NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Zaterdag 20 Maart 1886. N°. 67.
ADVERTENTIEN:
Uitgevers: Gebroeders Muré.
DE BOETVAARDIGE.
Leidsche Courant
ABONNEMENT:
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door liet geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Prijs per Nummer 10 tent.
Van 16 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, k contant, zonder rabat, per regel 0.10.
Bureel: Sclieepmakersstee£ 6.
199c Jaargang.
stadsnieuws.
Men deelt ons het volgende mede
Eergisterenavond hield de Ned. Flora-
listen-Bond alhier een buitengewone verga
dering met een kunstbeschouwing in een
zaal aan den Burght. Als spreker trad op
den heer Lelèbre. Hoewel voor het eerst
dat deze jonge spreker optrad, bracht hij
zijn onderwerp er zeer goed af. (Omierw.
lie geschiedenis van den tuinbouw.) Allereerst
schetste spreker de tuinbouw in den nacht
der eeuwen (300 jaar voor Chr.), hoe ver
schillende volken zich er op toelegden om
graan te verbouwen voor hun dagelijksche
behoeften, maar aangezien die volken geen
vaste woonplaatsen hadden, konden zij ook
geen uitgebreide velden beplanten. De latere
volken, die vaste woonplaatsen hadden, be
bouwde groote en uitgestrekte velden met
korrn, zooals de Joden en Romeinen. De
Romeinen legden zich vooral toe op de rozen
teelt, want de keizers immers hadden door
hun paleizen geheele guirlandes van rozen.
In latere jaren werden ook andere planten
gekweekt, als de vijgenboomenjasmijnen
enz. Bekend is het, dat Cyres de vijgen
boomen welke hij op zijn veldtochten tegen
kwam, door zijn veldheeren het meevoeren.
Spreker schetste verder hoe de tuinbouw
in latere jaren toenam en vooral in den
tijd dat Iudië ontdekt werd door de Portu-
geezen, hoe later ook de koffie in Holland
werd gekweekt (in den hortus te Amsterdam).
Van uit Holland ging de koffie naar
Frankrijk. De toen regeerende koning liet
de koffie door een zeeofficier naar de Fran-
sche bezittingen overbrengen en werd van
toen af door geheel Europa verspreid.
Van dien tijd af ging men zich toeleggen
op het kweeken van planten in glazen hui
zen (kasten en serres), hoe men vereeui-
gingen ging oprichten om elkaar te steunen
en dat men ook tegenwoordig nog zulke
vereenigingeu noodig had. Wel heeft men
zulke vereenigingeu, maar zij leggen zich
niet toe om jonge vakbroeders te bekwamen
zooals de pasopgerichte vereeniging zich ten
doel stelde.
Wat de kunstbeschouwing betreft, deze
was zeer belangrijk. Men vond er Indische
voorwerpen, vervaardigd van bamboes, als
zaden; de plaatwerken waren eveneens zeer
fraai.
Te ruim half elf werd deze vergadering
gesloten, die vrijgoed was bezet.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
Dinsdagavond 11. had in de koffiekamer
van de tweede kamer der staten-generaal
onder voorzitteischap van den heer M.
Mackay, de vergadering plaats van de anti-
revolutionnaire en katholieke leden der
tweede kamer, benevens van de heeren
Schim mei penni nek en Corver Hooft. Door
de vergadering werd besloten het amende
ment op art. 194 der Grondwet voor te
stellendat sinds door de heeren M. Mackay
c. s. is ingediend.
De Leer F. Van Esveldt, gepensio
neerd adjudant-onderofficier van het O.-I.
leger, thans ordonnance van Z. M. den ko
ning, is met ingang van 1 April a. s
benoemd tot bewaarder van het buitenver
blijf „Oranje-Nassau's Oord", onder Renkum.
Uit een onzer noordelijkste visschers-
plaatsen schrijft men aan het 1). v. Z. en 's Gr.,
dat meu daar nog steeds de meest gegronde
reden tot klagen heeft over de wederrech
telijke benadeeling, welke men van de En-
gelsche visscherslieden ondervindt. Dat onze
staat de conventie „ad hoe" eerlijk naleeft,
wordt algemeen erkend. Dat de minister
van marine zoo mogelijk aan de wenschen
der duizenden belanghebbenden wil voldoen,
daarvan is ieder overtuigd en dit wordt
ook algemeen gewaardeerd. „Maar toch
het toezicht is niet voldoende. Yooral over
de wijze, waarop de gatfelschoener Argus
hare taak volbrengt, is men niet voldaan.
Ik kan daarover niet persoonlijk oordeden,
maar wel weet ik, dat de schippers allen
met die klacht instemmen. De minister is
zelfs een uitmuntend zeeofficier; men zon
daarom wenschen, dat ZExc. het journaal
van de Argus eens inzag, en men houdt
vol dat dan zou blijken, waar dat vaartuig
zoo dikwijls is wanneer onze kustvisschers
tusschen vloten van 400 tot 780 Engelschen
in zitten."
Op één punt, een zeer voornaam, wordt
de conventie door de vreemde visschers
voortdurend geschonden; hel is hun ver
boden te visschen in Bet territoir, zich uit
strekkende 10 Engelsche mijlen buiten de
kust; dat is gereserveerd voor de kustvis
schers van het betrokken land. De Engelsche
visschers komen echter vlak onder den wal
en loopen van daar met hun snelzeilende
kotters naar de diepte. Men koestert onzer
zijds den alleszins billijken wensch, het
territoir vrij te houden. Als dit gebeurde,
zou onze kustvisscherij weder eene rijke
bron van bestaan wordenzooals zij vroeger
is geweest. Dit punt vooral geeft aan
leiding tot veel twisten en dan zijn onze
Hollandsche visschers ook niet altoos lam
meren.
„Werd dit artikel krachtig gehandhaafd,
dan ware het ook gedaan met de klachten
der Vollendammers, hiervoor kan ik in
staan."
Aan de Duitsche kusten weet men de
vreemden wel op eerbiedigen afstand te
houden. Voor onzen kleinen staat is dit
natuurlijk veel bezwaarlijker; maar is het
onmogelijk, terwijl men op den bodem staat
van eene internationale conventie?
Bleef ieder op zijn terrein, dan was er
een eind aan heel veel vechten en aan tal
van onbezonnen handelingen, waaromtrent
onder onze visschers allerlei en daaronder
vreeselijke vertellingen de ronde doen.
Zij, die zich vleien dat de winter nu
toch wel spoedig voorbij zal zijnzullen een
weinig troost te vinden in een opgaaf van
den temperatuurstoestand in Maart 1845.
Op 1 Maart vroor het 18° F., op 6 Mrt.
25° F., op 13 Mrt. 33° F., op 17 Mrt.
6° F. en op 19 Mrt. 9° F., terwijl de dooi
23 Maart inviel.
In 1584 had men daarentegen op 17
Maart te Amsterdam 70° F. in de schaduw
eu zat men er met de ramen open. {Fad.)
Te Haarlem en Utrecht zijn dezer
dagen in tegenwoordigheid van deskundigen
met uitstekend succes proeven genomen met
de tram-omnibus, vervaardigd door de firma
Beijnes. Men reed langs scherpe hoeken,
door vrij nauwe straten, ook over straten,
waar het plaveisel ongelijk was, over hooge
bruggen, en steeds moest men erkennen,
dat het rijtuig gemakkelijk bestuurd werd,
en voor de er in zittende personen geen
lastige schokktn gaf, noch een onaangenaam
gedruisch maakte. De groote vraag, die
nog beslist moet worden, is deze: of de
exploitatiekosten ook te hoog zijn in ver
houding tot de ontvangsten, die men met
zulk een omnibus, welke steeds geheel al
leen rijdt en dus slechts beperkte ruimte
aanbiedt, kan verkrijgen.
De kuur, welke de kroonprinses van
Zweden bij dr. Mezger te Amsterdam on
dergaan heeft, is zoo tijdig afgeloopendat
de prinses met haar gemaal op 22 Maart,
verjaardag van keizer Wilhelm, te Berlijn
zal zijn. Heden zullen zij daar aankomen.
Voor de rechtbank te's Hage verscheen
gisteren C. A. B.39 jarenzonder beroep,
wonende te Nieuwer-Amstelj beklaagd van
het schrijven van een opruiend artikel in
het hier ter stede verschijnende blad Recht
voor Allen. Het stuk was opgenomen in
n°. 77 van het orgaan, had tot opschrift:
Wie zijn de moordenaars! en bevatte zeer
oproerige taal. liet was geteekend Z.
Beklaagde erkende dat het artikel van zijn
hand afkomstig was, welke bekentenis ge
staafd werd door de getuigenverklaringen.
De redacteur van het blad had het hand
schrift ontvangen van getuige J. A. Fortuyn,
die het, op verzoek van beklaagde, indruk
deed verschijnen in Recht voor Allen.
De schrijver ontkende het artikel te heb
ben geschreven met de bedoeling om de
burgers op te ruien. Toen hij het schreef
was de gedachte niet bij hem opgekomen,
dat het zou kunnen leiden tot verzet tegen
de gewapende macht. Zijn zienswijze was
dat hetgeen te Amsterdam geschied was, in
de vergadering waarin spreker Fortuyn in
diens rede belet werd en die door de politie
uiteengedreven was, meer kwaad deed dan
zijn artikel.
Van de gelegenheid, die den bekl. nader
tot zijn verdediging werd aangeboden, maakte
deze voorts gebruik tot het maken van eenige
meer dan eens te berde gebrachte opmerkin
gen nopens de verhouding tusschen de be
zittende en de niet-bezittende klasse enz.
De substituut-officier, rar. Pape, eischte
eenvoudig bekl's verwijzing in een geldboete
van f 100, ter zake van het in een gedrukt
en verspreid geschrift opruien van de bur
gers, welke opruiing echter geen gevolgen
heeft gehad.
De uitspraak ia bepaald over acht dagen.
De publieke tribune was met eene groote
FEUILLETON.
256.)
De Mottige verliet de kamer, sloot zoo
als altijd de deur op het nachtsloten be
gaf zich naar een vertrek op de beneden
verdieping, waar de vicomte De Sanzac Laar
zat te wachten.
„Welnu?" vroeg deze met zekere span-
ning.
„De zaak is gegaan, zooals u voorzien
heeft."
„Dus schrijft zij?"
„Ja."
„Heb je haar goed gezegd wat zij schrij
ven moet?"
„Ik geloof van ja."
„'t Is wel.... Nochtans is het goed, dat
ik den brief zie."
„U zult dien zien."
„Hoe laat ontbijt zij?"
„Om elf uur."
„Het is nu tien. Je hebt den tijd het
ontbijt klaar te maken. Zoodra zij den brief
geschreven heeft, moet je opdoen en zal je
haar bedienen, spoedig eten, en dan zoo
snel mogelijk vertrekken. Op zijn laatst te
half twee moet je bij mevrouw Durand zijn
om hier tegen vier uur terug te wezen."
Met die woorden liet de vicomte de Mot
tige gaan.
„Tot hier toe," sprak hij bij zich zelf,
„gaat alles goed. Lory van zijn kant, ik
van den mijnen, wij zijn klaar. Den toe
stand beheersch ik. Ik zie geen enkelen
ernstigen hinderpaal zich verheffen. Ik zal
slagen, het moet."
Plotseling plooiden zich zijn trekken sa
men.
Zou de brief van Aurora de uitwerking
hebben, die ik er van verwacht," mompelde
hij. „Zal zij komen?"
Hij schudde het hor.fd om een onaange
name gedachte van zich te zetten.
„Wij zullen zien," hernam hij, terwijl
hij, een uitdagenden blik scheen te werpen
naar een onzichtbaar of denkbeeldig wezen.
Een half uur was vooibijgegaan. De Mot
tige klom de trap op en begaf zich naar
Aurora. De brief was geschreven. Het
jonge meisje las hem voor en de vrouw
keurde alles zonder het minste voorbehoud
goed, want Aurora had zich maar al te
trouw aan hare woorden gehouden.
„Dus vindt je," sprak het meisje, „er
niets in wat veranderd moet worden
„Volstrekt niets, juffrouw, 't Is allerliefst
geschreven. O, men merkt wel, dat u veel
houdt van uw onderwijzeres. U zegt haar
heel wat liefs. Wat moet het haar genoe
gen doen dat u haar mamaatje noemt 1"
„Zij is zoo goed voor mij geweest."
„Wie zou dan niet goed voor u wezen,
juffrouw! Als men u maar eens heeft ge
zien, moet men, of men wil of niet, van
u houden. Heeft u een envelop gereed ge
maakt?"
„Mier is hij met het adres van mevrouw
Durand, Rue Davy No. 6."
„Goed, goed, ik zal het gemakkelijk
vinden."
Aurora begon den brief toe te vouwen."
Doe die moeite niet, juffrouw," sprak
de Mottige, terwijl zij het papier Aurora
uit de handen nam, „ik zal hem wel in
het envelop steken en zelf dien dicht ma
ken."
„Wilt ge?"
De Mottige had zich ook meester gemaakt
van het envelop.
„En daar ik nu zoo spoedig mogelijk
w il weggaanzal ik het tweede ontbijt ter
stond boven brengen; twee eieren en een
cutelet."
En zij liep zoo snel mogelijk de trap af,
om den vicomte Aurora's brief te geven.
„Uitstekend," sprak De Sanzac bij zich
zelf, na hem gelezen te hebben. „Had ik
haar den brief voorgezegd, dan zou hij niet
beter hebben kunnen zijn. Niets is vergeten.
De Mottige heeft een pluimpje verdiend. Zij
wint bij nadere kennismaking, 't Is een
leep wijf. De kleine noemt haar onderwij
zeres mamaatje, 't Is toch kluchtig. Ha,
ha! er zijn van die woorden, die op de lip
pen komen als van zelfs, zonder dat men
weet waarom. Men moet het er voor hou
den, dat er een stem des harten is. Ma
malief, mamaatje! Ja, ja, dat staat niet
kwaadWat zal het dan wezen, als Aurora
zal vernemen, dat haar onderwijzeres haar
moeder is?"
De vicomte vouwde den brief toe, sloot
hem in het envelop en maakte dezen dicht.
„De behendigheid van de Mottige zal nu
het. overige wel doen," mompelde hij.
Een oogenblik daarna vertoonde deze zich
weder. Vrij netjes gekleed als een boerin
uit de omstreken van Parijs, had zij voor
die bijzondere gelegenheid haar haren ge
kamd en een schoone muts met breede lin
ten opgezet.
{Wordt vervolgd.)