEMENT:
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Prijs per munter 10 Cent.
AOVERTENTIEN:
Van 16 regels 0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, a contant, zonder rabat, per regel 0.10.
Bureel: Scheepiuakersstees 6.
200° Jaargang.
ITADINIEUWI.
Hedenmorgen werd op de begraafplaats
aan de voormalige Heerenpoort ter aarde be
steld het stoffelijk overschot van den eer
gisteren op zoo eene noodlottige wijze om
gekomen schipper. Aan de geopende groeve,
omringd door de familieleden en een groot
aantal belangstellenden, werd het woord ge
voerd door ds. Holster. Na op het droevig
ongeval gewezen te hebben, zeide bij, dat
hieruit kon ge.ien worden, dat men ten
allen tijde bereid moet zijn om te sterven,
omdat men niet weet wanneer ons stervens
uur daar is. Vervolgens sprak hij de kin
deren en familieleden een troostwoord toe,
waarbij hij tevens den knecht van den over
ledene op het hart drukte de diepbedroefde
weduwe in haren zorgvolle» werkkring ter
zijde te staan.
Hedenmiddag had aan den Nieuwen
Rijn een schipper het ongeluk, door het
uitschieten van zijn haak, in het water te
vallen. Hij wist zichzelveii door naar de
overzijde te zwemmen te redden.
MUZIEK, LETTERE? E? KUNST.
Eergisteren heeft te Haarlem plaats
gehad het concours van de mededingers naar
de betrekking van organist in de St. Bavo-
kerk, ten overstaan van een jury, bestaande
uit de heeren R. Hol van Utrecht, S. De
Lange van 's Hage en L. Schlegel te Haarlem.
Op het graf van mevr. Bosboom-
Toussaint, op de a^gemeene begraafplaats
te 's Hageis eergisler een eenvoudig doch
fraai gedenkteeken onthuld.
In de raadszitting van gisteren te Delft
deride de voorzitter mede, dat de ont
hulling van het monument voor Hugo De
Groot zal kunnen plaats hebben in het begin
van September aanslaande.
Op de tentoonstelling van Hollandsche
meesters te Hamburg is een stuk van Artz
aangekocht door het Kunstvereiu".
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
Blijkens een bij het departement van
marine ontvangen telegram is Zr. Ms. schroef-
stoomschip 4de klasse Javaonder bevel
van den luitenant ter zee der 1ste klasse
C. Hoffman, den Ssten dezer te Batavia
aangekomen. Aan booid was allis wel.
Van Zr. Ms. gezant te Stockholm is
bericht ontvangen, dat zoo mogelijk gelijk
tijdig met eene van 12- 18 Juli e. k. te
Stockholm te houden tentoonstelling van
Zweedsche landbouw, eene tentoonstelling
zal plaats hebben van werktuigen voor de
kleine nijverheid, waarvan het programma
in de Sic. van 10 dezer wordt medegedeeld.
Een „oud-80 ponder" vraagt aan het
D. v. Z.—II. en aGrmededeeling van het
volgende
Heden 25 jaren geleden was er in het
Nederlandsche leger algemeetie vreugde; op
dien dag toch werden, bij koninklijk besluit
n°. 69 zes-en-zeventig onderofficieren tot 2»
luitenant der infanterie bij het Oost-Indisch
leger benoemd, alsmede acht bij dat in
West— Indië, waarvan zes bij de infanterie
en twee bij de artillerie.
//Vier kadets der koninklijke militaire
akademie, tot 2» luitenant der inf. in O -I.
benoemd, voerden het getal, voor het leger
aldaar bestemd, tot tachtig op; van daar
dat in Indië aan deze buitengewone aanvul
ling de naam werd gegeven van 80-ponders.
z/In de maanden September en October
1861 volgden die 80 luitenants met verschil
lende schepen hun bestemming naai Batavia,
en kwamen daar achtereenvolgens in Januari
en Februari 1862 aan.
z/Een van hen overleed gedurende de reis.
„Gaan wij na wat er van de 79 overige
luitenants na verloop van eeuw geworden
is, dan blijkt het volgende:
z/Nog dienende in het O.-L leger zijn: 2
als luitenants-kolonel en 5 als majoors.
(Van deze zijn vermoedelijk 8 thans be
noemd tot luit.-kolonelOverleden zijn,
als majoor 2als kapitein 9als le luite
nant 11 en als 2e id. 1.
//Ontslagen eervol op zijn verzoek zijn als
le luitenant 8, als le id. 2.
//Ontslagen niet eervol 1 als le luitenant
en 1 als 2e id.
i/Overgegaan bij het leger in Nederland
zijn 1 als le luitenant en 1 als 2e id.
//Gepensioneerd zijn 1 als majoor met den
rang van luit.-kol.6 als majoor, 2 als
kapitein met den rang van majoor, 27 als
kapitein en 4 als le luitenant.
„Er werden 8 benoemd tot ridders der
M. W. O. 4e klasse, terwijl 7 eervol wer
den vermeld."
Ten vervolge op het bericht, dat de
werkzaamheden aan den Delagoa-spoorweg
begonnen zijn, meldt het HU. het volgende:
„De bouw van genoemden spoorweg ge
schiedt door en voor rekening van Portugal.
De portugeesche regeering was door toezeg
gingen aan de Transvaal verplicht om, zoo
de concessionaris van den Delagoa-spoorweg
op 1 Juni in gebreke bleef, zelve de hand
aan het werk te slaan, en het is ter vol
doening daaraan, dat de gouverneur van
Mozambique is aangeschreven om terstond
met de aardwerken te beginnen.
Vermoedelijk zal nu spoedig de conces
sie van McMurdo worden ingetrokken en
daardoor een groote hinderpaal voor het tut
stand komen van de Nederlandsch Zuid-
Afrikaansche Spoorweg-Maatschappij zijn weg
geruimd Deze omstandigheid en het wel
slagen der kleine staatsleening van de Zuid-
Afrikaansche republiek doen de hoop her
leven, dat de spoorweg Lourengo-Marques
naar Pretoria door de Nederlandsche con
cessionarissen zal kunnen worden tot stand
gebracht.
Dk- concessie is thans in handen van de
heeren R. W. J. C. Van den Wall Bake,
J. L Cluysenaer, ingenieur, secretaris der
maatschappij tot exploitatie van staatsspoor
wegen, en John. F. Groll, bouwkundige te
Londen.
Beide laatstgenoemden zijn, na het overlijden
der heeren J Groll en D. Maarschalkals
concessionarissen opgetreden en door de re-
geeriug der Zuid-Afrikaansche republiek
als zoodanig erkend.
Gisteren, aan den vooravond der be
rechting van het strafgeding tegen de socia
listen Domela Nieuwenhuis en Croll, werd
in de zaal alhalla te 's-Gravenhage de open
bare kosteloos toegankelijke bijeenkomst ge
houden, welke als monstermeeting was aan
gekondigd.
De zaal was propvol en er heerschte een
ondragelijke warmte.
Er waren vrij uitgebreide voorzorgsmaat
regelen genomen en de politiemacht stond
ditmaal onder bevel van den hoofd-commis-
saris, den heer Van Schermbeek.
Het bestuur van den S. D. bond had op
het tooneel plaats genomen.
De voorzitter Baye opende de vergadering
met de mededeeling dat de afdeeling Gorre-
dijk en omstreken per telegraaf hare instem
ming met het doel der bijeenkomst had be
tuigd en richte daarna een woord tot de aan
wezigen, waarbij hij uitweidde over de
vrijheid van spreken en schrijven, onder
protest tegen de vervolgingen van de ver-
eeniging der arbeiders. Hij meende, dat
juist die vervolgingen zouden strekken om
haar in kracht te doen toenemen.
Daarna werd het woord gegeven aan ^bur
ger" Van der Stadt uit Amsterdam. Zijne
voordracht was insgelijks een doorloopend
protest tegen de vervolgingen der socialisten.
Hij zeide o. a. dat de regeering is de die
nares van het volk en niet het volk de die
naar der regeering. Ilij maakten er der
laatste een verwijt van, dat zij niets doet
tegen de werkeloosheid.
Een breede plaats in zijn rede weid in
genomen door de bespreking van het ver
bod am de ingezetenen tot het dragen van
wapenen. De wet verbiedt het dragen van
wapenen, zeide hij, maar wat doen de
politie-agenten dan met die dingen aan hun zij.
En, ging hij voort, behoeven wij die wet,
die het dragen van wapenen verbiedt, te
erkennen? volstrekt niet, was zijn antwoord,
want hét volk dat dit wapen moet bezigen,
heeft zijne goedkeuring niet geschonken aan
die wet en overtreding is dus geoorloofd
als omstandigheden dit noodzakelijk maken.
Hier 't was even voor half tien
viel de hoofdcommissaris van politie, die
aanteekening hield van het gesprokene, den
spreker in de rede op de volgende wijze:
z/Nu is 't uit. De politie beveelt den spre
ker te zwijgen en gelast der vergadering
uileen te gaan."
Groot rumoer volgde op deze aanmaning.
De hoofdcommissaris herhaalde zijn bevel
en zeide tevens dat de zaal binnen lü mi
nuten moet-t ontruimd zijn.
Het kostte den voorzitter vrij wat moeite,
het rumoer in de zaal te doen ophouden.
Toen er stilte heerschte zeide BayeDe
commissaris van politie beveelt dat binneu
10 minuten de zaal moet ontruimd worden.
Welnu burgers, onder protest gaan wij than»
uit elkander, rustig en ordelijkmaar tevens
FEUILLETON.
814.)
#Ik vergeet niet dat u jaren lang ten
mijnent hebt gewoond en geleefd, als een
lid der familie beschouwd en behandeld. Ja,
stel u gerust, hef het hoofd op. Ik sla
aan de woorden, die ik gehoord heb, geen
geloof. Neen, gij zijt de minnares van dien
man niet. Neen, gij kunt zijn medeplich
tige niet wezen."
De gravin sloeg op hem een blik vochtig
van tranen van dankbaarheid.
„U heeft gezegd, dat een vrouw u te
Parijs was komen opzoeken met een brief
van juffrouw Delorme Hebt ge dien
brief nog?"
„Ja, mijnheer, ik heb hem bij mij....
In dezen zak Hier is hij al."
„U is in een valstrik gelokt. Met welk
doel Dat weet u zeker wel. Maar ik vraag
er u niet naar. Ik weet wat u verhinderen
zou, mij te antwoorden. Doch wij zullen
wel op een anderen manier ODtdekken waarom
u hierheen gelokt zijt."
//Mijnheer Van Ossen," antwoordde de
gravin levendig, „wij vergeten dat u hier
zijt om juffrouw Aurora te bevrijden. Zij is
opgesloten in een der beide torentjes, dat
aan dezen kant, geloof ik. Maar bij alleen
bier," voegde zij er bij, op den vicomte
wijzende, „hij alleen kan de geheime deur
openmaken."
„Mevrouw," sprak de Hollander, „de deur
kan gesloten blijven. Juffrouw Aurora is
niet meer in hare gevangenis, en ik zal u
bij haar brengen."
„Dat zal ik wel doen," sprak de Ameri
kaan, die te voorschiju trad. „Kom, me
vrouw, kom raeê!"
Een oogenblik te voren was de reeder de
zaal binnengetreden en had staan luisteren,
verscholen achter de twee mannen, die de
hoofddeur bewaakten.
Toen hij den jongen man ontwaarde, was
de vicomte opgesprongen alsof hij door een
vergiftige spin was gebeten. Maar aanstonds
zonk hij wederom op ziju stoel, terwijl hij
mompelde
„llij, hij ook, William Durkett
Tengevolge der plotselinge beweging, welke
hij had gemaakt bij het overeind springen,
was een stuk papier, als een brief gevouwen,
halverwege uit den buitenzak van zijn jas
komen steken. Noirot, die vlak naast hem
stond, zag het en ontnam hem behendig het
stuk. Het was de verschrikkelijke brief,
dien de gravin geweigerd had le schrijven.
Noirot stelde hem aan den heer Van Óssen
ter hand met de woorden
„Ik zou wel denken, mijnheer, dat u, als
u dit laast, wel wat zult te weten komen."
„O, welk een ellendeling, welk een el
lendeling!" riep de Hollander uit, toen hij
het papier gelezen had. „Nu begrijp ik
alles."
De vicomte, van schrik verstijfd, ver
pletterd, met rollende oogen, liet een soort
van gebrul hooren.
XXVIII.
DE BEWEEGBARE VLOEK.
Het oogenblik is gekomen om te vertellen
wat er buiten het jachthuis en daarna op
het erf en in de woning zelve was voorge
vallen, tot op het oogenblik dat Gabiron,
Noirot en de beide andere mannen zoo ge
heel onverwacht de eetzaal binnenstormden.
De lezer heeft zeker al lang vermoed,
dat de reeder William Durkett de Amerikaan
was, de Yankee, over wie» de vicomte De
Sauzac met Lory gesproken had den dag,
waarop hij om zijn medeplichtige den weg
te wijzen, dezen had geleid tot voor het roes
tige hek van het voormalige jachthuis.
Men herinnert zich dat Durkett op den
toon eener stellige overtuiging uitriep: „Ik
weet waar juffrouw De Lasserre is." Naar
zijne meeniug kon de vicomte De Sanzac
het jonge meisje nergens anders hebben heen
gevoerd dan naar het jachthuis.
Gabiron en Van Ossen waren dit spoedig
volkomen met hem eens, toen hij eenige
vragen, die de laatste tot hem richtte, be
antwoord had
Toen werd er afgesproken, dat men nog
dien dag zelf aan het werk zou gaan, doch
het donker afwachten, om met beteren uit
slag de bewaarders van het huis en den vi
comte te overvalkn, wanneer, zooals men
alle reden had te veronderstellen, deze ook
in het jachthuis zijn verblijf gevestigd had.
„Vier mannen ten minste zullen wij daarbij
noodig hébben," sprak Gabiron.
„Wij zijn nu reeds met ons drieën," ant
woordde Van Ossen.
„De vierde is mijn kameraad Noirot."
„Ik stel nog twee mijner knechten tot
uwe beschikking, mijnheer Gabiron."
„Ik denk wel, mijnheer! dat wij hen kun
nen gebruiken."
Wordt vervolgd).