NIEUWS- EN ADVERTKNTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
eze Courant verscItijnt dage 1 ijksbehalve op Zon- en Feestdag-en.
A BO IV NE WIE NT:
Woesdag 7 April 1886. N°. 82.
ADVERTENTIE Al:
Bureel: Scheepmakerssteeg 6.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
DE BOETVAARDIGE.
Leidsche Courant
Voor Leiden, per 3 maanden1.25,
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Prijs per Nummer 10 ('ent.
Van 16 regelsf 0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, k contant, zonder rabat, per regel 0.10.
199° Jaargang.
mtadinieuwi.
Bij Z. M. besluit van den 26sten Maart
1886, n°. 5, is aan 25 gevangenen in de
militaire strafgevangenis afslag en ontslag
van straftijd verleend, wegens betoonde vlijt
in den aan hen opgelegden arbeid en goed
gedrag gedurende hun verblijf in voornoemde
gevangenis.
Het is heden voor een onzer stadge-
nooten, den chirurgijn A. J. Schretlen, een
blijde en gewichtige levensdag. Het is na
melijk dezen dag veertig jaren geleden, dat
genoemde heer na zijn examens als chirurgijn
en vroedmeester voor de provinciale genees
kundige commissie in Den Haag met gun
stig gevolg te hebben afgelegd, zijn werk
kring alhier begon. Zich verheugend in een
uitgebreide praktijk kan hij met zelfvoldoe
ning op de door hem reeds afgelegde loop
baan terugzien. IJverig, nederig en mensch-
lievend wist hij zich de achting en het
vertrouwen zijner medeburgers in hooge
mate te verwerven. Het zal hem dan ook
heden niet aan blijken van belangstelling en
waardeering ontbreken.
Bij het gisteren te 'sGravenhage ge
houden examen voor nuttige handwerken is
toegelaten mej. M. J. bmit van Leiden.
Hoor de politie alhier is aangehouden
en naar de gevangenis te 's Gravenhage
overgebracht, zekere J. D.die zich aan
diefstal had schuldig gemaakt.
In de vorige week is er geen zeevisch
gevangen tengevolge van het stormachtige
weer. Alleen Zaterdag bracht men eenige
manden met langs de kust gevangen schol
en schar aan de markt. Deze visch werd
langs de straten rondgevent en bij zootjes
opgeschept, zoo klein was hij. Men had
zelden zulke kleine zeevisch gezien. Maar de
visscherslui klagen steen en been dat er niet
gevangen wordt en het schijnt of de zee
wordt doodgevischt. Schol en schar zoo
klein als een vinger en doorschijnend als
glas; schelvisch zoo groot als een haring en
kabeljauw nog kleiner dan schelvisch,
voor dertig jaar zou men er niet aan ge
dacht hebben zulk aas het leven te benemen.
Maar thans pakt het net alles in en de
visscherslui merken aan dat de zee wordt
doodgevischt en er niet te verdienen valt.
Daar New-York storm heeft voorspeld en
het weer dan ook zeer omstuimig is, laat
het zich aanzien dat de zeevisscherij ook
deze week niet van belang zal opleveren.
Men schrijft ons: De mode heeft voor
het aanstaande seison weder een sprong ge
maakt, als maar weinige zouden gedroomd
hebben. Dessein en kleur toch van de dames
japonnen zal nu bestaan uit een-witten grond
met blauwe bloemen en andere dingen a la
faience de Delft, of, om Hollandsch te spre
ken volgens Delftsch aardewerk. Deze wijd-
beroemde pottebakkerskuust streefde er naar
Chineesch en Japansch porcelein na te boot
sen, zoodat het niet moeielijk zal vallende
bekoorlijkheid van dit costuum naar waarde
te schatten en de vinding met ingenomen
heid te begroeten. Er zal een tijd komen dat
men zijne vrouw nog voor een vaas en zijne
dochter voor eene pul zal aanzien, en deze
onder den schoorsteenmantel zal willen plaat
sen om er mee te pronken.
Ook onder de heeren is de mode ontstaan
zich in een kort jaquet, voorheen wambuis
genoemd, te gaan steken, dat bijzonder veel
overkomst heeft, wat kleur en snit betreft,
met een blauwen hemdrok. Schippers en
schuitenjagers, zooals aan den Leidschen-
dam, hadden reeds voor jaren de gewoonte,
over alles heen, blauwe hemdrokken te dra
gen, gelijk bij Hanoveranen, die met hout
vlotten den Rijn komen afzakken en ook
langs den Vliet worden aangetroffen, veel
in zwang is. Deze mode mag derhalve wel
als zeer gedistingeerd in aanmerking komen.
Als nu de hemel dezen zomer maar niet
te spaarzaam is met helder blauwgaat meu
een „rooskleurigen" tijd te gemoet.
MUZIEK, LETTEREN EN KUNST.
Sterfdag: Wilhelm Von Kaulbach. Schil
der. (1874.)
De sluiting van het opera-seizoen te
's-Hage is bepaald op 15 April a. s.
„Toonkunst tracht geld bijeen te bren
gen ten einde een orgel in het gebouw van
K. en W. te kunnen plaatsen. De kosten
worden op 12 A 15.000 gulden geraamd.
Te Dordrecht zal 27 April a. s. door
de afdeeling „Vocale Toonkunst" der ver-
eeniging Kunstmin de derde uitvoering wor
den gegeven in dit seizoen. Opgevoerd zal
worden „Der Waffenschmied" komische oper
in 3 acten von G. A. Lortzing.
Op de te Dordrecht gehouden alge-
meene vergadering der vereeniging „Kunst
min" bleek dat het aantal leden steeds toe
neemt. De rekening over 1885 sloot in de
bet en credit met f 15 452,70.
ONZE VROUWEN.
Een vreemd gezicht is het, wanneer men
naar den Schouwburg gaat, op straat het
volle daglicht te zien schijnen, 't Is een
van die onmiskenbare teekenenwaardoor
de natuur haar invloed op het leven der
menschen doet gevoelen. We werden ge
waarschuwd, dat we voor dit jaar de ge
noegens van het tooneel vaarwel moeten
zeggen, hoe smartelijk dit idee ook voor ons
en niet het minst voor „onze vrouwen"
moge zijn.
Dat het laat in den tijd is, bleek giste
renavond nog bovendien uit de naar verhou
ding zeer geringe opkomst. Vooral in de
loges was het buitengewoon leeg. Wie er
echter waren, amuzeerden zich uitmuutend,
want zoowel het stuk als de opvoering wa
ren van een zeer goed gehalte.
„Onze vrouwen" is een der beste stukken
van Von Moser. Reeds een aantal jaren
draagt het met eere. Ongelukkig, maar wel
te begrijpen is het verschijnsel, dat de gees
tige Duitsche humorist later meermalen is
gaan knoeien om zooveel mogelijk stukken
in één jaar tijds te kunnen afleveren. „Onze
vrouwen" is echter nog een stuk met een
goede, degelijke kern, al zou het ook niet
gemakkelijk zijn in het geheele stuk een
enkelvoudige intrige aan te wijzen. Het ge
heel is levendig en frisch van 't begin tot
het eind en dat is voor een blijspel hoofd
zaak. Wat verder nog een bizondere aan
trekkelijkheid aan het stuk geeft is de af
wezigheid van al te stuitende onwaarschijn
lijkheden, die dikwijls zeer verdienstelijke
blijspelen ontsieren.
De goedhartige gastronomische rentenier
Doorn, zijne wat al te flinke echtgenoot
Adelheid, de zorgelooze pre! maker Felix Stein,
diens angstvallige compagnon Hilberg, de
vrouwen van deze beide chefs, de eerste hui
selijk, bedaard en praktisch, de tweede spil
ziek en min of meer lichtzinnig, verder Pe
perman de zonderlinge maar rechtschapene
huisknecht, 't zijn alles levende figurendie
de belangstelling van 't publiek opwekken
en gaande houden.
Op de vertaling viel wel hier en daar
iets aan te merken. „Eenvoudig" heeft in
't Hollandsch niet zooals het Duitsche „Ein-
faltig" een ongunstige beteekenis, „aan-
stooten" i. pl. v. „klinken" is geen Hol
landsch en zoo nog heel wat meer.
Het spel der verschillende acteurs en
actrices liet zeer weinig te wenschen over.
Als het beste zouden wij geneigd ziju van
dezen avond dat van den heer Henri De
Vries te vermelden. Deze heer, die zich se
dert lang als een goed acteur deed kennen,
overtrof in dit stuk zich zeiven. Zijne los
heid van manieren, de ongedwongenheid,
waarmede hij zich beweegt, doen ons ver
moeden, dat het succes van deze voorstel
ling voor een groot deel aan hem te danken
is. De heer Van Zuylen was als Peperman
zeer lachwekkend, maar de rol is al teveel
karikatuur om aanleiding te geven tot ont
wikkeling van hooger acteurstalent. De heer
Rosier Faassen als rentenier was natuurlijk
weêr onverbeterlijk. Voor den heer Smith
bleek de rol van Hilberg goed berekend.
Dezen acteur, die ons in de rol van den
staatsdienaar Guatinara (de sprookjes d. ko
ningin v. Navarre) minder goed beviel, von
den wij hier veel beter op zijne plaats. De
dames hebben een woord van lof dubbel ver
diend. Vooral mevr. Poolman-Huijzers en
mevr. Burlage-Verwoert waren zeer goed.
De minister van financiën maakt be
kend dat het saldo van 's rijks schatkist op
3 dezer bedroeg: bij de Nederlandsche Bank
14,617,507.496 en bij de betaalmeesters
'ƒ3,056,951.56. Tezamenƒ17,674,459.056.
Ingevolge zijne toezegging in de zitting
van Vrijdag jl. heeft de Minister van bin-
nenlandsche zaken voorgesteld, in hoofdstuk
X der Grondwet art. 194 te lezen als volgt
„liet geven van onderwijs is vrij, be-
hondens het toezicht der overheid en, voor
zoover het lager en middelbaar onderwijs
betreft, het onderzoek naar de bekwaamheid
FEUILLETON.
866.)
Mevrouw Durand heeft den vorigen nacht
niet thuis geslapen, en nooit, nooit is haar
dat gebeurd, wanneer zij buiten betrekking
was zooals thans."
„Ha zoo!" sprak Gabiron nog eens, die
een siddering niet kon weerhouden.
„Ja," dus ging de portiers vrouw voort,
„ik ben verbaasd en zelfs ongerust, omdat,
ziet u, dat alles mij al heel vreemd voor
komt. Gisteren middag, het was nog geen
twee uren, stapte een vrouw, leelijk als de
nacht, uit een fiaker, die hier voor de deur
was blijven stil staan. Zij liep op mij toe,
en vroeg naar mevrouw Durand en klom de
trap op, nadat ik haar gezegd had: „op de
derde verdieping, de deur rechts." Ik weet
niet wat dat oude mottige wijf aan mevrouw
Durand heeft gezegd. Maar zooveel is zeker,
dat, na verloop van een kwartier of een twin
tig minuten beiden naar beneden kwamen,
en in den fiaker stapten, en „vooruit koet
sier!" daar reden ze heen. Sedert heb ik
niets meer van mevrouw Durand gehoord.
Ik heb haar gisteren avond gewacht, daarna
den heelen nacht, daarna van morgen. En
ik wacht haar nog altoos. Zal zij terug
komen? Ik kan het niet zeggen. Ik weet
niet hoe u er over denk, maar ik vind het
vreemd, heel vreemd. Niets kan mij uit het
hoofd brengen, dat daaronder iets schuilt
wat niet in den haak is."
Gabiron verried op geenerlei wijze zijn
meening.
„'t Is goed," sprak hij, „ik zal terug
komen."
„Wil mijnheer mij ook zijn naam zeggen,
voor het geval dat mevrouw Durand thuis
komt?"
„Niet noodig," antwoordde hij, „ik heb
niet de eer door mevrouw Durand gekend
te worden.
Dat is er nog eendie wel wat op den
ouden lieer van laatst lijktzou ik denken,"
sprak de portiersvrouw bij zich zeiven.
En van toon veranderende en Gabiron van
ter zijde aanziende, hernam zij hardop:
„Zooals u wilt."
De agent merkte dat begin der vijandelijk
heden niet op.
„Tot ziens, juffrouw!" sprak hij.
En hij ging heen. Toen hij twintig of
dertig schreden ver was in de straat begon
hij woedend aan zijn knevel te draaien. Met
gefronste wenkbrauwen en gerimpeld voor
hoofd sprak hij bij zich zelf:
„Nog een die verdwijnt! Laat zien wat
beteekent toch dat alles? Ik begrijp er niets
van. Mijn verstand staat er bij stil....
Warempel, alles loopt tegen."
Hij had niet gemeend den heer De Las-
serre zijn vermoeden te moeten mededeelen.
Maar hij begreep dat hij zonder dralen hem
die nieuwe verdwijning moest melden. Vijf
personen waren verdwenen, de markies De
Verveine, twee van diens vrienden, daarna
de vicomte De Sanzac en eindelijk de onder
wijzeres. Was dit niet vreemd?
Den vorigen avond, toen hij Pierre Rous
seau had bezocht, want daar Gabiron de
geheimen van den graaf wilde eerbiedigen
ging hij voort met hem zoo te noemen, had
deze hem zijn verlangen te kennen gegeven
om den ambtgenoot, dien hij zich toege
voegd had, te zien. Hij meende dat hij
zich nu wel naar Pierre Rousseau kon be
geven, vergezeld van den agent Noirot,die
al drie dagen lang zijn tijd verloor met on
geduldig te zitten uitkijken, op een zolder
kamertje, vijfde verdieping van een huis in
de Rue Vanneau, waar hij zijn observatie
post had gevestigd.
Gabiron nam dus een rijtuig en liet zich
naar de Rue Vanneau brengen om Noirot
af te halen, dien hij dienzelfden dag aan
Pierre Rousseau wilde voorstellen.
XVII.
DB VALSTRIK.
Wij hebben de gravin De Lasserre, als
door den donder getroffen gezienbij de on
verwachte verschijning van den vicomte De
Sanzac, op den drempel der kamer, waar de
Mottige haar had opgesloten.
Deze was binnengetredenhad de deur
dicht gedaan en stond nu tegenover de jonge
vrouw.
Toen richtte de gravin, die eensklaps al
hare geestkracht terugkreeg, zich overeind
in haar volle lengte, met schitterende oogen,
trillende neusgaten, zwoegenden boezem, sterk,
fier, ontzagwekkend, gereed zich tegen het
onbekende gevaar, dat haar bedreigde, te
verd< digrn.
„'t Is een schelmstukeen laaghartigheid
riep zij op een krijschende toon. „Ik be
grijp alles. Een schurkachtige hinderlaag
heeft men mij gespannen; ik ben in een
valstrik gevallen.
(Wordt vervolgd.)