NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt dadelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
ABONNEMENT:
Donderdag 18 Maart 1886. N°. 65.
ADVERTENTIEN:
Uitgevers: Gebroeders Muré.
Ilerhalingsomlerwijs.
DE BOETVAARDIGE.
Leidsche Courant
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Prijs per .Nummer 10 ('ent.
Van 16 regelsf 0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, it contant, zonder rabat, per regel 0.10.
Bureel: Sclieepinakerssteeg 6.
199c Jaargang.
Stads-Berichten.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
der Gemeente LEIDEN,
Gezien de artt. 10, 34 en 85 der Wet
van 4 Juli 1850 Staatsblad n°. 37);
Brengen ter algemeene kennis, dat de
lijsten der personendie tot het verkiezen
van leden van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal, van de Provinciale Staten en van
den Gemeenteraad bevoegd zijn, op heden
zijn vastgesteld en gedurende de eerstko
mende veertien dagen voor een ieder ter
lezing nedergelegd zijn op de plaatselijke
Secretarie; terwijl een exemplaar van ieder
is aangeplakt op de kleine Pers van het
Raadhuis, benevens eene lijst van de per
sonen, die op grond dat zij een of meer
der voor het kiesrecht gevorderde vereischten
verloren hebben of overleden zijn, van de
kiezerslijsten zijn afgelaten, als:
W. B. Bonnik, G. Wilhelmy Damsté, Jhr.
W. J. C. Rammelman Elsevier, J. H. L.
Geijer, J. Godefroy, J. Groll, Dr. A. Heyn-
sius, P. Van Hugten, N. J. De Kleyne, H.
P. Lamboo, J. M. Van Leeuwen v. Duiven-
bode, J. G. Noordman, A. Ressenaar, J. C.
Van Rosse, A. M. L. Riiinke, Dr. J. H.
Scholten, J. 11. M. Taverne, C. J. Vermeulen,
J. W. Visser, J. C. Wendel, A. J. Wijn-
nobel, C. T. Berré, T. W. Belterman, W.
Bonte, H. Colla, J. L. A. Desertine, W.
Van Dorp, P. Gestman, J. H. Giezen, G.
Groenewegen, J. Van Ileukrlom, J. 11orrt'e,
Dr. A. Rutgers v. d. Loeft', II. Maas, P.
Niesten, J. C. Smagge, L. Speijer, C. Ver
horst, L. P. Wagner, P. Meerburg, die
overleden zijn;
G. F. Alsehe, A. J. II. Van den Bosch, C.
A. L. Troostenburg de Bruin, P. M. Brutel
de la Rivière, J. J. F. Buft'art, J. Manger
Cats, G. Casleleyn, J. J. Friese, G. F.
Gunning, D. H. llus, T. B. Huurman, 11.
F. Van Kemmenade, F. J. G. W. Leers, A.
J. H. Baron Van Lijnden, W. Van der Meyden,
J. H. Meiss, Mr. J. Van Outeren, M. W.
Van Ingen Schenau, J. Van der Schouw,
T. J. Stieltjes, G. H. Sijthoff, Dr. P. J. Veth,
D. C. Van Altenburg, P. J. A. Bruning,
J. Cavé, H. Van Rossum du Chattel, C. P.
Dingjan, M. J. Eigeman, Dr. J. II. Gentis,
D. Gerritse, G. A. De Geus, A. Graftdijk,
G. U. G. Groen, 1. De Haan, Mr. H. Ter Haar,
I. Imans, W. A. J. Ju, J. C. Van Leeuwen, J.
Noë, C. Van Overeem, J. Paulus, P. Persoon,
H. A. Van Ingen Schenau, J. Van der Veer,
G. J. C. De Vries, H. P. J Van Wensen,
P. C. Wijnbeek, A. F. De Wijs, I. Zaal
berg, W. Ridderhof, B. Feenstra, P. J. G.
Schott, Mr. L. Serrurier, J. C. Van der Tas,
Dr. J. M. Van Bemmelen, J. B. Bruinier,
J. Greeven, H. J'. Kinders, F. A. Klamer
en B. G. Koopmaus, die in den loop des
jaars de gemeente metterwoon hebben verlaten;
J. H. Van der Burgh, W. F. Buys, C. Car-
lier, W. De Graaf, W. Van Heusden, J. Koet,
D. Kooreman, J. Kwaadgras, P. Oling, C.
J. Van Pijpen, C. Van der Putten, H. 11.
Saeger, J. Schueree, L. F. Servaas, J. M.
D. Stroebei, W. Vermey, A. De Bie, J.
H. Becker, D. H. Comieije, S. De Har
tig, A. C. Van der Helm, J. Kanbier,
P. Kooreman, H. J. Laterveer, J. D. Poët,
F. A. Root, J. Scholting, B. Versteeg en
L. II T. V\ illemse, die niet tot den bepaalden
census zijn aangeslagen voor de keuze van
leden voor den Gemeenteraad.
W. J. Van Benten, J. A. Biesot, B. A. Van
Dam, J. Dee, G. Dekker, J. J. Dingjan,
P. Dingjan, A. Van EgmoudC. H. Fles,
A. Van FrankC. A. JollieW. P. Montague,
J. 11. Oldenburg, S. Platteel, P. Randoe,
D. De Ridder, R. Verschuiling, J. A. J.
Wendel, J. Van Zijp, A. G. Hessels en
P C. Roödenbu rg(he niet lot den bepaalden
census zijn aangeslagen voor de keuze van
leden voor de Provinciale Stalen en van de
Tweede. Kamer der Slalen-Generaal.
A. F. G. Emlel, J. Vogelvanger, S. Van
Frank, L. Den llouteren G. J. W. Huurman,
die een hunner burgerschapsrechten verloren
hebben.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche
Courant afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE KANTER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 16 Maart 1886.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN,
Gezien art. 3 der Verordening van den 12
Januari 1882, lot regeling van liet llerhalings-
onderwijs in de gemeente Leiden Gemeente-
blad no. IJ;)
Brengen ter kennis van belanghebbenden,
dal de inschrijving van leerlingen voor bel
Herhalingsoiidervrijs zal pljats hebben
van den 15en tol en met den 20en Maart
a. s.voor meisjes in het Schoollokaal in de
Van der Werfslraal, voor jongens in dat aan
de Korte Mare, telken dage des namiddags van
zeven lol «ent uren.
Tot het HerhalingSionderwija kunnen wor
den toegelaten:
lo. de leerlingen van de scholen der 3e en
4e klasse die verkregen jiehhen hel ge
tuigschrift, bedoeld hij art. 18 2 der
Verordening van II November 1880 (Ge
meenteblad 1881 no. 4);
2o. zij, die hij een af te, leggen examen,
blijken geven aan de daarvoor gestelde
vereischteu le kunnen voldoen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE KANTER, Burgemeester.
E. Kl.VT, Secretaris.
Leiden, II Maart 1886.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN;
Gezien art. 5 der Wet van den 28en Juni
1881, zooals die nader is gewijzigd;
Brengen ter algemeene kcmii, dal door
CA'TUAKINA LAü, Weduwe van Johannfs
Cornelis Emeis, le Leiden woonachtig, een
adres is ingediend om vergunning lot verkoop
van sterken drank in hel klein in liet per
ceel Langehrug no. 58.
En geschiedt hiervan openbare afkondiging
door plaatsing in de Leidsche ourant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
DE KANTEK, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 17 Maart 1886.
De Burgemeesler der gemeente Leiden her
innert hij deze den Geestelijken en Stu
denten in de God^elcerdli iddie reeds
hij de Nationale Militie zijn ingelijfdalsmede
hun, die daarloe kunnen worden opgeroepen,
dal zij lot liet bekomen der ontheffing van
den werkelijken dienst, bedoeld hij dele zin
snede van art. 127 der Wel van den I9en
Auguslus 1861 Staatsblad no 72), verplicht
zijn tus«chen aen 20en Maart en den
len April dezes jaars, hunne aanvrage met
liet daaibijbeliooieud bewijsstuk, hij hem, Bur
gemeesler in te dienen.
De Burgemeester van Leiden,
DE KANTER.
Leiden, 17 Maart 1886.
9TADINIEUWI.
Hedenvoormiddag werd de vrouw van
een winkelier alhier, in haren winkel staande,
plotseling door een ongesteldheid getroffen
waarna zij ineenzakte. De inmiddels ent
boden geneeskundige kon niet anders dan
den dood constateeren.
Ten 1J- uur hedennamiddag heeft de
meesterknecht van den houtkooper H., ge
naamd J. H., oud 47 jaar, het ongeluk
gehad, toen hij op den houtzolder van zijn
patroon bezig was planken af te latentus-
schen de balken door waarop hout ligt,
naar beneden te vallen en op een hoop hout
terecht te komen, zoodat hij het linker been
gebroken heefthij is per rijtuig huiswaarts
vervoerd, waar hij onmiddellijk onder ge
neeskundige behandeling is gesteld.
Op hetzelfde uur zijn in den Rijns-
burgschen Singel twee jongens, een oud on
geveer 13 en een oud 15 jaar, gezakt en
wel de gebroeders J. en W. K. Door spoe
dig ter hulp snellen van twee politie-agen-
teu en twee burgers mocht het gelukken
nadat een der agenten en een der burgera
hadden te water gelegen de 13-jarige broe
der nog levend op het droge te krijgen,
en in den molen „de Valk" te brengen,
waar hem geneeskundige hulp is verleend
doch de andere werd eeuigen tijd later le
renloos opgehaald.
Men schrijft ons: Het Vaderl. wist
onlangs te melden dat het aantal ooievaars,
dat nu reeds in ons vaderland zich op hun
nest bevond, tot een twaalftal geklommen
was. Ook de Bord. Ct. meldt nu dat de
ooievaars weder in het park „Merwestein"
te Dordrecht zijn teruggekeerd. Alles goed
en wel; niemand zal deze berichten zelfs in
twijfel trekken, doch, waar leven nu deze
ooievaars van? Als dit raadsel eens kon
worden opgelost. Een dikke ijskorst toch
bedekt de slooten, het weiland is als een
plank, kikkers en paling zijn nergens te
vangen, uok geen aal, waarmede de ooie
vaars zich anders ook wel vei genoegen en
daarin niet ongelijk zijn met de menschen,
die van de honderd gevallen negentig maal
aal voor paling gebruiken. Het is een
zonderlinge tijd; men zou zoo zeggen, had
den de vogels niet wijzer gedaan en een
veel beter leven gehad als zij vooreerst bijv.
aan den Nijl gebleven waren? Het is hier
FEUILLETON.
854.)
Deze vrouw was zeer geslepen en des te
gevaarlijker, omdat zij van nature zulk een
zachte, fleemende stem had en bewonderens
waardig de gevoelige kon spelen. Zij was,
door niet al te letterlijk de bevelen die zij
ontvangen had, op te volgen, er in geslaagd
het vertrouwen van het jonge meisje te win
nen en haar een begin van sympathie in te
boezemen.
Daar zij niets wat haar wantrouwen zou
kunnen opwekken, zag of hoorde, was Aurora
tamelijk kalm. Zij verveelde zich wel wat
in haar gevangenis. Maar zij berustte in
haar lot. Moest zij ook niet iets doen voor
haar geluk?
De zware deur van het torentje bleef voort
durend open en over dag verliet Aurora
de kamer, die aan haar kerker grensde,
niet, waar zij meer ruimte had om op en
neer te loopenleunstoelen om op te zitten
en waar zij op een canapé haar leden kon
uitstrekken.
Als voorzorgsmaatregel had men het Yen
ster dichtgespijkerd om het haar onmogelijk
te maken het te openen. Maar door de
ruiten zag zij de groote boomen van het
erf, en verder die van bet bosch. De bla
den, uit de knoppen gebarsten, begonnen
te groenen. Dat was weinig, maar het was
voldoende om haar wat afleiding te geven.
Als de verveling haar bekroop, nam zij
daar zij vergunning had om van de biblio
theek gebruik te maken een boek en las
wat. Voor het overige kwam de Mottige
haar dikwijls gezelschap honden en wat
praten. Aurora richtte tot haar tal van
vragen, waarop zij altoos met de grootste
voorkomendheid antwoordde.
De Mottige had voor haar allerlei kleine
oplettendheden, betoonde haar den meesten
eerbied en was zeer dienstvaardig. Zij deed
wezenlijk alles wat in haar vermogen was
om liet jonge meisje aangenaam te zijn. Zij
vroeg haar geregeld wat zij wilde eten, en
als Aurora op haar tweede ontbijt of bij
het middagmaal niet kreeg wat zij zou heb
ben verlangd, dan was het omdat het aan
de Mottige niet mogelijk geweest was, haar
het te verschaffen.
Zoo vloog de tijd om. En zonder te veel
te denken aan de vrijheid die zij miste,
wachtte Aurora geduldig den afloop der
stappen af, die men bij haar vader moest
doen.
Zij dacht wel dat haar vader en mevrouw
Delorme in de grootste ongerustheid ver
keerd hadden en nog verkeerden misschien
zij zelf zou zich hebben kunnen bekommeren
over hun gezondheid.
Maar de Mottige droeg zorg haar gerust
te stellen door haar 's avonds te zeggen
Ik heb bericht uit Parijs; u hoeft niet on
gerust te wezen. Uw ouders zijn welva
rende.
Wanneer zal ik hun mogen schrijven
vroeg Anrora.
//Ik weet het niet," antwoordde de vrouw.
„U moet wachten. Heb geduld."
Het jonge meisje loosde een diepen zucht
en drong niet verder aan.
Op zekeren ochtend, het was de vijfde
dag dat Aurora op het jachtbuis was, kwam
de Mottige haar het gewone bezoek bren
gen. Zij had onder den arm een gesloten
doos, die een weinig meer lang dan breed
was. De blik van het jonge meisje viel
aanstonds op bet kistjewaarvan de Mottige
zich ontlastte door het op de tafel te zetten.
//Heeft u goed geslapen, juffrouw?" vroeg
de vrouw.
„Ja, beter dan den vorigen nacht," ant
woordde Aurora, die nieuwsgierig naar de
doos bleef kijken.
„Dat kan ik u wel aanzien, want van
morgen schijnt u veel frisscher en opge
wekter."
„Wat heb je in die doos?" vroeg Aurora.
„O, o, dat zou u wel eens willen we
ten," sprak de Mottige lachend.
Is het iets voor mij?"
„Ja, en iets dat u heel veel pleizier zal
doen."
„Mag ik eens kijken?"
„Zeker."
Aurora opende de doos. Op hetzelfde
oogenblik straalden haar oogen van genoe
gen, en zij kon eeu uitroep van blijdschap
niet bedwingen.
'Eindelijk/' dus sprak zij, „houdt gij
vandaag de belofte, die gij mij hebt gedaan."
En zij haalde uit de doos een inktkoker,
een pen, eenige vellen postpapier, en een
pakje omslagen
„Welnu, ja," sprak de Mottige. „U kan
vandaag eens een brief schrijven en u heeft
daar al de benoodigdheden bijeen. Nu,
zeg eens, is u nu tevreden?"
„O, ik weet niet, hoe ik mijn blijdschap
zal uitdrukken."
Wordt vervolgd.)