NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. I)ez« Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. ADVERTENTIEN: Bureel: Scheepuiakerssteeg 6. Vrijdag 11 December 1885. N". 291. Uitgevers: Gebroeders Muré. BINNENLANDSCHE BERICHTEN. DE BOETVAARDIGE. Leidsche Courant ABONNEMENT: Voor Leiden, per 3 maanden Franco door het geheele rijk, per 3 maanden Prijs per Nummer 10 ('ent. 1.25. 1.60. Van 16 regels0.90. Elke regel meer0.15. Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen, it contant, zonder rabat, per regel 0.10. 199e Jaargang. STADSNIEUWS. Tengevolge der gladheid viel eergiste ren aan den Nieuwen Rijn eeue vrouw waardoor zij haar been brak. Nogmaals worden de ingezetenen herinnert aan artikel 25 der nlgemeene politieverorde ning dat aldus luidt: „De bewoner of brui ker van een pand iabij gladheid der stra ten, verplicht, dadelijk na aanzegging van wege burgemeester en wethouders, genoeg zaam zand, asch of turfmolm op de geheele breedte der klinkerstraat langs zijn huis of erf te strooien. Op straten en grachten uitsluitend met klinkers geplaveid is het atrooien slechts verplichtend over eene breedte van twee meter, genomen uit de rooilijn der •loepen, en, waar deze ontbreken, uit die der gebouwen." Proces-verbaal is opgemaakt tegen J. W. B.die jl. Zaterdag uit de gevangenis te Tiel ontslagenzich gisterenavond bij een winkelier alhier heeft schuldig gemaakt aan diefstal van een stuk bruine stof. Hij is naar de gevangenis te 's llage overgebracht. Door het vertrek van hier van dr. C. A. Lobry van Troostenburg de Bruyn in September jl. en het bedanken door den beer J. Scboondermark jr., is het aantal bestuursleden van den Nieuw-Malthusiaan- schen Bond voor Leiden en Omstreken, tot tón teruggebracht. De heer J. Scboondermark jr. alhier beeft bedankt voor het correspondentschap voor Leiden en Omstreken van den Prins Alexander Stichting inrichting voor jeug dige blinden te Bennekom. Als een bewijs dat men reeds vroeger waakzaam was tegeu de knoeierijen in den boterliandeldeelt men ons mede, dat op bet Leidsch archief berust: „Een b.dangrijk vertoog gevoerd over de noodzakelijkheid om de geverwde boter uit gans Holland te weren om dat dit met orleaan geverwd wordt, met aanwijzing der middelen om dat misbruik tegen te gaan. Leiden, 20 October 1652." (Zie blz. 23 der Inventaris). Zondag 11. heeft in de voormiddag godsdienstoefening in de Marekerk ds. E. César Segers de herroeping van het edict van Nantes in hare aard, beteekenis en ge volgen herdacht in eene doorwrochte preek over dezelfde tekst, waarmede tweehonderd jaren geleden in dezelfde kerk de aanbeve ling tot het houden eener collecte ten be hoeve der Fransche vluchtelingen (5 De cember 1685) geschiedde, nameiijk Hebreen XIII vers 4. Leiden's Mannenkoor gaf gisterenavond I in de Stadszaal de tiende huishoudelijke uit voering, met de navolgende werken op het programma: De stem der zee" van Frans Coenen, Euterpe" van G. A. HeinzeDas Grab im Busento" van W. De Haan en „Velleda" van C. Jos. Brambachterwijl mej. J. M. H. S. (sopraan) uit Rotterdam en onze stadgenoot de heer H. J. Withake (tenor) hunne welwillende medewerking ver leenden. Het koor toonde reeds dadelijk in het eerste nummer goed te zijn toegerust, er werd met Hinken klank en goede rhythmische zekerheid gezongen. Jammer is het echter, dat „De stem der zee" niet met orkest werd uitgevoerd, daar nu de verschillende natuurschilderingen, die met den text in zeer nauw verband staan en een der hoofd ideeën van het werk uitmaken, slechts door piano werden weergegevenwaardoor het eigeidijk karakter verloren ging. In het tweede nummer had men gelegen heid met de stem van mej S. kennis te maken. Met veel gloed werd de schoone aria door haar voorgedragen, waarbij op muzi kale voordracht en duidelijke uitspraak te roemen viel; ook hierin werkte het koor op flinke wijze tot een goed geheel mede. Nog meer voldeed het koor in „Das Grab im Busento", waarin krachtsontwikke ling en beschaafdheid van geluid meermalen weinig te wenschen overlieten; blijkbaar is dit werk met zorg en ambitie ingestudeerd de uitvoering was daardoor recht muzikaal. Het laatste nummer, Velleda", sloot zich op waardige wijze bij de vorigen aan, ook hierin had het koor verscheidene fraaie oogenblikken en werd met flinke kracht en bezieling gezongen. Mej. S. had hierin geen gemakkelijke taak, doch, dat zij die glans rijk overwon, getuige het langdurigapplau- dissement van het publiekwaardoor zij genoodzaakt was het duett", waarin zij door den lieer Withake op zeer verdienste lijke wijze werd ter zijde gestaan, te her halen. Ook in de verdere soli, welke door den heer Withake werden voorgedragen, boeide hij opnieuw door zijn schoon geluid. Viel over den klank vau het koor te roemen, er mag niet worden ontkent, dat nu en dan nog wel eenige ruwheid merk baar was, hetgeen echter bij voortdurende oefening ongetwijfeld zal verbeteren. Het geheel gaf blijk van degelijke studie en toewijding en hiervoor komt in de eer ste plaats den heer Taylor den eerepalui toe. Indien het Mannenkoor op deze wijze voortgaat, zal het publiek nog menig aan genaam concert kunnen genieten. H. Uit het voorloopig verslag der eerste kamer over het ontwerp van wet houdende wijziging in hel Wetboek van Strafrecht blijkt, dat al hadden enkele leden nog an dere wijzigingen dan de voorgestelde in het Wetboek van Strafrecht verlangd en liet dit wets-ontwerp hun mitsdien in sommige op zichten onvoldaande meeste leden zich met deze voordracht konden vereenigen, be houdens het oordeel van sommige bijzon derheden. Zoo waren er in twee afdeelin- gen ledendie ernstig bezwaar hadden tegen het strafbaar «tellen van landlooperij. Vol gens hen is dit op zich zelf geen strafbaar feit en leert bovendien de ondervinding, dat de bestaande strafbepalingen toch geen doel treffen. Vooral in den tegenwoordigen tijd, die zich niet kenmerkt door eerbied voor het gezag en voor het recht, schijnt het niet raadzaam een feit strafbaar te stellen, dat uit zijnen aard geen rechtschen- nis is. Deze opmerking geldt te meer de omschrijving van landlooperij, gelijk zij in het gewijzigd ontwerp voorkomt. In het oorspronkelijk ontwerp werd als schuldig aan landlooperij gestraft, hij die rondzwerft zonder middel van bestaan „en niet gewoon eenig beroep uit te oefenen". Deze laatste woorden zijn tengevolge der gedachtenwis- seling tusschen de regeering en de commis sie van rapporteurs uit de andere kamer vervallen; zoodat nu het criterium tusschen strafbaar en niet strafbaar rondzwerven alleen zal gelegen zijn in het al of niet hebben van middelen van bestaan. Andere leden verdedigden de bepaling op de be kende gronden en constateerden met vol doening, dat de regeering op den uit de eerste kamer gekomen aandrang de land looperij weder ouder de misdrijven heeft opgenomen. Door het hoofdbestuur der Hollandscbe Maatschappij van Landbouw ia het volgende adres gericht aan den minister van financiën. Op algemeen en dringend verlangen uit gesproken door de Afdeelingen der Maat schappij waarvan de belangen aan ons zijn toevertrouwdwenden wij ons tot Uwe Exc. met het verzoek, dat de termijn, gesteld bij de wet tot herziening van de belastbare opbrengst der ongebouwde eigendommen, art. 19 en 20, op 30 dagen voor het ter visie liggen en voor het indienen van be zwaren zoo het eenigszins mogelijk isop wettelijke wijze worde verlengd. De redenen, die daartoe hebben geleid, zijn de volgende: 1°. Dat de eigenaars, hetzij zij zeiven hun goed bewonen, hetzij zij elders woonachtig zijn, door onbekendheid met de bepalingen der wet en met de ligging van het perceel, dat tot type is genomen, dikwijls niet in de gelegenheid zullen zijn zich te overtuigen of de schatting volgens billijkheid is gedaan. 2°. Dat dit bezwaar wordt vergroot, door dat niet eene hofstede in haar geheel is ge schat maar slechts een enkel perceel daaruit is geuomenom als type te dienen. 3°. Dat de termijn vallende in den win ter, de beoordeeling der gronden daardoor zou kunnen worden bemoeielijkt. 4°. Dat de omstandigheid, dat nog niet in alle provinciën de typen ter visie zijn gelegd, ook voor uitstel pleit. 5°. Dat het wenschelijk is, dat voor ge noemde wet van 1879, waarvan de uitvoe ring met zooveel zorg plaats heeft, doch waartoe zoo lange tijd wordt gevorderd, de termijn voor het indienen der bezwaren ook worde verlengd en op 100 in plaats van op 30 dagen worde gesteld. Op Woensdag 23 dezer, des voor middags ten elf uur, zal op het terrein bij de Veemarkt te Rotterdam een keuring van FEUILLETON. 178.) Beide handen beefden. „Ik kan bijna niet walsen." „Ik zal u helpen, juffrouw!" antwoordde Adrieu. Zij stond op. Haar hart bonsde. De dans ving aan. Op eens voelde de markies liet jonge meisje zwaarder op hem leunen, en zag haar vreeselijk bleek worden. „Is u niet wel?" sprak hij uitscheidend. „Ik heb het zoo benauwd.... lucht 1" riep Aurora aemechtig. Adrieu zag een deur op een kier staan; hij duwde die geheel open en liet het jonge meisje een klein vertrek binnentreden, waar zij op een sopha ineenzakte. De jonge man liep naar een venster en opende het. De frissche nachtlucht drong de kamer binnen en verfrisclite Aurora. Adrien kwam weder terug en vroeg hoe het met haar ging. Zij voelde zich iets beter. En zij stond op en ging naar het venster. Met opgeheven hoofd scheen zij de myriaden sterrenwaarmee de hemel ala bezaaid waste bewonderen. Adrien bleef al9 vastgenageld op zijn plaats staan terwijl hij geen oog van haar afwendde, en vroeg zich af wat hij moest doen. „Neen, neen!" sprak hij bij zichzelf. „Ik kan zoo niet leven. Aan die onzeker heid moet een einde komen." XXIV. DE PETEMOEI. Het vertrek, waar Aurora en Adrieu zich bevonden, was slechts Hauw met èeu lamp verlicht. Die lamp stond zoo geplaatstdat het lichaam van het jonge meisje scherp uitkwam iu de duisternis. Na een oogen- blik geaarzeld te hebben, trad Adrien op haar toe. „Aurora," sprak hij zachtjes. Het jonge meisje, dat zich een weinig van het venster verwijderd had, maakte plotse ling een beweging en wendde zich naar de zijde van den markies. Op hetzelfde oogenblik sloop een man achter haar voorbij, die haar deze woorden iu het oor fluisterde: „Pas op!" Die roau was Corvisier. Adrien zag hem voorbijgaan en zich ver wijderen. Maar hij had niets verstaan. „Aurora," riep hij opnieuw. Toen hij merkte dat zij bleef zwijgen, ging hij voort „Heeft men u dan verboden mij te ant woorden, met mij te spreken?" „Ik herken uwe trekken, uw stem, uw zachten blik. Ik heb uw lachje gezien en liet herkend. O, ik smeek het u zeg mij, dat gij Aurora zijt." „Maar mijnheer I" ik weet niet wat u bedoelt." „Wat heb ik dan gedaan, dat gij mij zoo antwoordt?" „Ik merk dat u mij voor iemand anders aanziet, mijnheer! Waarlijk, ik moet wel sprekend op die andere gelijken." Adrien schudde droefgeestig met het hoofd. „Spreek mij niei van gelijkenis. Neen, neen Dien avond laatst iu de opera heb ik u gezien." Een kreet ontglipte aan de lippen van liet jonge meisje. „Ik zat op een grooten afstand van u," gilig Adrien voort. „Toch heb ik u aan stonds herkend.... Ik voelde aan het geklop van mijn hart dat gij liet waart. Evenwel kon ik gelooven dat mijne oogen mij mis leiden, eu er bleef een twijfel in mijn hart over. Dien twijfel koesterde ik nog lieden avond, zelfs nadat ik u „de Dag en de Roos," die romance, die ik ken, had hoo- reu zingen. Maar sinds een oogenblik twij fel ik met meer, neen, ik twijfel niet meer! Gij zijt wel Aurora. Ja, gij zijt Aurora, liet kind, dat ik op la Cordeliére heb be mind 1 Aurora, wier beeld en dierbare her innering in mijn hart zijn gegrift gebleven! Aurora, die nooit uit mijn gedachte is ver dwenen! Aurora, die ik sinds zestien maan den overal heb gezocht! Aurora, die ik voor mij verloren waande, en heden terugvond! Aurora, die ik altoos liefheb." Hij vatte een der handen van het jonge meisje, die haar ijlings terugtrok. „Ik verzeker u, mijnheer! dat gij u be driegt, en, hoe uw woorden mij ook be vreemden, wil ik ze wel u niet euvel dui den." „Dus wilt gij mij niet herkennengij wilt mij niet zeggen „Ik herhaal het, mijnheer! ik ken u niet." „Aurora, ik lees in uwe oogen. Zijlogen- straffen uwe woorden.... O, die kunnen niet bedriegen „U martelt mij, mijnheer! ik verzoek u mij alleen te laten, sprak het jonge meisje op beklemden toon. Wordl vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1885 | | pagina 1