NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Kon- en
ABONNEMENT:
Zaterdag 13 Februari 1886. N°. 37.
ADVERTENTIE»:
Uitgevers: Gebroeders Muré.
DE BOETVAARDIGE.
Leidsche Courant
Feestdagen.
Voor Leiden, per 3 maanden1.25,
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
Prijs per Nummer 10 ('ent.
Van 16 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingencontantzonder rabatper regel 0.10.
Bureel: Scheepmakerssteeg 6.
199° Jaargang.
Stads-Bericliten.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
gemeente LEIDEN brengen bij deze Ier kennis
van de kiesgerechtigden dal ingevolge art. 8
der wet van 29 Juni 1851 (Staatsblad no. 85)
de verkiezing, ter vervulling der opengevallen
plaatsen, tengevolge van bel verirek uil de
gemeente van den beer G. A. DE GEUS en
van bet genomen ontslag door den beer Mr.
S. LE POOLE, die in 1889 moesten altreden
en van bel genomen ontslag door de heeren
Mr. J. Tb. BUIJSen Dr. E F. VAN DISSEL,
die in 1887 moesten altreden zal plaatsheb
ben op lllnsilag den IGen Februari
]8AS van des morgens negen lot des na
middags vier uren.
En geschiedt biervan openbare kennisgeving
door plaatsing in de Leidsche ourant.
Burgemeester en Weihouders voornoemd,
DE KANTER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 23 Januari 1886.
De Voorzitler van den Gemeenteraad van
Leiden noodigt bij deze, krachtens art. 7, 2e
alinea der Wet van 4 Juli 1850 Slaalslilail
nn. 37), de inwoners dezer gemeente uil om
zoo zij elders in de directe belastingen zijn
aangeslagen, daarvan vóór den I5en Fe
bruarl c. k. door overlegging der aanslag
biljetten Ier Secretarie dezer gemeentete doen
blijken, len einde zoo noodig bnn recht Ie be
wijzen om, bij de jaarlijkscbe herziening der
lijslen van kiesbevoegden, daarop Ie worden
geplaatst.
En geschiedt hiervan openbare afkondiging
door plaatsing in de Leidsche Cvuraut.
De Voorzitter voornoemd,
DE KANTER.
Leiden, 5 Februari 1886.
STADSNIEUWS.
Door Z. M. is benoemd tot militair
lid van den militieraad voor de lichting van
1886 in het 3de militiedislrict, hoofdplaats
Leiden: de majoor F. C. C. Bloem en tot
plaatsvervanger de kapitein VV. J. Arriens,
beide van het 4de regiment infanterie.
Tegen J. J. M., die alsnu bekend
heeft jl. Maandagavond een brandend petro
leumlampje in het portaal van den boekhan
delaar S.aan de Breedstraat, te hebben
geworpenis proces-verbaal opgemaakt.
Gisterenavond werd door den heer Maju
in de Stads-Gehoorzaal de aangekondigde
optische voorstelling gegeven. Wij waren
verhinderd die voorstelling bij te wonen.
Volgens ingewonnen berichten moet hij goed
voldaan hebben. De zaa' was goed bezet.
Zaterdagavond zal de heer Maju zijn laatste
voorstelling hier geven.
GEMEENTERAAD.
(Vervolg)
Wegens het vergevorderd uur en de be
perkte plaatsruimte waren wij gisteren niet
in de gelegenheid een volledig verslag te
geven van het verhandelde in de namiddag
zitting van den gemeenteraad. De beraad
slagingen over twee belangrijke onderwerpen
lieten wij achterwege en stelden die tot heden
uit, ons bepalend tot de mededeeling van
het eindresultaat der debatten, welke over
die onderwerpen, uitmakend de twee laatste
punten der agenda, gevoerd waren.
Het debat over het voorstel van het dage-
lijksch bestuur tot behoud en herstelling der
Morschpoort werd ingeleid door den heer
Van Hoeken. Spreker ontkent niet, dat de
poort eenige kunstwaarde bezit, maar dal
die kunstwaarde niet zeer groot is, blijkt
zelfs uit een door spreker aangehaalde pas
sage, voorkomend in het rapport der com
missie van het stedelijk museum. Hij is
voor de slooping der poort, omdat daardoor
een schooner, vrijer uitzicht verkregen wordt
en de zindelijkheid der omgeving aanmer
kelijk bevorderd wordt.
De heer Juta, het lid der commissie van
financiën, dat tot wegruiming der poort ge
adviseerd heeft, verklaart, dat voor een be
hoorlijk uitzicht in die straat het niet noodig
is de poort te behouden, liet zal zelta
het oog veel aangenamer aandoen te kun
nen zien op de Infirmeriedie ongeveer in
denzelfden stijl als de poort gebouwd is.
Uit het oogpunt van reinheid en zindelijk
heid acht hij de siouping bepaald noodig.
Bovendien de toegang tot een open stad
moet ruim zijn. De voorstelling, die door
de commissie van het Stedelijk Museum
van de poort gegeven is, noemt hij in
hooge mate overdreven. Het is hem dan
ock nog nooit gebleken, dat vreemdelingen,
die Leiden bezoeken, de Morschpoort om
haar schoonheid en vermaardheid gingen
bezichtigen en wat de voorgespiegelde huur
betreft, hij gelooft niet, dat daarvoor ve
len zullen te vinden zijn.
De lieer Du Rieu heeft indertijd een lans
gebroken voor de Hoogewoerdspoort, hij zal
ook nu niet het doodvonnis over de Galg
poort uitspreken. Besprekend een artikel,
dat ter elfder ure over het aanhangig on
derwerp in de Leidsche courant verscheen,
is hij van oordeel, dat de Morschpoort ter
dege een kunstproduct en daarom een gel
delijk offer waardig is. En in die meening
staat hij niet alleen. Zelfs van vreemde
lingen, die hij wel eens naar de Morsch
poort leidde, heeft hij menigmaal, al werd
dit dan ook niet in de couranten vermeld,
betreffende de poort een gunstige beoordee-
ling vernomen.
De heer Hartevelt, die, zooals de heer
Juta in zijn rede ter loops had opgemerkt,
in 1876 het denkbeeld de poort aftebreken
krachtig voorstond, is thans van gedachten
veranderd. Spreker is door zijn medeleden
in het bestuur van het stedelijk museum
van de architectonische «aarde der poort
overtuigd geworden, zoodat hij het een daad
van Vandalisme zou achten thans tot de af
braak mede te werken.
De lieer Van Dissel is niet voor het be
houd der Morschpoort, in weerwil dat hij
haar kunstwaarde toekent. De ervaring leert,
dat het behoud van poorten nadeelig is voor
de omgeving. Waar poorten verdwenen zijn
daar is de omgeving fraaier geworden, en
waar zij gebleven zijn, daar is de omgeving
dezelfde gebleven. Een poort doemt de om
geving tot stilstand. Daarom wil hij de
Morschpoort sloopen.
De heer Knappert is uit een finantieel
oogpunt niet voor het behoud der poort.
De voorzitter vindt de poort zelf ook niet
fraaimaar deskundigen noemen haar een
kunstgewrocht. En afgaande nu op het
hun toekomend gezag verdedigt hij het be
houd en de herstelling der poort.
De beraadslagingen over dit onderwerp
worden, nadat niemand meer het woord
verlangt, gesloten. Het voorstel van het
Dagelijksch Bestuur wordt in stemming ge
bracht eu met 14 tegen 8 stemmen aange
nomen.
Voor de amotie stemden de heeren Van
Dissel, Donner, Van Hoeken, Juta, Land,
Knappert, Krantz en Nijkamp.
Aan de orde is het voorstel van burg.
en weth. tot het verleenen van concessie
aan de firma Van Bibbink, Van Bork en Co.
te Amsterdam, voor den aanleg en de ex
ploitatie van een telefoonnet in deze ge
meente, voor den tijd van vijftien jaren.
Naar aanleiding van dat voorstel neemt
de heer Kaiser het woord. Spreker heeft
zelf den concessionaris gesproken en dezen
naar de reden gevraagddie hem noopten
in Leiden een telefoonnet aan te leggen.
De concessionaris had hem geantwoord, dat
hier veel telegrammen gewisseld werden, en
dat de plaats, waaruit veel telegrammen ver
zonden werdenvoor een telefoonnet gewoon
lijk levensvatbaarheid bezat.
De heer Krantz kan zich met de voor
dracht van burg. en weth. niet vereenigen,
wijl oogenblikkelijk aan een telefoonnet te
dezer stede geen behoefte bestaat. Het getal
van hen, die zich dan ook verbonden heb
ben, is zeer gering. Blijkens de circulaire,
door de telefooncommissie indertijd verzon
den, moet de onderneming om te kunnen
slagen minstens op honderd abonnés kunnen
rekenen. Nog een andere reden noopt hem
zich tegen bet verleenen der concessie te
verzetten. Spreker gelooft, dat de telefoon
een toekomst heeften verleenen wij nu con
cessie, dan zijn onze handen voor geruimen
tijd gebonden. Voor het oogenblik is de
concessie niet noodzakelijk en voor de toe
komst niet wenschelijk.
De heer Van Hoeken vraagt, of aan den
concessionaris een gebouw kosteloos zal wor
den afgestaan? In dat geval stemt hij tegen
de concessie.
De lieer Donner wijst er op, dat de te
lefoon nog niet bij de wet geregeld is,
hetgeen ten gevolge kan hebben, dat er
moeilijkheden lijzen, die, zooals elders,
tot processen aanleiding geven. Bovendien
is hij van oordeeldat gelukt de onderneming
niet, waarvoor groot kans bestaat, dit voor
onze stad geen eer is. Ook koestert hij de
vrees, dat vele ingezetenen zullen gedwon
gen worden zich bij het telefoonnet aan te
sluiten zoodat de telefoon een belasting wordt.
De lieer Kaiser beweert, dat vele winke
liers door de telefoon geld zullen uitwin
nen, aangezien het bedrag dat zij jaarlijks
FEUILLETON.
230.)
De huisbewaarder en Lory betraden daar
door een groot vierkant tamelijk rijk gemeu
beld vertrekmaar waar het erg muffig en
duf rook en een schiinmellucht neus en keel
onaangenaam aandeed. Zij liepen dit vertrek
over en kwamen door een andere deur, welke
voor hen werd ontsloten, in een andere,
veel kleinere kamer, die veel had van een
boudoir eu een studeervertrek te gader. Op
den schoorsteenwaarboven een prachtige
spiegel, van wiens lijst het verguldsel was
afgegaan, prijkte, stonden een schoone bron
zen pendule, die waarschijnlijk al sedert
vele jaren niet meer liep, en twee bronzen
beelden, het eene voorstellende een jong
meisje, dat een roos ontbladert, en het an
dere een Diana, als godin der jachtmet de
rechterhand leunende op haar hazewin 1.
Eenige boekileelen stonden te beschimmelen
op de planken van een zwart houten, fraai
ingelegde boekenkast, met glazen deuren.
Een twintigtal oude dagbladen, vuil van het
stof, lagen op een klein tafeltje, uit den
I tijd van Lodewijk XVwelks versierselen
van gedreven koper verdweneu onder een
korst van kopergroen. De andere meubels,
een sopha, twee fauteuils en eenige stoelen
waren met katoenen hoezen bekleed.
Achter in het vertrek leidde een zeer
nauwe opening naar een somber kabinetje,
van ongeveer twee vierkante meter, dat
veel leek op een gevangeniscel. Dat ver
trekje was verlicht, en door de deur kon
men een klein ijzeren ledikant en een wasch-
tafel met een spiegel er boven zien.
Toen zij het geluid van voetstappen in
de kamer hoorde, vertoonde de waardige
echtgenoote van den Grappige zich met de
lamp in de hand.
„Daar is het," sprak de man tot Lorv,
terwijl hij naar het kabinetje wees.
„Zeg jullie eens, is ze dood?" vroeg de
vrouw.
„Ik weet het niet maar zeker is het, dat
zij geen vin verroert."
„We moeten dat eens zien. Spoedig.
Leg haar op het bed."
Lory haastte zich te gehoorzamen. Hij
was niet rouwig er over dat hij zich van
den last kon ontdoen.
Toen kwam de vrouw naderbij en liet
terstond een kreet van bewondering ont
vallen. Met de oogen gericht op Aurora's
gelaat, bleef zij een oogenblik onbewegelijk
staan als in verrukking.
„Wat is zij mooi!" riep zij.
„Wat kan jou dat schelen, of ze mooi
is! Dat heb jij niet noodig op te merken
Jij," sprak de Grappige barsch."
„Kijkhervatte de vrouw. „Dat zou wat
raars zijn, dat ik niet meer het recht heb
mijn oogen te gebruiken. Waar ben je bang
voor, zeg eens, oude hagedis?"
„Je zoudt veel beter doen wat voor dit
meisje te zorgen, in plaats van daar zoo
te blijven staan," antwoordde de Grappige,
de schouders ophalende.
„Ik weet wat ik te doen heb. De juffer
heeft mij op dit oogenblik niet noodig. Zie
maar, ze komt weder bij."
En werkelijk kwam Aurora allengs bij.
Zij had zich bewogen, zij haalde weder
adem en liet bloed steeg weder naar haar
wangen.
„Je kunt haar nu wel alleen laten. Spoe
dig naar beneden, want mijnheer kon ons
wel wat te zeggen hebben."
„Ik zal het licht maar bij haar laten."
„Zooals je wilt."
Zij gingen weg. De vrouw gaf een duw
tegen de dikke, met ijzer beslagen deurdie
gemakkelijk op haar onzichtbare hengsels
draaide en als van zelf dicht viel, terwijl
zij in den muur het geluid maakte vaneen
tong, die in zijn keep valt.
De vicomte wachtte hen in een kamer
van de beneden verdieping.
„Je kameraad heeft den coupé naar bui
len gebrachtsprak hij tot Lory„ga hem
opzoeken. Ik heb met den Grappige wat te
bespreken. Maar het zal niet lang duren.
Binnen tien minuten ben ik bij je."
Lory verwijderde zich. Toen gaf de vi
comte aan de huisbewaarders zijn laatste
bevelen. Zij moesten het jonge meisje met
de grootst mogelijke beleefdheden bejegenen
en geen onvertogen woord haar toevoegen.
De vrouw moest, zich beschouwen als haar
dienstbode, en goed voor haar zorgen.
Na hun dit alles goed op het hart ge
drukt te hebben, gaf De Sanzac hun vijf
gouden twintig francsstukken eu ging Lorv
en Colibri opzoeken, die hem met ongeduld
wachtten.
„Wij hebben hier niets meer uit te voe
ren," sprak de vicomte tot zijn handlan
gers, „en kunnen naar Parijs terugkeeren.
Hoe is het met je paard gesteld?" vroeg
hij aan Colibri.
(Wordt vervolgd.)