NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. ABONNEMENT: Prijs per Nummer 10 ('ent. Donderdag 3 December 1885. N°. 284 AQVERTENTIEN: Bureel: Scheepiiiakerssteeg 6. Uitgevers: Gebroeders Muré. Stads-Bericliten. BINNENLANDSCHE BERICHTEN. DE BOETVAARDIGE. Leidsche Courant Voor Leiden, per 3 maanden1.25. Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60. 199e Jaargang. Van 16 regelsf 0.90. Elke regel meer0.15.) Groote letters worden berekend naar plaatsruimte. Dienstaanbiedingen, h contant, zonder rabat, per regel 0.10. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN; Gezien art. 8, le alinea der Wel van 2 Juni 1875 Staatsblad no. 95), tol regeling van hel toezicht bij hel opriclilen van inrichtingen welke gevaar, schade of hinder kunnen ver oorzaken Brengen bij deze ter algemeene kennis dat door hen op lieden vergunning is verleend aan lo. C. J. J. KLOPPENBURG en rechtver krijgenden lot oprichting van eene paarden- slarlilery in hel perceel Weslliavenslraat no. 5. 2o. aan M. HANGJAS en rechtverkrijgenden lot inrichting van een bewaarplaats van lom pen in hel perceel Ouden Rijn no. 89. 3o. aan de firma Wed. P. DE WILD E&Zn. en rechtverkrijgenden tot plaatsing van een desinfectüaven, door stoom gedreven, in hel perceel 25/27. En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door plaatsing in de Leidsche courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, DE KANTEK, Burgemeester. E. KISTSecretaris. Leiden, 30 November 18S5. Sint Nikolaas in Leiden. Vervolg.) De Botermarkt noemden wij in ons vorig artikel het centrum der vele heerlijkheden, die de St. Nikolaasweek ons doet genieten. Meen echter niet, waarde lezer, dat wij daar mede het overige achter wenschen te stel len. Integendeel. Buiten de Botermarkt wordt veel gevonden, dat het vroeger ge noemde evenaart en wellicht overtreft. Nemen we b. v. de groote étalage van de heeren Sanders C°. op den N. Rijn. 't ls waar, die firma verwent ons het heele jaar door de bepaald artistieke wijzewaarop de voor werpen voor het venster zijn opgesteld. De zeep schijnt behalve waschiniddel tevens een zeer geschikte materie in den dienst der kunst te zijn. Toiletbenoodigdheden van allerlei aard zijn er altijd in de rijkste ver scheidenheid te vinden en nu allicht nog iets overvloediger dan anders. Als we de boekwinkels oversloegen, zou men ons allicht van onbillijkheid beschul digen. Hoe prachtig is de uitstalling b. v. op de Mare bij den heer Blankenberg. Behalve prachtwerken van allerlei aard heeft deze boekhandelaar o. a. de prachtigste gra vures kersversch uit Duitschiand ontvangen, waarvan de prijs naar verhouding zeer ma tig is. Luxepostpapier vindt men bij hem in wel honderd soorten. Niet minder belangrijk is de collectie van zijn collega, den beer Van Leeuwen in de Maarsmanssteeg. Deze heer is voor zien van de nieuwste prachtuitgaven, zoo kolossaalzoo prachtig gedrukt en zoo heer lijk geïllustreerd, dat men onwillekeurig aan stapels rijksdaalders gaat denken. Maar neem de moeite even naar den prijs te vragen, dan zult ge zien, hoe enorm die soms meevalt. Ook van allerlei keurige cadeaux, zooals schrijfmappen, inktgarnitu- ren enz. enz. is de heer Van Leeuwen zeer voorzien. Als men toch in de Maarsmanssteeg is moet men ook de winkel van den heer Van der Burgli niet voorbijloopen. Damestoiletarti- kelen vindt men daar keurig net en voor zeer weinig geld. Maar voor we verder gaan moeten we toch ook eens aan de inwendige belangen van den mensch denken. Zonder zoetigheden en lekkernijen had zeker het St.-Nikolaasfeest al zeer weinig te beteekenen. De heer Francken op den Nieuwen Rijn zal dus wel weder evenals in vroegere jaren heel wat te bedisselen hebben, een golvende menschen- menigte, die zich van al het zoele der aarde komt voorzien. Ook den heer Ooynian (Breestraat, hoek Koorsteeg) een woord van hulde voor zijne sierlijke étalage. De heer De Kat heeft er voor gezorgd, dat allerlei surprises van dikwijls zeer koddi- gen aard bij hem voorhanden zijn. Dat er bovendien voor lekkerbekken van alles te krijgen is, behoeven we niet te zeggen. Voor fijne cuisine en confiture is de heer Wijtenburg op het Steenscbuur de man. Men kan wel denken dat de gunstig bekende maison Wijtenburg haar naam ook na niet te schande heeft willen maken. De heer F. J. Van der Meer, op de Steenstraatwiens uitlokkend venster reeds dadelijk bij het intreden in de stad zulk een goeden indruk maakt, is volkomen in gericht om zijne bezoekers te bevredigen. Aan het begin van den Ouden Riju wordt ons oog getroffen door het sierlijk verlichte venster van den heer Aalberse, eveneens confiseur. Men vindt er van de keurigste versnaperingen. De heer Stijniuan zorgt in hetzelfde opzicht voor hen, die in de buurt van Leidens oude burcht hunne woonplaats heb ben. 't Is wel de moeite waard er eens te komen al woont men wat verder. De Leidsche Bazar in de Paardensteeg is een zeer goed kanaal voor cadeautjes aan kinderen en volwassenen, vooral wanneer men alles goedkoop en goed wil hebben. Behalve snuisterijen en kleinigheden zijn er ook grootere zaken zooals reiskoffers enz. te krijgen. Wie parapluies of wandelstokken noodig heeft vindt ze o. a. zeer goed bij de Fra- telli Gubbi op de Aalmarkt. In het begin van de Hoogewoerd be vindt zich, zooals ieder weet, de groote winkel van den heer J. J. Sleyser. 't Is niet alleen in kinderspeelgoed van alle soor ten, dat deze heer thans meer dan ooit rijk gesorteerd is, maar allerlei fraaie en nut tige voorwerpen voor volwassenen zijn er ook in overvloed. Wie het niet gelooft, moet maar gauw gaan kijken. Alles wat koperwerk en lamperie is, men vindt het uitmuntend en tegen naar ver houding geringen prijs bij den beer J. L. Crcyghton op de Aalmarkt. Maar waar zouden we eindigen? Onge twijfeld hebben we heel wat vergeten, dat wel de moeite waard was. We hopen in- tusschen eenigszins in 't kort een idee ge geven te hebben van wat er alzoo is. Per soonlijk ouderzoek bevelen we intusschen aan onze lezers aan. Red. STADSNIEUWS. Aangezien dr. C. O. Cobet, om redenen van gezondheid, zich genoodzaakt heeft ge zien aan den raad kennis te geven dat hij zijn ontslag wenscht te nemen als curator van het Stedelijk Gymnasium, wordt door curatoren van dat college de volgende voor dracht ter benoeming van een plaatsvervan ger aangeboden; 1°. dr. J. J. Cornelissen, eu 2°. dr. H. Oort, hoogleeraren aan de rijks-universiteit alhier. Curatoren voornoemd zoowel als burg. en weth. geven hun leedwezen te kennen over het verlies door het curatorium geleden ten gevolge het bedanken van prof. Cobet, als ook over de redenen die hem daartoe noop ten. Het dagelijksch bestuur geeft dan ook den raad in overweging het gevraagde ont slag te verleenen met den dank der verga dering voor de vele zeer gewaardeerde en langdurige diensten door hem in die betrek king aan de gemeente bewezen. De commissie van financiën heeft den raad kennis gegeven, dat bij haar geen bezwaar bestaat tegen het toestaan van de gevraagde gelden voor: 1°. het herstellen van den toren der Waalsche kerk; 2°. het herdruk ken van den catalogus voor het Stedelijk Museum3°. voor het aanleggen van eene boomkweekerijen 4°. bijvoeging van eene som ad f 1700 voor het plan voor den aanleg van een park op de Ruïne. Wat het werk sub 3°. betreft, geeft de commissie wel hare bevreemding te kennen, dat in 1873, op praeadvies van de commissie van fabricage, werd besloten tot opheffing van de boom kweekerij en thans weder een voorstel is ingekomen haar in te voeren. Aangaande punt 4°. meent de commissie, dat, al had wellicht het plan met eenige meerdere spaar zaamheid kunnen worden opgemaakt, het haar inziens niet gewensclit ware door het aan brengen van eene kleine bezuiniging liet welslagen van de uitvoering in de waag schaal te stellen. Het geldt hier toch eene versiering van de gemeentewaarop tal van jaren is aangedrongen. Burg. en weth. geven den raad in over weging, na gehoord advies van de commis sie van fabricage, ongunstig te beschikken op een verzoek van W. H. Neuteboom om kwijtschelding van boete wegens te late oplevering van het werk aan de Zijlpoorts- brug en aan J. Van Veen te vergunnen de sloot gelegen voor zijn eigendom aan het Haagsche en Delftsche trekpad te dempen. Door onvoorziene omstandigheid kan het verslag omtrent de feestviering van de Burgerzangscbool eerst morgenavond worden opgenomen. De Vereeniging tot bestrijding van FEUILLETON. 171.) De rimpels in zijn voorhoofd werden die per, en zijn wenkbrauwen richtten zich op. Een paar passen naar voren doende, riep hij met een stem, die trilde van bedwongen toornen met een snijdende scherts „Ik begrijp waarom gij mij angst poogt aan te jagen, en ik merk waar u heen wil, mevrouw „Wat zegt u sprak de gravin verschrikt. „Ja, ik heb u in de kaart gezien. Waar lijk, 'tis niet kwaad bedacht! Gij zoudt tot Aurora willen kunnen zeggen niet waar Mevrouw Delorme bestaat u niets. Zij is een vreemdelinge, die je vader bij je plaatste. Je heet niet Aurora Delormeje heet Lucie De Lasserre. Je bent de eenige dochter van graaf De Lasserre, en ik, ik ben gravin De Lasserre, ik ben je moeder!" „Mijnheer," steunde de jonge vrouw. Hij ging met trillende stem voort: „Welnu, neeu! duizendmaal neen! gij zult dat niet doen. Ik wil het niet. Mijn dochter zou weten wat gij geweest zijt, wat gij zijt?.. Nooit, nooit! Als gij de be trekking, die gij hier bekleed, moede zijl, kunt gij vertrekken." Het gelukte de gravin haar snikken te verkroppen, maar zij kou haar tranen niet inhouden. „U is wreed, mijnheer!" antwoordde zij op smartvollen toon. „Ik zweer udat u zich in mijne bedoelingen vergist. U heeft misschien nog het recht achterdochtig je gens mij te zijn. Maar kan u mij in staat rekenen een afschuwelijke komedie voor u te spelen? Welke uw denkbeelden en uw wil ook mogen zijn, ik eerbiedig ze, mijn heer en als het moetzal ik bij mijn kind sterven, zonder dat zij weet, dat ik haar moeder ben. Zeg, heb ik niet volkomen onderwerping aan uw wil, in alles gehoor zaamd? Wat kunt gij mij verwijten? U moet voldaan wezen, over mij tevreden zijn, mijn heer! Hebt gij wel eens over mijn zonder lingen toestand gedacht? Hebt gij niet ge voeld dat die voor mij een marteling was, die elk oogenblik terugkwam. Ik leef in de nabijheid van mijn kind, ik kan het kloppen van haar hart hooren, van moeder liefde vloeit het mijne over; en ik moet in mijn rol van onderwijzeres blijven, en voor mijn dochter ben ik een vreemde, een vrouwdie men betaaltBestaat er een fol tering, die deze evenaart? O mijnheer! U is wel gewroken over het kwaad, dat ik u heb aangedaan 1" „Ik heb u gezegd op welke voorwaarden gij hier kondet blijven. Gij waart vrij om ze aan te nemen of te weigeren." „Ik beklaag mij niet. Ik lijd vreeselijk; maar dat doet er niet toe, ais ik maar bij mijn dochter ben, gereed haar tegen den rampspoed te verdedigen. O, met welk een vreugde zou ik mijn 'even voor haar geven als mijn dood de koopprijs van haar geluk kon wezen. „Maar genoeg over mij, die zoo weinig beteeken. 't ls van Aurora, Aurora alleen, dat hier sprake is. O geloof inijik moest wel diep overtuigd zijn, dat er elk oogenblik iets zou kunnen gebeuren, wat Aurora een slag toebrengt, die doodelijk voor haar kan worden, om de stoutmoedigheid te hebben, u hier te komen opzoeken en uw toom te tarten." „Maar spreekt dan toch op, verklaar u nader. Wat wilt gij zeggen?" vroeg De Lasserre, ditmaal ernstig verschrikt. „U heeft zeker bedoelingen, plannen, die u voor iedereen verborgen houdt, mijnheer! Ik begeer ze niet te weten. Ik wilik moet zelfs tegenover u een vreemdelinge blijven. Maar nu ik de liefde kenwelke Aurora koestert voor dengene, dien zij niet anders noemen kan dan Adrien, moet ik mij ver oorloven tot u de vraag te richten, waarom gij nog geen enkelen stap bij dien jongen man hebt gedaan." „Waarom? waarom?" antwoordde de graaf, die zeer treurig geworden was, „weet ik zelf dan of hij wel aan mijn dochter denkt? Wie zegt mij dat hij haar niet ten eenemnle heeft vergeten? Kan ik wel eens met eenige zekerheid de bedoeling gissen, waarmede hij op la Cordelière zich heeft ingedrongen? Er voortsacht gij mij in staat mijn doch ter in de armen te werpen van een onbe zonnen, luchlhartigen jongen man, een wildzang, wien het aan alle mogelijken ernst ontbreekt. „Ik heb mijn dochter lief, ik aanbid haar," dus ging de graaf voort, „moet ik haar daarom ongelukkig maken? Haar toe komst gaat mij aan het hart. Zij zal nooit iemand huwen, dien ik barer niet waardig acht. Wat gebeuren moet en zijn moet staat geschreven! Ik ben fatalist. Gij denkt dat ik met de armen over elkander ben blij ven zitten? Gij vergist u. Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1885 | | pagina 1