NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
i>eLe Courant verschijnt dage 1 ijksbehalve oZon- en
Feestdagen.
ABONNEMENT:
Woensdag 10 Maart 1886, N°. 58.
AOVERTENTIEN:
Bureel: Scheepmakerssteeg 6.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
Stads-Itericlilcn.
DE BOETVAARDIGE.
Leidsche Courant
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Prijs per Muuiuier 10 ('ent.
Van 6 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, k contant, zonder rabat, per regel 0.10.
199" Jaargang.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente LEIDEN;
Gelet op urt. 228 der wel van 29 Juni 1851
Staatsblad no. 85);
Brengen Ier kennis van belanghebbenden
dal allo vorderingen ten laste dor gemeente
over bet jaar 1885, vóór ol op den laatsten
Juni dezes jaars moeten worden ingeleverd,
en dal de vorderingen welke niet binnen den
genoemden lijd zijn ingediend, voor verjaard
en vernietigd zullen worden gehouden.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche
Courant afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE KANTËR, Burgemeester.
E. KISTSecretaris.
Leiden, 13 Februari 1880.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente LEIDEN;
Brengen bij deze ter algemeene kennis dal
de pa*»ag«' over de ftelieliivvbrugge
legen over den Ouden Rijn bij de Heeren-
gracht, wegens herstelling gedurende drie da
gen aan te vangen op Woensdag ÏO Maai t
voor ry- cn voerluiden zal zijn alge
sloten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE K NIERBurgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 9 Maart 1880.
MTADINIEUWI.
In de maand Februari 1886 zijn binnen de
gemeente Leiden geboren: 116 kinderen,
als: 59 zoons en 57 dochters, waaron
der is begrepen 1 tweelinggeboorteover
leden: 101 personen, van welke 7 elders
woonachtig, als: 18 mannen, 25 vrouwen,
33 zoons en 25 dochters; daarenboven als
levenloos aangegeven 8. Gehuwd 20 paren.
Ter benoeming van een directeur der
Kon. Ned. grofsmederij alhier is door hh.
commissarissen het volgende tweetal opge
maakt: C. Bonger, ingenieur aan genoemde
inrichting, en C. G. Meerburg, technisch-
adviseur te Amsterdam. Uit dit dubbeltal
moet door hh. aandeelhouders eerstdaags
eene benoeming worden gedaan.
Gisterenavond werden de abonné's op
de geregelde tooneelvoorstellingen getrakteerd
op een extra-opvoering nl. die van het reeds
vroeger genote stuk Politiezaken". Het
Leidsche publiek had zich dit geen tweemaal
laten zeggen en de zaal was zeer goed bezet.
Een beschouwing over „Politiezaken" gaven
wij in een vorig nummer. Het stuk is in
hooge mate komisch en lachwekkend, maar
mist een flinken enkelvoudigen grondslag.
Het herinnert aan een ander stuk van den
zelfden schrijver „De Sabijnsche maagden
roof", maar dit laatste vonden wij veel
aardiger.
Aan mej. Vink werd door den secretaris
van de schouwburgcomraissie een fraaie
bloemruiker overhandigd. Aardig was de
wijze, waarop de heer Van Zuylen dit feit
in zijne rol wist in te vlechten. „Juffrouw",
zeide hij tot de dame, die zich als teeke-
nares aan zijne fabriek kwam aanmelden,
„u kan dadelijk geplaatst worden. Eu dat
uh tegenwoordigheid hier zeer op prijs wordt
gesteld, dat zal u dadelijk blijken". Toen
nu de reeds genoemde persoon het bouquet
kwam aanbieden, kan het publiek het er
voor houden, dat de compagnon van den
heer Klinkenberg, de heer Weigand, hier
op het tooneel verscheen. „U ziet", zei de
heer Klinkenberg nu, „het begint hier goed".
Verder valt niet anders op te merken,
dan dat mevr. Coelingh-Vorderman gelukkig
langzamerhand begint in te zien, dat een
zin als „dat ziet hij niet" zonder klemtoon
in plaats van „dat ziet-i niet" geen Hol-
landsch is (trouwens nooit Hollandsch ge
weest, zie een vorig nummer) en dat de
pasgeboren Haspe wel in de tapijtfabriek
van den heer Klinkenberg gefabriceerd scheen
te zijn.
Het spel der artisten was uitstekend,
nog beter dan bij de eerste opvoering. H.
Telkens worden bij zachte, strenge of
langdurige winters de kronieken opgeslagen
om te betoogen hoe voor tweedrie eeuwen en
wel onder wonderbaarlijke omstandigheden zich
winters hebben voorgedaan. Met Sint Petrus
en Paulus liepen de kraaien nog op het ijs,
en in eeu ander jaar, ook in het laatst vau
Juni, kon niemand zich verwarmen, die
langs de straat ging. Ook oude vrouwen
zaten in Zomermaand van 1435 nog met
lollepotten aan de kerk en konden zich niet
verwarmen. Maar wanneer zijn oude vrou
wen met eene stoof dan eigenlijk te ver
warmen, aU de kraaien van de hitte uit
de lucht vallen? Zulke voorbeeldeu voor
langdurige of strenge koude te bezigen, zijn
misschien wel wat gewaagd. In onze eeuw
was het blijkbaar niet veel anders dan vroeger,
in weerwil, naar verzekerd wordt, de ouder -
wetsche winters niet meer voorkomen. In
Juni van bet jaar 1837 was er bijna nog
geen blad aan de boomen en de menschen
bibberden, die langs de straat gingen. Op
Zaterdag den 8sten Februari 1845 begon het
streng te vriezennadat liet reeds in De
cember en Januari gewinterd had. Onver
poosd, soms met sneeuw in Februari, hield
de winter aan; vooral in Maart met Oos
tenwind en heldere lucht vroor het buiten
gewoon. Met Paschen (23 Maart) begon
het te dooien. Het was kermis op de Maas
te Rotterdam geweest men zeulde heele
scheepsladingen over de ijsvlakten van meren
en vaartende Zuiderzee werd nog bereden
met kar en paard en drok met ijsschuitjes
bezocht; men gebruikte paascheieren en men
kuipte vaatwerk, om het buitengewone ge
val en ter nagedachtenis aan zulk een winter,
in do Paaschweek, op het ijs. Tegen liet
laatst van April was in de Haarlemmermeer
het ijs nog niet gesmolten en in Juli
vonden de tuinlieden bij het omdelven
van den grond nog heele kluiten hal, dat
is bevroren aarde. Op zulk een beruchten
winter volgde er een zóó zacht dat half Fe
bruari de koeien in de weide konden gedaan
worden. In 1855 daarentegen was het weer
raak. Eerst den 16den Maart begon het te
dooien en menigmaal was op den thermo
meter 's ochtends ten 10 uren 8" Fahr., dat
is 24 gr. vorst, gelezen. Men had toen nog
geen koninklijke meteorologen, weerkaartjes,
gebied van hooge en lage drukking of „de
pressie"; men deed toen ook nog zoo niet
aan weersvoorspellingen, die dikwijls scheef
uitkomen. Maar men teekende dan ter loops
de eene of andere weersbijzonderheid aan,
en als men „een bank" in het Zuiden ont
waarde, zou het weer wel omslaan. De ge
heele winter van 1871 op '72 was weer
bijzonder zacht. In Februari kon men reeds
bonte kapellen, zoogenaamde schoenlappers,
vangendie door het geopende raam van de
woning binuenkwamen. De spreeuwen zaten
op het dak naar hartelust te zingen, het
gevogelte kon het niet inloope» met het
bouwen van nesten, en de kikvorschen be
gon het te vervelen nog langer hun winter
slaap voort te zetten. Zij ontwaakten nog
lang voordat de zoogenaamde kikkerbloem
Cardamine pralensis, aan de slootkanten was
in bloei gekomen.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
Bij koninklijk besluit van 25 Febr jl.
(Staalsblad n°. 38) is bepaald, dat de lich
ting der militie voor het jaar 1886 bedraagt
11,000 man, waarvan 600 man voor den
dienst ter zee. Het opgelegd aandeel is:
Noord-Brabant 1262, Gelderland 1318, Zuid-
Holland 2081 Noord-Holland 1879, Zee
land 544, Utrecht 498, Friesland 960,
Overijsel 771, Groningen 697, Drente 352,
Limburg 638.
De minister van financiën maakt be
kend dat het saldo van 's rijks schatkist op
6 dezer bedroeg: bij de Nederlandsche Bank
f 12,475,800.82® en bij de betaalmeesters
f 1,553,525.9G*. Te zamen 14,029,326.79.
De regeering heeft hare goedkeuring
gehecht aan het haar door de Ned. Rijn
spoorwegmaatschappij voorgedragen stelsel
voor een gemeenschapsmiddel tusschen de
reizigers en het trein- en locomotiefperso-
neel, waarbij aan den zich in den trein
bevindenden reiziger de gelegenheid wordt
verschaft de lucht uit de Westinghouse-
remleiding te doen ontsnappen en zoodoende
den trein t«t stilstand te brengen.
De minister van financiën brengt ter
kennis van ambtenaren der directe belastiugen,
invoerrechten en accijnzendat wegens het
ontbreken van sollicitanten voor het open
gevallen kantoor Terschelling, ontvangers en
andere ambtenaren, die volgens de bestaande
bepalingen voor de vervulling van ontvang
kantoren in aanmerking kunnen komen
onverschillig of zij overigens bevoegd zijn
tot mededinging, zich nog tot 20 Maart
e. k. daarvoor bij het departement van finan
ciën kunnen aanmelden.
Door den minister van oorlog is be
paald, dat Tecruten, die voor de cavalerie
worden aangenomen, niet zwaarder mogen
wegen (gekleed) dan 70 KG.
FEUILLETON.
«47.)
„En nu," dus besloot hij, „vraag ik of
gij mijn getuigen wilt zijn?"
„Als wij weigerden zouden wij geen vrien
den van u zijn." sprak De Charineille.
„Adrien weet, dat hij op ons kan rekenen
zooals wij op heoa zouden doen," voegde
De Limans cr bij.
„Ik dank je," zei de markies, terwijl hij
hun ieder een hand reikte. „Ik geef u ge
heele volmacht," dus ging hij voort. „Wat
gij zult doen, zal welgedaan zijn. Ik neem
te voren alles aan wat gij met de getuigen
van mijn tegenstander zult bepalen. Die
getuigen zijn de heeren Castel, burgerlijk
ingenieur, wiens adres ik bier heb, en De
Sanzac."
„Hoe!" riep Gaston, „De Sanzac, die je
vriend is, heeft aangenomen getuige van je
tegenpartij te ziin?"
„Waarde Gaston," antwoordde Adrien
met een bitteren glimlach, „we moeten ons
over niets verbazen. Gij wordt bij mijn
beer Castel gewacht; ik heb dien heeren
beloofd, dat gij voor tweeën met hen de
samenkomst zoudt hebben. Reeds om Óen
uur zult gij hen zeker bij elkander vinden.
„Welk wapen zullen wij nemen, als men
ons de keus laat?" vroeg De Charineille.
g't Is mij om het even."
„Jules Lat rade is heel sterk op den degen,"
deed Gaston opmerken.
„Maar is ook sterk op het pistool," zei
Adrien. Dus welk wapen men kieze, voor
mij komt het op hetzelfde neer."
„Ik ben dat niet met je eens," hernam
André. „Op het pistool sta je met Latrade
vrij wel gelijk."
„'t Is mogelijk. Maar laten wij daarover
niet meer spreken. Als gij lust hebt, zullen
wij naar de eetzaal gaan. Ik heb voor u
laten dekken. Wij gaan ontbijten."
„Om óen uur verlieten Gaston en Andró
Adrien.
Om half drie waren zij bij hem terug."
„Welnu, is het afgeloopen?" vroeg Adrien.
„Ja. Trouwens wij konden het spoedig
eens worden."
„Op welken dag is het bepaald?"
//Op morgen."
„Ha zooJules Latrade schijnt grooten
haast te hebben om mij naar de andere we
reld te zenden," sprak hij lachende. „Waar
zal het duel plaats hebben?"
„In België, in een boschje, dicht bij
Rivert, een dorp aan de Fransche gren9."
„Waarom zoo ver weg?"
„Om de mode te volgen," antwoordde
De Charmeille. Sinds eenigen tijd is het ge
woonte geworden om over de grenzen te
gaan vechten."
„Het schijnt, dat men minder bevreesd is
voor de vreemde gendarmen dan voor de
Fransche," voegde Gaston er bij.
De Sanzac drong er zeer op aanen wij
hebben toegegeven," zei Andró.
„Wij kwamen overeen," hervatte Gaston,
„en daarover was geen woordenwisseling
noodig, dat tot nader order de zaak, hoe
zij ook mocht afloopen, niet ruchtbaar zou
worden gemaakt."
„Dat is goed," sprak Adrien.
„Een proces verbaal van de ontmoeting
en de redenen, die haar noodzakelijk maak
ten, zal worden opgemaakt, en een afschrift,
door de vier getuigen geteekendzal aan de
getuigen van ieder van u beiden worden ter
hand gesteld."
„Dat alles is uitstekend, ik kan het niet
anders dan goedkeuren."
„Gij vraagt niet of er met den degen dan
we! met het pistool zal gevochten worden."
„Ik heb u gezegddat mij dit om 't
even was."
„T Is mogelijk. Maar voor ons, je vrien
den, was de zaak van groot gewicht. Daar
de getuigen van Jules Latrade ons vroegen
het wapen te kiezen hebben wij ons bij het
pistool bepaald, in de overtuiging, dat wij
dan de kansen meer gelijk maakten."
„En daarenboven," sprak De Charmeille,
„weet men nooit welke gevolgen een degen
stoot kan hebben, terwijl men bijna altoos
met het pistool ongedeerd blijft. Daarom
hebben wij er op gestaan, dat slechts twee
kogels zouden gewisseld worden."
„Uw tegenstander," sprak Gaston„wilde
dat er vier schoten gedaan werden, als de
beide eerste mis waren. Maar op dat punt
toonden wij ons zoo onhandelbaar, dat zij
ten laatste tegen wil en dank moesten toe
geven.
„Heel goed," sprak de markies bijna
vroolijk, „ik zie dat je meer mijn belangen
ter harte neemt, dan ik zelf."
„Wij hebben nog niet gesproken overeen
dokter; daar mijnheer Castel mij zei, dat
hij een vriend van hemdie genees- en heel
kundige is, zou meebrengen.
Wordt vervolgd.)