NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN.
Prijs per Nummer 10 Cent.
Vrijdag 6 November 1885. N°. 261.
Hiireel: Scheepmakersstceg; 6.
Uitgevers: Gebroeders Muré.
BINNENLANDSCHE BERICHTEN.
DE BOETVAARDIGE.
rs. 1
Deze Courant verschijnt dadelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
AB0RIWEI8ENT:
Voor Leiden, per 3 maanden1.25.
Franco door het geheele rijk, per 3 maanden 1.60.
199e Jaargang.
AOVEBTEHTIEH:
Van i6 regels0.90.
Elke regel meer0.15.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen, a contant, zonder rabat, per regel ƒ0.10.
STADSNIEUWS.
Heden waren wij in de gelegenheid ge
steld een kijkje te nemen in de nieuwe
hnderbewaarplaals in de Lange Scheistraat
alhier. Zeer tevreden zijn wij over deze
inrichting. Er is gezorgd voor een eetzaal
en een slaapzaal voor de jeugdige gasten,
alles keurig in orde. Ook is er een vrij
aardige lap tuin, waar de kinderen in den
zomer kunnen spelen, voor den winter heeft
men een afzonderlijke speelkamer. „Licht
en lucht" ziedaar het beginsel dat bij de
regeling van alles heeft voorgezeten. Wij
betuigen van harte aan de oprichters onze
sympathie en hopen, dat de gemeente
Leiden, die meermalen in dergelijke ge
vallen de blijken gaf van hare bizondere
royaliteit, ook nu niet achter zal blijven
oin deze eigenschap bij het steunen der
nieuwe inrichting te doen blijken. Aan
de dames van het bestuur onzen dank voor
de bereidwilligheid waarmede zij ons met
een en ander in kennis stelden.
Bij beschikking van den minister van
staat, minister van binnenlandsche zaken,
zijn de leden benoemd in de commissiën,
in 1885 belast met het afnemen der examens
in de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche
talen, waarvoor de programma's zijn vast
gesteld bij kon. besluit van 14 October 1884
(Slbl. n°. 216), voor de in November en
December dezes jaars te houden examens
voor het middelbaar onderwijs: tot lid in
de commissie voor de Hoogduitsche taal is
o. m. benoemd de heer J. J. A. A. Frantzen
leeraar aan het gymnasium te Leiden.
De minister van staat, minister van
binnenlandsche zaken brengt ter kennis van
belanghebbenden, dat de commissiën die in
1885 belast zijn met het afnemen van de
examens van apothekersbediende, bedoeld in
art. 17 der wet van 25 December 1878
[Slbl. n°. 222), zullen zitting houden te
Breda en te Kampen op Maandag 23 No
vember e. k. en volgende dagen.
De 26e lijst van de 7e jaarcollecte voor
de Scholen met den Bijbel bereikt met de
vorige opgave een totaal van 108,803.98,
bijeengebracht door 650 locale comité's.
Door de centrale anti-revolutionaire
kiesvereeniging in het kiesdistrict Sneek is
tot candidaat voor de tweede kamer gesteld
de heer A. baron Schimmelpenninck van
der Oye, te 's Gravenhage, oud-lid der
kamer.
De Haagsche briefschrijver der Zw. Ct.
deelt de volgende bijzonderheden omtrent
den persoon van den nieuwen minister van
buitenlandsche zaken mede: Jhr. mr. Van
Karnebeek is een man in de kracht des
levens, 49 jaar oud, van hooge gestalte,
met een aangenaam voorkomen en hoffelijke,
vriendelijke vormen. Hij heeft vele jaren bij
de diplomatie gediend, is kabinetschef op het
departement van buitenlandsche zaken, ver
volgens gezant in Zweden en Noorwegen ge
weest eu daarna naar Nederland teruggekeerd,
om den tot minister benoemden jhr. Six als
's konings commissaris in Zeeland op te vol
gen. Niet zeer lang, ruim een paar jaar,
vertoefde hij daar. Men beweerde dat mev.
v. K. het stille Middelburg niet wel kon
uitstaan en naar de residentie terug ver
langde. Sedert woonde de heer v. K. te
's Hage als ambteloos burger, ten vorige
jare alleen een candidatuur aanvaardende
voor de tweede kamer. Mr. Wintgens werd
toen echter herkozen.
Het bericht, als zoude Jeanne Lorette
te Montfoort haar straf ondergaan, is onjuist
en zou ook in strijd zijn met de bestaande
voorschriften, aangezien Montfoort bestemd
is voor meisjes die niet ouder zijn dan 18
jaren en wier straf niet van zoo langen duur
is, als tot welke zij veroordeeld is.
Maandagavond werd te Koudekerk
het 50-jarig bestaan van het departement
Hazerswoude-Koudekerk der Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen feestelijk herdacht.
Het feest werd geopend door eene rede van
den president, den heer Hengeveld, waarin
hij o. a. hulde bracht aan het eenig thans
nog aanwezig lid dat eenmaal medegewerkt
had om dit departement in het leven te
roepen. Onder fanfares werd de beeltenis
van den jubilaris, den tachtigjarigen A. Van
der Pol, ontsluierd. Vervolgens droeg de
heer Justus Van Maurik eenigo zijner no
vellen voor, die algemeenen bijval vonden.
Te Pijnakker is in den afgeloopen
nacht bij een winkelier aan de zoogenaamde
Westlaan diefstal gepleegd. Door het op
schuiven van het winkelraam, dat, onvoor
zichtig genoeg, niet van sluitpennen was
voorzienheeft men voor ongeveer eene
waarde van f 20 aan goederen ontvreemd
die daar uitgestald lagen. Alles ging zoo
stil in zijn werk, dat de bewoners eerst bij
het ontwaken het ongeval bemerkten. Van
de daders is nog niets bekend. Men ver
moedt dat eene bende landloopers, zooals
er zich tegenwoordig op de dorpen dagelijks
vertoonen, den winkelier deze onaangename
verrassing hebben bereid. Een waarschu
wend voorbeeld voor hen, die in het afslui
ten hunner woningen wat slordig te werk
gaan
De arrond.-rechtbank te Dordrecht
heeft de volgende handelsondernemingen in
staat van faillissement verklaard: G. Van
Heek Zn., kooplieden aldaar, met een
passief van 6 ton, en J. Monster Jz.aan
nemer te Puttershoek, met een passief van
4 ton.
iGisterennacht is te Heemstede inbraak
gepleegdwaarbij verschillende zilveren voor
werpen zijn gestolen. Van deze daad wor
den verdacht twee jongens, een van 14 en
de andere van 19 jaren, die aldaar met een
kar hunne waren hebben rondgevent.
Het O. M. bij de arrond.-rechtbank te
Amsterdam requireerde veroordeeling tot een
maand celstraf en betaling van twee geld
boeten een van f8 en een van f 100
tegen den barbier Willem Carel Baars, die
op 28 September door het lossen van een
pistoolschot zekeren C. L. heeft verwond.
Het volgende strooibiljet is te Amster
dam verspreid:
„Alle werkeloozen worden uitgenoodigd
hunne namen te komen plaatsen op biljetten,
welke ter teekening liggen bij: Penning,
Waterlooplein, Bakker, Rozengracht 28 en
in „Café Habedank", Marnixstraat naast de
Tooneelschool.
Tevens worden allen verzocht op Maandag
9 November des morgens tien uur, present
te zijn op het Waterlooplein om gezamen
lijk naar den burgemeester te gaanten
einde hem den nood der werklieden bekend
te maken en verder iederen morgen een
wandeling langs 's heeren straten te doen
om den meergegoeden te doen zien, hoe
groot het aantal werkeloozenen dus hoe
hoog de nood gestegen is.
Typografie „Excelsior" Den Haag."
Een brief van den vermisten Tessel-
schen visscher Boon, van de blazerschuit
T. X. 11 meldt, dat het vaartuig met de
bemanning behouden op de Eems is binnen-
geloopen. Aanhoudend ruw weder had hen
gedurende vier etmalen belet om tijding naar
land te krijgen. De schuit had weinig ge
leden doch zwaar stormweer met hemel-
hooge zee doorgestaan. De opvarenden
waren ongedeerddoch hadden weinig pro
viand en water meer toen zij binnenliepen.
Dit Driebergen wordt aan de N. R. C.
gemeld: Dezer dagen werd in een bosch
onder deze gemeente het lijk gevonden van
een persoon, blijkens de kleederen lot het
vrouwelijk geslacht behoorende. Door den
verregaanden staat van ontbinding, waarin
het lijk verkeerde, was niets met zekerheid
op te maken. Men vermoedt, dat het 't
lijk is van een jong meisje, in het begin
van dit jaar daar ter plaatse gezien. Of
er aan misdaad dan wel aan een ongeluk
moet gedacht worden, is niet te zeggen.
Ter aanvulling van het bericht betref
fende de zaak ca. mevr. Bulkley en P. J.
A. Kloppers diene nog het volgende:
De Zutfensche rechtbank beval den 23slen
October, dat de beklaagden zonden worden
in vrijheid gesteld, daar het ten laste ge
legde feit noch misdaadwanbedrijf of over
treding oplevert, en het gevraagde bevel tot
dagvaarding in persoon van mej. Schlinge-
man werd geweigerd en verklaard dat er
geen grond bestond om tegen haar voort te
procedeeren.
Tegen deze beschikking van de rechtbank
is daarop de officier van justitie te Zutfen
in verzet gekomen en de zaak dientenge
volge door het gerechtshof te Arnhem in
raadkamer behandeld. Den 28sten October
jl. nam de procureur-generaal zijn requisi
toir, strekkende tot vernietiging van de be
schikking der rechtbank te Zutfen en a,
alsnog rechtsingang te verleenen met bevel
tot dagvaarding in persoon tegen mej. S.
voornoemd en b. de zaak tegen mevrouw
de weduwe B. en K. voornoemd terug te
FEUILLETON.
152.)
„Ik vraag u niet," ging De Lasserre
voort„hoeveel uw schulden bedragen. Dat
gaat mij niet aan. Maar als gij zoo blijft
voortgaanzult gijen misschien binnen
korten tijd tot den bedelstaf zijn gebracht."
Wat zal uw dan overschieten? Wat an
ders dan de schande uw jeugd zoo slecht
te hebben gebruikt, het berouw, die min
achting van alle rechtschapen menschenal
lerlei vernederingen en de bespottingen van
uw oude vrienden, die, als ze u zien voor
bijgaan, zullen zeggen: zie me dien armen
drommel eens, die zich daar langs de huizen
voortsleept, met gebogen hoofd, alsof hij
bevreesd is, dat men hem zal zienHé!
'tis de markies De Verveine die vroeger
zoo vroolijke, zoo schitterende markies!...
Wat een val!
„U martelt mij, mijnheer!" sprak Adrien
met schier gesmoorde stem.
„Ik heb het u vooruit gezegd, markies!
'tls mijn programma. U vindt mij mis
schien zeer vermetel."
„Neen mijnheer, ik waardeer de belang
stelling, die mij uw woorden ademen, en
hoe hard zij ook zijn, ik luister er naar
met gelatenheid."
„Heel goed. Voor het overige ben ik
een oud man. Men kan alles van een man
van mijn leeftijd aanhooren. Welnu, zult gij
van mijn raad gebruik maken?"
„Ik wil het beproeven, mijnheer!"
„Dat is reeds iets, markies. U kent het
spreekwoord: met wien men verkeert, wordt
men geëerd. U heeft slechte vrienden
slechte raadslieden. Vleiers zijn vijanden.
Wees op uwe hoede. Wantrouw valsche
vrienden
„Waaraan die te herkennen?"
„Aan hetgeen zij u laten doen en aan
hetgeen zij zeiven uitvoeren. Ik ook ben
jong geweest en ik heb mij wel eens laten
medeslepen. Men kan in sommige oogen-
blikkep zwak zijn en aan wilskracht gebrek
hebben. Maar ik geloof toch, dat men al
toos iets in zich moet hebben, een kracht
om zich zeiven te bedwingen. Voelt u dat
„iets" niet in u 't Is bij voorbeeldde her
innering aan een vader, aan een moeder, of
wel ook de herinnering aan iemanddie men
lief heeftof die men heeft lief gehad
Bij het uitspreken dezer laatste woorden
was de stem van den graaf gaan beven.
Van zijn zetel opgerezen, wachtte hij ang
stig op het antwoord des jongelings.
„Ja, ja, mijnheer!" hernam Adrien met
warmte, „u heeft gelijk. Ik heb de herin
nering bewaard aan mijn vader en aan mijne
moeder die mij zoozeer hebben lief gehad,
en ik voel, dat dit in mij een kracht is."
De Lasserre liet zich weder op zijn stoel
nedervallen.
„Helaas! hij denkt niet meer aan mijn
dochter 1" sprak hij bij zich zelf.
En hij smoorde een zucht in zijn borst.
Maar altoos zich zeiven meester, her
vatte hij
„Welnu, markies! 'tls die kracht, die
gij u ten nutte moet maken."
„Daarna plotseling van toon veranderende,
voegde hij er bij
„En nu, laat ons spreken over de zaak,
die u herwaarts voerde. U verlangt twintig
of dertig duizend franks ter leen te ont
vangen
„Ja, mijnheer."
„Welnu, ik heb u een voorslag te doen."
„En die is?"
„U bezit prachtige juweelen, heeft mij
Vaidonk gezegd, die ze gezien en op zijn
gemak onderzocht heeft, daar hij mij er een
nauwkeurige beschrijving van kon geven."
„Ze zijn van mijne moeder."
1 „En véor haar behoorden ze aan verschil
lende markiezinnen De Verveine, ik weet dat.
Onder die kostbaarheden is een garnituur
van smaragd van hooge waarde. Dit gar-
1 nituur een koninklijk geschenk, is aan mar
kiezin Raymond De Verveine gegeven door
j koningin Marie Leczinski wier hofdame zij
was, en uit erkentelijkheid voor bijzondere
diensten, door den markies Philippe De
Verveine aan de koningin bewezen.
„Dat is waar, mijnheer."
„Daar ik vroeger bankier geweest ben,
heb ik tot aan de hoven van keizers en ko
ningen bekenden. Nog op den huidigen
dag wenden in zekere omstandigheden de
vorsten zich tot mij. Een jonge prins, de
vermoedelijke troonopvolger in een grooten
staat, die op het punt is in het huwelijk
te treden, heeft mij opgedragen voor hem
naar eigen keus de juweelen te koopendie
hij in den bruidskorf van zijn aanstaande
echtgenoote, een koningsdochter, wil doen.
Ik heb bij de grootste juweliers het rijkste
en mooiste wat zij hebben gezien.
Wordt vervolgd.)